Verordening (EG) nr. 812/2004 van de Raad van 26.4.2004 tot vaststelling van maatregelen betreffende de bijvangsten van walvisachtigen bij de visserij en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 88/98

1.

Tekst

L 150/12 Publicatieblad van de Europese Unie NL 30.4.2004

VERORDENING (EG) Nr. 812/2004 VAN DE RAAD van 26. 4. 2004

tot vaststelling van maatregelen betreffende de bijvangsten van walvisachtigen bij de visserij en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 88/98

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement 1,

Advies uitgebracht op 10.2.2004.

NL |

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Het doel van het gemeenschappelijk visserijbeleid, zoals omschreven in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad v an 20 december 2002 inzake de instand-houding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid 1, is een exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen te garanderen die voor duurzame omstandigheden op economisch, ecologisch en sociaal gebied zorgt. Daartoe moet de Gemeenschap onder meer het effect van de visserijactiviteiten op de mariene ecosystemen zo gering mogelijk houden, en moet het gemeenschappelijk visserijbeleid consistentie vertonen met ander communautair beleid, in het bijzonder het milieu-beleid.
  • (2) 
    Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna verleent walvisachtigen een strikte beschermingsstatus en bepaalt dat de lidstaten toezicht moeten uitoefenen op de staat van instandhouding van deze soorten. De lidstaten moeten ook een systeem instellen van toezicht op het bij toeval vangen en doden van deze soorten en de verdere onderzoekwerkzaamheden verrichten of de instandhoudingsmaatregelen treffen die nodig zijn om te verzekeren dat het bij toeval vangen of doden geen significante weerslag heeft op de betrokken soorten.
  • (3) 
    De beschikbare wetenschappelijke informatie en de technieken die zijn ontwikkeld om het bij toeval vangen en doden van walvisachtigen bij de visserij te beperken, rechtvaardigen het nemen van aanvullende maatregelen om de instandhouding van kleine walvisachtigen op het niveau van de Gemeenschap op een consequente en cooperative manier te bevorderen.

PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad, (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

  • (4) 
    Er zijn akoestische middelen ontwikkeld om walvisachtigen weg te houden van vistuig, en deze zijn doeltreffend gebleken om de bijvangst van walvisachtigen bij de visserij met staande netten te verminderen. Het gebruik van dergelijke middelen zou derhalve verplicht moeten worden gesteld in gebieden en visserijtakken waarvan bekend is of verwacht kan worden dat grote aantallen kleine walvisachtigen als bijvangst zullen worden gevangen, met inacht-neming van de kosteneffectiviteit van een dergelijke verplichting. Het is ook noodzakelijk technische specificaties vast te stellen voor de efficientie van de in deze visserijtakken te gebruiken akoestische afschrikmiddelen. Wetenschappelijke onderzoeken of proefprojecten zijn noodzakelijk om een beter inzicht te krijgen in de gevolgen die het gebruik van akoestische afschrikmiddelen op termijn met zich meebrengt.
  • (5) 
    Deze verordening mag geen belemmering vormen voor het wetenschappelijk en technisch onderzoek, met name naar nieuwe vormen van actieve afschrikmiddelen. De lidstaten moeten derhalve, voor de toepassing van deze verordening, tijdelijk het gebruik van pas ontwikkelde en efficiente types akoestische afschrikmiddelen die niet aan de in deze verordening opgenomen technische specificaties voldoen, kunnen toestaan; het is echter ook nodig dat de technische specificaties van akoestische afschrikmiddelen zo snel mogelijk worden bijgewerkt overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden 1.

PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

  • (6) 
    Onafhankelijke waarnemingen van visserijactiviteiten zijn van essentieel belang om betrouwbare ramingen van de bijvangsten van walvisachtigen te kunnen opstellen. Het is daarom nodig toezichtregelingen met onafhankelijke waarnemers aan boord in te stellen en de visserijtakken aan te wijzen waar deze regelingen met voorrang moeten worden gecoordi-neerd. Om representatieve gegevens over de betrokken visserijtakken te verkrijgen, moeten de lidstaten passende toezichtprogramma's opstellen en uitvoeren voor de vaartuigen die hun vlag voeren en die in deze visserijtakken actief zijn . Voor kleine vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 15 m, die soms geen bijkomende persoon permanent als waarnemer aan boord kunnen hebben, moeten de gegevens over bijvangsten van walvisachtigen verzameld worden door middel van wetenschappelijke onderzoeken of piloot-projecten. Er moeten ook gemeenschappelijke toezicht- en rapportagetaken worden vast-gesteld.
  • (7) 
    Met het oog op een regelmatige evaluatie op het niveau van de Gemeenschap en een grondige beoordeling op middellange termijn moeten de lidstaten jaarlijks verslag uitbrengen over het gebruik van pingers (akoestische afschrikmiddelen) en de uitvoering van de programma's voor het inzetten van waarnemers aan boord en daarbij alle informatie voegen die zij hebben verzameld over het bij toeval vangen en doden van walvisachtigen bij de visserij.
  • (8) 
    Het risico van de drijfnetvisserij voor het ernstig bedreigde bruinvisbestand in de Oostzee maakt het noodzakelijk een einde te maken aan het gebruik van drijfnetten in dit gebied. Communautaire vaartuigen die in dit gebied met drijfnetten vissen zullen aan economische en technische beperkingen worden onderworpen, die een periode van geleidelijke afschaffing van dit vistuig en een volledig verbod vanaf 1 januari 2008 zullen omvatten. Verordening (EG) nr. 88/98 van de Raad van 18 december 1997 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de 0resund 1 dient te worden gewijzigd om er deze maatregelen in op te nemen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

PB L 9 van 15.1.1998 blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 48/1999 (PB L 13 van 18.1.1999, blz. 1).

Artikel 1 Onderwerp

Bij deze verordening worden maatregelen vastgesteld om de bijvangsten van walvisachtigen door vissersvaartuigen in de in de bijlagen I en III genoemde gebieden te verminderen.

Artikel 2

Gebruik van akoestische afschrikmiddelen

  • 1. 
    Onverminderd andere communautaire bepalingen is het voor vaartuigen met een lengte over alles van 12 m of meer verboden van het in bijlage I omschreven vistuig gebruik te maken in de gebieden, voor de periodes en met ingang van de data die in deze bijlage worden vermeld, indien niet tegelijkertijd gebruik wordt gemaakt van akoestische afschrikmiddelen.
  • 2. 
    De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen moeten ervoor zorgen dat de akoestische afschrikmiddelen volledig operationeel zijn wanneer zij het vistuig uitzetten.
  • 3. 
    Lid 1 is niet van toepassing op visserijactiviteiten die uitsluitend plaatsvinden voor weten-schappelijk onderzoek en worden uitgevoerd met toestemming en onder het gezag van de lidstaten of de betrokken lidstaten en die gericht zijn op de ontwikkeling van nieuwe technische maatregelen om het bij toeval vangen of doden van walvisachtigen te verminderen.
  • 4. 
    De lidstaten treffen de nodige maatregelen om door middel van wetenschappelijke onderzoeken of proefprojecten toezicht te houden op en een evaluatie te maken van de gevolgen die het gebruik van pingers na verloop van tijd met zich meebrengt in de betrokken visserijtakken en gebieden .

Artikel 3

Technische specificaties en gebruiksvoorwaarden

  • 1. 
    De op grond van artikel 2, lid 1, gebruikte akoestische afschrikmiddelen moeten voldoen aan een van de in bijlage II vervatte reeksen van technische specificaties en gebruiksvoorwaarden.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 mogen de lidstaten machtiging verlenen voor het tijdelijk gebruik van akoestische afschrikmiddelen die niet voldoen aan de in bijlage II omschreven technische specificaties en gebruiksvoorwaarden, op voorwaarde dat het effect ervan op de vermindering van de bijvangsten van walvisachtigen voldoende is aangetoond. Een machtiging is ten hoogste twee jaar geldig.
  • 3. 
    De lidstaten stellen de Commissie binnen twee maanden na de datum van afgifte in kennis van de machtigingen die zij overeenkomstig lid 2 hebben verleend. Zij verstrekken de Commissie technische en wetenschappelijke informatie over het toegelaten akoestische afschrikmiddel en over het effect ervan op de bijvangsten van walvisachtigen.

Artikel 4

Inzet van waarnemers op zee

  • 1. 
    De lidstaten ontwerpen regelingen voor toezicht op de bijvangsten van walvisachtigen, waarbij aan boord van vaartuigen die hun vlag voeren en een lengte over alles van 15 m of meer hebben, waarnemers worden ingezet in de visserijtakken en op de voorwaarden als bepaald in bijlage III, en zij voeren deze regelingen uit. De toezichtregelingen moeten zodanig ontworpen zijn dat ze representatieve gegevens over de betrokken visserijtakken opleveren.
  • 2. 
    De lidstaten treffen de nodige maatregelen om door middel van gepaste wetenschappelijke onderzoeken of proefprojecten wetenschappelijke gegevens te verzamelen over de bijvangsten van walvisachtigen voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 15 m die worden ingezet in de in bijlage III, punt 3 omschreven visserijtakken.

