Nota - Dierenwelzijn

Deze nota is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 28286 - Dierenwelzijn.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Dierenwelzijn; Nota  
Document­datum 22-03-2002
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST60500
Kenmerk 28286, nr. 2
Van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2001–2002

28 286

Dierenwelzijn

Nr. 2

NOTA

Beleidsnota Dierenwelzijn

Inhoudsopgave

  • 1. 
    INLEIDING
  • 2. 
    HOOFDLIJN
  • 3. 
    VOORLOPERS
  • 4. 
    TRANSPARANTIE
  • 5. 
    STIMULEREN NIEUWE ARRANGEMENTEN
  • 6. 
    INTERNATIONALE STRATEGIE
  • 7. 
    WETGEVING

2

2

6

8

11

12

14

  • 1. 
    Inleiding

Voor u ligt de nota Dierenwelzijn. Deze nota is tot stand gekomen na consultatie van diverse organisaties over het in oktober 2001 verschenen beleidsvoornemen «Houden van dieren». Eind november is in de Tweede Kamer het beleidsvoornemen besproken (kamerstuk 28 000 XIV nr. 65). Daarnaast zijn er diverse schriftelijke reacties ontvangen. Deze nota geeft een nadere concretisering van het beleidsvoornemen. De reacties zijn hier in meegenomen.

Uit de reacties van de partijen blijkt een grote betrokkenheid bij dierenwelzijn. Geconcludeerd kan worden dat de uitgangspunten van het streven naar natuurlijk gedrag en de aanpassing van houderijsystemen aan het dier door de meeste partijen worden gedeeld. Belangrijke aandachts- en kritiekpunten die door vele partijen worden genoemd zijn: gevolgen voor de markt- en concurrentiepositie van Nederland, de rol van de consument, de relatie met voedselveiligheid en het inzetten van financiële stimulansen. In deze nota worden de belangrijkste van deze aandachtspunten aan de orde gesteld, en wordt aangegeven hoe het voorgenomen beleid ten aanzien van deze punten zal zijn.

In het bijzonder spreekt uit de reacties de bezorgdheid omtrent het vooroplopen van Nederland ten opzichte van de rest van Europa. Gewaarschuwd wordt dat de concurrentiepositie van de Nederlandse veehouderij in gevaar komt indien in Nederland strengere regels gelden dan in de rest van de EU. Daarnaast wordt aangegeven dat de kans bestaat dat Nederland de welzijnsproblemen hierdoor naar het buitenland verplaatst en welzijnsonvriendelijk geproduceerde producten importeert. Dit dilemma is ook aan de orde geweest in het beleidsvoornemen. Gezien de huidige en toekomstige concurrentiepositie zal voor een aantal sectoren de toekomst van de Nederlandse (en Europese) veehouderij vooral liggen in de marktsegmenten met een hoge toegevoegde waarde. Een aantoonbaar hoog niveau van dierenwelzijn zal een productkenmerk zijn waarmee de Nederlandse veehouderij zich een duurzame positie kan verwerven in de veeleisende markten van met name Noordwest-Europa. Daarnaast biedt de eerder genoemde transparantie de (Europese) consument de mogelijkheid om te kiezen voor de welzijnsvriendelijke producten. Simpelweg een verbod op de import van niet-welzijnsvriendelijke producten uit derde landen is niet haalbaar. De overheid kiest er dan ook voor om in internationaal verband een voorloperspositie in te nemen bij het vormgeven van een diervriendelijke en maatschappelijk aanvaardbare veehouderij.

De ambitie van de nota is om binnen 10 tot 20 jaar de houderij van dieren om te buigen in de richting van het perspectief van het soorteigen gedrag. Het houderijsysteem is daarbij aangepast aan het dier. De agrarische sector staat voor de uitdaging om in te spelen op de maatschappelijke eisen die worden gesteld aan de landbouw. Dit betreft eisen aan het product, de productiewijze en aan de kwaliteit van de groene ruimte. Voor de veehouderij worden in het advies van de denkgroep Wijffels de contouren geschetst van een duurzame veehouderij. Dierenwelzijn is een van de aspecten die onderdeel vormen van een transitie naar een duurzame veehouderij. Met de nota over dierenwelzijn wordt op dit onderdeel reeds invulling gegeven aan de implementatie van het rapport Wijffels.

