Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 2003/55/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas {SEC(2007) 1179} {SEC(2007) 1180}

1.

Tekst

Belangrijke juridische mededeling

|

2.

52007PC0529

[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 19.9.2007

COM(2007) 529 definitief

2007/0196 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2003/55/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas

(door de Commissie ingediend) {SEC(2007) 1179}{SEC(2007) 1180}

TOELICHTING

Elektriciteit en gas zijn cruciaal voor het welzijn in Europa. Zonder een concurrerende en efficiënte Europese elektriciteits- en gasmarkt betaalt de Europese burger een al te hoge prijs voor een van hun meest fundamentele dagelijkse behoeften. Aangezien energie een belangrijke input is voor de Europese industrie zijn de elektriciteits- en gasmarkten ook essentieel voor het Europese concurrentievermogen.

Concurrerende en efficiënte elektriciteits- en gasmarkten zijn ook een voorwaarde om het probleem van de klimaatverandering aan te pakken. Alleen met een goed functionerende markt is het mogelijk een doeltreffend mechanisme voor handel in emissierechten uit te bouwen en een duurzame energie-industrie te ontwikkelen die erin zal slagen de ambitieuze doelstelling van de Europese Raad te verwezenlijken, namelijk dat de Europese energiemix tegen 2020 voor 20% zal bestaan uit duurzame energiebronnen.

Een concurrerende EU-brede elektriciteits- en gasmarkt is ook cruciaal om de Europese energievoorziening veilig te stellen, aangezien alleen een Europabrede en concurrerende markt de juiste investeringssignalen opwekt en een billijke netwerktoegang waarborgt voor alle potentiële investeerders, en tevens reële en effectieve stimulansen levert voor zowel netwerkbeheerders als energieproducenten om de miljarden euro's te investeren die de EU in de komende twee decennia nodig zal hebben.

Het proces van liberalisering van de elektriciteits- en gasmarkten is ongeveer tien jaar geleden begonnen. Gedurende deze tien jaar hebben vele Europese burgers geprofiteerd van meer keuzevrijheid en een grotere mededinging, wat heeft geresulteerd in een betere dienstverlening en continuïteit van de voorziening. Uit de beoordeling door de Commissie en de Europese energieregelgevers is echter gebleken dat het proces om daadwerkelijk concurrerende markten tot stand te brengen nog verre van afgerond is. In de praktijk kunnen nog veel te weinig EU-burgers en ondernemingen echt hun energieleverancier kiezen. De marktversnippering op basis van nationale grenzen, een zeer sterke verticale integratie van de energiebedrijven en een hoge marktconcentratie liggen ten grondslag aan het ontbreken van een echte interne markt.

Sinds de inwerkingtreding van de huidige elektriciteits- en gasrichtlijnen in juli 2003 heeft de Commissie permanent toegezien op de tenuitvoerlegging daarvan en op het effect op de markt en is zij steeds in nauw contact gebleven met alle betrokken partijen. Met name heeft de Commissie jaarlijks een benchmarkingsverslag gepubliceerd over de tenuitvoerlegging van de interne markt voor gas en elektriciteit. Zij heeft het regelgevingsforum van Firenze betreffende elektriciteit en het regelgevingsforum van Madrid betreffende gas georganiseerd waarin op gezette tijden ministeries, nationale regelgevende instanties, de Commissie, transmissiesysteembeheerders (tsb's), leveringsbedrijven, handelaars, consumenten, vakbonden, netwerkgebruikers en elektriciteitsbeurzen van gedachten wisselden.

Eind 2005 werd op de Europese Raad van Hampton Court een oproep gedaan voor een daadwerkelijk Europees energiebeleid. In antwoord op dit verzoek heeft de Commissie op 8 maart 2006 een groenboek over de ontwikkeling van een gemeenschappelijk, samenhangend Europees energiebeleid gepubliceerd. De openbare raadpleging heeft 1680 antwoorden opgeleverd. Reeds in 2005 is de Commissie van start gegaan met een onderzoek naar de mededinging op de gas- en elektriciteitsmarkten. Dit gebeurde in reactie op klachten van consumenten en nieuwkomers in de sector over de ontwikkeling van de groothandelsmarkten voor gas en elektriciteit. Het eindverslag over dit onderzoek werd op 10 januari 2007 door de Commissie aangenomen samen met een breed pakket van maatregelen met als doel te komen tot een echt energiebeleid voor Europa.

In de mededeling van de Commissie van 10 januari 2007 "Een energiebeleid voor Europa"[1] werd het belang onderstreept van een voltooiing van de interne markt voor elektriciteit en aardgas. Deze mededeling is aangevuld met een uitgebreid rapport betreffende de interne markt, het eindresultaat van een onderzoek van de Commissie naar de mededinging in de sector en een diepgaande analyse van de situatie van de nationale elektriciteits- en gasmarkten. Parallel daarmee heeft de Commissie een effectbeoordeling uitgevoerd om de beleidsopties met betrekking tot de voltooiing van de interne markt voor gas en elektriciteit tegen elkaar af te wegen. De effectbeoordeling omvatte ook een raadpleging van de belanghebbenden. Er werden alles samen 339 vragenlijsten ingevuld door organisaties met een verankering in 19 landen. Bovendien werden 73 vragenlijsten ontvangen door organisaties die geen banden hadden met een specifiek land. Er werden aanvullende gesprekken gevoerd met 56 belanghebbenden, voornamelijk ondernemingen die het effect zouden voelen van de ontvlechting van hun activa of van versterkte transparantie-eisen.

Op de Europese Voorjaarsraad 2007 werd de Commissie verzocht verdere maatregelen voor te stellen, zoals:

  • de effectieve ontkoppeling van, enerzijds, productie- en leveringsactiviteiten en, anderzijds, het netwerkbeheer;
  • de verdere harmonisatie van de bevoegdheden en de versterking van de onafhankelijkheid van de nationale regelgevende instanties voor de energiesector;
  • de invoering van een onafhankelijk mechanisme voor samenwerking van de nationale regelgevende instanties;
  • de invoering van een mechanisme voor de beheerders van transmissienetten ter verbetering van de coördinatie van het beheer van hun netwerken en netwerkveiligheid, de grensoverschrijdende handel en het netwerkbeheer;
  • het verhogen van de transparantie van de werking van de energiemarkten.

De Europese Raad heeft ook de noodzaak onderstreept van een verbetering van de continuïteit van de energievoorziening in een geest van solidariteit tussen de lidstaten.

In zijn op 10 juli 2007 aangenomen resolutie over de vooruitzichten voor de interne gas- en elektriciteitsmarkt heeft het Europees Parlement sterke politieke steun uitgesproken voor een gemeenschappelijk energiebeleid, waarbij het van mening was dat "ontvlechting van de eigendom bij de transmissie het efficiëntste middel is om investeringen in infrastructuur op niet-discriminerende wijze te bevorderen en te zorgen voor eerlijke toegang tot het netwerk voor nieuwkomers en transparantie van de markt". Het Parlement beklemtoonde echter dat ook andere maatregelen vereist zijn en dat de verschillen tussen de elektriciteits- en de gasmarkten onderling afwijkende toepassingsregelingen noodzakelijk kunnen maken. Het Europees Parlement stelde ook voor om "de samenwerking tussen de nationale regelgevende instanties op EU-niveau te verbeteren om te zorgen voor een meer Europese aanpak van de regelgeving inzake grensoverschrijdende kwesties".

De Raad van Europese energietoezichthouders (CEER) heeft positief gereageerd op de mededeling van de Commissie van 10 januari 2007 en heeft zijn volle steun gegeven voor nieuwe EU-regelgeving met als doel het project voor een interne energiemarkt opnieuw op de rails te krijgen. Op 6 juni 2007 hebben de Europese energieregelgevers een reeks van zes documenten gepubliceerd met een standpunt over de voornaamste problemen van de nieuwe wetgeving op energiegebied. Zij ondersteunden met name de voorstellen van de Commissie voor een versterkt onafhankelijk regelgevingstoezicht op nationaal en EU-niveau en voor een effectieve ontvlechting van de transmissienetwerken. De regelgevers hebben een duidelijke aanbeveling gedaan om van ontvlechting van de eigendom van de transmissienetten het voorkeursmodel in de nieuwe EU-regelgeving te maken, toepasselijk voor zowel de gas- als de elektriciteitssector.

Bij de uitwerking van de hieronder samengevatte voorstellen is ten volle rekening gehouden met deze elementen.

  • 1. 
    EFFECTIEVE ONTKOPPELING VAN PRODUCTIE- EN LEVERINGSACTIVITEITEN EN HET NETWERKBEHEER

1.1. De bestaande ontvlechtingsbepalingen volstaan niet om de goede functionering van de interne markt te waarborgen

Overeenkomstig de bestaande wetgeving moet het netwerkbeheer juridisch en functioneel gescheiden zijn van productie- en leveringsactiviteiten. De lidstaten zijn deze eis nagekomen via de toepassing van diverse organisatiestructuren. Verschillende lidstaten hebben een volledig gescheiden bedrijf voor het netwerkbeheer opgericht, terwijl andere een juridische entiteit binnen een verticaal geïntegreerd bedrijf hebben opgericht. De eis van juridische en functioneel ontvlechting heeft daadwerkelijk bijgedragen tot het ontluiken van concurrerende elektriciteits- en gasmarkten in verscheidene lidstaten.

De ervaring heeft echter uitgewezen dat wanneer de transmissiesysteembeheerder een juridische entiteit binnen een geïntegreerd bedrijf is, dit drie problemen doet rijzen.

In de eerste plaats kan de transmissiesysteembeheerder rechtstreeks gelieerde bedrijven een betere behandeling geven dan concurrerende derde partijen. Geïntegreerde bedrijven kunnen hun netwerkactiva zelfs benutten om de intrede van concurrenten te bemoeilijken. De onderliggende reden is dat juridische en functionele ontvlechting geen oplossing biedt voor het fundamentele belangenconflict binnen geïntegreerde bedrijven waarbij de productie- en leveringsbelangen ernaar streven hun verkoop en marktaandeel te maximaliseren, terwijl de netwerkbeheerder verplicht is niet-discriminerende toegang aan concurrenten te verlenen. Dit inherente belangenconflict kan bijna niet door regelgevingsmaatregelen worden opgelost aangezien de onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder binnen een geïntegreerd bedrijf onmogelijk kan worden gecontroleerd zonder een buitensporig zware en opdringerige regelgeving.

Ten tweede kan met de huidige ontvlechtingsregels niet-discriminerende toegang tot informatie niet worden gewaarborgd aangezien er geen effectief middel is om te voorkomen dat de transmissiesysteembeheerders commercieel gevoelige informatie doorspelen naar de productie- of leveringstak van het geïntegreerde bedrijf.

Ten derde zijn de investeringsstimulansen binnen een geïntegreerd bedrijf verstoord. De beheerders van verticaal geïntegreerde bedrijven voelen geen enkele stimulans om hun netwerk uit te bouwen in het algemeen belang van de markt en zo de intrede van nieuwe concurrenten op de markt van productie en/of levering te vergemakkelijken. Zij hebben integendeel een inherent belang bij een beperking van nieuwe investeringen wanneer die ten bate zouden komen van concurrenten en scherpere concurrentie zouden veroorzaken op hun eigen "thuismarkt". De investeringsbeslissingen van verticaal geïntegreerde bedrijven hellen doorgaans dan ook over tot het behartigen van de belangen van de gelieerde leveranciers. Dergelijke bedrijven lijken met name weinig geïnteresseerd om de interconnectie- of de gasinvoercapaciteit te ontwikkelen, wat meer concurrentie mogelijk zou maken op de thuismarkt van het geïntegreerde bedrijf; op die manier wordt de interne markt benadeeld.

Kortom, een bedrijf dat verticaal geïntegreerd blijft, heeft de ingebouwde neiging om zowel te weinig te investeren in nieuwe netwerken (gezien de vrees dat dergelijke investeringen het voor concurrenten gemakkelijker maakt om in te breken in de "eigen" thuismarkt) als zoveel mogelijk zijn eigen verkoopsorganisatie qua netwerktoegang te bevoordelen. Dit is schadelijk voor het concurrentievermogen en de continuïteit van de energievoorziening van de EU en brengt de verwezenlijking van haar doelstellingen op het gebied van klimaatverandering en milieu in het gedrang.

Investeringscijfers van de afgelopen jaren tonen aan: verticaal geïntegreerde bedrijven hebben bijvoorbeeld een aanzienlijk kleiner aandeel van hun ontvangsten van grensoverschrijdende congestieheffingen geïnvesteerd in nieuwe interconnectoren dan volledig ontvlechte ondernemingen. Daadwerkelijke ontvlechting maakt een einde aan het soort verstoorde investeringsstimulansen dat typisch is voor verticaal geïntegreerde transmissiesysteembeheerders. Ontvlechting bevordert op die manier de zekerheid van de voorziening. De Commissie heeft geconstateerd dat effectieve ontvlechting van transmissiesysteembeheerders de investeringen van die laatste actief bevordert. De betrokken lidstaten hebben dankzij ontvlechtingsmaatregelen nieuwe infrastructuurinvesteerders kunnen aantrekken, die bijvoorbeeld terminals voor vloeibaar aardgas (LNG) hebben gebouwd.

Ook de elektriciteitsprijzen van de laatste jaren op verschillende markten tonen het voordeel van ontvlechting van de eigendom aan: in de afgelopen tien jaren hebben verticaal geïntegreerde ondernemingen hun tarieven meer opgetrokken en op een hoger niveau gehandhaafd dan volledig ontvlechte ondernemingen.

1.2. Een meer effectieve ontvlechting van de transmissiesysteembeheerders

Het concrete voorstel in dit verband maakt duidelijk dat de voorkeursoptie van de Commissie ontvlechting van de eigendom blijft. In de praktijk betekent dit dat de lidstaten erover moeten waken dat dezelfde (rechts)persoon geen controle kan uitoefenen over een leveringsbedrijf en tegelijk belangen kan hebben in of rechten kan uitoefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem. Omgekeerd sluit controle over een transmissiesysteembeheerder de mogelijkheid uit belangen te hebben in of rechten uit te oefenen over een leveringsbedrijf.

Deze optie maakt wel de situatie mogelijk waarin eenzelfde (rechts)persoon, bijvoorbeeld een pensioenfonds, een niet-controlerend minderheidsbelang heeft in zowel een transmissiesysteembeheerder als een leveringsbedrijf. Een dergelijke minderheidsaandeelhouder kan echter geen blokkeringsrechten hebben in beide ondernemingen, noch kan hij leden van hun raad van bestuur aanwijzen, noch kan iemand lid zijn van de raden van bestuur van beide ondernemingen. Deze optie waarbij een duidelijke scheiding van de eigendom tussen de transmissiesysteembeheerder en ongeacht welk leveringsbedrijf wordt gemaakt, is de meest doeltreffende en stabiele manier om effectieve ontvlechting van het transmissienetwerk te bewerkstelligen en dus eventuele inherente belangenconflicten te voorkomen.

Om deze optie ten uitvoer te leggen kunnen de lidstaten de volgende regeling kiezen waarbij de belangen van de aandeelhouders van verticaal geïntegreerde bedrijven ten volle worden beschermd. De aandelen van het verticaal geïntegreerde bedrijf worden verdeeld in enerzijds aandelen van de onderneming die het transmissienet bezit en anderzijds aandelen van het leveringsbedrijf. Vervolgens kunnen deze aandelen worden toegekend aan de aandeelhouders van de voordien verticaal geïntegreerde onderneming.

Hoewel de Commissie van mening is dat ontvlechting van de eigendom de voorkeursoptie blijft, voorziet zij toch in een alternatieve optie voor lidstaten die een andere weg verkiezen. Deze optie moet echter dezelfde waarborgen bieden, wat de actie-onafhankelijkheid van het desbetreffende netwerk betreft, en moet dezelfde stimulansen bieden voor het netwerk om te investeren in nieuwe infrastructuur waarmee concurrenten eventueel hun voordeel kunnen doen. Deze optie, een afwijking van de basisaanpak van eigendomsontvlechting, staat bekend als de optie van de "onafhankelijke systeembeheerder". Bedoelde optie maakt het voor verticaal geïntegreerde bedrijven mogelijk om de eigendom van hun netwerkactiva te behouden, maar dan moet het transmissienet wel worden beheerd door een onafhankelijke systeembeheerder - een onderneming of entiteit die volledig gescheiden is van het verticaal geïntegreerde bedrijf - die alle functies van een netwerkbeheerder vervult. Om te waarborgen dat de netwerkbeheerder volledig onafhankelijk van het verticaal geïntegreerde bedrijf blijft en optreedt, moet bovendien worden voorzien in een permanente monitoring door de regelgevers.

Teneinde te voldoen aan de voorgestelde eis van daadwerkelijke ontvlechting kunnen verticaal geïntegreerde ondernemingen er in bepaalde omstandigheden toe worden verplicht zich te ontdoen van een deel van hun activa, met name van het transmissienetwerken, of de exploitatie van die activa over te laten aan een derde partij. Als men wil komen tot een volledige onafhankelijkheid van de tsb's lijkt er echter geen alternatief voor de voorgestelde opties te bestaan.

De twee opties gelden op eenzelfde manier voor de gas- en de elektriciteitssector. Hoewel de Commissie erkent dat het proces van eigendomsontvlechting binnen de EU momenteel doorgaans meer is gevorderd in de elektriciteits- dan in de gassector, heeft de Commissie geen overtuigend argument gevonden om een ongelijke behandeling van beide sectoren te rechtvaardigen. Met name het fundamentele belangenconflict tussen enerzijds productie- en leveringsactiviteiten en anderzijds de exploitatie en uitbouw van het transmissienet geldt op eenzelfde manier voor beide sectoren. Bovendien is het cruciale element bij het sluiten van langetermijnleveringscontracten met de stroomopwaartse gasproducenten niet de eigendom van het netwerk, maar het bestaan van een sterke klantenbasis. De EU zal dan ook ongetwijfeld een zeer aantrekkelijke markt blijven voor de levering van gas, ongeacht de eigendomsstructuur van de ondernemingen die gas opkopen welke, zodra zij effectief ontvlochten zijn, op gelijke voet om gas kunnen concurreren. De Commissie erkent bovendien dat gastransport, in tegenstelling tot elektriciteitstransmissie, de fysieke beweging van gasmoleculen door pijpleidingen inhoudt. De desbetreffende tsb's hebben daarom een grotere controle over de richting van de gasstromen en het gebruik van de capaciteit van het systeem. Dit houdt in dat een effectieve ontvlechting van de gasnetwerken ten minste zo belangrijk is als de ontvlechting van de elektriciteitsnetwerken.

