Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle-grensinterventieteams en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad wat betreft dat mechanisme en de regeling van de taken en bevoegdheden van uitgezonden functionarissen

1.

Tekst

31.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/30

 

VERORDENING (EG) nr. 863/2007 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 11 juli 2007

tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle-grensinterventieteams en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad wat betreft dat mechanisme en de regeling van de taken en bevoegdheden van uitgezonden functionarissen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder a), en artikel 66,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op 26 oktober 2004 hechtte de Raad zijn goedkeuring aan Verordening (EG) nr. 2007/2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (2) (hierna „het agentschap” genoemd).

 

(2)

Onverminderd artikel 64, lid 2, van het Verdrag kan een lidstaat die wordt geconfronteerd met omstandigheden die extra technische en operationele bijstand aan zijn buitengrenzen vergen overeenkomstig de artikelen 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 2007/2004 het agentschap om bijstand verzoeken in de vorm van coördinatie, indien andere lidstaten betrokken zijn

 

(3)

Doeltreffend beheer van de buitengrenzen middels controle en bewaking helpt de illegale immigratie en de mensenhandel te bestrijden en bedreigingen van de binnenlandse veiligheid, de openbare orde, de volksgezondheid en de internationale betrekkingen van de lidstaten te voorkomen. Grenscontrole is niet alleen in het belang van de lidstaat aan de buitengrenzen waarvan het wordt uitgeoefend, maar ook in het belang van alle lidstaten die grenscontrole aan hun binnengrenzen hebben afgeschaft.

 

(4)

De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de controle van de buitengrenzen. Gezien de kritieke situaties waarmee de lidstaten van tijd tot tijd worden geconfronteerd aan hun buitengrenzen, in het bijzonder de toestroom op bepaalde plaatsen aan de buitengrenzen van grote aantallen onderdanen van derde landen die trachten illegaal het grondgebied van de lidstaten binnen te komen, kan het noodzakelijk zijn om lidstaten te helpen middels de levering van passende en afdoende middelen, in het bijzonder personeel.

 

(5)

De huidige mogelijkheden om op Europees niveau doeltreffende praktische bijstand te verlenen bij de personencontroles aan en de bewaking van de buitengrenzen worden ontoereikend geacht, in het bijzonder wanneer de lidstaten te maken krijgen met grote aantallen onderdanen van derde landen die trachten illegaal het grondgebied van de lidstaten binnen te komen.

 

(6)

Een lidstaat zou derhalve de mogelijkheid moeten hebben om in het kader van het agentschap te verzoeken dat op zijn grondgebied snelle-grensinterventieteams worden ingezet, die bestaan uit speciaal opgeleide deskundigen van andere lidstaten die zijn nationale grenswachters tijdelijk bijstand verlenen. De inzet van de snelle-grensinterventieteams zal bijdragen aan meer solidariteit en meer onderlinge bijstand tussen de lidstaten.

 

(7)

De snelle-grensinterventieteams worden in uitzonderlijke en dringende situaties ingezet om gedurende een beperkte periode steun te verlenen. Van dergelijke situaties is sprake wanneer een lidstaat geconfronteerd wordt met een massale toestroom van onderdanen van derde landen die trachten illegaal zijn grondgebied binnen te komen, waar onmiddellijk optreden is vereist, en de inzet van snelle-grensinterventieteams kan bijdragen aan een doeltreffend optreden. Snelle-grensinterventieteams zijn niet bedoeld voor langdurige bijstand.

 

(8)

De snelle-grensinterventieteams hangen af van de geplande taken, de beschikbaarheid en de frequentie van de inzet. Voor goede werking van de snelle-grensinterventieteams leveren de lidstaten een passend aantal grenswachters (hierna „snelle pool” genoemd) die in het bijzonder een afspiegeling zijn van de specialisatie en de omvang van hun eigen grensbewakingsorganisaties. De lidstaten dienen daarvoor nationale pools van deskundigen samen te stellen om de doeltreffendheid van deze verordening te helpen vergroten. Het agentschap houdt rekening met de uiteenlopende grootte van de lidstaten en de technische specialisaties van hun grensbewakingsorganisaties.

 

(9)

Uit de beste praktijken van veel lidstaten komt naar voren dat de doeltreffende planning en uitvoering van operaties aanzienlijk aan doelmatigheid winnen als het profiel (vaardigheden en kwalificaties) van de beschikbare grenswachters voorafgaand aan de inzet bekend is. Het agentschap dient om die reden de profielen en het totale aantal te bepalen van de grenswachters dat voor de snelle-grensinterventieteams dient geleverd te worden.

 

(10)

Een mechanisme voor de oprichting van snelle-grensinterventieteams worden ingesteld, dat zowel het agentschap als de lidstaten voldoende flexibiliteit biedt en waarborgt dat de operaties worden uitgevoerd met een hoge mate van doelmatigheid en doeltreffendheid, dient te worden ingesteld.