  • 2. 
    Hoofdlijn

Welzijn van dieren moet een centrale plaats krijgen in de moderne veehouderij en bij het houden van gezelschapsdieren. Daarover bestond overeenstemming tijdens de discussies die gevoerd zijn naar aanleiding van het beleidsvoornemen «Houden van dieren». Dat er op de weg naar een beter dierenwelzijn nog veel werk te verzetten is, werd eveneens erkend. Over de vraag hoe dit precies moet worden bereikt, en met welke instrumenten bestond wel verschil van inzicht. Daarbij ging het onder andere om de afwegingen die gemaakt moeten worden ten opzichte van voedselveiligheid en om bedrijfseconomische gevolgen van een ambitieus dierenwelzijnsbeleid. In deze nota wordt daarop nader ingegaan, en wordt aangegeven welke concrete acties er genomen moeten worden om het streven naar een hoger dierenwelzijn te ondersteunen.

Dierenwelzijn is als belangrijk aspect van een duurzame veehouderij benoemd in het kabinetsstandpunt Wijffels. De uitvoering van de activiteiten die in deze nota Dierenwelzijn worden genoemd, zullen worden afgestemd met de relevante activiteiten rondom de uitwerking hiervan.

Natuurlijk gedrag als richtinggevend perspectief

Wat is dierenwelzijn? Een goed welzijn begint met een goede gezondheid. Maar met fysieke gezondheid alleen komt het dierenwelzijn onvoldoende tot zijn recht. Een goed dierenwelzijn omvat zowel het fysieke als niet-fysieke welzijn van dieren. Door de commissie Brambell (1965) zijn een vijftal vrijheden voor het dier geformuleerd. Deze vrijheden dienen als basis voor het beleid op het terrein van dierenwelzijn, en liggen ten grondslag aan het door de Landbouwraad aangenomen wettelijk kader voor het dierenwelzijn. Deze lijst luidt als volgt. Dieren zijn vrij:

  • • 
    van dorst, honger en onjuiste voeding;
  • • 
    van fysiek en fysiologisch ongerief;
  • • 
    van pijn, verwondingen en ziektes;
  • • 
    van angst en chronische stress;
  • • 
    om hun natuurlijke (soorteigen) gedrag te vertonen.

Deze vrijheden gezamenlijk zijn bepalend voor het welzijn van de dieren. Als richtinggevend perspectief voor het voorgenomen welzijnsbeleid wordt gehanteerd:

Gehouden dieren leven in een omgeving waarin zij hun soorteigen gedrag kunnen vertonen.

Binnen 10 tot 20 jaar moet de veehouderij en de houderij van gezelschapsdieren zijn omgebogen in de richting van het perspectief van het soorteigen gedrag. Het houderijsysteem is daarbij aangepast aan het dier in plaats van dat het dier aan het houderijsysteem is aangepast.

Korte terugblik

De afgelopen 10 jaar heeft de overheid met behulp van de Gezondheids-en welzijnswet voor dieren (GWWD) gewerkt aan verbetering van het dierenwelzijn. Deze wet heeft zeker bijgedragen aan het realiseren van een aantal welzijnsverbeteringen. Er kan echter ook geconstateerd worden dat de grote ambitie die in de wet tot uitdrukking komt, naast een stimulans, ook een remmende factor voor het dierenwelzijnsbeleid is geweest. Discussies over regelgeving in het kader van de GWWD liepen te vaak vast op details en op het streven om tot allesomvattende regelgeving te komen. De echte problemen werden soms niet of onvoldoende opgelost. Een aanpak in de keten, van producent tot consument, bleef buiten beschouwing terwijl daar juist de aangrijpingspunten voor een succesvolle aanpak zijn komen te liggen.

Uiteraard moet niet vergeten worden wat al is bereikt. De afgelopen jaren zijn ook verschillende successen geboekt. Hierbij kan gedacht worden aan de omslag van individuele huisvesting naar groepshuisvesting bij verschillende sectoren. Deze systeemwijziging heeft het welzijn van deze dieren verbeterd. Ook is er een limitatieve lijst tot stand gebracht met dieren die voor productie mogen worden gehouden. Er zijn echter nog mogelijkheden tot verbeteringen. Deze nota biedt het perspectief voor deze verbeteringen.