Artikel 5 Waarnemers

  • 1. 
    Om aan hun verplichting tot het inzetten van waarnemers te voldoen, stellen de lidstaten onafhankelijk en naar behoren gekwalificeerd personeel met ervaring aan. Om hun taken te kunnen uitvoeren moeten de aangestelde waarnemers over de volgende kwalificaties beschikken:
  • a) 
    voldoende ervaring om de verschillende soorten walvisachtigen en vangstmethoden te kunnen onderscheiden;
  • b) 
    basiskennis op het gebied van de zeevaart en passende kennis van de veiligheidsvoorschriften;
  • c) 
    de bekwaamheid om eenvoudige wetenschappelijke taken uit te voeren, bijvoorbeeld het nemen van monsters indien dat nodig blijkt, het uitvoeren van nauwkeurige waarnemingen en het opstellen van nauwkeurige verslagen in dat verband;
  • d) 
    een bevredigende kennis van de taal van de vlaggenlidstaat van het vaartuig waarop het toezicht wordt uitgeoefend.

NL

  • 2. 
    De waarnemers hebben tot taak toezicht te houden op de bijvangsten van walvisachtigen en de nodige gegevens te verzamelen om de waargenomen bijvangst te extrapoleren naar de gehele betrokken visserijtak. De waarnemers dienen met name:
  • a) 
    toezicht uit te oefenen op de visserijactiviteiten van de betrokken vaartuigen en passende gegevens over de visserijinspanning (kenmerken van het vistuig, plaats en tijdstip van het begin en het einde van de eigenlijke visserijactiviteit) te noteren;
  • b) 
    toezicht te houden op de bijvangsten van walvisachtigen;

Waarnemers mogen tevens dergelijke andere, door de lidstaten eventueel vast te stellen waar-nemingen uitvoeren teneinde bij te dragen tot het wetenschappelijk inzicht in de vangstsamen-stelling van de betrokken vaartuigen en de biologische situatie van de visbestanden.

  • 3. 
    De waarnemer zendt een verslag met alle over de visserijinspanning verzamelde gegevens en met opmerkingen over de bijvangsten van walvisachtigen, met inbegrip van een overzicht van zijn belangrijkste bevindingen, aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken vlaggenlidstaat.

Het verslag bevat voor de betrokken periode met name de volgende informatie:

  • a) 
    de identiteit van het vaartuig;
  • b) 
    de naam van de waarnemer en de periode dat hij aan boord was;
  • c) 
    het type visserij (met inbegrip van de kenmerken van het vistuig, de in de bijlagen I en III bedoelde gebieden en de doelsoorten);
  • d) 
    de duur van de visreis en de betrokken visserijinspanning (uitgedrukt als totale netlengte maal aantal visuren voor passief vistuig en aantal visuren voor gesleept vistuig);
  • e) 
    het aantal als bijvangst gevangen walvisachtigen, met vermelding van de soorten en, indien mogelijk, aanvullende informatie over grootte of gewicht, geslacht, leeftijd en, in voorkomend geval, gegevens omtrent de dieren die bij het inhalen van de netten verloren zijn gegaan of die levend overboord zijn gezet;
  • f) 
    alle aanvullende informatie die de waarnemer in het licht van de doelstellingen van deze verordening dienstig acht, waaronder defecten van akoestische afschrikmiddelen tijdens een visserijactiviteit, of aanvullende waarnemingen betreffende de biologie van walvisachtigen (zoals de waarneming van walvisachtigen of bijzondere gedragingen in verband met de visserijactiviteit).

De kapitein van het vaartuig kan de waarnemer om een afschrift van zijn verslag verzoeken.

  • 4. 
    De vlaggenlidstaat bewaart de in de verslagen van de waarnemers vervatte informatie gedurende tenminste vijf jaar na het einde van de betrokken verslagperiode.