 

(11)

Het agentschap moet, onder meer, de samenstelling, de opleiding en de inzet van de snelle-grensinterventieteams coördineren. Daartoe dienen er in Verordening (EG) nr. 2007/2004 nieuwe bepalingen te worden opgenomen over de rol van het agentschap met betrekking tot deze teams.

 

(12)

Wanneer een lidstaat wordt geconfronteerd met een massale toestroom van onderdanen van derde landen die trachten illegaal zijn grondgebied binnen te komen, of met een andere uitzonderlijke situatie waaronder de uitvoering van nationale taken aanzienlijk in het gedrang komt, mag zij ervan afzien haar nationale grenswachters ter beschikking te stellen.

 

(13)

Om doeltreffend te kunnen samenwerken met nationale grenswachters moeten de leden van de teams gedurende de periode dat zij worden ingezet op het grondgebied van de om bijstand verzoekende lidstaat, taken kunnen uitvoeren in verband met de personencontroles aan en de bewaking van de buitengrenzen.

 

(14)

Evenzo moet de doeltreffendheid van de door het agentschap gecoördineerde gezamenlijke operaties verder worden verbeterd door uitgezonden functionarissen van andere lidstaten tijdelijk de bevoegdheid te verlenen om taken in verband met de personencontroles aan en de bewaking van de buitengrenzen uit te voeren.

 

(15)

Derhalve moeten tevens nieuwe bepalingen worden opgenomen in Verordening (EG) nr. 2007/2004 met betrekking tot de taken en bevoegdheden van uitgezonden functionarissen die in het kader van het agentschap worden ingezet op het grondgebied van een daarom verzoekende lidstaat.

 

(16)

Deze verordening draagt bij tot de correcte toepassing van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (3). Daarom mogen de leden van de teams en de uitgezonden functionarissen tijdens grenscontroles en -bewaking niemand discrimineren op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. De in de uitvoering van hun taken en in de uitoefening van hun bevoegdheden genomen maatregelen staan in verhouding tot de met die maatregelen beoogde doelstellingen.

 

(17)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd. Zij wordt uitgevoerd overeenkomstig de verplichtingen van de lidstaten inzake internationale bescherming en het beginsel van niet-uitzetting of -terugleiding.

 

(18)

Deze verordening wordt ten uitvoer gelegd met volledige naleving van de uit het internationale zeerecht voortvloeiende verplichtingen, met name wat opsporing en redding betreft.

 

(19)

Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (4) is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten, in het kader van de tenuitvoerlegging van deze verordening.

 

(20)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (5) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (6) inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst.

 

(21)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 4, lid 1, van de Besluiten 2004/849/EG (7) en 2004/860/EG (8) van de Raad.

 

(22)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening en is het derhalve niet gebonden door of onderworpen aan de toepassing ervan. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis overeenkomstig de bepalingen van titel IV van deel drie van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, moet Denemarken overeenkomstig artikel 5 van dit protocol binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de Raad deze verordening heeft vastgesteld, beslissen of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

 

(23)

Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (9). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en het is niet gebonden door of onderworpen aan de toepassing ervan.

 

(24)

Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (10). Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en het is niet gebonden door of onderworpen aan de toepassing ervan.

 

(25)

De bepalingen van artikel 6, leden 8 en 9, van deze verordening vormen, voor zover zij betrekking hebben op het verschaffen van toegang tot het Schengeninformatiesysteem, bepalingen die voortbouwen op het Schengenacquis of daar op een andere wijze aan gerelateerd zijn in de zin van artikel 3, lid 2, en artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakten van respectievelijk 2003 en 2005,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

  • 1. 
    Bij deze verordening wordt een mechanisme ingesteld om door middel van het inzetten van snelle-grensinterventieteams (hierna „teams” genoemd) snel en voor een beperkte periode operationele bijstand te verlenen aan een verzoekende lidstaat die plotseling te maken krijgt met een situatie van uitzonderlijke druk, in het bijzonder de toestroom op bepaalde plaatsen aan de buitengrenzen van grote aantallen onderdanen van derde landen die trachten illegaal het grondgebied van de lidstaat binnen te komen. In deze verordening worden ook de taken omschreven die leden van de teams tijdens operaties in een andere dan hun eigen lidstaat kunnen verrichten, en de bevoegdheden die zij dan uitoefenen.
  • 2. 
    Deze verordening wijzigt Verordening (EG) nr. 2007/2004 middels de instelling van het in lid 1 bedoelde mechanisme en met het oog op de vaststelling van de uit te voeren taken en uit te oefenen bevoegdheden van de grenswachters van de lidstaten die deelnemen aan gezamenlijke operaties en proefprojecten in een andere lidstaat.
  • 3. 
    Noodzakelijke technische bijstand wordt aan een verzoekende lidstaat geboden overeenkomstig de artikelen 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 2007/2004.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing onverminderd de rechten van vluchtelingen en personen die om internationale bescherming verzoeken, met name ten aanzien van wat betreft het beginsel van niet-uitzetting of -terugleiding.

HOOFDSTUK I

SNELLE-GRENSINTERVENTIETEAMS

Artikel 3

Definities

In de zin van deze verordening wordt verstaan onder:

 

1.