Aanpak

De verantwoordelijkheid voor het dierenwelzijn ligt niet alleen bij de veehouder, of bij de handelaar of verkoper van gezelschapsdieren. Alle partijen uit de keten zijn van invloed op het welzijn van de dieren en hebben hun verantwoordelijkheid. Het dierenwelzijnsbeleid richt zich dan ook bewust op al deze partijen. Aan de burger wordt hierbij nadrukkelijk een belangrijke rol toegekend, zowel de burger als consument van dierlijke producten, als ook de burger als eigenaar van een gezelschapsdier.

Het dierenwelzijnsbeleid zal zich richten op het ondersteunen van verantwoord produceren én consumeren. Daarnaast zal de overheid dierenwelzijn waarborgen door welzijnsonvriendelijke methoden te verbieden. Hiermee wordt nadrukkelijk afgestapt van wetgeving die gedetailleerd voorschrijft hoe een dier mag worden gehouden.

De aanpak die het kabinet voor ogen staat is als volgt: Ondersteuning van voorlopers met behulp van

  • • 
    Fiscale instrumenten
  • • 
    Innovatie en onderzoek
  • • 
    Experimenteerruimte Bevorderen van transparantie met behulp van
  • • 
    Etikettering
  • • 
    Welzijnsmeter
  • • 
    Onderwijs
  • • 
    Voorlichting Stimuleren nieuwe arrangementen
  • • 
    Ketenarrangementen in de markt
  • • 
    Consumentenplatform
  • • 
    Raad voor Dierenaangelegenheden nieuwe stijl Internationale strategie voor welzijn met behulp van
  • • 
    Europese Unie
  • • 
    Koplopersstrategie
  • • 
    WTO Wetgeving
  • • 
    Welzijnsonvriendelijke methoden

Bovengenoemde instrumenten impliceren een fasering in de aanpak. Middels deze instrumenten zullen de komende jaren de eerste stappen worden gezet in de richting van het voorgestelde perspectief. Na een aantal jaar zal worden bekeken of en in hoeverre de strategie naar het perspectief dient te worden aangepast.

Integrale benadering

Dierenwelzijn staat niet op zichzelf. Het heeft raakvlakken met een aantal andere terreinen zoals voedselveiligheid, milieu, arbeidsomstandigheden en economie. Daarbij staat voedselveiligheidbovenaan als uitgangspunt voor de voedselvoorziening. Dit behoeft de ontwikkeling naar een hoger dierenwelzijn niet in de weg staan.

De afgelopen jaren is er veel onderzoek gedaan naar voedselveiligheid in de bestaande, vaak intensieve, houderijsystemen. Over de voedselveiligheid in nieuwe houderijsystemen, waar dierenwelzijn meer aandacht krijgt, is nog onvoldoende bekend. De komende jaren zal door de overheid, en de sector, geïnvesteerd moeten worden in onderzoek om uiteindelijk de voedselveiligheid binnen alle systemen te kunnen waarborgen.

Bij de uitwerking van het welzijnsbeleid zullen de andere terreinen integraal worden meegenomen, en zal steeds zo veel mogelijk worden gezocht naar situaties waarbij optimalisatie plaatsvindt op meerdere terreinen. Keuzes ten gunste van dierenwelzijn die een nadeel betekenen voor bijvoorbeeld het milieu of de bedrijfseconomie zullen worden geëxpliciteerd.

Gevolgen van een hoog dierenwelzijn

In de discussies over het beleidsvoornemen is diverse keren aan de orde geweest dat verbeteringen op het terrein van dierenwelzijn ten koste kunnen gaan van het bedrijfseconomisch resultaat. Dit is vooral het geval als wettelijke maatregelen ter verbetering van het dierenwelzijn alleen op nationaal niveau worden genomen. Er zijn echter ook voorbeelden waarbij een verhoogd dierenwelzijn tot een beter bedrijfseconomisch resultaat leidt. In het algemeen kan echter verwacht worden dat bij een aanscherping van het dierenwelzijnsbeleid het voor een aantal bedrijven moeilijker zal worden een voldoende bedrijfsresultaat te behalen. Dit kan tot gevolg hebben dat het totale aantal bedrijven zal afnemen. Geplaatst in de context van de autonome ontwikkeling zal een verbetering van het dierenwelzijn een relatief kleine bijdrage leveren in de afname van het aantal veehouderijbedrijven.