Met het oog op het bevorderen van investeringen in nieuwe energie-infrastructuur door leverings- en productiebedrijven voorziet dit voorstel ook in de mogelijkheid van een tijdelijke ontheffing van de verplichting tot eigendomsontvlechting bij de bouw van nieuwe infrastructuur. Deze ontheffing wordt per geval toegekend, rekening houdend met de economische aspecten van de nieuwe investering en de doelstellingen van de interne markt en de zekerheid van de energievoorziening.

In overeenstemming met artikel 295 van het EG-Verdrag, is het voorstel op dezelfde wijze van toepassing op openbare ondernemingen als op privébedrijven. Dit houdt in dat ongeacht de publieke of particuliere aard van een dergelijke onderneming, geen persoon of groep van personen alleen of gezamenlijk in staat mag zijn de samenstelling van en de stemming of besluitvorming in de organen van de transmissiesysteembeheerders noch van de leverings- of productiebedrijven te beïnvloeden. Deze eis waarborgt dat waar leverings- of productieactiviteiten in publieke eigendom gebeuren, de onafhankelijkheid van een transmissienetbeheerder in publiek bezit nog steeds gewaarborgd blijft. Volgens dit voorstel zijn overheidsbedrijven echter niet verplicht hun netwerken te verkopen aan een bedrijf in particulier bezit. Om aan deze eis te voldoen kan een publieke entiteit of de staat de rechten (die goed zijn voor de "invloed" op de onderneming) bijvoorbeeld overdragen aan een andere rechtspersoon in publiek of particulier bezit. Waarop het aankomt is dat in alle gevallen waarin ontvlechting plaatsvindt, de lidstaat in kwestie moet aantonen dat in de praktijk de resultaten werkelijk tastbaar zijn en dat de desbetreffende ondernemingen volledig onafhankelijk van elkaar worden beheerd, zodat een gelijk speelveld ontstaat in het geheel van de EU.

Ten slotte moet worden vermeld dat in lidstaten waarin er geen gas- of elektriciteitstransmissienetten bestaan (maar uitsluitend een distributienetwerk), de voorschriften met betrekking tot de ontvlechting van transmissienetwerken niet van toepassing zijn.

1.3. Derde landen

Krachtens het huidige voorstel geldt de eis tot effectieve ontvlechting van de transmissiesysteembeheerders van productie- en leveringsactiviteiten niet allen op nationaal niveau maar in het geheel van de EU. Dit houdt met name in dat geen productie- of leveringsbedrijf dat ergens in de EU actief is, eigenaar of beheerder kan zijn van een transmissiesysteem in enige lidstaat van de EU. Deze eis geldt voor zowel EU- als niet-EU-ondernemingen.

Het pakket bevat vrijwaringsmaatregelen die moeten waarborgen dat wanneer ondernemingen uit derde landen een aanzienlijk belang willen verwerven in of zelfs zeggenschap willen krijgen over een EU-netwerk, zij op aantoonbare en ondubbelzinnige wijze moeten voldoen aan dezelfde ontvlechtingseisen als EU-ondernemingen. De Commissie kan optreden wanneer een koper zijn directe én indirecte onafhankelijkheid van productie- en leveringsactiviteiten niet kan aantonen.

Voorts zijn goed functionerende markten en netwerken essentieel voor het concurrentievermogen van de economie en het welzijn van de burger. Het doel van het huidige voorstel is de mededinging op en de goede functionering van de Europese energiemarkten te bevorderen. In dat licht is het absoluut noodzakelijk dat wordt gewaarborgd dat - onverlet de internationale verplichtingen van de Gemeenschap - alle economische spelers die actief zijn op de Europese energiemarkten de marktinvesteringsbeginselen nakomen en daarnaar handelen. De Commissie stelt daarom de eis voor dat personen uit derde landen en derde landen zelf geen zeggenschap kunnen verwerven over een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder in de Gemeenschap zonder dat dit wordt toegestaan krachtens een overeenkomst tussen de EU en het derde land. Het doel is te waarborgen dat ondernemingen van derde landen dezelfde regels in acht nemen als gelden voor in de EU gevestigde ondernemingen, zowel naar letter als naar geest, en die ondernemingen dus niet discrimineren. Ten slotte wil de Commissie ook een snelle, maar diepgaande evaluatie maken van de bredere aspecten van het externe beleid van de EU op energiegebied en zal zij het resultaat daarvan bekend maken.

Concluderend moet over de belangrijke kwestie van ontvlechting worden gesteld dat de huidige voorstellen voor daadwerkelijke ontvlechting een noodzakelijke en beslissende stap zijn om te komen tot marktintegratie in de gehele EU. Dit kan uiteindelijk bijdragen tot het ontstaan van supranationale transmissiesysteembeheerders, aangezien de beheerders niet langer worden gehinderd door onderling wantrouwen. Maar tezelfdertijd, als er supranationale transmissienetbeheerders zouden komen zonder dat hun volledige onafhankelijkheid gewaarborgd is, zou dat de concurrentie tussen geaffilieerde leverings- en productiebedrijven kunnen verzwakken omdat dan het risico van collusie bestaat. Bij afwezigheid van daadwerkelijke ontvlechting zou een dergelijke samenwerking aanleiding geven tot bezorgdheid over de mededinging. De huidige voorstellen omvatten meer bepaald verschillende aanvullende maatregelen om EU-marktintegratie te bevorderen, met name met het oog op een betere samenwerking tussen de transmissienetbeheerders.

  • 2. 
    MEER BEVOEGDHEDEN EN ONAFHANKELIJKHEID VAN DE NATIONALE REGELGEVENDE INSTANTIES

2.1. Sterke nationale regelgevende instanties om toe te zien op de functionering van de elektriciteits- en gasmarkten

Krachtens de bestaande elektriciteits- en gasrichtlijnen moeten de lidstaten nationale regelgevende instanties oprichten. In verscheidene lidstaten zijn die regelgevende instanties gevestigde organisaties geworden met aanzienlijke bevoegdheden en middelen waardoor zij de markt goed kunnen reguleren. In andere lidstaten zijn de regelgevende instanties slechts recentelijk opgericht en is hun bevoegdheid beperkter of verdeeld over diverse instanties. In de grondige analyse per land van de Commissie is dit gebrek aan uniformiteit en in vele gevallen zwakheid van de regelgevende instanties duidelijk aan het licht gekomen.

Uit de ervaring van de lidstaten waar de markten reeds jarenlang zijn opengesteld, en van de meeste nutssectoren die openstaan voor concurrentie blijkt duidelijk dat sterke regelgevers een noodzaak zijn voor de goede functionering van markt, meer in het bijzonder wat het gebruik van de netwerkinfrastructuur betreft.

Om die redenen is het onderhavige voorstel gericht op een uitbreiding van de bevoegdheden van de regelgevende instanties. In de eerste plaats krijgen zij een duidelijk mandaat om samen te werken op Europees niveau, in nauwe samenwerking met het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers en de Commissie, teneinde concurrerende, veilige en milieuvriendelijke interne elektriciteits- en gasmarkten binnen de Europese Unie en een daadwerkelijke marktopening voor alle consumenten en leveranciers te waarborgen.

In de tweede plaats wordt voorgesteld om hun marktreguleringsbevoegdheden te versterken, in het bijzonder op de volgende gebieden:

  • monitoring van de naleving door de transmissie- en distributienetbeheerders van de regels inzake toegang voor derden, ontvlechtingsverplichtingen, balanceringsmechanismen en congestie- en interconnectiebeheer;
  • beoordeling van de investeringsplannen van de transmissiesysteembeheerders en evaluatie, in hun jaarverslag, van de samenhang van de investeringsplannen van de transmissiesysteembeheerders met het Europawijde netwerkontwikkelingsplan over 10 jaar; monitoring van de netwerkveiligheid en -betrouwbaarheid en beoordeling van de desbetreffende voorschriften;
  • monitoring van de naleving van de transparantieverplichtingen;
  • monitoring van het niveau van marktopening en mededinging en bevordering van een daadwerkelijke mededinging in samenwerking met de mededingingsautoriteiten;
  • waarborgen dat de maatregelen ter bescherming van de consument effectief zijn.

Elektriciteit en gas verschillen fundamenteel van andere verhandelde goederen omdat zij op netwerken gebaseerde producten zijn die niet of slechts tegen hoge kosten kunnen worden opgeslagen. Dit maakt ze gevoelig voor misbruik. Het regelgevend toezicht op ondernemingen die actief zijn op de elektriciteits- en gasmarkten moet derhalve worden versterkt. De regelgevers moeten daarom toegang krijgen tot informatie over de operationale beslissingen van de ondernemingen. Er wordt voorgesteld dat bedoelde ondernemingen hun gegevens met betrekking tot hun bedrijfsvoeringsbeslissingen gedurende vijf jaar ter beschikking houden van de nationale regelgevende instanties, de mededingingsautoriteiten en de Commissie zodat deze instanties klachten in verband met misbruik van de marktpositie effectief kunnen behandelen. Dit zal het risico van dergelijk misbruik van de marktpositie verminderen, het vertrouwen in de markt versterken en op die manier de handel en mededinging stimuleren.

Een reeks handelaars (bv. banken) is reeds onderworpen aan dergelijke verplichtingen overeenkomstig de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten. Aan die handelaars mag geen dubbele verplichting worden opgelegd. De verplichting tot het bijhouden van gegevens laat daarom de bestaande communautaire wetgeving betreffende financiële markten onverlet en moet daarmee verenigbaar zijn. De regelgevers op het gebied van de financiële en de energiemarkten moeten samenwerken om het voor elkaar mogelijk te maken een overzicht te krijgen over de markten in kwestie. Voordat de Commissie richtsnoeren met betrekking tot het bijhouden van gegevens vaststelt, zal zij het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers en het Comité van Europese effectenregelgevers (CESR) raadplegen.

Om hen in staat te stellen hun taken uit te voeren, krijgen de regelgevende instanties de bevoegdheid onderzoeken in te stellen, alle nodige informatie op te vragen en afschrikwekkende sancties op te leggen. Hen zal ook worden verzocht om bij de uitoefening van hun regelgevingsopdracht ten volle rekening te houden met de doelstelling van grotere energie-efficiëntie.

2.2. Aantoonbare onafhankelijkheid van de regelgevende instanties brengt vertrouwen in de markt

De onafhankelijkheid van de regelgevende instanties is een centraal beginsel van goed bestuur en een fundamentele voorwaarde om vertrouwen in de markt op te wekken. Overeenkomstig de bestaande wetgeving moeten de nationale regelgevende instanties volledig onafhankelijk zijn van de belangen van de gas- en elektriciteitsindustrie. Er wordt echter niet gespecificeerd hoe die onafhankelijkheid aantoonbaar kan worden gewaarborgd, noch zijn er garanties ingebouwd voor onafhankelijkheid van politieke belangen.

Zoals onderstreept in de conclusies van de Europese Voorjaarsraad Lente 2007 en door het Europees Parlement, is de versterking van de onafhankelijkheid van de nationale regelgevende instanties daarom een prioriteit.

Er wordt voorgesteld dat de regelgevende instantie juridisch gescheiden en functioneel onafhankelijk wordt van elke andere publieke of particuliere entiteit en dat haar personeel en elk lid van een besluitvormingsorgaan ervan onafhankelijk optreedt ten opzichte van enig marktbelang en geen instructies ontvangt of verlangt van een regering of enige andere publieke of particuliere entiteit. Te dien einde wordt voorgesteld de regelgevende instanties rechtspersoonlijkheid en budgettaire autonomie te geven en hen afdoende financiële en personele middelen en een onafhankelijk management ter beschikking te stellen.

  • 3. 
    EEN ONAFHANKELIJK MECHANISME VOOR SAMENWERKING EN BESLUITVORMING VAN DE NATIONALE REGELGEVENDE INSTANTIES: HET AGENTSCHAP VOOR DE SAMENWERKING TUSSEN ENERGIEREGELGEVERS

3.1. De positieve ervaring van de ERGEG als vertrekpunt voor de uitbouw van een formele samenwerkingsstructuur

Hoewel de interne markt voor energie zich reeds aanzienlijk heeft ontwikkeld, blijft er een grote regelgevingsleemte bestaan wat grensoverschrijdende kwesties betreft. Om dit probleem aan te pakken, heeft de Commissie zelfreguleringsforums opgezet, zoals het forum van Firenze (voor elektriciteit) en het forum van Madrid (voor gas). Deze forums brengen de belanghebbenden samen teneinde hun samenwerking te versterken.

Voorts heeft de Commissie in 2003 een onafhankelijke adviesgroep voor elektriciteit en gas opgericht, de "Europese Groep van regelgevende instanties voor elektriciteit en gas" (ERGEG) genoemd, die tot taak had de raadpleging van en de coördinatie en samenwerking tussen regelgevende instanties in de lidstaten en tussen deze instanties en de Commissie te vergemakkelijken met het oog op consolidatie van de interne markt voor elektriciteit en gas. Deze groep is samengesteld uit vertegenwoordigers van de nationale regelgevende instanties.

De ERGEG-activiteiten hebben in de afgelopen jaren op zeer positieve wijze bijgedragen tot de voltooiing van de interne elektriciteits- en gasmarkt, meer bepaald door de publicatie van niet-bindende richtsnoeren en het verstrekken van aanbevelingen en adviezen aan de Commissie. Desondanks hebben de organisatie van zelfreguleringsforums en de oprichting van de ERGEG geen krachtige impuls kunnen geven aan de ontwikkeling van de gemeenschappelijke standaarden en de gemeenschappelijke aanpak die vereist zijn om van grensoverschrijdende handel en de ontwikkeling van in eerste instantie regionale en vervolgens Europese energiemarkten een realiteit te maken.

Met het verstrijken van de tijd is de energiesector steeds ingewikkelder en gedetailleerder geworden en zijn er steeds meer financiële belangen bij betrokken. De huidige aanpak binnen de ERGEG, waarbij in de praktijk de instemming van 27 regelgevende instanties en meer dan 30 transmissiesysteembeheerders vereist is om tot een akkoord te komen, produceert onvoldoende resultaten. Deze aanpak heeft een aantal niet-bindende codes opgeleverd, alsook een inspanning om overeenstemming over een gemeenschappelijke aanpak te bereiken via "geleidelijke convergentie", maar heeft niet geleid tot daadwerkelijke beslissingen over de moeilijke problemen waarmee wij vandaag worden geconfronteerd.

Momenteel zijn er enorme verschillen in de technische regels die de elektriciteitsmaatschappijen moeten volgen (de zogenaamde "netwerkcodes") tussen de lidstaten en vaak zelfs binnen de lidstaten zelf. Er is op dit gebied dus een proces van convergentie en vervolgens harmonisatie nodig om de energiemarkten binnen de EU daadwerkelijk te integreren.

De Commissie heeft de diverse opties voor een dergelijke structuur tegen elkaar afgewogen. Onder meer werd nagegaan of de Commissie dergelijke taken zelf op zich kan nemen. De harmonisatie van deze kwesties, alsmede het boeken van vooruitgang inzake nieuwe infrastructuur, is geen typische opdracht van de Commissie, die nooit met een dergelijke taak belast is geworden. Bedoelde opdracht vereist dat de gespecialiseerde deskundigen van de 27 nationale regelgevende instanties (nri's) gaan samenwerken. Het zijn immers zij die ermee moeten instemmen hun nationale netwerkcodes aan te passen. In de praktijk kan alleen een instantie die geworteld is in de nationale regelgevende instanties alle nodige middelen van de nationale regelgevers kanaliseren die fundamenteel zijn om op dit gebied succes te boeken. Het agentschap kan via zijn raad van regelgevers - die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de nri's - een beroep doen op het personeel van die nri's. De Commissie kan dit niet.

De Commissie heeft dan ook geconcludeerd dat de vereiste taken het best kunnen worden vervuld door een afzonderlijke entiteit, onafhankelijk van en buiten de Commissie. Zowel op de Europese Voorjaarsraad 2007 als in recente resoluties van het Europees Parlement is deze conclusie onderschreven[2].

De Commissie heeft zich dus gebogen over de mogelijkheid een krachtiger netwerk van nationale energieregelgevers tot stand te brengen. Het in 2004 bij Verordening (EG) nr. 1/2003 opgerichte netwerk van mededingingsautoriteiten kon daarbij dienstdoen als model. Dit zou echter de invoering vergen van autonome bevoegdheden van de Commissie in de energiesector (deze bevoegdheden gelden momenteel uitsluitend uit hoofde van de mededingingsregels). De bevoegdheden van de nri's moeten in ieder geval worden versterkt en geharmoniseerd.

Ook het Systeem van Europese centrale banken zou eventueel als model kunnen worden gehanteerd, maar daarvoor ontbreekt een rechtsgrond in het Verdrag. Een dergelijk model zou niet minder dan een wijziging van het Verdrag vergen.

De Commissie is daarom tot de conclusie gekomen dat, als al een onafhankelijk orgaan moet worden opgericht dat voorstellen kan indienen bij de Commissie die wezenlijke beslissingen inhouden en dat individuele regelgevingsbesluiten kan nemen die bindend zijn voor derden betreffende specifieke technische kwesties die aan dit orgaan worden toevertrouwd, de enige oplossing de oprichting van een Agentschap is.

De voornaamste voorgestelde taken vormen een aanvulling op Europees niveau van de regelgevingstaken van de nationale regelgevende instanties. De structuur moet een kader bieden voor de samenwerking van de nationale regelgevende instanties, moet regulerend toezicht op de samenwerking tussen de transmissiesysteembeheerders mogelijk maken en de mogelijkheid bieden afzonderlijke beslissingen te nemen betreffende infrastructuur die gelegen is op het grondgebied van meer dan één lidstaat. Deze analyse weerspiegelt de beginselen die door de Commissie in haar ontwerp van interinstitutioneel akkoord betreffende een kader voor Europese regelgevende agentschappen[3] zijn ontwikkeld, met name wat de bevoegdheid betreft om in specifieke gevallen besluiten te nemen die juridisch bindend zijn voor derden.

De volgende voorstellen bouwen voort op de optie "ERGEG+" zoals vermeld in de mededeling van de Commissie van 10 januari 2007 "Een energiebeleid voor Europa"[4].

3.2. Voornaamste taken van het voorgestelde Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers

Het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers moet op Europees niveau de regelgevingstaken aanvullen die op nationaal niveau aan de regelgevende instanties zijn toevertrouwd.