Artikel 6 Jaarverslagen

  • 1. 
    De lidstaten zenden de Commissie elk jaar, uiterlijk op 1 juni, een algemeen jaarverslag over de uitvoering van de artikelen 2, 3, 4 en 5 in het afgelopen jaar toe. Het eerste verslag bestrijkt het resterende deel van het jaar na de inwerkingtreding van deze verordening en het volledige daarop-volgende jaar.
  • 2. 
    Op basis van de overeenkomstig artikel 5, lid 3, door de waamemers ingediende verslagen en alle andere passende gegevens, met inbegrip van die betreffende de visserij-inspanning die zijn verzameld ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1543/2000 van de Raad van 29 juni 2000 tot instelling van een communautair kader voor het verzamelen en beheren van gegevens die essentieel zijn voor het gemeenschappelijk visserijbeleid 1, bevat het jaarverslag ramingen van de totale bijvangsten van walvisachtigen in elk van de betrokken visserijtakken. Het verslag bevat tevens een evaluatie van de conclusies van de door de waarnemers ingediende verslagen en alle andere passende informatie, met inbegrip van het onderzoek dat in de lidstaten is verricht om het bij toeval vangen van walvisachtigen bij de visserij te beperken. Bij de verslaglegging over de resultaten van de wetenschappelijke onderzoeken of proefprojecten als bedoeld in artikel 2, lid 4, en artikel 4, lid 2, zorgen de lidstaten ervoor dat bij de opstelling en uitvoering ervan wordt voldaan aan voldoende hoge kwaliteitsnormen en verstrekken zij gedetailleerde informatie over deze normen aan de Commissie.

Artikel 7

Algemene evaluatie en herziening

  • 1. 
    Uiterlijk een jaar na de indiening door de lidstaten van hun tweede jaarverslag, brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze verordening in het licht van de ingevolge de toepassing van artikel 6 beschikbare informatie en de evaluatie van de verslagen van de lidstaten door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comite voor de Visserij. In dit verslag wordt met name aandacht besteed aan de soorten vaartuigen en de gebieden waarop deze verordening wordt toegepast, de kwaliteit van de op basis van waar-nemersregelingen verzamelde informatie, alsook aan de kwaliteit van de proefprojecten; het verslag kan vergezeld gaan van gepaste maatregelen.
  • 2. 
    Dit verslag wordt bijgewerkt nadat de lidstaten het vierde jaarverslag hebben ingediend.

PB L 176 van 15.7.2000, blz. 1.

Artikel 8

Aanpassing aan de technische vooruitgang en aanvullende technische richtsnoeren

  • 1. 
    De volgende voorschriften worden volgens de beheersprocedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 vastgesteld:
  • a) 
    operationele en technische richtsnoeren voor de in artikel 5 bedoelde taken van de waar-nemers;
  • b) 
    nadere regels voor de in artikel 6 bedoelde rapportagevoorschriften.
  • 2. 
    Wijzigingen in bijlage II die noodzakelijk zijn om deze aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, worden volgens de regelgevingsprocedure van artikel 30, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 vastgesteld.

Artikel 9

Wijziging van Verordening (EG) nr. 88/98

In Verordening (EG) nr. 88/98 van de Raad worden de volgende artikelen ingevoegd:

"Artikel 8 bis

Beperkingen voor drijfnetten 1. Vanaf 1 januari 2008 is het verboden drijfnetten aan boord te hebben of daarmee te vissen.

  • 2. 
    Tot en met 31 december 2007 mag een vaartuig drijfnetten aan boord hebben of daarmee vissen, indien het daartoe door de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat is gemachtigd.
  • 3. 
    In 2005 mag het maximumaantal vaartuigen dat door een lidstaat kan worden gemachtigd om drijfnetten aan boord te hebben of daarmee te vissen, niet meer bedragen dan 60% van de vissers-vaartuigen die in de periode van 2001 tot en met 2003 drijfnetten hebben gebruikt.

In 2006 en 2007 mag het maximumaantal vaartuigen niet meer bedragen dan respectievelijk 40% en 20% van de vissersvaartuigen die in de periode van 2001 tot en met 2003 drijfnetten hebben gebruikt.

  • 4. 
    De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 30 april van elk jaar de lijst van vaartuigen mee die gemachtigd zijn met drijfnetten te vissen; voor 2004 wordt deze informatie uiterlijk op

31 augustus 2004 meegedeeld.