„het agentschap”: het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie;

 

2.

„teamleden”: grenswachters van lidstaten die aan de snelle-grensinterventieteams deelnemen en die geen grenswachters zijn van de ontvangende lidstaat;

 

3.

„verzoekende lidstaat”: een lidstaat waarvan de bevoegde autoriteiten het agentschap verzoeken om op zijn grondgebied snelle-grensinterventieteams in te zetten;

 

4.

„ontvangende lidstaat”: een lidstaat op het grondgebied waarvan het inzetten van een snelle-grensinterventieteam plaatsvindt;

 

5.

„lidstaat van herkomst”: de lidstaat waarvan een teamlid grenswachter is.

Artikel 4

Samenstelling en inzet van snelle-grensinterventieteams

  • 1. 
    Over de samenstelling van de teams beslist het agentschap overeenkomstig artikel 8 ter van Verordening (EG) nr. 2007/2004 gewijzigd bij deze verordening. Het inzetten ervan gebeurt overeenkomstig artikel 8 quinquies van die verordening.
  • 2. 
    Op voorstel van de uitvoerend directeur van het agentschap besluit de raad van bestuur van het agentschap met een meerderheid van driekwart van de stemmen over het profiel en het totale aantal van de grenswachters die aan de teams (de snelle pool) ter beschikking dienen te worden gesteld. Dezelfde procedure geldt voor eventuele navolgende wijzigingen in het profiel en in het totale aantal van de grenswachters in de snelle pool. Via een pool van nationale deskundigen, opgebouwd op basis van de verschillende vastgestelde profielen, dragen de lidstaten bij aan de snelle pool door grenswachters aan te wijzen die beantwoorden aan de verlangde profielen.
  • 3. 
    De lidstaten stellen de grenswachters ter beschikking voor inzet op verzoek van het agentschap, tenzij zij geconfronteerd worden met een uitzonderlijke situatie, waaronder de uitvoering van nationale taken aanzienlijk in het gedrang komt. De autonomie van de lidstaat van herkomst wat betreft de selectie van het personeel en de duur van de inzet ervan blijft onaangetast.
  • 4. 
    De kosten in verband met de in lid 1 bedoelde activiteiten worden gedragen door het agentschap overeenkomstig artikel 8 nonies van Verordening (EG) nr. 2007/2004.

Artikel 5

Instructies aan de snelle-grensinterventieteams

  • 1. 
    Tijdens de inzet van de teams geeft de ontvangende lidstaat instructies aan de teams volgens het in artikel 8 sexies van Verordening (EG) nr. 2007/2004 bedoelde operationele plan.
  • 2. 
    Via zijn coördinerend functionaris, zoals bedoeld in artikel 8 octies van Verordening (EG) nr. 2007/2004, kan het agentschap de ontvangende lidstaat zijn visie geven op deze instructies. De ontvangende lidstaat houdt daar in dat geval rekening mee.
  • 3. 
    Overeenkomstig artikel 8 octies van Verordening (EG) nr. 2007/2004, verstrekt de ontvangende lidstaat de coördinerend functionaris alle nodig bijstand, met inbegrip van de volledige toegang tot de teams gedurende de gehele periode waarin deze worden ingezet.