  • Een kader bieden voor de samenwerking tussen de nationale regelgevende instanties. Er wordt voorgesteld grensoverschrijdende situaties beter aan te pakken. Het agentschap moet procedures uitwerken voor de samenwerking tussen de nationale regelgevende instanties, met name op het gebied van de uitwisseling van informatie en de verdeling van bevoegdheden in gevallen waarbij meerdere lidstaten betrokken zijn. Dit kader zal ook de regionale samenwerking tussen regelgevende instanties bevorderen.
  • Regulerend toezicht op de samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders. Het agentschap heeft als taak de activiteiten van het Europese Netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit en het Europese Netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas te monitoren en te evalueren. Met name wordt het agentschap betrokken bij de vaststelling van hun prioriteiten via het werkprogramma van deze netwerken, bij de evaluatie van hun investeringsplan over 10 jaar en bij de opstelling van technische en marktcodes. De evaluatie van het investeringsplan doet geen afbreuk aan de in de nationale wetgeving omschreven aansprakelijkheid van de transmissiesysteembeheerders voor technisch falen. In verband met de technische en marktcodes krijgt het agentschap de bevoegdheid om de transmissiesysteembeheerders te verzoeken hun desbetreffende ontwerpen te wijzigen of specifieke kwesties nader aan te pakken. Het zal aanbevelingen kunnen doen aan de Commissie om deze codes wettelijk bindend te maken wanneer de vrijwillige toepassing ervan door de transmissiesysteembeheerders voor bepaalde kwesties niet blijkt te volstaan of niet geschikt blijkt te zijn. Het agentschap kan aanbevelen om het door de transmissiesysteembeheerders uitgewerkte ontwerp te wijzigen of kan de Commissie aanbevelen aanvullende bepalingen op te nemen. In de praktijk zal dit mechanisme de vorm aannemen van een opbouwende en continue dialoog tussen het agentschap, de transmissiesysteembeheerders en de Commissie. De betrokkenheid van het agentschap wordt cruciaal om te waarborgen dat de samenwerking van de transmissiesysteembeheerders verloopt op efficiënte en transparante wijze in het belang van de interne markt.
  • Eigen beslissingsbevoegdheid. Teneinde specifieke grensoverschrijdende problemen aan te pakken, wordt voorgesteld het agentschap eigen beslissingsbevoegdheid toe te kennen over verzoeken om ontheffing of vrijstelling[5] voor infrastructuur van Europees belang en om te beslissen over het regelgevingsstelsel dat van toepassing is op infrastructuur die zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één lidstaat. Voorts kan het agentschap beslissingen over specifieke technische kwesties nemen wanneer deze zijn toegewezen aan het agentschap krachtens specifiek richtsnoeren die zijn vastgesteld op basis van de gas- en elektriciteitsrichtlijnen overeenkomstig de comitéprocedure.
  • Algemene adviesverlening. Het agentschap krijgt in het algemeen de taak de Commissie van advies te dienen inzake marktreguleringskwesties en kan voorts niet-bindende richtsnoeren opstellen en publiceren om goede praktijken onder de nationale regelgevende instanties te verspreiden. Het moet ook de bevoegdheid krijgen om geval per geval, en in het licht van de door de Commissie in het kader van de communautaire wetgeving voor de gas- en elektriciteitssector vastgestelde tenuitvoerleggingsmaatregelen, de besluiten van de nationale regelgevende instanties te herzien die een directe weerslag hebben op de interne markt en daarover advies uit te brengen bij de Commissie.

Hoewel zijn bevoegdheden niet kunnen worden uitgebreid tot het nemen van normatieve besluiten (zoals de formele vaststelling van verplicht te hanteren richtsnoeren) zal het nieuwe agentschap in het algemeen een cruciale rol spelen bij de opstelling en tenuitvoerlegging van regels voor de Europese gas- en elektriciteitsmarkt.

3.3. Governance van het voorgestelde Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers

Het institutionele kader en de beginselen van governance van het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers zijn gebaseerd op de standaardregels en -praktijken voor regelgevende agentschappen van de Gemeenschap.

Er moet echter worden gewaakt over de in dit geval vereiste onafhankelijkheid van de regelgevingsopdracht. Daarom wordt voorgesteld om, afgezien van de raad van bestuur die verantwoordelijk wordt voor alle administratieve en budgettaire aangelegenheden, ook een raad van regelgevers op te richten, die bevoegd wordt voor alle regelgevingskwesties en -besluiten. De directeur, die door de raad van bestuur wordt aangesteld na raadpleging van de raad van regelgevers, wordt verkozen uit een door de Commissie samengestelde shortlist. De directeur vertegenwoordigt het agentschap en is verantwoordelijk voor het dagelijks beheer. Voorts omvat de structuur van het agentschap een raad van beroep, die bevoegd is beroep tegen beslissingen van het agentschap te behandelen.

3.4. Financiële aspecten

Gezien zijn taken wordt voorgesteld dat het agentschap een beperkt personeelsbestand van 40 à 50 mensen krijgt. Deze evaluatie is gebaseerd op een uitgebreide analyse van de personeelsbehoeften van nationale regelgevende instanties en een zorgvuldige analyse van de minimale middelen die vereist zijn om de voorgestelde taken van het agentschap uit te voeren, met name in het licht van synergieën die mogelijk zijn door personeel van de nationale regelgevende instanties in te schakelen voor de werkzaamheden van het agentschap. Het voorgestelde personeelsbestand spoort met de behoeften van deze instanties[6]. Zoals hierboven reeds vermeld zou het vereiste personeelsbestand, mocht de Commissie de taken van het agentschap op zich nemen, veel hoger liggen.

De totale kosten van het agentschap worden geraamd op ongeveer 6-7 miljoen euro per jaar, waarvan 5 miljoen voor personeelsuitgaven (waarbij als gemiddelde per persoon de kosten van een ambtenaar van de Europese Commissie werden genomen, d.w.z. 0,117 miljoen euro per jaar, inclusief kosten van gebouwen en gerelateerde administratieve uitgaven), 1 miljoen euro huishoudelijke uitgaven (kosten van vergaderingen, studies, vertalingen, publicaties en public relations) en de rest voor kapitaaluitgaven (voor de aankoop van roerende goederen en dergelijke) en reiskosten.

De kosten van het agentschap worden gedekt door een subsidie van de Commissie. Het agentschap heeft beperkte inkomsten uit betalingen van derden voor bepaalde door het agentschap te nemen beslissingen.

3.5. De rol van de Commissie

Er zijn in beginsel drie verschillende maatregelen om de rol van de Commissie als hoedster van het Verdrag veilig te stellen.

In de eerste plaats is een beslissing van het agentschap alleen bindend voor specifieke technische situaties waarin expliciet wordt voorzien in de verordening en de richtlijnen, of per geval op basis van bindende richtsnoeren. Het agentschap heeft geen beslissingsbevoegdheid buiten dit kader.

In de tweede plaats, als de samenwerking van transmissiesysteembeheerders (tsb's) of besluiten van de nri's een effectieve mededinging en de efficiënte functionering van de interne markt in het gedrang brengen, brengt het agentschap de Commissie daarvan onmiddellijk op de hoogte zodat die de nodige maatregelen kan treffen om de situatie te remediëren. De Commissie kan ook uit eigen beweging besluiten op te treden.

In de derde plaats, wanneer een essentiële beslissing moet worden genomen, kan dit uitsluitend gebeuren door de Commissie. In dergelijke gevallen heeft het agentschap uitsluitend een voorbereidende en adviserende rol. De juridische dienst van de Commissie heeft de tekst in dit verband zorgvuldig bestudeerd om zich ervan te vergewissen dat het agentschap geen beslissingsbevoegdheid heeft met betrekking tot essentiële besluiten.

Voorts is het aan de Commissie om de rol van het agentschap via bindende richtsnoeren te specificeren en vast te leggen.

  • 4. 
    EFFICIËNTE SAMENWERKING TUSSEN DE TRANSMISSIESYSTEEMBEHEERDERS

4.1. Om de elektriciteits- en gasmarkten beter te integreren is een nauwe samenwerking tussen de transmissiesysteembeheerders noodzakelijk

Om marktintegratie mogelijk te maken, moet er ook een effectieve samenwerking komen tussen de transmissiesysteembeheerders, gepaard aan een duidelijk en stabiel regelgevingskader, inclusief coördinatie van de regelgeving. De regels voor toegang tot en beheer van de netwerken moeten compatibel zijn, er moet een effectieve uitwisseling van informatie tussen de beheerders van transmissiesystemen komen en de investeringen die vereist zijn om de interconnectiecapaciteit te vergroten moeten nauw worden gecoördineerd. De transmissiesysteembeheerders in de gas- en elektriciteitssector werken nu al op vrijwillige basis samen in structuren zoals de ETSO (Europese Organisatie van transmissiesysteembeheerders ) en GTE (Gas Transmission Europe). Zij werken samen rond operationele kwesties op regionaal niveau en nemen deel aan technische instanties zoals de UCTE (Unie voor de coördinatie van de transmissie van elektriciteit) en EASEE-Gas. Deze meerlagige samenwerkingsinitiatieven hebben een belangrijke bijdrage geleverd tot de totstandbrenging van de interne markt en hebben de netwerkefficiëntie en -veiligheid verhoogd.

Deze samenwerking op vrijwillige basis heeft echter ook haar beperkingen, bijvoorbeeld in de vorm van netwerkincidenten en elektriciteitspannes ten gevolge van slechte coördinatie van het netwerkbeheer of ontbrekende schakels in de elektriciteits- en gasnetten, alsook moeilijkheden om gemeenschappelijke technische normen voor te stellen en daarover overeenstemming te bereiken. Daarom is voorgesteld de transmissiesysteembeheerders te belasten met de taak hun samenwerking op een aantal cruciale gebieden te versterken, met de focus op de volgende vier centrale kwesties.

  • De ontwikkeling van technische en marktcodes . Voor de integratie van de elektriciteits- en gasmarkten is een coherent geheel van technische en marktcodes vereist. Vandaag bestaan dergelijke codes op nationale grondslag of door aanbevelingen van organisaties zoals de UCTE en EASEE-Gas. Het probleem met de huidige situatie is drievoudig: in de eerste plaats dekken de regels niet alle gebieden die moeten worden geharmoniseerd om een geïntegreerde markt te doen functioneren, in de tweede plaats zijn de nationale codes onderling vaak niet compatibel en in de derde plaats zijn ze vaak niet juridisch bindend en is de handhaving ervan vaak niet gewaarborgd. Voorbeelden van dergelijke codes zijn de operationele UCTE-handleiding voor de veiligheid en betrouwbaarheid van de elektriciteitstransmissienetten en de aanbevelingen van EASEE-Gas inzake de gaskwaliteit.
  • Het voorstel handhaaft het proces op vrijwillige basis van de tsb's als een pragmatische manier om gedetailleerde technische en marktcodes uit te werken. Deze codes zijn technisch vaak ingewikkeld en er moet een efficiënte methode zijn om ze waar nodig aan te passen. Het voorstel voegt een sterk regelgevend toezicht toe op de inhoud en de monitoring van de naleving en handhaving van deze regels door de nationale regelgevende instanties, het agentschap en/of de Commissie, naar gelang van de aard van het voorstel. Wanneer de tsb's er niet in slagen overeenstemming te bereiken over vereiste technische en marktcodes of wanneer zij die codes niet toepassen, kunnen bedoelde regels op voorstel van de Commissie worden voorgesteld en vastgesteld via de comitéprocedure.
  • Alles samen worden in het voorliggende voorstel elf hoofdgebieden voor samenwerking afgebakend. In de jaarlijkse werkprogramma's van het Europese netwerk van transmissiesysteembeheerders (zie onder punt 1.2), opgesteld na raadpleging van alle betrokken partijen en het nieuwe agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers (zie hoofdstuk 3), zullen prioriteiten zijn opgenomen en zal nader worden gespecificeerd welke technische en marktcodes vereist zijn. De samenwerking tussen de transmissiesysteembeheerders moet ook de monitoring van de toepassing van bedoelde technische en marktcodes omvatten.
  • Onderzoek en innovatie van gemeenschappelijk belang . De samenwerking tussen de tsb's moet uitmonden in een kader voor de selectie, de financiering en het beheer van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten die vereist zijn voor een gezonde technologische ontwikkeling en evolutie van de Europese elektriciteits- en gasnetten, in het bijzonder ter bevordering van de continuïteit van de voorziening, energie-efficiëntie en marktpenetratie van technologieën met lage koolstofinhoud.
  • Coördinatie van het netwerkbeheer . De samenwerking tussen de tsb's behelst het gemeenschappelijk beheer van de netwerken overeenkomstig overeengekomen technische en marktcodes. Die samenwerking omvat ook de uitwisseling van netwerkbeheersinformatie en de gecoördineerde publicatie van informatie over netwerktoegang, bijvoorbeeld via een gemeenschappelijk transparantieplatform.
  • Investeringsplanning . Teneinde voldoende transmissiecapaciteit ten behoeve van de marktvraag beschikbaar te stellen en de nationale markten te integreren, hebben de netwerkbeheerders behoefte aan een gecoördineerde planning van de systeemontwikkeling op lange termijn zodat zij hun netwerkinvesteringen daarop kunnen afstemmen en de ontwikkeling van de transmissienetcapaciteit kunnen monitoren. Daartoe kunnen de samenwerkingsorganen van de transmissienetbeheerders netwerkontwikkelingsplannen bekend maken, inclusief de modellering van het geïntegreerde netwerk, de opstelling van mogelijke scenario's en de beoordeling van de robuustheid en levercapaciteit van het geïntegreerde systeem. Deze ontwikkelingsplannen moeten voldoende ver vooruit kijken (bv. ten minste 10 jaar) zodat een vroegtijdige detectie van investeringslacunes, meer bepaald wat de grensoverschrijdende capaciteit betreft, mogelijk wordt.

Met name wat de twee laatste taken betreft, dragen regionale initiatieven in positieve zin bij tot marktintegratie. De samenwerking van de transmissiesysteembeheerders op Europees niveau moet dan ook op regionaal niveau worden aangevuld ten einde reële praktische vooruitgang, een optimaal beheer van het netwerk[7] en adequate investeringsplanning en -uitvoering te waarborgen. Het regelgevingskader moet regionale initiatieven bevorderen, coördineren en ontwikkelen tussen de transmissiesysteembeheerders en de regelgevende instanties, zoals gebeurt binnen de regionale initiatieven onder de leiding van de Europese Groep van regelgevende instanties voor elektriciteit en gas (ERGEG) en initiatieven zoals het Pentalateraal forum en zoals wordt aanbevolen door de voornaamste belanghebbenden, bijvoorbeeld Eurelectric.

4.2. Een beter samenwerkingsmechanisme

Het is belangrijk dat de samenwerkingsstructuren van de transmissienetbeheerders volledig erkend worden op Europees niveau zodat zij over het gezag beschikken om bovengenoemde taken uit te voeren. Te dien einde zal de Commissie formeel de Europese Netwerken (gas en elektriciteit) van transmissienetbeheerders aanwijzen die belast worden met de uitvoering van deze taken.

Als ondernemingen moeten de transmissiesysteembeheerders transparant zijn over de wijze waarop zij samenwerken. Zij kunnen wellicht voortbouwen op bestaande structuren zoals GTE en ETSO. Het is echter waarschijnlijk dat de taken en verantwoordelijkheden die op de transmissiesysteembeheerders berusten, een centrale en permanente samenwerkingsstructuur vergen, zowel wat organisatie als wat de praktische tools voor de planning en het beheer van de netwerken betreft.

Het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers zal monitoren hoe het Europese Netwerk van transmissienetbeheerders de hem toevertrouwde taken uitvoert.

Van bij het begin van hun werkzaamheden in verband met een specifiek thema zullen de transmissiesysteembeheerders als standaardpraktijk de betrokkenheid en voorafgaande raadpleging van de relevante belanghebbenden, zoals producenten, leveringsbedrijven, afnemers en distributiebedrijven toepassen. In dat verband zullen de betrokken partijen worden geraadpleegd over alle door de transmissiesysteembeheerders ingediende ontwerpen voor technische en marktcodes en zullen zij opmerkingen kunnen maken over het jaarlijkse werkprogramma van de transmissiesysteembeheerders. Het agentschap zal erop toezien dat deze raadpleging naar behoren gebeurt.

  • 5. 
    EEN BETERE FUNCTIONERING VAN DE MARKT

Het huidige voorstel heeft ook ten doel het wetgevingskader te verbeteren teneinde toegang van derden tot cruciale infrastructuur te vergemakkelijken, de transparantie van de markt te verbeteren, de marktintegratie te versterken en de toegang tot de afnemers op kleinhandelsniveau te verbeteren.

5.1. Ontheffingsregeling

De huidige regelgeving voorziet in de mogelijkheid om bij grote nieuwe infrastructuurprojecten gedurende een vooraf bepaalde periode te kunnen afwijken van de toegangsregels voor derde partijen. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt bij verscheidene momenteel voltooide of lopende infrastructuurprojecten, zoals nieuwe gas- of elektriciteitsinterconnectoren en LNG-terminals. Dit heeft dergelijke projecten, die de continuïteit van de energievoorziening en de mededinging vergroten, vooruit geholpen. Tezelfdertijd blijkt uit de opgedane ervaring dat projectontwikkelaars, regelgevende instanties en de Commissie baat zouden vinden bij een meer gestroomlijnde procedure om dergelijke ontheffingen aan te vragen en toe te staan en bij een verduidelijking van bepaalde ontheffingsvoorwaarden. De Commissie stelt daarom voor richtsnoeren uit te werken om aanvragers en regelgevende instanties bij te staan bij het voldoen aan bedoelde ontheffingsvoorwaarden. Om te waarborgen dat infrastructuur waarvoor ontheffing is verleend desondanks optimaal door de markt kan worden benut, wordt een veralgemening voorgesteld van de minimumeisen voor de toewijzing van capaciteit en het congestiebeheer bij nieuwe infrastructuur, wat tot nog toe geval per geval gebeurde.

5.2. Transparantie

De internationale elektriciteits- en gasmarkten lijden onder een gebrek aan liquiditeit en transparantie, wat de efficiënte toewijzing van middelen belemmert, de mogelijkheden om risico's in te dekken beperkt en de toetreding van nieuwkomers op de markt verhindert. Het vertrouwen in de markt, de liquiditeit ervan en het aantal marktdeelnemers moeten verbeteren door de informatie die beschikbaar is op de markt uit te breiden.

De huidige transparantie-eisen behelzen vooral de bekendmaking van de capaciteit van het netwerk, zodat marktspelers kunnen zien of er capaciteit beschikbaar is en kunnen nagaan of alle beschikbare capaciteit wordt aangeboden op de markt. De marktdeelnemers moeten echter ook gelijke toegang krijgen tot informatie die bepalend is voor de beweging van de groothandelstarieven.