Artikel 8 B

Voorwaarden voor het gebruik van drijfnetten

  • 1. 
    Aan elk uiteinde van het net wordt een drijvende boei met radarreflectoren bevestigd, zodat de positie ervan te allen tijde kan worden bepaald. De boeien zijn permanent gemerkt met de registratieletter(s) en het nummer van het vaartuig waartoe ze behoren.
  • 2. 
    De kapitein van een vissersvaartuig dat drijfnetten gebruikt, houdt een logboek bij waarin hij dagelijks de volgende gegevens noteert:
  • a) 
    de totale lengte van de netten aan boord;
  • b) 
    de totale lengte van de bij elke visserijactiviteit gebruikte netten;
  • c) 
    het aantal als bijvangst gevangen walvisachtigen;
  • d) 
    de datum en de plaats van deze vangsten.
  • 3. 
    Elk vissersvaartuig dat drijfnetten gebruikt, moet de in artikel 8 bis, lid 2, bedoelde machtiging aan boord hebben."

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, de 26.4.2004.

Voor de Raad De voorzitter J. WALSH

BIJLAGE I

Visserijtakken waarvoor het gebruik van akoestische afschrikmiddelen verplicht is

 

Gebied

Vistuig

Periode

Aanvangsdatum

  • A. 
    Oostzeegebied

begrensd door een lijn die loopt van de

Zweedse kust op het

punt op 13° OL, van-

daar rechtwijzend zuid

tot 55° NB, vandaar

rechtwijzend oost tot

14° OL, vandaar rechtwijzend noord tot de

kust van Zweden; en

Het gebied begrensd

door een lijn die loopt

van de oostkust van

Zweden op het punt op

55° 30' NB, vandaar

rechtwijzend oost tot

15° OL, vandaar

rechtwijzend noord tot

56° NB, vandaar

rechtwijzend oost tot

16° OL en vandaar

rechtwijzend noord tot

de kust van Zweden

  • a) 
    Alle geankerde

kieuwnetten of

warnetten

Het hele jaar

1juni 2005

  • b) 
    Alle drijfnetten

Het hele jaar

1juni 2005

  • B. 
    ICES-deelgebied IV en

-sector IIIa

  • a) 
    Alle geankerde

kieuwnetten of

warnetten, of een

combinatie van

deze netten, waar-

van de totale lengte niet meer bedraagt

dan 400 meter

  • a) 
    1 augustus -

31 oktober

1 augustus 2005

  • b) 
    Alle verankerde

kieuwnetten of

warnetten met

maaswijdten

> 220 mm

Het hele jaar

1juni 2005

  • C. 
    ICES-sectoren VII e, f,

g, h, en j

  • a) 
    Alle geankerde

kieuwnetten of

warnetten

Het hele jaar

1 januari 2006

  • D. 
    ICES-sector VII d:
  • a) 
    Alle geankerde kieuw

netten of warnetten

Het hele jaar

1 januari 2007

  • E. 
    Oostzee-deelgebied 24

(behalve het onder A

bedoelde gebied )

  • a) 
    Alle geankerde

kieuwnetten of

warnetten

Het hele jaar

1 januari 2007

  • b) 
    Alle drijfnetten

Het hele jaar

1 januari 2007

BIJLAGE II

Technische specificaties en voorwaarden voor het gebruik van akoestische afschrikmiddelen

De op grond van artikel 2, lid 1, gebruikte akoestische afschrikmiddelen moeten aan een van de volgende reeksen signaal- en gebruikskenmerken voldoen:

 
 

Reeks 1

Reeks 2

SIGNAALK

ENMERKEN

  • Signaalsynthese

Digitaal

Analoog

  • Toon/breedband

Breedband/toon

Toon

  • • 
    Bronsterkte

(max - min)

re 1 p. Pa@1m

145 dB

130-150 dB

  • Grondfrequentie
  • a) 
    20 - 160 kHz

breedband- sweeps

  • b) 
    10 KHz toon

10 kHz

  • Hoogfrequente

harmonischen

Ja

Ja

  • Pulsduur

(nominaal)

300 ms

300 ms

  • Pulsinterval
  • a) 
    4 - 30 seconden,

willekeurig

  • b) 
    4 seconden

4 seconden

 

GEBRUIKSKENMERKEN

  • Maximale afstand

tussen twee

akoestische

afschrikmiddelen

aan netten

200 m, met een

akoestisch middel aan

elk uiteinde van het net

(of van de combinatie

van aan elkaar

bevestigde netten)

100 m, met een

akoestisch middel aan

elk uiteinde van het net

(of van de combinatie

van aan elkaar

bevestigde netten)

BIJLAGE III

Visserijtakken waarop toezicht moet worden gehouden en minimumniveau van de visserijinspanning die door waarnemers aan boord moet worden gecontroleerd

  • 1. 
    Hoofdstuk I: Algemene toezichtverplichtingen

Er moeten jaarlijks toezichtregelingen worden uitgewerkt en vastgesteld om op representatieve wijze toezicht te houden op de bijvangst van walvisachtigen in de in de tabel onder punt 3 omschreven visserijtakken .