Artikel 6

Taken en bevoegdheden van de teamleden

  • 1. 
    De teamleden zijn in staat alle taken te verrichten en alle bevoegdheden uit te oefenen die nodig zijn voor grenscontroles of grensbewaking, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 562/2006, en die nodig zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van die verordening. De details voor elke inzet worden vastgelegd in het operationele plan van die inzet, overeenkomstig artikel 8 sexies van Verordening (EG) nr. 2007/2004.
  • 2. 
    Teamleden eerbiedigen bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden de menselijke waardigheid ten volle. De bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden genomen maatregelen staan in verhouding tot de met die maatregelen beoogde doelstellingen. Bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden mogen de teamleden niemand discrimineren op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.
  • 3. 
    Teamleden mogen uitsluitend taken verrichten en bevoegdheden uitoefenen overeenkomstig de instructies van en, als algemene regel, in aanwezigheid van grenswachters van de ontvangende lidstaat.
  • 4. 
    Bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden dragen teamleden hun eigen uniform. Op hun uniform dragen zij een blauwe armband met het insigne van de Europese Unie en het agentschap, waardoor zij als lid van een ingezet team kunnen worden geïdentificeerd. Om zich tegenover de nationale autoriteiten van de ontvangende lidstaat en diens burgers te kunnen identificeren, hebben teamleden altijd het in artikel 8 bedoelde accreditatiedocument bij zich, dat zij op verzoek tonen.
  • 5. 
    Bij het uitvoeren van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden mogen teamleden dienstwapens dragen en munitie en uitrusting bij zich hebben overeenkomstig hetgeen volgens de wetgeving van de lidstaat van herkomst is toegestaan. De ontvangende lidstaat mag echter bepaalde dienstwapendracht, munitie en uitrusting verbieden, indien haar eigen wetgeving voorziet in dezelfde verbodsbepalingen voor haar eigen grenswachters. De ontvangende lidstaat laat het agentschap, voordat de teams worden ingezet, weten welke dienstwapens, munitie en uitrusting zijn toegestaan en in welke omstandigheden zij mogen worden gebruikt Het agentschap stelt deze informatie ter beschikking van alle lidstaten die aan de inzet meedoen.
  • 6. 
    Bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden mogen de teamleden alleen geweld gebruiken, inclusief dienstwapens, munitie en uitrusting, indien de lidstaat van herkomst en de ontvangende lidstaat daarmee instemmen, in aanwezigheid van grenswachters van de ontvangende lidstaat en met inachtneming van de nationale wetgeving van de ontvangende lidstaat.
  • 7. 
    In afwijking van lid 6 mogen dienstwapens, munitie en uitrusting worden gebruikt in geval van wettige zelfverdediging en wettige verdediging van teamleden of andere personen, met inachtneming van de nationale wetgeving van de ontvangende lidstaat.
  • 8. 
    In het kader van deze verordening mag de ontvangende lidstaat teamleden toestaan zijn nationale en Europese gegevensbanken te raadplegen die nodig zijn voor grenscontroles en grensbewaking. De teamleden raadplegen uitsluitend de gegevens die zij nodig hebben voor het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden. Voordat de teams worden ingezet laten de ontvangende lidstaten het agentschap weten welke nationale en Europese gegevensbanken geraadpleegd mogen worden. Het agentschap stelt deze informatie ter beschikking van alle lidstaten die aan de inzet meedoen.
  • 9. 
    De in lid 8 bedoelde raadpleging gebeurt met inachtneming van het communautaire recht en de nationale wetgeving van de ontvangende lidstaat op het gebied van gegevensbescherming.
  • 10. 
    Beslissingen tot weigering van toegang overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 562/2006 worden uitsluitend door grenswachters van de ontvangende lidstaat genomen.

Artikel 7

Status, rechten en verplichtingen van teamleden

  • 1. 
    Teamleden blijven nationale grenswachters van hun lidstaat en worden betaald door deze lidstaten.
  • 2. 
    Grenswachters die overeenkomstig artikel 4 ter beschikking worden gesteld van de snelle pool, nemen deel aan de voor hun taken en bevoegdheden relevante vervolgopleiding alsook aan de regelmatige oefeningen die door het agentschap worden georganiseerd overeenkomstig artikel 8 quater van Verordening (EG) nr. 2007/2004.
  • 3. 
    Grenswachters ontvangen een dagvergoeding, inclusief een verblijfskostenvergoeding, voor de duur van hun deelname aan door het agentschap georganiseerde opleidingen en oefeningen alsook voor de perioden waarin zij worden ingezet als teamleden overeenkomstig artikel 8 nonies van Verordening (EG) nr. 2007/2004.

Artikel 8

Accreditatiedocument

  • 1. 
    Het agentschap geeft, in samenwerking met de ontvangende lidstaat, de teamleden een document in de officiële taal van de ontvangende lidstaat en een andere officiële taal van de instellingen van de Europese Unie af, aan de hand waarvan zij kunnen worden geïdentificeerd en waaruit blijkt dat de houder ervan het recht heeft de in artikel 6, lid 1, bedoelde taken uit te voeren en bevoegdheden uit te oefenen. Het document bevat de volgende gegevens van het teamlid:
 

a)

naam en nationaliteit;

 

b)

rang en

 

c)

een recente gedigitaliseerde foto.

  • 2. 
    Na afloop van het inzetten van het team wordt het document teruggegeven aan het agentschap.

Artikel 9

Toepasselijk recht

  • 1. 
    Bij het verrichten van de taken en het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 6, lid 1, nemen de teamleden het Gemeenschapsrecht en de nationale wetgeving van de ontvangende lidstaat in acht.
  • 2. 
    Bij het verrichten van de taken en het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 6, lid 1, blijven de teamleden onderworpen aan de disciplinaire maatregelen van hun lidstaat van herkomst.
  • 3. 
    Artikel 6, leden 5, 6 en 7, voorziet in specifieke regels inzake het dragen en gebruiken van dienstwapens, munitie en uitrusting.
  • 4. 
    De artikelen 10 en 11 voorzien respectievelijk in specifieke regels inzake burgerrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid.