Op dit moment hebben de gevestigde marktspelers, die verantwoordelijk zijn voor de grootste elektriciteits- en gasstromen en die het grootste deel van de activa in de markt bezitten, meer en betere toegang tot informatie dan nieuwkomers op de markt. In de elektriciteitssector bestaan er transparantie-eisen met betrekking tot de opwekking van elektriciteit, in de vorm van aan de verordening gehechte richtsnoeren, maar zij volstaan niet, terwijl dergelijke eisen in de gassector momenteel geheel ontbreken. Er wordt daarom voorgesteld de transparantie-eisen uit te breiden tot de gasvoorraden, prognoses inzake vraag en aanbod, kosten voor de balancering van het netwerk en handel.

De correcte en volledige toepassing van deze eisen moet door de nationale regelgevende instanties worden gecontroleerd en bijgevolg moet hun bevoegdheid dienovereenkomstig worden uitgebreid.

Het probleem van de transparantie met betrekking tot derivaten en financiële instrumenten, waarvoor in dit voorstel geen aanvullende eisen voor de betrokken ondernemingen zijn opgenomen, zal door de Commissie grondig worden bestudeerd en zij zal daarover medio 2008 tot conclusies komen. Het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers en het Comité van Europese effectenregelgevers worden verzocht samen te werken voor verder onderzoek en latere adviesverlening over de vraag of transacties in gas- en elektriciteitsleveringscontracten en gas- en elektriciteitsderivaten moeten worden onderworpen aan transparantie-eisen vóór en/of na de transactie.

5.3. Toegang tot opslag

In de bestaande richtlijn betreffende de interne gasmarkt is vastgelegd dat wanneer opslag een essentiële faciliteit is om levering aan klanten mogelijk te maken, de beheerders van opslagcapaciteit toegang moeten verlenen aan derden. De lidstaten hebben de keuze om deze toegang tot hun opslagfaciliteiten te waarborgen, hetzij onder door de regelgever omschreven voorwaarden, hetzij via de verplichting voor de exploitanten van bedoelde faciliteiten om met hun klanten over toegangsvoorwaarden te onderhandelen. De eisen van de richtlijn zijn beperkt tot algemene beginselen en geven de lidstaten heel wat vrijheid voor de vaststelling van hun regelgevingskader. Deze beginselen hebben meer consistentie gekregen door het forum van Madrid, waarop alle betrokken partijen het eens zijn geraakt over vrijwillig toe te passen richtsnoeren 'Guidelines for Good Third Party Access Practice for Storage System Operators' (GGPSSO). De ERGEG heeft geconcludeerd dat het doorgaans pover gesteld is met de tenuitvoerlegging van deze richtsnoeren.

Om te waarborgen dat zij daadwerkelijk worden toegepast, stelt de Commissie vier maatregelen voor:

  • maak de beginselen in de richtsnoeren juridisch bindend en maak de gedetailleerde tenuitvoerlegging ervan mogelijk via de comitéprocedure;
  • zorg voor een juridische en functionele ontvlechting van opslagsysteembeheerders die onderdeel zijn van leveringsbedrijven;
  • versterk de bevoegdheden van de nationale regelgevende instanties om toe te zien op de toegang tot opslaginstallaties;
  • eis duidelijkheid over het regelgevingsstelsel dat geldt voor dergelijke installaties.

Om de richtsnoeren juridisch bindend te maken, zal de verordening worden uitgebreid met bepalingen die vastleggen hoe de beheerders van opslagsystemen toegangsdiensten aan derden moeten aanbieden, hoe zij capaciteit moeten toewijzen en hoe zij congestie moeten beheren. Ook zullen de transparantie-eisen nader worden omschreven en zullen maatregelen worden voorgesteld om de ontwikkeling van een secundaire markt in opslagcapaciteit mogelijk te maken. Deze regels moeten waarborgen dat alle opslagcapaciteit die beschikbaar is voor derden op niet-discriminerende en transparante wijze op de markt wordt gebracht en dat het hamsteren van capaciteit sterk wordt ontmoedigd. Bedoelde regels moeten ook de samenhang waarborgen met de voorgestelde minimumeisen inzake infrastructuur waarvoor ontheffing wordt verleend.

De eis van juridische en functionele ontvlechting van opslagsysteembeheerders zal de effectieve toegang tot opslag sterk verbeteren. Het feit dat leveranciers, wanneer zij opslagcapaciteit nodig hebben, momenteel contact moeten opnemen met hun concurrenten om dergelijke capaciteit in te huren, is niet bevorderlijk voor het marktvertrouwen en vormt een grote hindernis voor nieuwkomers op de markt. De eis van ontvlechting van de opslagbeheerders zal deze situatie verbeteren en zal het voor concurrenten en regelgevers mogelijk maken erop toe te zien dat alle beschikbare opslagcapaciteit wordt aangeboden op de markt.

De Commissie stelt voor om een einde te maken aan de momenteel bestaande dubbelzinnigheid betreffende het deel van de opslagcapaciteit dat op de markt moet worden gebracht, meer bepaald door de eis in te voeren dat alle lidstaten criteria vaststellen en bekendmaken over wanneer en hoe derdentoegang krijgen tot opslagcapaciteit. De regelgever heeft vervolgens de taak erop toe te zien dat deze criteria op correcte wijze voor alle opslagcapaciteit worden toegepast.

5.4. Toegang tot LNG-terminals

De rol van LNG in de gasvoorziening van de Europese Unie wordt steeds belangrijker en er zijn heel wat investeringen in LNG-terminals gepland of aan de gang. Om die reden zijn transparante regels voor toegang tot LNG-terminals vereist. De regelgevers hebben die behoefte onderkend en de ERGEG heeft richtsnoeren opgesteld met het doel te komen tot een gemeenschappelijke aanpak voor de toegang van derden tot LNG-terminals.

Hoewel bij vele onlangs gebouwde LNG-terminals gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om overeenkomstig artikel 22 van de richtlijn ontheffing inzake toegang voor derden te verkrijgen, zijn er ook LNG-terminals waarvoor de regels voor derdentoegang gelden. Aangezien de huidige richtlijn slechts de algemene eis oplegt om derdentoegang te reguleren, laat dit ruimte voor onderling afwijkende interpretaties tussen de lidstaten. Bovendien is een ontheffing overeenkomstig artikel 22 altijd tijdelijk en na het verstrijken van de vastgestelde ontheffingstermijn valt de LNG-terminal onder de normale regelgeving. De Commissie stelt daarom voor duidelijker omschreven regels voor derdentoegang tot LNG-terminals op te leggen. Om de richtsnoeren juridisch bindend te maken, zal de desbetreffende verordening worden uitgebreid met bepalingen over de wijze waarop beheerders van LNG-terminals derdentoegang moeten aanbieden, hoe zij capaciteit moeten toewijzen en hoe zij congestie moeten beheren. Ook worden de transparantie-eisen nader omschreven en worden maatregelen voorgesteld om de ontwikkeling van een secundaire markt in terminalcapaciteit mogelijk te maken. Deze regels moeten ook de samenhang waarborgen met de voorgestelde minimumeisen inzake infrastructuur waarvoor ontheffing wordt verleend.

5.5. Langetermijnleveringscontracten

Stroomafwaartse bilaterale leveringscontracten bieden voor energie-intensieve bedrijven het voordeel van meer voorspelbaarheid van hun energietarieven. Dergelijke overeenkomsten brengen echter het risico mee dat de stroomafwaartse markt wordt afgesloten doordat zij de afnemers verhinderen van leverancier te veranderen waardoor de mededinging wordt beperkt. Om de onzekerheid op de markt te verminderen zal de Commissie in de komende maanden richtsnoeren uitwerken in een passende vorm over de overeenstemming van stroomafwaartse bilaterale langetermijnleveringscontracten met het mededingingsrecht van de EG.

5.6. Een kader voor de geleidelijke totstandbrenging van een Europese kleinhandelsmarkt

Noch in de elektriciteits-, noch in de gasmarkt kan men al spreken van een Europese kleinhandelsmarkt (huishoudens en kleinbedrijf), aangezien de afnemers, in de veronderstelling dat ze al een keuze hebben, nog steeds verplicht zijn bij een in hetzelfde land gevestigde leverancier aan te kloppen. Het uiteindelijke doel van de interne markt voor gas en elektriciteit is een echte Europese markt voor eindafnemers tot stand brengen; die interne eindafnemersmarkt is noodzakelijk om tot echte mededinging en maximale efficiëntie te komen. Een liberalisering van de kleinhandelsmarkt is noodzakelijk om te waarborgen dat alle EU-burgers kunnen profiteren van concurrentie. Wanneer de concurrentie alleen speelt voor grote afnemers, bestaat het risico dat de Europese huishoudens uiteindelijk hun industrie gaan subsidiëren en kunnen investeringssignalen voor nieuwe productie en levering verstoord worden. Vanaf 1 juli 2007 zijn alle kleinhandelsmarkten in de EU opengesteld voor concurrentie, maar in de praktijk zijn vele consumenten gebonden aan hun historische leverancier doordat is nagelaten om zoals vereist een geschikt regelgevingskader in te voeren. Een Europese kleinhandelsmarkt kan slechts geleidelijk tot stand worden gebracht. Om dit proces te stimuleren overweegt de Commissie een kleinhandelsforum op te zetten naar analogie met de positieve ervaring van de forums van Firenze en Madrid. Dit forum moet een focus op specifieke kleinhandelskwesties mogelijk maken en kan dienen als platform voor alle belanghebbenden om de totstandbrenging van een EU-brede kleinhandelsmarkt te bevorderen. Het forum moet richtinggevend zijn voor de voorgestelde verplichtingen voor lidstaten en regelgevende instanties om duidelijke regels op te stellen betreffende concurrentie op de kleinhandelsmarkt met het oog op een geleidelijke harmonisatie van de marktregels die grensoverschrijdende kleinhandelsmarkten mogelijk moeten maken.

Goed functionerende kleinhandelsmarkten zullen ook een heel belangrijke rol spelen om het bewustzijn inzake het energieverbruik en de kosten van energie te verhogen. Dat is belangrijk omdat alle maatregelen om het CO2-verbruik terug te dringen een bijdrage van de huishoudens vergen. Concurrentie met betrekking tot de levering aan huishoudens zal het energiebewustzijn daarvan verhogen. De huidige praktijk, waarbij de afnemers pas na een jaar een eindafrekening van hun energieverbruik ontvangen, is echter niet bevorderlijk voor een dergelijk bewustzijn, noch maakt dit het voor de leveranciers mogelijk om concurrerende diensten te ontwikkelen die kunnen worden toegesneden op huishoudens met specifieke behoeften. De leveranciers moeten derhalve meer informatie verstrekken zodat de klanten frequenter worden geïnformeerd over hun energieverbruik en de desbetreffende kosten.

Het is duidelijk dat keuzevrijheid voor de consument gepaard moet gaan met sterke garanties betreffende de rechten van de klant. Kwetsbare afnemers krijgen al een hoge mate van bescherming overeenkomstig de huidige richtlijn, die waarborgt dat zij toegang hebben tot de energie welke vereist is om een normaal leven te leiden. Deze maatregelen zijn in bepaalde landen echter niet correct toegepast en om het kader te verduidelijken stelt de Commissie voor om bindende richtsnoeren vast te stellen. Daarnaast stelt de Commissie voor de rechten van alle klanten te versterken, onder meer door hen het recht te geven op om het even welk ogenblik van leverancier te veranderen en door van de energiebedrijven te eisen dat de rekeningen worden vereffend binnen een maand nadat de klant van leverancier is veranderd.

De Commissie is ten slotte tot de conclusie gekomen dat voor distributiesysteembeheerders (dsb's) de huidige regels voor juridische en functionele ontvlechting volstaan. Zij stelt dan ook niet voor de in hoofdstuk 4 omschreven eigendomsontvlechtingsregels uit te breiden tot dsb's.

  • 6. 
    SAMENWERKING OM DE ZEKERHEID VAN DE VOORZIENING TE VERSTERKEN

6.1. Monitoring van de zekerheid van de voorziening door de transmissiesysteembeheerders

Het is belangrijk dat ervoor wordt gezorgd dat de elektriciteits- en gassystemen steeds aan de vraag kunnen voldoen, zelfs op piekmomenten. In het geval van elektriciteit is dit uitsluitend mogelijk wanneer er voldoende opwekkingscapaciteit is (adequaatheid van de opwekking) en wanneer het netwerk in staat is de energie van de plaats van opwekking naar de afnemer te voeren (adequaatheid van het netwerk). In het geval van gas moet er voldoende invoer- en opslagcapaciteit aanwezig zijn.

Krachtens Richtlijn 2005/89/EG moeten de nationale regelgevende instanties, daarin bijgestaan door de transmissiesysteembeheerders, jaarlijks bij de Commissie verslag uitbrengen over de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening. Overeenkomstig Richtlijn 2004/67/EG moeten de lidstaten verslag uitbrengen over de zekerheid van de gasvoorziening en over het regelgevingskader met het oog op verhoging van de investeringen in infrastructuur. Krachtens de voorgestelde wijziging van Verordening (EG) nr. 1228/2003 en (EG) nr. 1775/2005 komt de taak van prognoses betreffende de adequaatheid van de systemen voor elke zomer en winter alsmede voor de lange termijn voortaan toe aan het Netwerk van Europese transmissiesysteembeheerders. Een Europees overzicht is noodzakelijk om de mogelijkheden van in- en uitvoer van elektriciteit en gas in piekperiodes mee in te schatten. Gezien de grensoverschrijdende elektriciteits- en gasstromen binnen de interne markt moet dit overzicht op Europees niveau worden georganiseerd.

6.2. Samenwerking tussen de lidstaten

De EU-regelgeving beschikt over twee instrumenten om het probleem van de zekerheid van de aardgasvoorziening aan te pakken. In de eerste plaats werden bij Richtlijn 2003/55/EG algemene monitoringsverplichtingen ingevoerd voor de lidstaten. In de tweede plaats heeft Richtlijn 2004/67/EG meer specifiek betrekking op maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening. Bij deze laatste richtlijn wordt de "Groep coördinatie gas" opgericht en wordt een "communautair mechanisme" in het geval van verstoring van de voorziening in het leven geroepen.

Deze instrumenten zorgen voor een coördinatieplatform. Er worden geen kwantitatieve doelstellingen met betrekking tot de zekerheid van de voorziening gedefinieerd en er geldt geen verplichting wat de aanleg van gasvoorraden betreft. Ten slotte wordt er niet voorzien in een kader voor regionale samenwerking in gevallen van ernstige verstoring van de voorziening.

Richtlijn 2004/67/EG is pas recentelijk door de lidstaten in nationale wetgeving omgezet. Overeenkomstig artikel 10 brengt de Commissie uiterlijk op 19 mei 2008 verslag uit over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn en in het bijzonder over de doeltreffendheid van de gebruikte instrumenten en kan zij in voorkomend geval verdere maatregelen voorstellen om de voorzieningszekerheid te versterken. In dit verslag zullen met name maatregelen ter veiligstelling van de voorzieningszekerheid met betrekking tot aardgasvoorraden worden besproken.

Om die reden wordt Richtlijn 2004/67/EG in het huidige stadium niet gewijzigd en worden slechts twee kwesties aangepakt:

  • Verhoogde transparantieverplichting op het gebied van het niveau van de commerciële voorraden . Iedere beheerder van opslaginstallaties wordt verplicht om dagelijks de nuttige inhoud (het "working gas") van zijn installaties te publiceren. Een dergelijke verplichting zal het wederzijds vertrouwen voor regionale en bilaterale bijstand in gevallen van ernstige verstoring van de voorziening aanzienlijk versterken.
  • Solidariteit . Er wordt voorgesteld dat de lidstaten samenwerken om de regionale en bilaterale solidariteit te bevorderen. Deze samenwerking is bedoeld voor situaties die dreigen uit te monden in een ernstige verstoring van de gasvoorziening voor een bepaalde lidstaat. Voorbeelden van deze coördinatie zijn de stroomlijning van nationale maatregelen om noodsituaties aan te pakken en de uitwerking van praktische voorwaarden voor wederzijdse bijstand. De Commissie zal zo nodig richtsnoeren voor regionale samenwerking en solidariteit opstellen.