Bovenstaande is een van de mogelijke consequenties van het streven naar een hoog dierenwelzijn. Het is dan ook gewenst om een verbetering van dierenwelzijn vooral in Europees verband te realiseren. Indien nodig zal echter gekozen worden voor een nationale maatregel, met mogelijk als gevolg dat het aantal bedrijven afneemt. Gezien de huidige en toekomstige concurrentiepositie is de kans echter groot dat de toekomst van de Nederlandse veehouderij vooral zal liggen in de marktsegmenten met een hoge toegevoegde waarde. Een aantoonbaar hoog niveau van dierenwelzijn zal een productkenmerk zijn waarmee de Nederlandse veehouderij zich een duurzame positie kan verwerven in de veeleisende markten van met name Noordwest-Europa.

Reikwijdte van het beleid

Het perspectief van natuurlijk gedrag geldt nadrukkelijk voor alle gehouden dieren. Dus zowel voor landbouwhuisdieren, gezelschapsdieren als hobbydieren. Binnen de aanpak zullen er accentverschillen zijn. Zo zal bij de landbouwhuisdieren bijvoorbeeld het accent meer liggen op verbetering van de houderijsystemen, terwijl dat bij gezelschapsdieren meer zal liggen op het wegnemen van onwetendheid bij de houder. De aanpak via de keten en de brede verantwoordelijkheid biedt mogelijkheden voor alle gehouden dieren. In het uitvoeringsplan zullen de verschillen in aanpak aan de orde komen. Het welzijn van vissen komt specifiek aan de orde in de beleidsbrief welzijn Vis die binnenkort aan de Kamer zal worden aangeboden.

In deze nota wordt niet ingegaan op het welzijn van de proefdieren. Voor deze specifieke groep gehouden dieren wordt beleid vastgesteld door het ministerie van VWS. Het welzijn van de grazers in natuurgebieden, bijvoorbeeld de Oostvaardersplassen, wordt gewaarborgd middels de door de Kamer geaccordeerde Leidraad Grote Grazers.

Financiering

Voor de financiering van de activiteiten uit deze nota zal ruimte worden gevonden binnen de huidige programmagelden van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

  • 3. 
    Voorlopers

Voorlopers zijn van groot belang om het dierenwelzijn naar een hoger niveau te tillen. Zij vervullen een belangrijke voorbeeldfunctie en genereren belangrijke informatie voor de volgers. Uit diverse reacties op het beleidsvoornemen blijkt dat het voornemen om voorlopers te ondersteunen gedeeld wordt. Er wordt daarbij aangegeven dat voorlopers niet alleen financiële ondersteuning nodig hebben, maar ook vaak tegen belemmeringen oplopen door bijvoorbeeld wetgeving op het terrein van de ruimtelijke ordening.

Via onderstaande instrumenten zullen ondernemers en consumenten die voorop willen lopen in het dierenwelzijn worden ondersteund. De ondersteuning vanuit de overheid richt zich op fiscale faciliteiten, kennisondersteuning en het creëren van experimenteerruimte.

Fiscale instrumenten

Fiscale maatregelen hebben in het algemeen een generiek karakter. De inzet van specifieke fiscale maatregelen vraagt om een afweging met niet-fiscale instrumenten. Daarbij dient gelet te worden op het beoogde doel van de maatregel en de mate waarin het gekozen instrument doeltreffend en doelmatig is. Tevens dient bij de inzet van fiscale maatregelen bedacht te worden dat deze onderworpen zijn aan het Europese steun-kader.

Er bestaan op dit moment geen fiscale faciliteiten die specifiek gericht zijn op het bevorderen van dierenwelzijn. InvesteringsaftrekTen aanzien van veehouderijsystemen bestaan er fiscale investeringsfaciliteiten zoals de willekeurige afschrijvingsfaciliteit (VAMIL) en de milieuinvesteringsaftrek (MIA). De MIA geldt ook voor dierenwelzijns-investeringen, mits er tevens sprake is van een milieuaspect. Door LNV wordt nu bekeken of, en op welke wijze, een nadere toespitsing van de investeringsaftrek op welzijn kan bijdragen aan het verbeteren van dierenwelzijn.