Artikel 10

Burgerrechtelijke aansprakelijkheid

  • 1. 
    Wanneer teamleden optreden in een ontvangende lidstaat, is die lidstaat aansprakelijk voor de schade die zij tijdens de operaties veroorzaken, overeenkomstig zijn nationale recht.
  • 2. 
    Indien deze schade het gevolg is van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag, mag de ontvangende lidstaat de lidstaat van herkomst benaderen met het oog op de terugbetaling door de lidstaat van herkomst van aan de slachtoffers of hun rechthebbenden uitgekeerde bedragen.
  • 3. 
    Onder voorbehoud van de uitoefening van zijn rechten tegenover derden, ziet elke lidstaat af van vorderingen tegen de ontvangende lidstaat of elke andere lidstaat wegens geleden schade, behalve in geval van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag.
  • 4. 
    Geschillen tussen lidstaten in verband met de toepassing van de leden 2 en 3 die niet kunnen worden beslecht door wederzijdse onderhandelingen, worden door deze lidstaten voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, overeenkomstig artikel 239 van het Verdrag.
  • 5. 
    De kosten ten gevolge van tijdens de inzet aan de uitrusting van het agentschap veroorzaakte schade worden gedekt door het agentschap, onder voorbehoud van de uitoefening van zijn rechten tegenover derden, behalve in geval van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag.

Artikel 11

Strafrechtelijke aansprakelijkheid

Tijdens het inzetten van teams worden teamleden op dezelfde wijze behandeld als functionarissen van de ontvangende lidstaat wat betreft alle eventuele strafbare feiten die tegen hen of door hen worden gepleegd.

HOOFDSTUK II

WIJZIGINGEN AAN VERORDENING (EG) nr. 2007/2004

Artikel 12

Wijzigingen

Verordening (EG) nr. 2007/2004 wordt hierbij als volgt gewijzigd:

 

1)

Artikel 1, lid 4, wordt geschrapt;

 

2)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 1 bis

Definities

In de zin van deze verordening wordt verstaan onder:

 

1.

„buitengrenzen van de lidstaten”: de land- en zeegrenzen van de lidstaten, alsmede hun lucht- en zeehavens, die vallen onder de bepalingen van de communautaire wetgeving inzake de overschrijding van de buitengrenzen door personen;

 

2.

„ontvangende lidstaat”: een lidstaat op het grondgebied waarvan het inzetten van een snelle-grensinterventieteam plaatsvindt of een gezamenlijke operatie of een proefproject plaatsvindt;

 

3.

„lidstaat van herkomst”: de lidstaat waarvan een teamlid of uitgezonden functionaris grenswachter is;

 

4.

„teamleden”: grenswachters van lidstaten die aan het snelle-grensinterventieteam deelnemen en die geen grenswachter zijn van de ontvangende lidstaat;

 

5.

„verzoekende lidstaat”: een lidstaat waarvan de bevoegde autoriteiten het agentschap verzoeken om op zijn grondgebied snelle-grensinterventieteams in te zetten;

 

6.

„uitgezonden functionarissen”: functionarissen van grenswachtdiensten van andere lidstaten dan de ontvangende lidstaat, die aan gezamenlijke operaties en proefprojecten deelnemen.”;

 

3)

Aan artikel 2, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:

 

„g)

snelle-grensinterventieteams inzetten in lidstaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle-grensinterventieteams en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad wat betreft dit mechanisme en de regeling van de taken en bevoegdheden van uitgezonden functionarissen (11).

 

4)

Artikel 8, lid 3, komt als volgt te luiden:

„3.   Het agentschap kan technische uitrusting voor controles en bewaking van de buitengrenzen aanschaffen die door zijn deskundigen en in het kader van de snelle-grensinterventieteams wordt gebruikt tijdens de duur van hun uitzending.”;

 

5)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 8 bis

Snelle-grensinterventieteams

Op verzoek van een lidstaat die plotseling te maken krijgt met een situatie van uitzonderlijke druk, in het bijzonder de toestroom op bepaalde punten aan de buitengrenzen van grote aantallen onderdanen van derde landen die trachten illegaal het grondgebied van de lidstaat binnen te komen, kan het agentschap voor een beperkte periode en voor de passende duur een of meer snelle-grensinterventieteams (hierna „team(s)” genoemd) inzetten op het grondgebied van de verzoekende lidstaat, overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 863/2007.

Artikel 8 ter

Samenstelling van de snelle-grensinterventieteams

  • 1. 
    Wanneer zich een in artikel 8 bis beschreven situatie voordoet, delen de lidstaten op verzoek van het agentschap onmiddellijk het aantal, de namen en het profiel van de grenswachters van hun nationale pool die zij binnen vijf dagen voor een team kunnen leveren, mede. De lidstaten stellen de grenswachters ter beschikking voor een inzet op verzoek van het agentschap, tenzij ze geconfronteerd worden met een uitzonderlijke situatie waaronder de uitvoering van nationale taken aanzienlijk in het gedrang komt.
  • 2. 
    Bij de bepaling van de samenstelling van een in te zetten team, houdt de uitvoerend directeur rekening met de bijzondere omstandigheden waarmee de verzoekende lidstaat wordt geconfronteerd. Het team wordt samengesteld volgens het overeenkomstig artikel 8 sexies opgestelde operationele plan.

Artikel 8 quater

Opleiding en oefeningen

Het agentschap verstrekt grenswachters van de snelle pool, als bedoeld in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 863/2007 de voor hun taken en bevoegdheden relevante vervolgopleiding. Het agentschap organiseert ook regelmatig oefeningen met deze grenswachters volgens de in het jaarlijkse werkprogramma van het agentschap opgenomen planning voor vervolgopleiding en oefening.