2007/0196 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2003/55/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas

(Voor de EER relevante tekst) |

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2, artikel 55 en artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie[8],

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité[9],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's[10],

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[11],

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    De interne markt voor aardgas, die sinds 1999 geleidelijk is ingevoerd in het geheel van de Europese Unie, heeft tot doel een echte keuzevrijheid te bieden aan alle consumenten in de EU, zowel particulieren als ondernemingen, nieuwe mogelijkheden voor economische groei te creëren en de grensoverschrijdende handel te bevorderen en zo efficiëntieverbeteringen, concurrerende tarieven en een betere dienstverlening te bewerkstelligen, alsmede bij te dragen tot de veiligheid van de energievoorziening en de duurzaamheid van de economie.
  • (2) 
    Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn 98/30/EG[12] heeft aanzienlijk bijgedragen tot de totstandbrenging van een dergelijke interne markt voor aardgas.
  • (3) 
    Momenteel kan het recht om aardgas te verkopen in een andere lidstaat onder gelijke voorwaarden en zonder discriminatie of achterstelling echter niet worden gewaarborgd voor elke onderneming in de Gemeenschap. Met name bestaat een niet-discriminerende netwerktoegang en een gelijk effectief niveau van regelgevend toezicht nog niet in elke lidstaat aangezien het huidige wetgevingskader niet volstaat.
  • (4) 
    In de mededeling van de Commissie van 10 januari 2007 "Een energiebeleid voor Europa"[13] wordt het belang onderstreept van de voltooiing van de interne gasmarkt en de totstandbrenging van een gelijk speelveld voor alle in de Gemeenschap gevestigde gasbedrijven. Uit de mededeling betreffende de interne energiemarkt[14] en het eindverslag over het sectorale mededingingsonderzoek[15] blijkt dat de huidige regels en maatregelen niet het vereiste kader leveren om de doelstelling van een goed functionerende interne markt te verwezenlijken.
  • (5) 
    Zonder een effectieve scheiding van netwerken van productie- en leveringsactiviteiten blijft het inherente risico van discriminatie bestaan, niet alleen bij de exploitatie van de netwerken, maar ook wat de stimulansen voor verticaal geïntegreerde bedrijven betreft om op toereikende wijze in hun netwerken te investeren.
  • (6) 
    De momenteel geldende juridische en functionele ontvlechtingsregels hebben niet geleid tot een effectieve ontvlechting van de transmissiesysteembeheerders. Op zijn vergadering van 8 en 9 maart 2007 in Brussel heeft de Europese Raad de Commissie verzocht om wetgevingsvoorstellen uit te werken voor een daadwerkelijke scheiding tussen leverings- en productiediensten, enerzijds, en de netwerkexploitatie, anderzijds.
  • (7) 
    Uitsluitend het wegwerken van inherente stimulansen voor verticaal geïntegreerde bedrijven om hun concurrenten qua netwerktoegang en -investeringen te discrimineren, kan een effectieve ontvlechting waarborgen. Ontvlechting van de eigendom, wat inhoudt dat de netwerkeigenaar is aangewezen als de netwerkbeheerder en onafhankelijk is van belangen in de productie- en leveringssector, is duidelijk de meest effectieve en stabiele manier om het inherente belangenconflict op te lossen en de continuïteit van de voorziening te waarborgen. Om deze reden heeft het Europees Parlement in zijn resolutie van 10 juli 2007 inzake de vooruitzichten voor de interne gas- en elektriciteitsmarkt gesteld dat het ontvlechting van de eigendom op het niveau van transmissie ziet als het efficiëntste middel om investeringen in infrastructuur op niet-discriminerende wijze te bevorderen en te zorgen voor eerlijke toegang tot het netwerk voor nieuwkomers en transparantie op de markt. Van de lidstaten moet derhalve worden geëist dat wordt gewaarborgd dat eenzelfde persoon geen zeggenschap kan uitoefenen, inclusief via blokkeringsrechten van minderheidsaandeelhouders over beslissingen van strategisch belang, over een productie- of leveringsbedrijf en tezelfdertijd belangen heeft in of rechten uitoefent over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem. Omgekeerd moet zeggenschap over een transmissiesysteembeheerder de mogelijkheid uitsluiten een belang te hebben in of rechten uit te oefenen over een leveringsbedrijf.
  • (8) 
    Aangezien ontvlechting van de eigendom in sommige gevallen een herstructurering van de bedrijven vergt, moeten de lidstaten extra tijd krijgen om de relevante bepalingen toe te passen. Gezien de verticale kruisverbanden tussen de elektriciteits- en de gassector gelden de ontvlechtingsbepalingen bovendien voor beide sectoren samen.
  • (9) 
    Om de volledige onafhankelijkheid van de netwerkexploitatie van productie- en leveringsbelangen te waarborgen en de uitwisseling van vertrouwelijke informatie te voorkomen, mag eenzelfde persoon geen lid zijn van de raad van bestuur van zowel een transmissiesysteembeheerder als een bedrijf dat een van de taken in de vorm van productie of levering uitvoert. Om dezelfde reden mag eenzelfde persoon niet over de bevoegdheid beschikken om leden van de raad van bestuur van een transmissiesysteembeheerder aan te wijzen, én belangen hebben in een leveringsbedrijf.
  • (10) 
    De aanwijzing van systeembeheerders die onafhankelijk zijn van productie- en leveringsbelangen, maakt het voor verticaal geïntegreerde bedrijven mogelijk om hun eigendom van netwerkactiva te handhaven en tegelijkertijd een effectieve scheiding van de belangen te bewerkstelligen op voorwaarde dat de onafhankelijke systeembeheerder alle functies van een netwerkbeheerder vervult en er is voorzien in gedetailleerde regelgevings- en toezichtsmechanismen.
  • (11) 
    Wanneer een onderneming die eigenaar is van een transmissiesysteem deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moeten de lidstaten daarom de keuze krijgen tussen, hetzij ontvlechting van de eigendom, hetzij, als afwijking, het aanwijzen van systeembeheerders die onafhankelijk zijn van productie- en leveringsbelangen. De volledige doeltreffendheid van de oplossing van een onafhankelijke systeembeheerder moet worden gewaarborgd met behulp van specifieke aanvullende regels. Teneinde de belangen van de aandeelhouders van verticaal geïntegreerde bedrijven te vrijwaren, moeten de lidstaten de keuze hebben ontvlechting van de eigendom in te voeren, hetzij via directe desinvestering, hetzij via splitsing van de aandelen van het geïntegreerde bedrijf in aandelen in het netwerkbedrijf en aandelen in de resterende productie- en leveringsactiviteiten, mits wordt voldaan aan de eisen ten gevolge van ontvlechting van de eigendom
  • (12) 
    Bij de tenuitvoerlegging van daadwerkelijke ontvlechting moet het beginsel van niet-discriminatie tussen de openbare en de particuliere sector in acht worden genomen. Daartoe mag eenzelfde persoon niet over de mogelijkheid beschikken om enige invloed uit te oefenen, alleen dan wel gezamenlijk, op de samenstelling, stemming of besluitvorming in de organen van zowel de transmissiesysteembeheerders als de gasleveranciers. Mits de lidstaten in kwestie kunnen aantonen dat aan deze eis is voldaan, kunnen twee afzonderlijke overheidsinstanties zeggenschap hebben over enerzijds productie- en leveringsactiviteiten en anderzijds transportactiviteiten.
  • (13) 
    Een volledige scheiding van netwerk- en leveringsactiviteiten moet gelden in het geheel van de Gemeenschap, zodat wordt voorkomen dat ongeacht welke netwerkbeheerder in de Gemeenschap of daarmee gelieerde ondernemingen productie- of leveringsactiviteiten heeft in een lidstaat. Dit moet gelden voor zowel EU- als niet-EU-ondernemingen. Om te waarborgen dat netwerk- en leveringsactiviteiten in het geheel van de Europese Unie gescheiden worden gehouden, moeten de regelgevende instanties de bevoegdheid krijgen de certificatie te weigeren van transmissiesysteembeheerders die niet in overeenstemming zijn met de ontvlechtingsregels. Om een samenhangende toepassing in het geheel van de Gemeenschap en de naleving van de internationale verplichtingen van de Gemeenschap te waarborgen, moet de Commissie het recht krijgen de door de regelgevende instanties genomen certificeringsbesluiten te herzien.
  • (14) 
    Het veilig stellen van de energievoorziening is een essentieel element voor de openbare veiligheid en is daarom inherent verbonden met de efficiënte functionering van de gasmarkt in de EU. Gas kan de EU-burgers slechts bereiken via netwerken. Functionerende gasmarkten en met name de netwerken en andere activa die met de levering van gas verbonden zijn, zijn essentieel voor de openbare veiligheid, het concurrentievermogen van de economie en het welzijn van de burgers van de Gemeenschap. Onverlet haar internationale verplichtingen is de Gemeenschap van oordeel dat de sector van het gastransmissiesysteem van groot belang is voor de Gemeenschap en dat dus extra vrijwaringsmaatregelen vereist zijn met betrekking tot de invloed van derde landen teneinde alle bedreigingen voor de openbare orde in de Gemeenschap en het welzijn van haar burgers te voorkomen. Dergelijke maatregelen zijn ook noodzakelijk, met name om de naleving van de regels met het oog op effectieve ontvlechting te waarborgen.
  • (15) 
    De onafhankelijkheid van de opslagsysteembeheerders moet worden gewaarborgd teneinde derden een betere toegang te geven tot opslaginstallaties die in technische en/of economische zin noodzakelijk zijn voor een efficiënte toegang tot het systeem voor levering aan de klanten. Het is daarom passend dat opslaginstallaties worden beheerd door juridisch gescheiden entiteiten die over effectieve beslissingsbevoegdheid beschikken met betrekking tot de activa die noodzakelijk zijn voor het onderhoud, de exploitatie en de ontwikkeling van opslaginstallaties. Ook moet de transparantie worden verhoogd inzake de opslagcapaciteit die aan derden ter beschikking wordt gesteld, meer bepaald door de lidstaten te verplichten een duidelijk, niet-discriminerend kader vast te stellen en bekend te maken waarin het regelgevingsstelsel dat geldt voor opslaginstallaties staat omschreven.
  • (16) 
    Niet-discriminerende toegang tot de distributienetten is bepalend voor de toegang tot gebruikers op kleinhandelsniveau. De ruimte voor discriminatie wat toegang voor derden en investeringen betreft, is echter kleiner op distributieniveau dan op transmissieniveau omdat de congestieproblemen en de invloed van de productiebelangen op het distributieniveau doorgaans minder groot zijn dan op het transmissieniveau. Bovendien is de functionele ontvlechting van de distributiesysteembeheerders overeenkomstig Richtlijn 2003/55/EG pas verplicht vanaf 1 juli 2007 en moeten de effecten daarvan op de interne markt nog worden geëvalueerd. De momenteel geldende juridische en functionele ontvlechtingsregels kunnen resulteren in effectieve ontvlechting op voorwaarde dat zij duidelijker worden geformuleerd, goed ten uitvoer worden gelegd en nauwlettend worden gemonitord. Om een gelijk speelveld op kleinhandelsniveau te creëren, moeten de activiteiten van de distributiesysteembeheerders daarom worden gemonitord om te voorkomen dat zij profiteren van hun verticale integratie ten gunste van hun concurrentiepositie op de markt, met name in verband met kleine huishoudelijke en andere klanten.
  • (17) 
    Bij Richtlijn 2003/55/EG is voor de lidstaten de eis ingevoerd om regelgevende instanties met specifieke bevoegdheden op te zetten. De ervaring heeft echter uitgewezen dat de doeltreffendheid van regelgeving vaak wordt belemmerd door het gebrek aan onafhankelijkheid van de regelgevende instanties van hun regeringen en door de ontoereikendheid van hun bevoegdheden en beslissingsmacht. Om deze reden heeft de Europese Raad op zijn vergadering van 8 en 9 maart 2007 te Brussel de Commissie verzocht wetgevingsvoorstellen uit te werken om te zorgen voor een verdere harmonisering van de bevoegdheden en een grotere onafhankelijkheid van de nationale regelgevende instanties voor de energiesector .
  • (18) 
    Om de interne markt goed te laten functioneren, moeten de regelgevende instanties op energiegebied besluiten kunnen nemen over alle relevante regelgevingskwesties en moeten zij volledig onafhankelijk zijn van alle andere publieke of particuliere belangen.
  • (19) 
    De regelgevende instanties op energiegebied moeten de bevoegdheid krijgen om bindende besluiten vast te stellen voor gasbedrijven en effectieve, passende en afschrikwekkende sancties op te leggen aan gasbedrijven die hun verplichtingen niet nakomen. Zij moeten ook de bevoegdheid krijgen om besluiten te nemen, ongeacht de toepassing van de mededingingsregels, over passende maatregelen ter bevordering van een daadwerkelijke mededinging die noodzakelijk is voor een goede werking van de interne markt, alsmede over maatregelen om een hoog niveau van universele en openbare dienstverlening te waarborgen, met inachtneming van marktopenstelling en bescherming van de kwetsbare consument, alsook om te waarborgen dat de maatregelen ter bescherming van de consument volledig ten uitvoer worden gelegd. Deze bepalingen laten de bevoegdheden van de Commissie op het gebied van de toepassing van de mededingingsregels, inclusief het onderzoek naar fusies met een communautaire dimensie, en de regels betreffende de interne markt, zoals het vrije verkeer van kapitaal, onverlet.
  • (20) 
    Investeringen in belangrijke nieuwe infrastructuur moeten sterk worden bevorderd om de goede functionering van de interne markt voor aardgas te waarborgen. Teneinde het positieve effect van grote infrastructuurprojecten waarvoor ontheffing is verleend op de mededinging en de veiligheid van de voorziening te versterken, moet de marktbelangstelling gedurende de projectplanningsfase worden getest en moeten congestiebeheersregels ten uitvoer worden gelegd. Wanneer een bepaalde infrastructuur gelegen is op het grondgebied van meer dan één lidstaat is het aangewezen dat Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers de ontheffingsaanvraag behandelt zodat beter rekening wordt gehouden met grensoverschrijdende gevolgen en zodat de administratieve afhandeling wordt vergemakkelijkt. Voorts moet het, gezien het uitzonderlijke risicoprofiel van de uitvoering van dergelijke grootschalige infrastructuurprojecten, mogelijk zijn om tijdelijke partiële ontheffingen toe te staan voor leverings- en productiebedrijven wat de ontvlechtingsregels voor de desbetreffende projecten betreft. Dit dient met name te gelden, om redenen van continuïteit van de voorziening, voor nieuwe pijpleidingen binnen de Gemeenschap die gas transporteren vanuit derde landen in de Gemeenschap.
  • (21) 
    De interne gasmarkt lijdt onder een gebrek aan liquiditeit en transparantie, wat de efficiënte toewijzing van middelen, indekking van risico's en toetreding van nieuwkomers belemmert. Het marktvertrouwen, de liquiditeit van de markt en het aantal marktdeelnemers moeten worden opgetrokken en daarvoor moet het toezicht van de regelgevers op bedrijven die actief zijn in de aardgaslevering worden versterkt. Dergelijke eisen moeten verenigbaar zijn met de bestaande communautaire wetgeving betreffende de financiële markten en laten bedoelde wetgeving onverlet. De energieregelgevers en de regelgevers op het gebied van de financiële markten moeten samenwerken teneinde het voor elkaar mogelijk te maken een overzicht over de relevante markten te krijgen.
  • (22) 
    Voordat de Commissie richtsnoeren aanneemt waarin voorts de eisen met betrekking tot het bijhouden van gegevens worden omschreven, moeten het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers en het Comité van Europese effectenregelgevers (CESR) gezamenlijk de kwestie bestuderen en de Commissie van advies dienen over de inhoud van die richtsnoeren. Het Agentschap en het Comité moeten ook samenwerken om verder onderzoek te verrichten en advies te verlenen over de vraag of transacties in gasleveringscontracten en aardgasderivaten vóór en/of na de transactie moeten worden onderworpen aan transparantie-eisen en, wanneer dat het geval is, wat dan de inhoud van die eisen moet zijn.
  • (23) 
    De openbaredienstverplichtingen en de gemeenschappelijke minimumnormen die daaruit voortvloeien, moeten verder worden versterkt om te waarborgen dat alle consumenten hun voordeel doen bij de vrije mededinging. Toegang tot verbruiksgegevens is bij de levering aan klanten een belangrijk aspect en de consumenten moeten over hun gegevens kunnen beschikken zodat zij concurrenten kunnen uitnodigen een op deze gegevens gebaseerd aanbod te doen. De consument moet ook het recht hebben om naar behoren te worden geïnformeerd over zijn energieverbruik. Op gezette tijden verstrekte informatie over de energiekosten zullen een stimulans zijn voor energiebesparing aangezien de consument hierdoor feedback krijgt over het effect van investeringen in energie-efficiëntie en het effect van gedragswijziging.
  • (24) 
    Teneinde bij te dragen tot de continuïteit van de energievoorziening en een geest van solidariteit tussen de lidstaten te handhaven, met name in gevallen van onderbreking van de energievoorziening, is het belangrijk te voorzien in een kader voor regionale solidariteit en samenwerking.
  • (25) 
    Met het oog op de totstandbrenging van een interne markt voor aardgas moeten de lidstaten de integratie van hun nationale markten en de samenwerking van de netwerkbeheerders op Europees en regionaal niveau bevorderen.
  • (26) 
    De regelgevende instanties moeten informatie aan de markt verstrekken ook om het voor de Commissie mogelijk te maken haar taak op zich te nemen van observatie en monitoring van de Europese gasmarkt en de ontwikkeling daarvan op korte, middellange en lange termijn, met inbegrip van aspecten zoals vraag en aanbod, transport- en distributie-infrastructuur, grensoverschrijdende handel, investeringen, groothandels- en consumententarieven, marktliquiditeit, milieueffecten en efficiëntieverbeteringen.
  • (27) 
    Aangezien de doelstellingen van de voorgestelde actie, namelijk de totstandbrenging van een volledig operationele interne gasmarkt, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van de actie beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen vaststellen, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel als uiteengezet in artikel 5 van het EG-Verdrag. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, zoals vervat in dit artikel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
  • (28) 
    Krachtens Verordening (EG) nr. 1775/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten[16] kan de Commissie richtsnoeren vaststellen om het vereiste niveau van harmonisatie te bewerkstelligen. Dergelijke richtsnoeren, die bijgevolg bindende tenuitvoerleggingsmaatregelen zijn, zijn een nuttig instrument dat wanneer nodig snel kan worden aangepast.
  • (29) 
    Krachtens Richtlijn 2003/55/EG moeten bepaalde maatregelen genomen worden overeenkomstig het bepaalde in Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[17].
  • (30) 
    Besluit 1999/468/EG is gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG, waarbij een regelgevingsprocedure met toetsing is ingevoerd maatregelen van algemene strekking die ten doel hebben niet-essentiële onderdelen van een volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag aangenomen besluit te wijzigen, ook wanneer de wijziging behelst dat sommige van deze niet-essentiële onderdelen worden geschrapt of dat het besluit wordt aangevuld met nieuwe niet-essentiële onderdelen.
  • (31) 
    Overeenkomstig de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie[18] betreffende Besluit 2006/512/EG vergt de toepassing van deze nieuwe procedure op reeds geldende, volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag aangenomen instrumenten dat deze instrumenten volgens de geldende procedures worden aangepast.
  • (32) 
    Wat Richtlijn 2003/55/EG betreft , moet met name aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om de richtsnoeren vast te stellen die vereist zijn voor het bewerkstelligen van de minimale harmonisatie om de doelstelling van deze richtlijn te kunnen bereiken. Aangezien dergelijke maatregelen van algemene aard zijn en ontworpen zijn om niet-essentiële elementen van Richtlijn 2003/55/EG aan te vullen met nieuwe niet-essentiële elementen, moeten zij worden vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG.
  • (33) 
    Richtlijn 2003/55/EG moet dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1 Wijziging van Richtlijn 2003/55/EG

Richtlijn 2003/55/EG wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
  • 2. 
    punt 20 wordt als volgt gewijzigd:

"20. "verticaal geïntegreerd bedrijf": een aardgasbedrijf of een groep van aardgasbedrijven waarin dezelfde persoon of meerdere personen, direct of indirect, zeggenschap uitoefent of uitoefenen in de zin van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen*, waarbij het betrokken bedrijf/de betrokken groep ten minste een van de taken in de vorm van transmissie, distributie, LNG of opslag en ten minste één van de functies in de vorm van productie of levering van aardgas verricht;"

  • PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1
  • 3. 
    De volgende punten 34, 35 en 36 worden toegevoegd:
  • 34. 
    "aardgascontract": een contract voor de levering van aardgas, exclusief een aardgasderivaat;
  • 35. 
    "aardgasderivaat": een financieel instrument, als gespecificeerd in deel C5, C6 of C7 van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten[19], met betrekking tot aardgas;
  • 36. 
    "zeggenschap": rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of gezamenlijk, met inachtneming van alle feitelijke en juridische omstandigheden, het mogelijk maken een beslissende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, met name:

(a) eigendoms- of gebruiksrechten op alle vermogensbestanddelen van een onderneming of delen daarvan;

(b) rechten of overeenkomsten die een beslissende invloed verschaffen op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de ondernemingsorganen."

