Veel paper en veel bezuinigingen

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Net zoals zijn illustere broer had Lodewijk Napoleon grote belangstelling en aanleg voor bestuur en administratie. Onder zijn leiding groeide de vierde macht van de ambtenaren gestadig. De koning heeft niet de eerste stoot gegeven, maar liet wel een gespreid bedje achter voor zijn eigenlijke opvolger Willem de Eerste.

Opmerken, verzamelen en stroomlijnen waren de internationale toverwoorden van de toenmalige staatslieden. Lodewijk Napoleon liet zich daarbij niet onbetuigd. De departementen van algemeen bestuur, die al in 1798 waren onstaan, werden onder zijn toeziend oog uitgebouwd tot streng hiërarchische organisaties met divisies en bureaus. Naast of ter vervanging van agenten, commiezen en klerken, deden nu ministers, directeuren-generaal, secretarissen-generaal en chefs hun intrede.

De koning geloofde heilig in waarnemingen en in het verzamelen van gegevens. Kortom, hij reisde zelf rond in het land. Bij een milieuramp zoals de ontploffing van een kruitschip in Leiden of een grote watersnood in de Betuwe verscheen Lodewijk ter plekke. Dan liet hij meteen allerlei maatregelen nemen en collecten houden. Samen met zijn ministers verzamelde hij ook veel statistische en beschrijvende gegevens ter voorbereiding van nieuw beleid. Met allerlei registraties werd de papierberg nog groter.

Veel schrijfwerk werd ook vereist op het terrein van de financiën. Op dat punt was de Republiek in 1795 met een forse staatsschuld geëindigd. Het werd er niet beter op, toen de Fransen een deel van hun militairen in Nederland stationeerden en ze daar ook lieten betalen. Aan het begin van het koningschap van Lodewijk slokten alleen al de rentebetalingen op de staatsschuld bijna alle reële inkomsten van de staat op.

Gelukkig beschikte Nederland over het financiële genie van minister Gogel i. Hij voerde per 1 januari 1806 een nieuw belastingstelsel in voor het hele land. Daarmee kwam een einde aan een ware lappendeken van landelijke en provinciale accijnzen en heffingen. De begrotingstechniek ging met sprongen vooruit en aan Lodewijk kon de trotse minister de eerste algemene jaarrekening van inkomsten en uitgaven overhandigen. De keerzijde was een groei van het aantal ambtenaren, al zei Gogel dat hij liever één goede dan twee mindere had.

Alle maatregelen moesten uiteraard de staatsschuld verkleinen, maar dat was vechten tegen de bierkaai. De welwillende bezuinigen werden tenietgedaan door stijgende uitgaven en dalende inkomsten. Alleen al de verhuizingen van de koning met het hele overheidsapparaat kostten een vermogen, evenals de pracht en praal waarmee Lodewijk Napoleon zijn koningschap omgaf. Maar vooral de voortdurende militaire inspanningen in heel Europa en de genadeloze economische strijd van Napoleon tegen Engeland eisten een hoge tol.

Toch werd van alles geprobeerd, omdat iedereen wel inzag dat het zo niet kon doorgaan. Onder Lodewijk werd de al eerder begonnen landelijke registratie en conversie van waardepapieren geïntensiveerd. Een nationale thesaurie, een grootboek van de publieke schuld, en een zelfstandige amortisatiekas, die in het geheim papieren met hoge rente inkocht en ze daarna met lagere rente uitgaf, werden in de strijd geworpen. Het mocht uiteindelijk niet baten. In 1811 zou de keizer het probleem hardhandig oplossen door de rentebetalingen terug te brengen tot één derde, de zogenaamde tiërcering. Dat was het gedeeltelijke staatsbankroet dat Lodewijk juist had willen vermijden, vooral met het oog op de vele kleine renteniers en de armenzorg die veelal in staatsfondsen had geïnvesteerd.

In 1798 was een prachtige Nederlands systeem van administratie op poten gezet dat ten onrechte de geschiedenis zou ingaan als het "verbaalstelsel 1823". Het was gebaseerd op losbladige besluiten, verbalen, die na bewerking op datum en dagnummer werden geordend. Een index bood een algemeen overzicht op onderwerp en gaf zo tevens toegang tot het archief. In feite kon Willem I i in 1823 dus leunen op een al bestaand centralistisch systeem, dat onder zijn Lodewijk Napoleon nog was verfijnd. Het stelde de koning en zijn dienaren in staat het geheel te overzien en na te gaan hoe en hoe snel de overheidsorganen de stroom van ontwerpen, adviezen, wetten, besluiten en rekesten verwerkten.

Eerst had Lodewijk Napoleon nog geprobeerd de administratie Franse trekken te geven. Maar toen het niet lukte om onderscheid te laten maken tussen decreten, arrêté's en disposities, viel hij in 1809 terug op het ene koninklijke besluit. Dat was een soepel middel met vele mogelijkheden tot oprekken. Dan hoefden alleen de allerbelangrijkste zaken in de vorm van een wet te worden gegoten en de moeizame weg langs staatsraad en wetgevend lichaam afleggen. Ook in dit opzicht was Willem I een dankbare erfgenaam.

Door dr. Joke Roelevink, Instituut voor Nederlandse Geschiedenis

 

Meer over