Artikel 8 quinquies

Besluitvorming inzake het inzetten van snelle-grensinterventieteams

  • 1. 
    Een verzoek om overeenkomstig artikel 8 bis teams in te zetten gaat vergezeld van een beschrijving van de situatie, de mogelijke doelen en hetgeen voor de inzet nodig wordt geacht. Indien nodig kan de uitvoerend directeur een deskundige van het agentschap sturen om de situatie aan de buitengrenzen van de verzoekende lidstaat te beoordelen.
  • 2. 
    De uitvoerend directeur stelt de raad van bestuur onmiddellijk in kennis van een verzoek van een lidstaat om teams in te zetten.
  • 3. 
    Bij de beslissing over het verzoek van een lidstaat houdt de uitvoerend directeur rekening met de resultaten van de door het agentschap verrichte risicoanalyses alsook met alle andere relevante informatie die door de verzoekende lidstaat of een andere lidstaat is verstrekt.
  • 4. 
    De uitvoerend directeur neemt zo spoedig mogelijk en uiterlijk vijf werkdagen na de datum van ontvangst van het verzoek een beslissing over het verzoek betreffende het inzetten van teams. De uitvoerend directeur stelt de verzoekende lidstaat en de raad van bestuur gelijktijdig schriftelijk in kennis van zijn beslissing. In deze beslissing worden de voornaamste redenen vermeld waarop zij is gebaseerd.
  • 5. 
    Indien de uitvoerend directeur beslist een of meer teams in te zetten, stellen het agentschap en de verzoekende lidstaat onmiddellijk een operationeel plan op overeenkomstig artikel 8 sexies.
  • 6. 
    Zodra er overeenstemming is bereikt over het operationele plan, stelt de uitvoerend directeur de lidstaten in kennis van het gevraagde aantal en het profiel van de grenswachters die aan de teams zullen deelnemen. Deze informatie wordt schriftelijk verstrekt aan de in artikel 8 septies bedoelde nationale contactpunten onder vermelding van de voor het inzetten van de teams geplande datum. Er wordt hen tevens een afschrift van het operationele plan verstrekt.
  • 7. 
    Indien de uitvoerend directeur afwezig of verhinderd is, worden de beslissingen inzake de inzet van teams genomen door de plaatsvervangend uitvoerend directeur.
  • 8. 
    De lidstaten stellen de grenswachters ter beschikking voor inzet op verzoek van het agentschap, tenzij de lidstaten geconfronteerd worden met een uitzonderlijke situatie waaronder de uitvoering van nationale taken aanzienlijk in het gedrang komt.
  • 9. 
    De teams worden ingezet uiterlijk vijf werkdagen na de datum waarop de uitvoerend directeur en de verzoekende lidstaat overeenstemming hebben bereikt over het operationele plan.

Artikel 8 sexies

Operationeel plan

  • 1. 
    De uitvoerend directeur en de verzoekende lidstaat komen tot overeenstemming over een operationeel plan waarin de precieze voorwaarden voor het inzetten van de teams worden opgenomen. Het operationele plan bevat de volgende gegevens:
 

a)

beschrijving van de situatie met modus operandi en de doelstellingen van de inzet, inclusief het operationele doel;

 

b)

de te verwachten duur van de inzet van de teams;

 

c)

het geografische verantwoordelijkheidsgebied in de verzoekende lidstaat waar de teams zullen worden ingezet;

 

d)

beschrijving van taken en speciale instructies voor de leden van de teams, onder meer over de vraag welke gegevensbanken in de ontvangende lidstaat door de teamleden mogen worden geraadpleegd en welke dienstwapens, munitie en uitrusting zij daar mogen hebben;

 

e)

de samenstelling van de teams;

 

f)

de naam en rang van de grenswachters van de ontvangende lidstaat die verantwoordelijk zijn voor de samenwerking met de teams, in het bijzonder de grenswachters die tijdens de duur van de inzet het bevel voeren over de teams, alsook de plaats van de teams in de bevelstructuur;

 

g)

de technische uitrusting voor de teams overeenkomstig artikel 8.

  • 2. 
    Voor wijzigingen of aanpassingen van het operationele plan is de instemming van de uitvoerend directeur van het agentschap en de verzoekende lidstaat vereist. Het agentschap dient onmiddellijk een kopie van het gewijzigde of aangepaste operationele plan toe te zenden aan de deelnemende lidstaten.

Artikel 8 septies

Nationaal contactpunt

De lidstaten wijzen een nationaal contactpunt aan dat is belast met de communicatie met het agentschap over alle aangelegenheden die de teams betreffen. Het nationaal contactpunt is te allen tijde bereikbaar.