  • 4. 
    In artikel 3 wordt het volgende lid 7 toegevoegd:

"7. De Commissie kan richtsnoeren vaststellen voor de tenuitvoerlegging van dit artikel. Deze maatregel, die bedoeld is om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing waarnaar wordt verwezen in artikel 30, lid 3.

  • 5. 
    De volgende artikelen 5 bis en 5 ter wordt ingevoegd:

"Artikel 5 bis Regionale solidariteit

  • 1. 
    Teneinde een veilige voorziening van de interne markt voor aardgas te waarborgen, werken de lidstaten samen om de regionale en bilaterale solidariteit te bevorderen.
  • 2. 
    Deze samenwerking heeft betrekking op situaties die resulteren uit of op korte termijn waarschijnlijk zullen resulteren uit een ernstige onderbreking van de voorziening in een lidstaat. De samenwerking omvat:
  • 6. 
    coördinatie van de nationale noodbepalingen als bedoeld in artikel 8 van Richtlijn 2004/67/EG;
  • 7. 
    identificatie en, waar nodig, ontwikkeling of modernisering van elektriciteits- en aardgasinterconnecties;
  • 8. 
    voorwaarden en praktische uitvoeringsbepalingen voor wederzijdse bijstand.
  • 3. 
    De Europese Commissie wordt geïnformeerd over deze samenwerking.
  • 4. 
    De Commissie kan richtsnoeren voor regionale solidariteit en samenwerking aannemen. Deze maatregel, die bedoeld is om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing waarnaar wordt verwezen in artikel 30, lid 3.

Artikel 5 ter Bevordering van regionale samenwerking

De lidstaten werken onderling samen met het doel hun nationale markten, ten minste op regionaal niveau, te integreren. Met name moedigen de lidstaten de samenwerking van netwerkbeheerders op regionaal niveau aan en bevorderen zij de samenhang van hun wettelijk en regelgevingskader. Het geografische gebied waarop de regionale samenwerking betrekking heeft, moet overeenstemmen met de Commissiedefinitie van geografische gebieden overeenkomstig artikel 2 nonies, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1775/2005."

  • 9. 
    Artikel 7 wordt vervangen door:

"Artikel 7 Ontvlechting van transmissiesystemen en transmissiesysteembeheerders

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat per [datum van omzetting plus één jaar]:

(a) ieder bedrijf dat een transmissiesysteem bezit, handelt als een transmissiesysteembeheerder;

(b) dezelfde persoon niet het recht heeft om

(i) direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een bedrijf dat een van de taken in de vorm van productie of levering uitvoert, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of een belang te hebben in of rechten uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder of over een transmissiesysteem,

of

(ii) direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder of over een transmissiesysteem, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of een belang te hebben in of rechten uit te oefenen over een bedrijf dat een van de taken in de vorm van productie of levering uitvoert;

(c) dezelfde persoon niet het recht heeft om leden aan te wijzen van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, van een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, en op directe of indirecte wijze zeggenschap uit te oefenen over of een belang te hebben in of rechten uit te oefenen over een bedrijf dat een van de taken in de vorm van productie of levering uitvoert;

(d) dezelfde persoon niet het recht heeft om lid te zijn van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, van zowel een bedrijf dat een van de taken in de vorm van productie of levering uitvoert, als een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem.

  • 2. 
    De in lid 1, onder b), bedoelde belangen en rechten omvatten met name:
  • 10. 
    de eigendom van een deel van het kapitaal of van de activa, of
  • 11. 
    het recht om stemrechten uit te oefenen, of
  • 12. 
    de bevoegdheid om leden aan te wijzen van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, of
  • 13. 
    het recht om dividenden of andere participaties in de winst uitgekeerd te krijgen.
  • 3. 
    In de zin van lid 1, onder b), omvat het begrip "bedrijf dat een van de taken in de vorm van productie of levering uitvoert" de productie en levering in de zin van Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG*, en omvatten de begrippen "transmissiesysteembeheerder" en "transmissiesysteem" de begrippen "transmissiesysteembeheerder", respectievelijk "transmissiesysteem" in de zin van Richtlijn 2003/54/EG.
  • PB L 176 van 15.7.2003, blz. 37
  • 4. 
    De lidstaten mogen afwijkingen van lid 1, onder b) en c), toestaan tot uiterlijk [datum van omzetting plus twee jaar], op voorwaarde dat de transmissiesysteembeheerders geen onderdeel vormen van een verticaal geïntegreerd bedrijf.
  • 5. 
    De in lid 1, onder a), vervatte verplichting wordt geacht te zijn vervuld in een situatie waarin verschillende bedrijven die transmissiesystemen bezitten, een joint venture hebben opgericht die in verscheidene lidstaten optreedt als beheerder van de betrokken transmissiesystemen. Geen andere onderneming mag deel uitmaken van de joint venture, tenzij zij overeenkomstig artikel 9 bis is erkend als onafhankelijke systeembeheerder.
  • 6. 
    De lidstaten waken erover dat de in artikel 10, lid 1, bedoelde commercieel gevoelige informatie in de handen van een transmissiesysteembeheerder die deel heeft uitgemaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf en het personeel van die beheerder niet worden overgedragen aan ondernemingen die een van de taken in de vorm van productie of levering uitvoeren."
  • 14. 
    De volgende artikelen 7 bis, 7 ter en 7 quater worden ingevoegd:

"Artikel 7 bis Zeggenschap over transmissiesysteemeigenaars en transmissiesysteembeheerders

  • 1. 
    Onverlet de internationale verplichtingen van de Gemeenschap mag een persoon of mogen personen uit derde landen geen zeggenschap hebben over transmissiesysteemeigenaars en transmissiesysteembeheerders.
  • 2. 
    Van lid 1 kan worden afgeweken wanneer met één of verscheidene derde landen een overeenkomst is gesloten waarbij de Gemeenschap partij is.

Artikel 7 ter Aanwijzing en certificatie van transmissiesysteembeheerders

  • 1. 
    Ondernemingen die eigenaar zijn van een transmissiesysteem en die overeenkomstig de onderstaande certificatieprocedure gecertificeerd zijn door een nationale regelgevende instantie als zijnde in overeenstemming met de eisen van artikel 7, lid 1, en artikel 7 bis, worden door de lidstaten goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerders. De aanwijzing van transmissiesysteembeheerders wordt aangemeld aan de Commissie en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
  • 2. 
    Onverlet de internationale verplichtingen van de Gemeenschap wordt, wanneer om certificatie wordt verzocht door de eigenaar van een transmissiesysteem of door een transmissiesysteembeheerder waarover een persoon uit een derde land zeggenschap heeft in de zin van artikel 7 bis, deze certificatie geweigerd tenzij de eigenaar van het transmissiesysteem of de transmissiesysteembeheerder aantoont dat de betrokken entiteit onmogelijk direct of indirect kan worden beïnvloed, in overtreding van artikel 7, lid 1, door een exploitant die actief is op het gebied van de productie of levering van gas of elektriciteit of door een derde land.
  • 3. 
    De transmissiesysteembeheerders stellen de regelgevende instantie in kennis van elke geplande transactie die een herevaluatie van hun overeenstemming met artikel 7, lid 1, of artikel 7 bis.
  • 4. 
    De regelgevende instanties zien toe op de blijvende naleving door de transmissiesysteembeheerders van artikel 7, lid 1, en artikel 7 bis. Zij starten een certificatieprocedure op om bedoelde naleving te waarborgen:

(a) wanneer zij overeenkomstig lid 3 een kennisgeving van de transmissiesysteembeheerder ontvangen;

(b) op eigen initiatief wanneer zij er kennis van hebben dat een geplande wijziging van rechten of invloed over transmissiesysteemeigenaars of -beheerders kan leiden tot een inbreuk op artikel 7, lid 1, of artikel 7 bis, of wanneer zij redenen hebben om te geloven dat een dergelijke inbreuk heeft plaatsgevonden; of

(c) na een met redenen omkleed verzoek van de Commissie.

  • 5. 
    De regelgevende instanties nemen een besluit betreffende de certificatie van een transmissiesysteembeheerder binnen vier maanden na de datum van kennisgeving door de transmissiesysteembeheerder of de datum van het verzoek van de Commissie. Na het verstrijken van deze periode wordt de certificatie geacht te zijn toegekend. Het expliciete of stilzwijgende besluit van de regelgevende instantie wordt pas van kracht na de afronding van de procedure van lid 6 tot en met 9 en uitsluitend wanneer de Commissie geen bezwaar aantekent.
  • 6. 
    Het expliciete of stilzwijgende besluit betreffende de certificatie van een transmissiesysteembeheerder wordt door de regelgevende instantie onverwijld ter kennis gebracht van de Commissie, samen met alle relevante informatie in verband met dit besluit.
  • 7. 
    De Commissie onderzoekt de kennisgeving zodra zij die heeft ontvangen. Wanneer zij van oordeel is dat het besluit van de regelgevende instantie ernstige twijfels doet rijzen wat de verenigbaarheid betreft met artikel 7, lid 1, artikel 7 bis of artikel 7 ter, lid 2, besluit de Commissie binnen twee maanden na ontvangst van de kennisgeving over het inleiden van een procedure. In een dergelijk geval nodigt zij de regelgevende instantie en de betrokken transmissiesysteembeheerder uit om hun opmerkingen te maken. Wanneer de Commissie aanvullende informatie opvraagt, kan de periode van twee maanden worden verlengd met twee extra maanden, die ingaan vanaf de ontvangst van de volledige informatie.
  • 8. 
    Wanneer de Commissie besluit een procedure in te leiden neemt zij binnen een termijn van maximaal vier maanden na dit besluit het definitieve besluit

(a) geen opmerkingen te maken tegen het besluit van de regelgevende instantie;

of

(b) wanneer zij van oordeel is dat niet is voldaan aan artikel 7, lid 1, artikel 7 bis of artikel 7 ter, lid 2, de betrokken regelgevende instantie te verzoeken haar besluit te wijzigen of in te trekken.

  • 9. 
    Wanneer de Commissie niet heeft besloten een procedure in te leiden of geen definitief besluit heeft genomen binnen de in lid 7, respectievelijk lid 8 bedoelde termijn, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het besluit van de regelgevende instantie.
  • 10. 
    De regelgevende instantie maakt dat zij binnen een termijn van vier weken het besluit van de Commissie naleeft door haar certificatiebesluit te wijzigen of in te trekken en stelt de Commissie daarvan in kennis.
  • 11. 
    De regelgevende instanties en de Commissie kunnen bij de transmissiesysteembeheerders en bedrijven die een van de taken in de vorm van productie of levering uitvoeren, alle informatie opvragen die relevant is voor de uitvoering van haar taken overeenkomstig dit artikel.
  • 12. 
    De regelgevende instanties en de Commissie bewaren de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie.
  • 13. 
    De Commissie stelt richtsnoeren vast met een nadere omschrijving van de procedure die moet worden gevolgd voor de toepassing van de leden 6 tot en met 9. Deze maatregel, die bedoeld is om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing waarnaar wordt verwezen in artikel 30, lid 3.

Artikel 7 quater Aanwijzing van beheerders van opslag- en LNG-installaties

De lidstaten wijzen, voor een door de lidstaten te bepalen termijn rekening houdend met overwegingen van efficiëntie en economisch evenwicht, één of meer systeembeheerders aan, of zij eisen van aardgasbedrijven met eigen opslag- of LNG-installaties dat zij dergelijke systeembeheerders aanwijzen."

  • 15. 
    Artikel 8 lid 1, onder a), wordt vervangen door:

"(a) beheert, onderhoudt en ontwikkelt onder economische voorwaarden veilige, betrouwbare en efficiënte transmissie-, opslag- en/of LNG-installaties en besteedt daarbij de nodige aandacht aan het milieu en bevordert energie-efficiëntie en onderzoek en ontwikkeling, met name met het oog op de marktpenetratie van hernieuwbare energiebronnen en de verspreiding van technologieën met lage koolstofinhoud."

  • 16. 
    Artikel 9 wordt geschrapt.
  • 17. 
    De volgende artikelen 9 en 9 bis worden ingevoegd:

"Artikel 9 Onafhankelijke systeembeheerders

  • 1. 
    Wanneer het transmissiesysteem op het tijdstip van inwerkingtreding van deze richtlijn behoort tot een verticaal geïntegreerd bedrijf, kunnen de lidstaten een afwijking van artikel 7, lid 1, toestaan, mits een onafhankelijke systeembeheerder wordt aangewezen door de regelgevende instantie op voorstel van de eigenaar van het transmissiesysteem en na goedkeuring door de Commissie. Een verticaal geïntegreerd bedrijf dat een transmissiesysteem bezit mag in geen geval worden belet maatregelen te treffen om te voldoen aan het bepaalde in artikel 7, lid 1.
  • 2. 
    De regelgevende instantie mag uitsluitend een onafhankelijke systeembeheerder aanwijzen en goedkeuren wanneer:

(a) de kandidaat-systeembeheerder heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van artikel 7, lid , onder b) tot en met d);

(b) de kandidaat-systeembeheerder heeft aangetoond over de vereiste financiële, technische en personele middelen te beschikken om de in artikel 8 omschreven taken uit te voeren;

(c) de kandidaat-systeembeheerder zich ertoe heeft verbonden een door de regelgevende instantie voorgesteld, over tien jaar lopend netwerkontwikkelingsplan uit te voeren;

(d) de eigenaar van het transmissiesysteem zich in staat heeft getoond zijn verbintenissen overeenkomstig lid 6 na te komen. In dat verband stelt de eigenaar alle ontwerpen van contractuele regelingen ter beschikking van de kandidaat-systeembeheerder en van alle andere relevante entiteiten;

(e) de kandidaat-systeembeheerder zich in staat heeft getoond zijn verbintenissen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1775/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 betreffende de voorwaarden voor toegang tot aardgastransmissienetten* na te komen, inclusief de samenwerking van transmissiesysteembeheerders op Europees en regionaal niveau.

  • 3. 
    Ondernemingen die door de regelgevende instantie zijn gecertificeerd omdat zij voldoen aan de eisen van artikel 7 bis en artikel 9, lid 2, worden door de lidstaten goedgekeurd en aangewezen als onafhankelijke systeembeheerders. De certificatieprocedure van artikel 7 ter is van toepassing.
  • 4. 
    Wanneer de Commissie een besluit heeft genomen overeenkomstig de procedure van artikel 7 ter en tot de conclusie komt dat de regelgevende instantie haar besluit niet binnen twee maanden naleeft, wijst zij binnen een periode van zes maanden, op voorstel van het Agentschap en na de opinie van de eigenaar van het transmissiesysteem en de transmissiesysteembeheerder te hebben ingewonnen, een onafhankelijke systeembeheerder aan voor een periode van 5 jaar. Op ieder tijdstip kan de eigenaar van het transmissiesysteem de regelgevende instantie verzoeken een nieuwe onafhankelijke systeembeheerder aan te wijzen overeenkomstig de procedure van artikel 9, lid 1.
  • 5. 
    Iedere onafhankelijke systeembeheerder is verantwoordelijk voor het verlenen en beheren van toegang van derden tot het net, inclusief het innen van een toegangsheffing en congestielasten voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, en moet ervoor zorgen dat door een afdoende investeringsplanning wordt gewaarborgd dat het systeem op langere termijn in staat is aan een redelijke vraag te voldoen. Wat de ontwikkeling van het netwerk betreft, is de onafhankelijke systeembeheerder verantwoordelijk voor de planning (met inbegrip van de vergunningsprocedure), de bouw en de bestelling van nieuwe infrastructuur. In die zin treedt de onafhankelijke systeembeheerder op als transmissiesysteembeheerder overeenkomstig dit hoofdstuk. De eigenaars van transmissiesystemen mogen niet bevoegd zijn voor het verlenen en beheren van toegang voor derden, noch voor de investeringsplanning.
  • 6. 
    De transmissiesysteemeigenaar, ingeval een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen,

(a) zorgt voor alle relevante samenwerking met en ondersteuning van de onafhankelijke systeembeheerder voor de uitvoering van zijn taken, inclusief meer bepaald alle relevante informatie;

(b) financiert de door de onafhankelijke systeembeheerder geplande en door de regelgevende instantie goedgekeurde investeringen of stemt ermee in dat die investeringen door een betrokken partij, inclusief de onafhankelijke systeembeheerder, worden gefinancierd. De relevante financiële regelingen moeten worden goedgekeurd door de regelgevende instantie. Alvorens deze goedkeuring te geven, raadpleegt de regelgevende instantie de eigenaar van de activa samen met andere betrokken partijen;

(c) zorgt voor het dekken van de aansprakelijkheid met betrekking tot de netwerkactiva in zijn bezit die door de onafhankelijke systeembeheerder worden beheerd, met uitzondering van de aansprakelijkheid die verband houdt met de taken van de onafhankelijke systeembeheerder;

(d) levert waarborgen teneinde de financiering van netwerkuitbreidingen te vergemakkelijken, met uitzondering van die investeringen waarvoor hij er overeenkomstig punt b) mee heeft ingestemd dat zij door een betrokken partij, inclusief de onafhankelijke systeembeheerder, worden gefinancierd.

  • 7. 
    In nauwe samenwerking met de regelgevende instantie, wordt aan de relevante nationale mededingingsautoriteit alle relevante bevoegdheden verleend om naleving door de transmissiesysteemeigenaar van zijn verplichtingen overeenkomstig lid 6 te monitoren.

Artikel 9 bis Ontvlechting van transmissiesysteemeigenaar en opslagsysteembeheerder

  • 1. 
    Wanneer een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen, zijn transmissiesysteemeigenaars en opslagsysteembeheerders die deel uitmaken van een verticaal geïntegreerd bedrijf onafhankelijk, althans wat hun rechtsvorm, organisatie en besluitvorming betreft, van andere, niet met transport en opslag samenhangende activiteiten.

Dit artikel geldt uitsluitend voor opslaginstallaties die in technische en/of economische zin noodzakelijk zijn voor een efficiënte toegang voor de levering aan afnemers overeenkomstig artikel 19.

