Een nachtelijke aanrijding

11 augustus 2006, column Bert van den Braak

Dat een bewindspersoon, namelijk minister Veerman i, in één periode twee keer onderwerp van discussie is waar het zijn privégedrag betreft, is opmerkelijk. In Nederland komen bewindspersonen daardoor zelden in opspraak. De affaires die wij kenden, waren bovendien tamelijk onschuldig. Soms waren er voor betrokkene echter dramatische gevolgen.

Minister Beernink i werd in 1969 betrapt op het 'smokkelen' van sigaretten vanuit Baarle-Nassau. Omdat hij alsnog belasting en de gebruikelijke boete betaalde had dit geen gevolgen. In 1985 zou staatssecretaris Koning i persoonlijk de belastingaanslag van de journalist Wibo van der Linde hebben verlaagd. Uiteindelijk bleek echter dat hem niets te verwijten viel. En een affaire rond staatssecretaris Evenhuis i liep (later) grotendeels met een sisser af. Evenhuis trad in 1989 - als demissionaire staatssecretaris - af, vanwege mogelijke belangenverstrengeling bij een zakelijke lening. De rechter sprak hem tien jaar later vrij van oplichting.

Drie keer trad een minister af vanwege persoonlijke besognes. In het laatste geval, bij Bram Peper i, was een onderzoek naar diens declaratiegedrag als burgemeester aanleiding. Peper wilde de vrijheid hebben om zich te verweren tegen de aantijgingen; hetgeen hem uiteindelijk ook lukte. Eerder, in 1959, trad VVD-minister van Defensie Sidney van den Bergh i af vanwege huwelijksperikelen. Van den Bergh, die weduwnaar was, had kennis gekregen aan een nog niet gescheiden vrouw, met wie hij wilde trouwen. De vrouw was echter in een juridische strijd verwikkeld met haar Amerikaanse echtgenoot over de zeggenschap over de kinderen. Van den Bergh werd door de echtgenoot beschuldigd van hulp bij de ontvoering van de kinderen. In de VS zou hij daarvoor mogelijk worden gearresteerd. Daar kwam bij dat VVD-leider Oud morele bezwaren had tegen de verhouding. Van den Bergh stapte toen zelf op.

Het derde, meest pijnlijke, geval deed zich veertig jaar geleden voor. Jan Smallenbroek i, minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Cals, trad af na een tamelijk onschuldige nachtelijke aanrijding. Wat was er gebeurd? In de nacht van 15 op 16 juli 1966 reed Smallenbroek met zijn zwarte limousine (een Citroën DS) op de hoek van de straat waar hij woonde, de Van Hoeylaan in de Haagse wijk Marlot, tegen een geparkeerde auto. Smallenbroek keerde terug van een diner in Des Indes (later werd er gespeculeerd over drankgebruik). De aangereden auto werd meegesleurd en raakte licht beschadigd. Na de klap was een in de straat wonend meisje er getuige van dat Smallenbroek met gedoofde lichten doorreed.

De minister meldde zich echter de volgende ochtend bij de eigenaar van de beschadigde auto en zegde hem toe de schade te zullen vergoeden. Door de politie werd wel proces-verbaal opgemaakt. De betrekkelijk onbetekenende aanrijding groeide uit tot een rel toen onder meer 'De Telegraaf' er op 19 juli op de voorpagina melding van had gemaakt. Toen gerechtelijke vervolging werd aangekondigd vanwege het met gedoofd licht doorrijden na een aanrijding en het in gevaar brengen van de verkeersveiligheid, besloot Smallenbroek om af te treden.

Smallenbroek had al vanaf het begin van zijn ministerschap onder vuur gelegen van 'De Telegraaf', onder meer vanwege de aanschaf van zijn limousine! Het dagblad was bepaald geen fan van het kabinet-Cals en had ook ernstige kritiek op Smallenbroeks aanpak van de door relletjes ontstane gezagscrisis in Amsterdam. Bovendien was de krant, anders dan Smallenbroek en diens ARP, voorstander van commerciële omroep.

De affaire i werd nog pijnlijker toen Smallenbroek door zijn eigen partij bij de kandidaatstelling voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1967 aan de kant werd geschoven. Het risico van electorale schade werd te groot geacht. Onder andere zijn 'rivaal' Roolvink i (hij was in 1965 Smallenbroek opgevolgd als fractievoorzitter) was verantwoordelijk voor dat besluit. Ook de Kamercentrale Amsterdam van de ARP had zich overigens verzet tegen een nieuwe kandidatuur.

Smallenbroek had een grote staat van dienst als parlementariër en provinciebestuurder (hij was bijna twintig jaar gedeputeerde van Drenthe). Bovendien had hij een vooraanstaande rol gespeeld in het verzet onder meer als medeoprichter van 'Trouw" en had hij ternauwernood het vuurpeloton ontlopen. Dat hij op deze wijze het politieke bos werd ingestuurd, was tragisch. ARP-prominent Prof. W.F. de Gaay Fortman i zei nog nooit zo geschokt te zijn geweest door een besluit van zijn partij. In 1967 werd hij lid van de Raad van State.