Artikel 8 octies

Coördinerend functionaris

  • 1. 
    De uitvoerend directeur wijst uit het personeel van het agentschap een of meer deskundigen aan als coördinerend functionaris. De uitvoerend directeur deelt de ontvangende lidstaat mee wie is aangewezen.
  • 2. 
    De coördinerend functionaris treedt namens het agentschap op inzake alle aspecten van de inzet van de teams. De coördinerend functionaris heeft met name tot taak:
 

a)

op te treden als contactpersoon tussen het agentschap en de ontvangende lidstaat;

 

b)

op te treden als contactpersoon tussen het agentschap en de leden van de teams, en hen namens het agentschap bijstand te verlenen bij alle kwesties in verband met de omstandigheden van hun inzet in de teams;

 

c)

toe te zien op de correcte uitvoering van het operationele plan;

 

d)

bij het agentschap verslag uit te brengen over alle aspecten betreffende het inzetten van de teams.

  • 3. 
    Overeenkomstig artikel 25, lid 3, onder f), mag de uitvoerend directeur de coördinerend functionaris toestaan hulp te bieden bij het oplossen van onenigheid over de uitvoering van het operationele plan en de inzet van de teams.
  • 4. 
    Bij de uitvoering van zijn taken aanvaardt de coördinerend functionaris alleen instructies van het agentschap.

Artikel 8 nonies

Kosten

  • 1. 
    Het agentschap draagt het volledige bedrag van de volgende kosten die door de lidstaten worden gemaakt om hun grenswachters ter beschikking te stellen in het kader van de in de artikelen 8 bis en 8 quater bedoelde activiteiten:
 

a)

reiskosten van de lidstaat van herkomst naar de ontvangende lidstaat en van de ontvangende lidstaat naar de lidstaat van herkomst;

 

b)

vaccinatiekosten;

 

c)

kosten voor bijzondere verzekeringen;

 

d)

medische kosten;

 

e)

dagvergoedingen, inclusief verblijfskostenvergoedingen;

 

f)

kosten in verband met de technische uitrusting van het agentschap.

  • 2. 
    Gedetailleerde voorschriften voor de betaling van de dagvergoeding van de leden van de teams worden vastgesteld door de raad van bestuur.”;
 

6)

Artikel 10 wordt vervangen door:

„Artikel 10

Taken en bevoegdheden van uitgezonden functionarissen

  • 1. 
    De uitgezonden functionarissen zijn in staat alle taken te verrichten en alle bevoegdheden uit te oefenen die nodig zijn voor grenscontroles of grensbewaking, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (12), en die nodig zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van die verordening.
  • 2. 
    Bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden nemen de uitgezonden functionarissen het Gemeenschapsrecht en de nationale wetgeving van de ontvangende lidstaat in acht.
  • 3. 
    Uitgezonden functionarissen mogen uitsluitend taken verrichten en bevoegdheden uitoefenen overeenkomstig de instructies van en, als algemene regel, in aanwezigheid van grenswachters van de ontvangende lidstaat.
  • 4. 
    Bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden dragen uitgezonden functionarissen hun eigen uniform. Op hun uniform dragen zij een blauwe armband met het insigne van de Europese Unie en het agentschap, waardoor zij als deelnemer aan een gezamenlijke operatie of een proefproject kunnen worden geïdentificeerd. Om zich tegenover de nationale autoriteiten van de ontvangende lidstaat en diens burgers te kunnen identificeren, hebben uitgezonden functionarissen altijd het in artikel 10 bis bedoelde accreditatiedocument bij zich, dat zij op verzoek tonen.
  • 5. 
    Bij wijze van afwijking van lid 2 mogen uitgezonden functionarissen bij het uitoefenen van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden dienstwapens dragen en munitie en uitrusting bij zich hebben overeenkomstig hetgeen volgens de nationale wetgeving van de lidstaat van herkomst is toegestaan. De ontvangende lidstaat mag echter bepaalde dienstwapens, munitie en uitrusting verbieden, indien haar eigen wetgeving voorziet in dezelfde verbodsbepalingen voor haar eigen grenswachters. De ontvangende lidstaten laten het agentschap, voordat de uitgezonden functionarissen worden ingezet, weten welke dienstwapens, munitie en uitrusting zijn toegestaan en in welke omstandigheden zij mogen worden gebruikt. Het agentschap stelt deze informatie ter beschikking van de lidstaten.
  • 6. 
    Bij wijze van afwijking van lid 2 mogen uitgezonden functionarissen bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegheden geweld gebruiken, inclusief dienstwapens, munitie en uitrusting, indien de lidstaat van herkomst en de ontvangende lidstaat daarmee instemmen, in aanwezigheid van grenswachters van de ontvangende lidstaat en met inachtneming van de nationale wetgeving van de ontvangende lidstaat.
  • 7. 
    In afwijking van lid 6 mogen dienstwapens, munitie en uitrusting worden gebruikt in geval van wettige zelfverdediging en wettige verdediging van uitgezonden functionarissen of andere personen, met inachtneming van de nationale wetgeving van de ontvangende lidstaat.
  • 8. 
    In het kader van deze verordening mag de ontvangende lidstaat uitgezonden functionarissen toestaan zijn nationale en Europese gegevensbanken te raadplegen die nodig zijn voor grenscontroles en grensbewaking. De uitgezonden functionarissen raadplegen uitsluitend de gegevens die zij nodig hebben voor het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden. Voordat de uitgezonden functionarissen worden ingezet laten de lidstaten het agentschap weten welke nationale en Europese gegevensbanken geraadpleegd mogen worden. Het agentschap stelt deze informatie ter beschikking van alle lidstaten die aan de inzet meedoen.
  • 9. 
    De in lid 8 bedoelde raadpleging gebeurt met inachtneming van het communautaire recht en de nationale wetgeving van de ontvangende lidstaat op het gebied van gegevensbescherming.
  • 10. 
    Beslissingen tot weigering van toegang overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 562/2006 worden uitsluitend door grenswachters van de ontvangende lidstaat genomen.

