Cijfers kabinet-Lubbers II (1986-1989)

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Het kabinet-Lubbers II i had de economische wind flink mee, maar had de collectieve uitgaven en de collectieve lasten gedurende de eerste jaren slecht onder controle. Het EMU-tekort steeg in 1987 en was in 1989 nog steeds hoger dan in 1986.

De economie bleef gekenmerkt door grote uitkeringsafhankelijkheid, inactiviteit en verborgen werkloosheid. Ondanks de hoge economische groei slaagde het kabinet er niet in hier verandering in te brengen. Qua economische daadkracht was het kabinet-Lubbers II geen schim van het voorgaande kabinet.

1.

Algemeen beeld

Het kabinet-Lubbers II was een voortzetting van het eerste kabinet-Lubbers i. Voor het eerst sinds het kabinet-Den Uyl i lag de gemiddelde economische groei in de kabinetsperiode boven de 3%. Het ging goed met de wereldeconomie en de inflatie was extreem laag. De gemiddelde inflatie en contractloonstijging onder het kabinet-Lubbers II waren veruit het laagst van alle kabinetten sinds 1971. In 1987 was er zelfs sprake van deflatie: het prijspeil daalde.

Belangrijke onderwerpen waar het kabinet mee te maken kreeg waren

  • de herziening van het belastingstelsel (Oort-operatie)
  • de verzelfstandiging van de PTT

2.

Overheidsfinanciën

Hoewel de kabinetten-Lubbers I en II de naam hebben saneringskabinetten te zijn geweest, tonen de cijfers een ander beeld.

Het kabinet-Lubbers I wist het EMU-tekort bij een gemiddelde economische groei van 1,8% per jaar te verminderen van 5,9% BBP in 1982 naar 4,4% in 1986. Vanaf 1985 ging het in feite echter al weer minder met de overheidsfinanciën. De bruto collectieve uitgaven gingen pas dalen na en aanzienlijke stijging in 1987. Onder het kabinet-Lubbers II steeg het EMU-tekort, in een periode met gemiddeld 3,2% economische groei, met 0,3%-punt naar 4,7% BBP in 1989. De EMU-schuld was opgelopen tot ruim boven de 70% BBP, waardoor de begroting gebukt ging onder een grote aflossings- en rentelast.

De kabinetten-Den Uyl en -Kok I kenden met gemiddeld 3,1% resp. 3,7% een vergelijkbare economische groei. In de jaren 1973-1977 steeg het EMU-tekort (met 1,2%-punt) meer dan onder het kabinet-Lubbers II. In de jaren 1994-1998 verbeterde het EMU-saldo met 2,4%-punt.

De collectieve lasten stegen in 1987 naar een recordhoogte van 42,7% BBP, om in 1989 te dalen naar 39,7%.

3.

Arbeidsmarkt

De werkloosheid bleef tussen 1986 en 1988 schommelen rond het hoge niveau van ruim boven de 7%. Pas in 1989, bij een zeer hoge economische groei van 4,46% (de hoogste groei sinds de eerste oliecrisis), begon de werkloosheid substantieel te dalen. Het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen steeg tot boven de 750 duizend. De arbeidsparticipatie steeg weliswaar, maar de stijging was gering als deze wordt gerelateerd aan de hoge economische groei en de uitgangssituatie van hoge werkloosheid.

In 1986 kwam de stelselherziening sociale zekerheid tot stand. Er kwam een nieuwe Werkloosheidswet. Na afloop van de uitkering kon een beroep worden gedaan op een IOAW- of Bijstandsuitkering. De IOAW was een uitkeringsregeling voor oudere (d.w.z. van 57 jaar en ouder) en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen. Een Toeslagenwet voorzag zo nodig in aanvulling op de uitkering tot het relevante sociaalminimum.

 

4.

Kerncijfers

Mutatie (%), tenzij anders vermeld

1986

1987

1988

1989

Gem.

Verschil 1989-1986

BBP (niveau, mrd €)

217,1

219,9

230,2

243,7

227,7

26,6

BBP

2,8

2,0

3,3

4,6

3,2

1,8

Arbeidsproductiviteit bedrijven (per uur) (%)

1,3

1,7

1,7

2,5

1,8

1,2

Relevante wereldhandel

4,2

6,7

7,8

8,9

6,9

4,7

Wereldhandelsvolume

3,3

5,1

8,0

8,0

6,1

4,7

Wereldeconomie

3,6

3,9

4,7

3,9

4,0

0,3

5.

Overheidsfinanciën

% BBP

1986

1987

1988

1989

Gem.

Verschil 1989-1986

EMU-saldo

-4,4

-5,1

-4,0

-4,7

-4,6

-0,3

EMU-schuld

69,5

71,5

73,8

73,8

72,2

4,3

Bruto collectieve uitgaven

58,6

60,7

58,6

55,9

58,5

-2,7

Collectieve lasten

41,0

42,7

42,4

39,7

41,4

-1,3

6.

Lonen en prijzen

%, tenzij anders vermeld

1986

1987

1988

1989

Gem.

Verschil 1989-1986

Inflatie (hicp) (%)

n.b.

n.b.

n.b.

n.b.

n.b.

n.b.

Inflatie (CPI) (%)

0,2

-0,5

0,7

1,1

0,4

0,9

Arbeidsinkomensquote

74,7

77,1

76,1

74,5

75,6

-0,2

Olieprijs (USD/vat)

13,7

17,7

14,2

17,0

15,7

3,3

Contractloonmutatie marktsector

2,1

1,1

0,9

1,8

1,5

-0,3

7.

Arbeidsmarkt en sociale zekerheid (1)

Dzd, tenzij anders vermeld

1986

1987

1988

1989

Gem.

Verschil 1989-1986

Werkloosheid (%)

7,5

7,2

7,3

6,7

7,2

-0,8

Werkloosheid (personen)

484

479

485

454

475,5

-30,0

Groei werkgelegenheid (uren) (%)

1,7

1,0

1,6

2,1

1,6

0,4

Werkloosheidsuitkeringen (uitkeringsjaren)

231

228

208

196

215,6

-35,4

Bijstand (WWB/IOAW/IOAZ) (personen)

583

578

572

564

574,0

-19,5

Werkloosheids- + bijstandsuitkeringen

814

806

779

759

789,5

-54,9

Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (uitkeringsjaren)

718

725

739

758

735,1

40,4

Uitkeringen ziekte (uitkeringsjaren)

262

276

287

315

285,1

53,2

8.

Arbeidsmarkt en sociale zekerheid (2)

%

1986

1987

1988

1989

Gem.

Verschil 1989-1986

i/a-ratio

75,7

75,5

75,1

75,1

75,4

-0,5

Bruto participatiegraad 20-64 jaar

57,7

57,6

58,5

58,7

58,1

1,0

Bruto participatiegraad 15-74

59,1

59,8

60,0

60,7

59,9

1,6

Netto participatiegraad 15-74

54,7

55,5

55,6

56,6

55,6

1,9

 

Meer over