De toezichtregelingen moeten voldoende representatief zijn door een passende spreiding van de waarnemers over vloten, tijdvakken en visserijgebieden.

Als algemene regel moeten de toezichtregelingen gebaseerd zijn op een steekproefstrategie, waarmee de bijvangstpercentages van walvisachtigen per eenheid van inspanning voor een bepaalde vloot kunnen worden geraamd voor de meest frequente soorten in de bijvangst, teneinde een variatiecoefficient van ten hoogste 0,30 te bewerkstelligen. De steekproef-strategie moet worden uitgewerkt op basis van bestaande informatie over de variabiliteit van eerdere observaties betreffende de bijvangsten.

  • 2. 
    Proefregelingen voor toezicht

Wanneer de steekproefstrategie wegens het ontbreken van informatie over de variabiliteit van de bijvangsten niet zodanig kan worden uitgewerkt dat de variatiecoefficient binnen de in punt 1 vastgestelde grenzen wordt bereikt, voert de betrokken lidstaat gedurende twee opeen-volgende jaren, met ingang van de onder punt 3 vermelde data voor de betrokken visserijtakken, een proefregeling voor de inzet van waarnemers aan boord uit.

Deze proefregelingen voor de inzet van waamemers zijn gebaseerd op een steekproefstrategie om de variabiliteit van de bijvangsten te bepalen; op basis daarvan zullen steekproefstrategieen worden uitgewerkt onder de in punt 1 gestelde voorwaarden en worden ook ramingen opgesteld van de bijvangst van walvisachtigen per eenheid van inspanning en per soort.

De proefregelingen hebben ten minste betrekking op de onderstaande minimumwaarden van de visserij-inspanning.

  • a) 
    Voor alle in punt 3 omschreven visserijtakken, met uitzondering van pelagische trawls (alleen of in span), van 1 december tot en met 31 maart in de ICES-deelgebieden VI, VII en VIII:
 
 

Vloten van meer dan

400 vaartuigen

Vloten van meer dan

60 en minder dan

400 vaartuigen

Vloten van minder

dan 60 vaartuigen

Door de proef-

regelingen bestreken

minimuminspanning

Visserij -inspanning

van 20 vaartuigen

5% van de visserij-

inspanning

5 %, voor

tenminste

3 vaartuigen

  • b) 
    Voor pelagische trawls (alleen of in span), van 1 december tot en met 31 maart in de ICES-deelgebieden VI, VII en VIII:
 
 

Vloten van meer dan

60 vaartuigen

Vloten van minder

dan 60 vaartuigen

Door de proef-

regelingen bestreken

minimuminspanning

10% van de visserij-

inspanning

10%, voor tenminste

3 vaartuigen

  • 3. 
    Visserijtakken waarop toezicht moet worden gehouden en aanvangsdata voor het toezicht
 

Gebied

Vistuig

Aanvangsdatum

  • A. 
    ICES-deelgebieden VI,

VII en VIII

Pelagische trawls (alleen of

in span)

1 januari 2005

  • B. 
    Middellandse Zee (ten

oosten van 5° 36' WL)

Pelagische trawls (alleen of

in span)

1 januari 2005

  • C. 
    ICES-sectoren VIa,

VII a en b, VIIIa, b

en c, en IXa

Geankerde kieuwnetten of

warnetten met een maas-

wijdte van 80 mm of groter

1 januari 2005

  • D. 
    ICES-deelgebied IV,

sector VIa, en deel-

gebied VII met

uitzondering van de

sectoren VIIc en VIIIk

Drijfnetten

1 januari 2006

  • E. 
    ICES-deelgebieden III

a, b, c, III d ten zuiden

van 59°N, III d ten

noorden van 59°N

(alleen van 1 juni tot

en met 30 September),

IV en IX

Pelagische trawls (alleen of

in span)

1 januari 2006

  • F. 
    ICES-deelgebieden VI,

VII, VIII en IX

Rondvistrawls

1 januari 2006

  • G. 
    ICES-deelgebied III b,

c, d

Geankerde kieuwnetten of

warnetten met een maas-

wijdte van 80 mm of groter

1 januari 2006

2.

Verwante dossiers

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.