  • 2. 
    Teneinde de in lid 1 bedoelde onafhankelijkheid van de transmissiesysteemeigenaar en de opslagsysteembeheerder te waarborgen, gelden de volgende minimumcriteria:

(a) de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de transmissiesysteemeigenaar en de opslagsysteembeheerder mogen niet deelnemen in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde gasbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, distributie en levering van aardgas;

(b) er moeten passende maatregelen worden genomen teneinde ervoor te zorgen dat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de transmissiesysteemeigenaar en de opslagsysteembeheerder dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren;

(c) de opslagsysteembeheerder heeft effectieve beslissingsbevoegdheid, onafhankelijk van het geïntegreerde gasbedrijf, wat de activa betreft die noodzakelijk zijn voor de exploitatie, het onderhoud, en de ontwikkeling van de opslaginstallaties. Dit sluit het bestaan niet uit van een geschikt coördinatiemechanisme om te waarborgen dat de economische en managementstoezichtsrechten van het moederbedrijf ten opzichte van een dochteronderneming, wat het rendement betreft van de desbetreffende activa, indirect gereguleerd overeenkomstig Artikel 24 quater, lid 4, beschermd worden. Met name moet dit het voor moederbedrijf mogelijk maken het jaarlijkse financieringsplan van de opslagsysteembeheerder, of een gelijkwaardig instrument, goed te keuren en algemene maximumgrenzen op te leggen voor de schuldgraad van de dochteronderneming. Het moederbedrijf kan echter geen instructies geven voor het dagelijks beheer van de opslagfaciliteit, noch inzake specifieke besluiten betreffende de bouw of modernisering van opslaginstallaties die niet verder gaan dan het goedgekeurde financieringsplan, of een gelijkwaardig instrument;

(d) de transmissiesysteemeigenaar en de opslagsysteembeheerder moeten een conformiteitsprogramma vaststellen met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten en moet waarborgen dat de naleving daarvan op adequate wijze wordt gemonitord. In dit programma moeten de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling worden omschreven. De persoon of de instantie die belast is met de monitoring van het conformiteitsprogramma moet bij de regelgevende instantie jaarlijks een verslag indienen waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet. Dit verslag moet worden gepubliceerd.

  • 3. 
    De Commissie kan richtsnoeren uitwerken om een volledige en effectieve naleving door de transmissiesysteemeigenaar en de opslagsysteembeheerder van lid 2 van dit artikel te waarborgen. Deze maatregel, die bedoeld is om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing waarnaar wordt verwezen in artikel 30, lid 3."
  • 18. 
    Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

"Artikel 10 Vertrouwelijkheid voor transmissiesysteembeheerders en -eigenaars

  • 1. 
    Onverlet het bepaalde in artikel 16 of een andere wettelijke verplichting om informatie vrij te geven, bewaart elke transmissiesysteem-, opslag- en LNG-beheerder alsook elke transmissiesysteemeigenaar de vertrouwelijkheid van de bij de bedrijfsvoering verworven commercieel gevoelige informatie en voorkomen zij dat informatie over de eigen activiteit die commercieel voordelig kan zijn, op een discriminerende wijze wordt vrijgegeven; met name geven zij geen commercieel gevoelige informatie vrij aan de andere onderdelen van het bedrijf, tenzij dat noodzakelijk is voor de uitvoering van een zakelijke transactie. Om de volledige inachtneming van de regels betreffende de ontvlechting van informatie te verzekeren, moet ook worden gewaarborgd dat de eigenaar van het transmissiesysteem en de overige onderdelen van het bedrijf niet van gezamenlijke diensten gebruik maken, afgezien van zuiver administratieve en IT-functies (bv. geen gezamenlijke juridische dienst).
  • 2. 
    In de context van verkoop of aankoop van aardgas door gelieerde ondernemingen, maken de transmissiesysteem-, opslag- en/of LNG-beheerders geen misbruik van commercieel gevoelige informatie die van derden is verkregen in het kader van de levering van toegang tot het systeem of van toegangsonderhandelingen."
  • 19. 
    Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

(a) In lid 2, onder c), wordt na de eerste zin de volgende zin toegevoegd: "Om deze taken te vervullen beschikt de distributiesysteembeheerder over de nodige middelen, inclusief personele, technische, financiële en fysieke middelen."

(b) Lid 2, onder d), wordt als volgt gewijzigd:

(i) de laatste zin wordt als volgt gelezen: "De persoon of instantie die verantwoordelijk is voor het toezicht op het nalevingsprogramma, hierna de 'toezichthouder', dient bij de in artikel 24 bis, lid 1, bedoelde regelgevende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet; dit verslag wordt gepubliceerd;

(ii) de volgende zin wordt toegevoegd: "De toezichthouder is volledig onafhankelijk en heeft toegang tot alle informatie van de distributiesysteembeheerder en eventuele gelieerde ondernemingen die hij nodig heeft om zijn taken te vervullen."

(c) De volgende leden 3 en 4 worden toegevoegd:

"3. Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf zien de lidstaten erop toe dat de activiteit van de distributiesysteembeheerder wordt gemonitord om erover te waken dat hij die verticale integratie niet benut om de mededinging te vervalsen. Met name vermijden verticaal geïntegreerde distributiesysteembeheerders om via communicatie en merknamen verwarring te scheppen wat de afzonderlijke identiteit betreft van de leveringstak van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

  • 4. 
    De Commissie kan richtsnoeren vaststellen om volledige en effectieve naleving door de distributiesysteembeheerder van lid 2 van dit artikel te waarborgen, meer bepaald op het gebied van volledige onafhankelijkheid van de distributiesysteembeheerder, de afwezigheid van discriminerend gedrag en het voorkomen dat bij de leveringsactiviteit van het verticaal geïntegreerde bedrijf op oneerlijke wijze voordeel wordt gehaald uit die verticale integratie. Deze maatregel, die bedoeld is om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing waarnaar wordt verwezen in artikel 30, lid 3."
  • 20. 
    Artikel 15 wordt vervangen door het volgende:

"Deze richtlijn vormt geen beletsel voor een gecombineerd beheer van transmissie-, opslag-, LNG- en distributiesystemen op voorwaarde dat bij elke activiteit van dit gecombineerde systeem wordt voldaan aan de relevante bepalingen van artikel 7, artikel 9 bis en artikel 13, lid 1."

  • 21. 
    In artikel 19, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"De lidstaten stellen criteria vast en maken die bekend op basis waarvan kan worden bepaald of toegang tot opslaginstallaties en leidingbuffer technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem voor de levering aan afnemers. De lidstaten maken publiek bekend, of verplichten de beheerders van opslag- en transmissiesystemen om dit te doen, welke opslaginstallaties, of welke onderdelen daarvan, en welke leidingbuffer wordt aangeboden overeenkomstig de verschillende procedures van lid 3 en 4."

  • 22. 
    Artikel 22 wordt vervangen door:

" Artikel 22 Nieuwe infrastructuur

  • 1. 
    Grote nieuwe gasinfrastructuurprojecten, dat wil zeggen interconnectoren tussen lidstaten, LNG- en opslaginstallaties, kunnen op verzoek voor een beperkte periode worden ontheven van het bepaalde in artikel 7, 18, 19, 20 en 24 quater, lid 4, 5 en 6, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • 23. 
    de investering versterkt de mededinging bij de levering van gas en versterkt de leverings- en voorzieningszekerheid;
  • 24. 
    het investeringsrisico is zo groot dat de investering niet wordt gedaan als er geen ontheffing wordt verleend;
  • 25. 
    de infrastructuur is eigendom van een natuurlijke of rechtspersoon die op zijn minst qua rechtsvorm gescheiden is van de systeembeheerders in wier systemen die infrastructuur wordt gebouwd;
  • 26. 
    er worden tarieven in rekening gebracht bij de gebruikers van die infrastructuur;
  • 27. 
    de ontheffing gaat niet ten koste van de mededinging of de efficiënte werking van de interne gasmarkt, en is niet nadelig voor de efficiënte werking van het gereguleerde systeem waaraan die infrastructuur is gekoppeld.
  • 2. 
    Het bepaalde in lid 1 is ook van toepassing op een aanzienlijke capaciteitsverhoging van bestaande infrastructuur en op wijzigingen van die infrastructuur die het mogelijk maken nieuwe bronnen voor de levering van gas te ontwikkelen.
  • 3. 
    De in hoofdstuk VI bis bedoelde regelgevende instantie kan per geval een besluit nemen over de in de leden 1 en 2 bedoelde ontheffingen. Wanneer de infrastructuur in kwestie gelegen is op het grondgebied van meer dan één lidstaat voert het Agentschap de taken uit waarmee de regelgevende instantie bij dit artikel is belast.

Een ontheffing kan gelden voor het geheel of voor gedeelten van de capaciteit van de nieuwe infrastructuur, of van de bestaande infrastructuur met aanzienlijk verhoogde capaciteit.

Bij de besluitvorming over de ontheffing wordt per geval nagegaan of er voorwaarden gesteld moeten worden met betrekking tot de duur van de ontheffing en de niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur. Bij de vaststelling van deze voorwaarden wordt met name rekening gehouden met de aan te leggen extra capaciteit of de wijziging van de bestaande capaciteit, de looptijd van het project en de nationale omstandigheden.

Voordat een ontheffing wordt verleend, kan de regelgevende instantie een besluit nemen over de voorschriften en de mechanismen voor het beheer en de toewijzing van capaciteit. De voorschriften omvatten de eis dat alle potentiële gebruikers van de infrastructuur worden verzocht hun belangstelling voor het inkopen van capaciteit aan te geven alvorens de toewijzing van capaciteit in de nieuwe infrastructuur, inclusief voor eigen gebruik, plaatsvindt. De regelgevende instantie eist dat de voorschriften voor het congestiebeheer de verplichting omvatten om ongebruikte capaciteit op de markt aan te bieden, en eist dat gebruikers van de installatie het recht krijgen de door hen ingekochte capaciteit te verhandelen op de secundaire markt. Bij haar beoordeling van de in lid 1, onder a), b) en c), van dit artikel bedoelde criteria houdt de regelgevende instantie rekening met de resultaten van de capaciteitstoewijzingsprocedure.

Het ontheffingbesluit, met inbegrip van de in de tweede alinea bedoelde voorwaarden, wordt naar behoren gemotiveerd en bekendgemaakt.

  • 4. 
    De regelgevende instantie zendt de Commissie onverwijld na ontvangst een afschrift toe van ieder verzoek om ontheffing. Het ontheffingsbesluit wordt door de bevoegde instantie onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht, samen met alle relevante informatie over het besluit. Deze informatie kan in samengevoegde vorm aan de Commissie worden voorgelegd om haar in staat te stellen een gefundeerd besluit te nemen. Deze informatie omvat in het bijzonder:

(a) de gedetailleerde redenen op grond waarvan de regelgevende instantie of de lidstaat de ontheffing heeft verleend, met inbegrip van de financiële informatie ter staving van de noodzaak van een ontheffing;

(b) de analyse van de gevolgen ten aanzien van de mededinging en de efficiënte functionering van de interne gasmarkt die het verlenen van de ontheffing met zich brengt;

(c) de motivering omtrent de duur en het gedeelte van de totale capaciteit van de betrokken gasinfrastructuur waarvoor de ontheffing is verleend;

(d) indien de ontheffing betrekking heeft op een interconnector, het resultaat van het overleg met de betrokken regelgevende instanties;

(e) de bijdrage van de infrastructuur aan de diversifiëring van de gasvoorziening.

  • 5. 
    Binnen twee maanden na ontvangst van de kennisgeving kan de Commissie de betrokken regelgevende instantie verzoeken het besluit tot verlening van de ontheffing te wijzigen of in te trekken. Deze termijn vangt aan op de dag volgende op die van de ontvangst van de kennisgeving. De termijn van twee maanden kan met twee maanden worden verlengd indien de Commissie aanvullende informatie behoeft. Deze termijn vangt aan op de dag volgende op die van de ontvangst van de aanvullende informatie. De termijn van twee maanden kan ook worden verlengd wanneer zowel de Commissie als de betrokken regelgevende instantie daarmee instemt. Wanneer de opgevraagde informatie niet binnen de in het verzoek om informatie vastgestelde termijn wordt verstrekt, wordt de kennisgeving geacht te zijn ingetrokken tenzij, alvorens die termijn afloopt, de termijn is verlengd met de instemming van zowel de Commissie als de regelgevende instantie of tenzij de regelgevende instantie in een met redenen omklede verklaring de Commissie ervan op de hoogte heeft gebracht dat zij de kennisgeving als volledig beschouwt.

De regelgevende instantie voldoet binnen een termijn van vier weken aan het besluit van de Commissie om het ontheffingsbesluit te wijzigen of in te trekken en stelt de Commissie daarvan in kennis.

De Commissie neemt de geheimhouding van commercieel gevoelige informatie in acht.

De goedkeuring van een ontheffingsbesluit door de Commissie verliest haar effect twee jaar na de vaststelling daarvan wanneer de bouw van de infrastructuur nog niet van start is gegaan, en na vijf jaar wanneer de infrastructuur nog niet operationeel is geworden.

  • 6. 
    De Commissie kan richtsnoeren aannemen voor de toepassing van de in lid 1 bedoelde voorwaarden en ter omschrijving van de procedure die moet worden gevolgd voor de toepassing van lid 4 en 5. Deze maatregel, die bedoeld is om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing waarnaar wordt verwezen in artikel 30, lid 3."
  • 28. 
    Het volgende hoofdstuk VI bis wordt ingevoegd na artikel 24:

"HOOFDSTUK VI bis

NATIONALE REGELGEVENDE INSTANTIES

Artikel 24 bis Aanwijzing en onafhankelijkheid van regelgevende instanties

  • 1. 
    Iedere lidstaat wijst één enkele nationale regelgevende instantie aan.
  • 2. 
    De lidstaten waarborgen de onafhankelijkheid van de regelgevende instantie en zorgen ervoor dat zij haar bevoegdheid op onpartijdige en transparante wijze uitoefent. Te dien einde waken de lidstaten erover dat de regelgevende instantie, bij de uitvoering van de regelgevingstaken die haar bij deze richtsnoeren zijn opgelegd, juridisch gescheiden is en onafhankelijk functioneert van alle andere publieke of particuliere entiteiten en dat haar personeel en de personen die belast zijn met het beheer onafhankelijk zijn van marktbelangen en geen instructies verlangen of ontvangen van regeringen of andere openbare of particuliere entiteiten.
  • 3. 
    Om de onafhankelijkheid van de regelgevende instantie te beschermen, waken de lidstaten er met name over dat:

(a) de regelgevende instantie over rechtspersoonlijkheid en budgettaire autonomie beschikt en de adequate personele en financiële middelen heeft om haar taken uit te voeren;

(b) het management van de regelgevende instantie is aangewezen voor een niet-hernieuwbare vaste termijn van minimaal vijf jaar, en in die termijn uitsluitend van zijn ambt mag worden ontheven als het niet langer voldoet aan de in dit artikel omschreven voorwaarden of schuldig is geweest aan ernstig wangedrag.

Artikel 24 ter Beleidsdoelstellingen van de regelgevende instantie

Bij de uitvoering van haar in deze richtlijn omschreven regelgevingstaken neemt de regelgevende instantie alle redelijke maatregelen om de volgende doelstellingen te verwezenlijken:

(a) de bevordering, in nauwe samenwerking met het Agentschap, de regelgevende instanties van andere lidstaten en de Commissie, van een concurrerende, veiliggestelde en milieuvriendelijke interne gasmarkt binnen de Gemeenschap en van een daadwerkelijke openstelling van de markt voor alle consumenten en leveranciers in de Gemeenschap;

(b) de ontwikkeling van concurrerende en goed functionerende regionale markten binnen de Gemeenschap met het oog op het bereiken van de onder a) genoemde doelstelling;

(c) het opheffen van alle beperkingen voor handel in aardgas tussen de lidstaten, inclusief de ontwikkeling van afdoende grensoverschrijdende transmissiecapaciteit om aan de vraag te voldoen, de integratie van nationale markten te versterken en een ongeremde stroom van aardgas in de Gemeenschap mogelijk te maken;

(d) het waarborgen van de ontwikkeling van veilige, betrouwbare en efficiënte systemen, de bevordering van energie-efficiëntie, de aangepastheid van het systeem en onderzoek en ontwikkeling zodat het beter voldoet aan de vraag en de ontwikkeling van innoverende duurzame technologieën met lage koolstofinhoud;

(e) het waarborgen dat de netwerkbeheerders adequate stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie van netwerkprestaties te verbeteren en de marktintegratie te versterken;

(f) het waarborgen van een efficiënte functionering van hun nationale markt en het bevorderen van daadwerkelijke mededinging in samenwerking met de mededingingsautoriteiten.

Artikel 24 quater Taken en bevoegdheden van de regelgevende instantie

  • 1. 
    De regelgevende instantie heeft de volgende taken:

(a) waarborgen van de naleving door de transport- en distributiesysteembeheerders en waar relevant de desbetreffende eigenaars, alsmede door alle aardgasbedrijven, van hun verplichtingen overeenkomstig deze richtlijn en de andere relevante communautaire wetgeving, inclusief bij grensoverschrijdende kwesties;

(b) samenwerken in verband met grensoverschrijdende kwesties met de regelgevende instantie of instanties van de desbetreffende lidstaten;

(c) naleven van de besluiten van het Agentschap en de Commissie en toezien op de uitvoering ervan;

(d) op jaarlijkse basis verslag uitbrengen over haar activiteit en de uitvoering van haar taken aan de relevante autoriteiten van de lidstaten, het Agentschap en de Commissie. Het verslag heeft betrekking op de genomen maatregelen en behaalde resultaten wat elk van de in dit artikel genoemde taken betreft;

(e) erover waken dat er geen kruissubsidies zijn tussen activiteiten met betrekking tot transmissie-, distributie-, opslag-, LNG- en leveringsactiviteiten;

(f) evalueren van de investeringsplannen van de transmissiesysteembeheerders en in haar jaarverslag een beoordeling geven van het investeringsplan van de transmissiesysteembeheerders wat de samenhang daarvan betreft met het over 10 jaar lopende netwerkontwikkelingsplan op Europese schaal als bedoeld in artikel 2 quater van Verordening (EG) nr. 1775/2005;

(g) monitoring van de netwerkveiligheid en -betrouwbaarheid en evaluatie van de netwerkveiligheids- en -betrouwbaarheidsregels;

(h) monitoring van het niveau van transparantie, waken over de naleving van de transparantieverplichtingen van de aardgasbedrijven;

(i) monitoring van het niveau van marktopening en mededinging op groot- en kleinhandelsniveau, inclusief op aardgasbeurzen, tarieven voor huishoudens, overstappercentages, afsluitingspercentages en klachten van particulieren in een overeengekomen formaat, alsook toezicht op vervalsing of beperking van de mededinging in samenwerking met de mededingingsautoriteiten, inclusief de het verstrekken van alle relevante informatie, waarbij relevante gevallen worden voorgelegd aan de relevante mededingingsautoriteiten;

(j) monitoring van de tijd die transmissie- en distributiebedrijven nodig hebben om aansluitingen te maken en herstellingen uit te voeren;

(k) monitoring en herziening van de voorwaarden voor toegang tot opslag, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten als bedoeld in artikel 19;

(l) waarborgen, onverlet de bevoegdheden van andere nationale regelgevende instanties, van een hoog niveau van universele en openbare dienstverlening voor aardgas, van de bescherming van kwetsbare klanten en van de effectiviteit van de in bijlage A genoemde maatregelen ter bescherming van de consument;

(m) publiceren van aanbevelingen, ten minste op jaarbasis, betreffende de overeenstemming van de leveringstarieven met artikel 3;

(n) waarborgen van de toegang van de consument tot verbruiksgegevens, het gebruik van een geharmoniseerd formaat voor verbruiksgegevens en de toegang tot de gegevens overeenkomstig punt h), van bijlage A;

(o) monitoring van de tenuitvoerlegging van regels met betrekking tot de rol en verantwoordelijkheden van de transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, leveranciers en afnemers en andere marktpartijen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1775/2005;

(p) monitoring van de correcte toepassing van de criteria die bepalen of een opslagfaciliteit onder artikel 19, lid 3 of lid 4, valt.