Artikel 10 bis

Accreditatiedocument

  • 1. 
    Het agentschap geeft, in samenwerking met de ontvangende lidstaat, de uitgezonden functionarissen een document in de officiële taal van de ontvangende lidstaat en een andere officiële taal van de instellingen van de Europese Unie af, aan de hand waarvan zij kunnen worden geïdentificeerd en waaruit blijkt dat de houder ervan het recht heeft de in artikel 10, lid 1, bedoelde taken uit te voeren en bevoegdheden uit te oefenen. Het document bevat de volgende gegevens van de uitgezonden functionaris:
 

a)

naam en nationaliteit;

 

b)

rang en

 

c)

een recente gedigitaliseerde foto.

  • 2. 
    Na afloop van de gezamenlijke operatie of het proefproject wordt het document teruggegeven aan het agentschap.

Artikel 10 ter

Burgerrechtelijke aansprakelijkheid

  • 1. 
    Wanneer uitgezonden functionarissen optreden in een ontvangende lidstaat, is die lidstaat aansprakelijk voor de schade die zij tijdens de operaties veroorzaken, overeenkomstig zijn nationale recht.
  • 2. 
    Indien deze schade het gevolg is van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag, mag de ontvangende lidstaat de lidstaat van herkomst benaderen met het oog op de terugbetaling door de lidstaat van herkomst van aan de slachtoffers of hun rechthebbenden uitgekeerde bedragen.
  • 3. 
    Onder voorbehoud van de uitoefening van zijn rechten tegenover derden, ziet elke lidstaat af van vorderingen tegen de ontvangende lidstaat of een andere lidstaat wegens geleden schade, behalve in geval van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag.
  • 4. 
    Geschillen tussen lidstaten in verband met de toepassing van de leden 2 en 3 die niet kunnen worden beslecht door wederzijdse onderhandelingen, worden door deze lidstaten voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, overeenkomstig artikel 239 van het Verdrag.
  • 5. 
    Kosten ten gevolge van tijdens de inzet aan de uitrusting van het agentschap veroorzaakte schade worden gedekt door het agentschap, onder voorbehoud van de uitoefening van zijn rechten tegenover derden, behalve in geval van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag.

Artikel 10 quater

Strafrechtelijke aansprakelijkheid

Tijdens de uitvoering van een gezamenlijke operatie of een proefproject worden uitgezonden functionarissen op dezelfde wijze behandeld als functionarissen van de ontvangende lidstaat wat betreft alle eventuele strafbare feiten die tegen hen of door hen worden gepleegd.

HOOFDSTUK III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Evaluatie

Een jaar nadat deze verordening in werking is getreden, evalueert de Commissie de toepassing ervan en dient zij ter zake een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad, indien nodig vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze verordening.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Straatsburg, 11 juli 2007.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    LOBO ANTUNES
 

  • (1) 
    Advies van het Europees Parlement van 26 april 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 12 juni 2007.
  • (7) 
    Besluit 2004/849/EG van 25 oktober 2004 betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 368 van 15.12.2004, blz. 26).
  • (8) 
    Besluit 2004/860/EG van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 370 van 17.12.2004, blz. 78).
 

BIJLAGE

Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie

Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie benadrukken dat in geval van een situatie van spoedeisende en buitengewone druk aan de buitengrenzen die de interventie van een snelle-grensinterventieteam vereist en van mogelijke ontoereikendheid van de financiële middelen op de begroting van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (FRONTEX) voor de inzet van een dergelijk team, moeten alle mogelijkheden worden onderzocht om de financiering te waarborgen. De Commissie zal met de uiterste spoed nagaan of een mogelijke herschikking van de middelen verricht kan worden. In geval een besluit van de begrotingsautoriteit noodzakelijk is, zal de Commissie een procedure opstarten die in overeenstemming is met bepalingen van het Financieel Reglement, met name de artikelen 23 en 24, ten einde te zorgen voor een tijdig besluit van de twee takken van de begrotingsautoriteit over de wijze om te voorzien in extra financiering voor FRONTEX om een snelle-grensinterventieteam in te zetten. De begrotingsautoriteit verplicht zich ertoe zo snel mogelijk te handelen, rekening houdend met de hoogdringendheid.

 

2.

Verwante dossiers

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.