Existentiële problemen - Hoofdinhoud
Wat de Eerste Kamer verbindt met de provinciale besturen is beider behoefte het met grote regelmaat te hebben over hun bestaansredenen. De Tweede Kamer noch de gemeentebesturen zullen ooit spreken over de vraag of hun bestaan zin heeft. Als de instellingen die hun existentiële twijfels wel delen het er al niet zelf over hebben, dan doet de omgeving het wel. De provincies zijn daarbij intussen vaker de Kop van Jut dan de Eerste Kamer.
In 2006 deed, in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een commissie-Bovens al een poging, toen zij voorstelde om provincies weliswaar niet af te schaffen maar toch te reduceren tot een "gesloten huishouding". Hetgeen betekent dat provincies slechts een limitatief opgesomd aantal taken zouden mogen verrichten. Op het Binnenhof zag niemand daar iets in en er is dus ook weinig meer van vernomen.
De politicoloog Klaartje Peters deed heel wat meer stof opwaaien toen zij, afgelopen voorjaar en kort voor de Provinciale Statenverkiezingen, een boek publiceerde over het provinciale bestuur, dat zij de veelzeggende titel meegaf: "Het opgeblazen bestuur". Hoofdstelling daarvan: wat de provincie doet is nogal eens overbodig - rijk of gemeenten doen dat beter - maar het gebeurt niettemin, omdat het provinciebestuur krampachtig op zoek is naar legitimiteit bij de bevolking. Zo zou de aldoor magerder opkomst bij de Statenverkiezingen moeten worden doorbroken.
Het zo juist verschenen Jaarboek van de Vereniging van Griffiers 2007 (te raadplegen via www.griffiers.nl) kiest het middenbestuur als thema, waarin opnieuw de aandacht voor de provincie domineert. Weliswaar overheerst niet de behoefte de provincies af te schaffen, maar de existentiële kritiek met inbegrip van zelfkritiek is ook daar niet van de lucht. Opvallend is bij voorbeeld de bijdrage van Jan Franssen i, Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland en voorzitter van het IPO, de club van provinciale besturen. Hij spaart provincies zijn kritiek niet en ook hij maakt zich zorg over hun neiging zichzelf op te blazen. Terwijl doorbijten, als dat moet, juist vaak weer niet gebeurt. Zozeer domineert de zorg in de artikelen voor het Jaarboek, dat het de titel heeft meegekregen: "Opgeblazen, versleten kraakbeen, of een slecht gebit."
Ook het IPO zelf is niet zeker van zijn zaak, zo lijkt het. Zijn maandblad "Provincies.NL" (oktober 2007) laat twee autoriteiten, Paul Schnabel en Wim van de Donk, (directeur SCP en voorzitter WRR) opdraven om het bestaansrecht van de provincies te verdedigen. Dat gebeurt door beide heren bekwaam, maar eigenaardig blijft het.
Provincies hebben misschien niet werkelijk existentiële problemen, maar ze worstelen wel met een paar belangrijke kwesties. Het vorige kabinet was hun nog welgezind door ze nauw te betrekken bij een nieuw waterbeleid en door investeringsmiddelen royaal ter beschikking te stellen ten behoeve van vernieuwing van het landelijk gebied. Het huidige kabinet lijkt in de provincies eerder op rooftocht te zijn gegaan, door de (hoge) provinciale vermogens ruimschoots af te willen romen en minder investeringsmiddelen ter beschikking te willen stellen. De relatie van dit kabinet met de provincies doet denken aan die met de woningcorporaties. Beider vermogenspositie heeft de gretige blik van Financiën weten te vangen.
Ander probleem dat telkens weer opduikt is dat Rijk en gemeenten, vooral in het grote stedenbeleid, steeds meer rechtstreekse relaties aangaan buiten de provincies om. Deze steden (zo'n dertig al, inmiddels) trekken zich steeds minder aan van het provinciaal bestuur. Dit gebeurt ook daar waar provinciebesturen traditioneel leiding gaven aan al wat de provincie als geheel bezighield zoals in Overijssel, Brabant en Limburg.
Maar ook provincies zelf dragen tot hun eigen democratische irrelevantie bij. Want, wat er bij verkiezingen ook gebeurt, de politieke samenstelling van de bestuurscolleges blijft ongewijzigd. Alsof het oordeel van de kiezers er niet toe doet. Als er al eens iets verandert - zoals in Noord-Holland in 2003 of in Zuid-Holland, dit voorjaar - heeft dat niets met de verkiezingsuitslag te maken. Zo werd de SP, hoe groot zij her en der ook was geworden, schaamteloos buiten de deur gehouden.
Als kiezers irrelevant worden verklaard voor de provinciale politiek, mag de provincie dan verrast zijn als kiezers haar als irrelevant gaan beschouwen?