  • 2. 
    Wanneer een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen overeenkomstig artikel 9, heeft de regelgevende instantie bovenop de haar overeenkomstig lid 1 toevertrouwde taken de volgende taken:

(a) monitoring van de inachtneming door de transporteigenaar en de onafhankelijke systeembeheerder van hun verplichtingen overeenkomstig dit artikel, en oplegging van sancties bij niet-naleving overeenkomstig lid 3, onder d);

(b) monitoring van de relaties en communicatie tussen de onafhankelijke systeembeheerder en de transmissiesysteemeigenaar teneinde te waken over de inachtneming door de onafhankelijke systeembeheerder van zijn verplichtingen, en met name goedkeuring van contracten en geschillenbeslechting tussen de onafhankelijke systeembeheerder en de eigenaar van het transmissiesysteem na klacht die door één van beide is ingediend overeenkomstig lid 7;

(c) onverlet de procedure van artikel 9, lid 2, onder c), voor het eerste over tien jaar lopende netwerkontwikkelingsplan, de investeringsplanning en het jaarlijks door de onafhankelijke systeembeheerder ingediende meerjaren-netwerkontwikkelingsplan goedkeuren;

(d) ervoor zorgen dat de door de onafhankelijke systeembeheerders geïnde tarieven voor toegang tot het netwerk een vergoeding omvatten voor de netwerkeigenaar(s) die een adequate vergoeding inhouden voor de netwerkactiva en de nieuwe investeringen daarin;

(e) uitvoeren van inspecties in de faciliteiten van de transmissiesysteemeigenaar en de onafhankelijke systeembeheerder.

  • 3. 
    De lidstaten waken erover dat de regelgevende instanties de bevoegdheden krijgen waardoor zij in staat zijn de hen overeenkomstig lid 1 en 2 toevertrouwde taken op een efficiënte en snelle wijze uit te voeren. Daartoe beschikt de regelgevende instantie ten minste over de volgende bevoegdheden:

(a) vaststellen van bindende besluiten voor gasbedrijven;

(b) in samenwerking met de nationale mededingingsautoriteit onderzoeken opzetten over de functionering van de gasmarkten en, wanneer er geen inbreuken op de mededingingsregels zijn, beslissen over passende, noodzakelijke en evenredige maatregelen om een daadwerkelijke mededinging te bevorderen en de goede functionering van de markt te waarborgen, inclusief programma's om gas ter beschikking te stellen;

(c) opvragen bij gasbedrijven van informatie die relevant is voor de uitvoering van haar taken;

(d) opleggen van effectieve, passende en afschrikwekkende sancties aan aardgasbedrijven die zich hun verplichtingen overeenkomstig deze richtlijn of de besluiten van de regelgevende instantie of het Agentschap niet naleven;

(e) beschikken over het recht om onderzoeken op te zetten en over relevante onderzoeksbevoegdheden voor het beslechten van geschillen overeenkomstig de leden 7 en 8;

(f) vaststellen van vrijwaringsmaatregelen als bedoeld in artikel 26.

  • 4. 
    De regelgevende instanties zijn verantwoordelijk voor de vaststelling of goedkeuring, alvorens zij in werking treden, van de voorwaarden voor:

(a) de verbinding met en toegang tot nationale netwerken, inclusief de transmissie- en distributietarieven en voorwaarden en tarieven voor toegang tot LNG-installaties. Deze tarieven maken de vereiste investeringen in de netwerken en LNG-installaties mogelijk waardoor de levensvatbaarheid van die netwerken en LNG-installaties kan worden gewaarborgd;

(b) de levering van balanceringsdiensten.

  • 5. 
    Bij de vaststelling of goedkeuring van de tarieven waken de regelgevende instanties erover dat de netwerkbeheerders afdoende stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie te verbeteren, de marktintegratie te versterken en verwante onderzoeksactiviteiten te ondersteunen.
  • 6. 
    De regelgevende instanties zijn bevoegd om zo nodig van de beheerders van transmissie-, opslag-, LNG- en distributiesystemen te verlangen dat zij hun in dit artikel bedoelde voorwaarden, inclusief tarieven, wijzigen om te waarborgen dat zij evenredig zijn en op niet-discriminerende wijze worden toegepast.
  • 7. 
    Een partij die een klacht heeft tegen een transmissie-, LNG- of distributiesysteembeheerder kan deze klacht voorleggen aan de nationale regelgevende instantie die fungeert als geschillenbeslechtingsinstantie en een besluit neemt binnen twee maanden na ontvangst van de klacht. Deze periode kan met twee maanden worden verlengd wanneer de regelgevende instantie aanvullende informatie opvraagt. Deze periode kan met instemming van de klager worden verlengd. Het uiteindelijke besluit van de regelgevende instantie is bindend tenzij en totdat het in beroep nietig wordt verklaard.
  • 8. 
    Een partij die getroffen wordt door en het recht heeft klacht in te dienen tegen een besluit betreffende methodologieën overeenkomstig dit artikel of, wanneer de regelgevende instantie verplicht is tot raadpleging over de voorgestelde methodologieën, kan binnen een periode van maximaal twee maanden - of korter als dit zo door de lidstaten is beslist - na publicatie van dit besluit of voorstel voor een besluit, een klacht indienen en om herziening verzoeken. Een dergelijke klacht heeft geen opschortend effect.
  • 9. 
    De lidstaten voeren passende en efficiënte mechanismen voor regulering, toezicht en transparantie in om misbruik van een machtspositie op de markt, met name ten nadele van de consument, en eventueel marktondermijnend gedrag te voorkomen. Deze mechanismen moeten de bepalingen van het Verdrag, met name artikel 82 daarvan, in acht nemen.
  • 10. 
    De lidstaten dragen er zorg voor dat passende maatregelen, waaronder bestuursrechtelijke of strafrechtelijke procedures in overeenstemming met hun nationale wetgeving, tegen de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen worden genomen wanneer door deze richtlijn opgelegde vertrouwelijkheidsregels niet in acht zijn genomen.
  • 11. 
    De in lid 7 en 8 bedoelde klachten laten het recht op beroep overeenkomstig het gemeenschapsrecht en het nationale recht onverlet.
  • 12. 
    De door de regelgevende instantie genomen besluiten worden met redenen omkleed.
  • 13. 
    De lidstaten waken erover dat er geschikte mechanismen op nationaal niveau bestaan krachtens welke een partij die getroffen wordt door een besluit van de nationale regelgevende instantie beroep kan aantekenen bij een instantie die onafhankelijk is van de betrokken partijen.
  • 14. 
    De Commissie kan richtsnoeren vaststellen betreffende de toepassing door de regelgevende instanties van de dit in artikel omschreven bevoegdheden. Deze maatregel, die bedoeld is om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing waarnaar wordt verwezen in artikel 30, lid 3."

Artikel 24 quinquies Regelgevingsstelsel voor grensoverschrijdende kwesties

  • 1. 
    De regelgevende instanties werken onderling nauw samen en raadplegen elkaar, en zij voorzien elkaar en het Agentschap van alle informatie die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken overeenkomstig deze richtlijn. Wat de ontvangen informatie betreft, waarborgt de ontvangende instantie hetzelfde niveau van vertrouwelijkheid als van de verzendende instantie wordt geëist.
  • 2. 
    De regelgevende instanties werken ten minste samen op regionaal niveau om de invoering van operationele regelingen te bevorderen teneinde een optimaal beheer van het netwerk te waarborgen, gemeenschappelijke aardgasbeurzen uit te bouwen en grensoverschrijdende capaciteit toe te wijzen en een minimumniveau van interconnectiecapaciteit binnen de regio te waarborgen om de ontwikkeling van een effectieve mededinging mogelijk te maken.
  • 3. 
    Het Agentschap neemt een besluit inzake het regelgevingsstelsel voor infrastructuur die ten minste twee lidstaten verbindt:

(a) in reactie op een gezamenlijk verzoek van de bevoegde nationale regelgevende instanties, of,

(b) wanneer de bevoegde nationale regelgevende instanties niet in staat zijn gebleken over het passende regelgevingsstelsel overeenstemming te bereiken binnen een periode van zes maanden na de datum dat het dossier aan de laatste van deze regelgevende instanties is voorgelegd.

  • 4. 
    De Commissie kan richtsnoeren vaststellen over de omvang van de opdracht van de regelgevende instanties tot onderlinge samenwerking en tot samenwerking met het Agentschap en over de situaties waarin het Agentschap bevoegd wordt om te beslissen over het regelgevingsstelsel voor infrastructuur die ten minste twee lidstaten verbindt. Deze maatregel, die bedoeld is om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing waarnaar wordt verwezen in artikel 30, lid 3.

Artikel 24 sexies Overeenstemming met de richtsnoeren

  • 1. 
    Regelgevende instanties en de Commissie kunnen het Agentschap verzoeken na te gaan of een door een regelgevende instantie genomen besluit strookt met de in deze richtlijn of in Verordening (EG) nr. 1775/2005 bedoelde richtsnoeren.
  • 2. 
    Het Agentschap geeft binnen een termijn van vier maanden zijn advies aan de regelgevende instantie die hierom heeft verzocht of aan de Commissie, alsook aan de regelgevende instantie die het besluit in kwestie heeft genomen.
  • 3. 
    Wanneer de regelgevende instantie die het besluit heeft genomen niet binnen een termijn van vier maanden volgende op de datum van ontvangst van het advies daaraan voldoet, brengt het Agentschap de Commissie daarvan op de hoogte.
  • 4. 
    Elke regelgevende instantie kan de Commissie binnen een termijn van twee maanden nadat een regelgevende instantie een besluit heeft genomen melden dat zij van oordeel is dat dit besluit niet in overeenstemming is met de in deze richtlijn of de in Verordening (EG) nr. 1775/2005 bedoelde richtsnoeren.
  • 5. 
    Wanneer de Commissie binnen een termijn van twee maanden na de in lid 3 bedoelde melding door een regelgevende instantie, of op eigen initiatief binnen een termijn van drie maanden nadat het besluit is genomen, van oordeel is dat er ernstige twijfels bestaan over de overeenstemming van dit besluit met de in deze richtlijn of de in Verordening (EG) nr. 1775/2005 bedoelde richtsnoeren, kan de Commissie besluiten een procedure in te leiden. In een dergelijk geval verzoekt zij de relevante regelgevende instantie en de betrokken partijen hun opmerkingen in te dienen.
  • 6. 
    Wanneer de Commissie heeft besloten een procedure in te leiden, neemt zij binnen een termijn van maximaal vier maanden na de datum van haar besluit het definitieve besluit:

(a) geen bezwaar te maken tegen het besluit van de regelgevende instantie;

of

(b) de desbetreffende regelgevende instantie te verzoeken haar besluit te wijzigen, dan wel in te trekken, wanneer zij van oordeel is dat het niet in overeenstemming is met de richtsnoeren.

  • 7. 
    Wanneer de Commissie niet binnen de in lid 5 of 6 gestelde termijn heeft besloten een procedure in te leiden, respectievelijk een definitief besluit heeft genomen, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het besluit van de regelgevende instantie.
  • 8. 
    De regelgevende instantie neemt het besluit van de Commissie om haar besluit te wijzigen dan wel in te trekken binnen een termijn van twee maanden in acht en stelt de Commissie daarvan in kennis.
  • 9. 
    De Commissie stelt richtsnoeren vast waarin de voor de toepassing van dit artikel te volgen procedure nader wordt omschreven. Deze maatregel, die bedoeld is om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing waarnaar wordt verwezen in artikel 30, lid 3.

Artikel 24 septies Bijhouden van gegevens

  • 1. 
    De lidstaten eisen van hun aardgasleveranciers dat zij gedurende ten minste vijf jaar de relevante gegevens met betrekking tot al hun transacties in gasleveringscontracten en aardgasderivaten met grootafnemers en transmissiesysteembeheerders ter beschikking houden van hun nationale regelgevende instantie, de nationale mededingingsautoriteit en de Commissie.
  • 2. 
    Deze gegevens omvatten bijzonderheden betreffende de kenmerken van de relevante transacties, zoals looptijd, leverings- en betalingsregels, de hoeveelheden, de uitvoeringsdatums en -tijdstippen, de transactieprijzen en middelen om de grootafnemer te identificeren, alsmede gespecificeerde nadere gegevens over alle openstaande posities in gasleveringscontracten en aardgasderivaten.
  • 3. 
    De regelgevende instantie kan besluiten om elementen van deze informatie ter beschikking te stellen van marktdeelnemers op voorwaarde dat commercieel gevoelige informatie inzake afzonderlijke marktspelers of afzonderlijke transacties niet wordt vrijgegeven. Dit lid is niet van toepassing op informatie over financiële instrumenten die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/39/EG vallen.
  • 4. 
    Teneinde een eenvormige toepassing van dit artikel te waarborgen, kan de Commissie richtsnoeren vaststellen waarin de methoden en regelingen voor de rapportering van transacties en de vorm en inhoud van bedoelde verslagen worden omschreven. Deze maatregel, die bedoeld is om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing waarnaar wordt verwezen in artikel 30, lid 3.
  • 5. 
    Wat transacties in aardgasderivaten van leveringsbedrijven met grootafnemers en transmissiesysteembeheerders, alsmede opslag- en LNG-systeembeheerders betreft, wordt dit artikel pas van kracht nadat de Commissie de in lid 4 bedoelde richtsnoeren heeft vastgesteld.
  • 6. 
    De bepalingen van dit artikel doen voor de onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/39/EG vallende entiteiten geen extra verplichtingen ontstaan ten opzichte van de in lid 1 genoemde autoriteiten.
  • 7. 
    Ingeval de in lid 1 genoemde autoriteiten toegang moeten hebben tot gegevens die door de onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/39/EG vallende entiteiten worden bijgehouden, verstrekken de onder die richtlijn vallende verantwoordelijke autoriteiten de in lid 1 genoemde autoriteiten de opgevraagde gegevens.
  • 29. 
    Artikel 25 wordt geschrapt.
  • 30. 
    Artikel 30 wordt vervangen door:

"Artikel 30 Comité

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met betrekking tot het bepaalde in artikel 8 daarvan.
  • 3. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, lid 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met betrekking tot het bepaalde in artikel 8 daarvan."
  • 31. 
    In bijlage A worden de volgende punten toegevoegd:

"(h) de beschikking krijgen over hun verbruiksgegevens en in staat zijn om, met uitdrukkelijke toestemming en kosteloos, bedrijven met een leveringsvergunning toegang te geven tot hun geregistreerde verbruiksgegevens. De partij die verantwoordelijk is voor het gegevensbeheer is verplicht deze gegevens aan het bedrijf te verstrekken. De lidstaten leggen een gegevensformaat vast, alsook een procedure voor leveranciers en consumenten om toegang te krijgen tot die gegevens. Deze dienstverlening brengt geen extra kosten mee voor de consument;

(i) maandelijks naar behoren worden geïnformeerd over hun effectief gasverbruik en de desbetreffende kosten. Voor deze dienst mogen de afnemers geen extra kosten worden aangerekend;

(j) op om het even welk moment van het jaar van leverancier kunnen veranderen, waarbij de rekening van de klant bij zijn vorige leverancier wordt vereffend niet later dan één maand volgend op de laatste levering door de vorige leverancier."

Artikel 2 Omzetting

  • 1. 
    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 18 maanden na de inwerkingtreding aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Deze bepalingen worden toegepast vanaf 18 maanden na de inwerkingtreding.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3 Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de […] dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, […]

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

[…]

[1] COM(2007) 1.

[2] In zijn conclusies betuigt de Europese Raad zijn instemming met de oprichting van een onafhankelijk mechanisme waarin de nationale regelgevers samenwerken en beslissingen nemen over belangrijke grensoverschrijdende kwesties, terwijl in het aangenomen Vidal Quadras-rapport gunstig wordt gereageerd op het voorstel van de Commissie om de samenwerking tussen de nationale regelgevers op EU-niveau via een EU-entiteit te versterken, als een middel om een meer Europese aanpak voor regulering met betrekking tot grensoverschrijdende kwesties te ontwikkelen. In het rapport wordt onderstreept dat de Commissie een beslissende rol moet spelen zonder dat de onafhankelijkheid van de regelgevers wordt ondermijnd. Voorts wordt gesteld dat de beslissingen van de regelgevers moeten worden gemaakt met betrekking tot specifiek omschreven technische en handelskwesties en dit op een goed geïnformeerde basis waarbij, zo nodig, het standpunt van de transmissiesysteembeheerders en andere relevante belanghebbenden moet worden ingewonnen, en dat deze beslissingen juridisch bindend moeten zijn.

[3] COM(2005) 59.

[4] PB C van , blz. .

[5] Als omschreven in artikel 22 van Richtlijn 2003/55/EG en in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1228/2003.

[6] De toelichting gaat vergezeld van een organisatieschema.

[7] In de elektriciteitssector is het bijvoorbeeld duidelijk dat, wat sommige kwesties betreft, de vaststelling van technische codes moet gebeuren voor elke synchrone zone.

[8] PB C […], […], blz. […].

[9] PB C […], […], blz. […].

[10] PB C […], […], blz. […].

[11] PB C […], […], blz. […].

[12] PB L 176 van 15.7.2003, blz. 57.

[13] COM(2007) 1.

[14] Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Vooruitzichten voor de interne gas- en elektriciteitsmarkt, COM(2006) 841.

[15] Mededeling van de Commissie "Onderzoek op grond van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1/2003 naar de Europese gas- en elektriciteitssectoren (Eindverslag)", SEC(2006) 1724.

[16] PB L 289 van 3.11.2005, blz. 1.

[17] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23, als gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L200 van 22.7.2006, blz.11).

[18] OJ C 255, 21.10.2006, p. 1.

[19] PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.