BTW

Conclusie van de werkgroep Vergroening is dat overbrenging van vlees naar het hoge BTW-tarief met handhaving van het lage tarief voor biologisch vlees positieve effecten zal hebben op milieu en wellicht op dierenwelzijn. Nog niet bekend is hoe groot die positieve effecten zijn. Aanvullende studie is daarom nodig. Ook is nader inzicht nodig over de uitvoeringsproblemen voor de Belastingdienst, de afbakeningsproblematiek (vlees en/of vleeshoudende producten) en de administratieve lastendruk voor het MKB.

De BTW is in EU-verband vergaand geharmoniseerd. De inzet van dit instrument voor het stimuleren van duurzame doelen vergt daarom aanpassing van de EU-richtlijnen. Hiervoor is unanimiteit in EU-verband vereist. Onlangs heeft de EC een «Groenboek Geïntegreerd Product-beleid» uitgebracht. Daarin wordt geconstateerd dat het marktmechanisme het soms laat afweten en consumenten niet betalen voor externe (milieu)effecten van producten. Het krachtigste instrument om deze tekortkomingen van de markt te herstellen is toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt. De EC noemt als belangrijkste oplossing een gedifferentieerde belastingheffing. De toepassing van het lage BTW-tarief voor producten met een Europees milieukeur kan daartoe een eerste stap zijn. In het kader van de nieuwe BTW-strategie zullen de mogelijkheden hiervoor door de EC worden onderzocht. De werkgroep Vergroening II refereert in haar rapport Fiscale Vergroening aan dit Groenboek en leidt daaruit af dat het denkbaar is dat op middellange en lange termijn in Europa voldoende steun ontstaat voor introductie van milieuoverwegingen in het BTW-systeem.

Innovatie en onderzoek

Het doen van onderzoek naar dierenwelzijn en het verspreiden van deze informatie is van belang voor het bevorderen van dierenwelzijn. Zowel onderzoek ter ondersteuning van innovatie als beleidsgerelateerd onderzoek is daarbij van belang. Dierenwelzijn is reeds een belangrijk onderzoeksthema in de diverse onderzoeksprogramma’s van LNV. Deze nota vormt aanleiding om deze onderzoeksprogramma’s tegen het licht te houden. Onderstaand wordt aangegeven hoe (het stimuleren van) onderzoek wordt vormgegeven.

Innovatie

Begin november 2001 is de zogenaamde Innovatiebrief door het kabinet aan de Kamer gestuurd. Hierin is een paragraaf opgenomen over duurzame productie. Innovatie(-ondersteuning) ten aanzien van dierenwelzijn zal hier in afstemming met andere thema’s rond duurzaamheid worden uitgewerkt.

Ondersteuning kennisvragen derden

Kennisvragen van derden waarvoor onderzoek een oplossing kan zijn, zullen worden ondersteund. Hiervoor wordt als voorwaarde gesteld dat bedoelde partijen niet draagkrachtig genoeg zijn deze kennisvraag zelf te laten beantwoorden. Een andere voorwaarde is dat de kennisvraag een belangrijke brede toepasbaarheid op kan leveren.

Stichting Agro Keten kennis

Onder regie van Stichting Agro Keten Kennis (AKK) werken bedrijfsleven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en overheid samen om te onderzoeken welke kennis en samenwerking nodig is om de agro-industriële sector duurzaam te versterken. Met behulp van de Stichting AKK zal nagegaan worden op welke wijze keteninitiatieven gericht op het substantieel verhogen van het dierenwelzijn kunnen worden gestimuleerd. Hierbij zal de focus gericht zijn op het ontwikkelen van toepasbare kennis vanuit de vraag door het bedrijfsleven.

Voedselveiligheid

Een onderzoeksthema dat bijzondere aandacht vergt is voedselveiligheid in relatie tot dierenwelzijn. Aan voedselveiligheid worden geen concessies gedaan. Dit gegeven hoeft echter de ontwikkeling naar meer welzijns-vriendelijke systemen niet te belemmeren. Onduidelijkheid bestaat er nog steeds over de wisselwerking tussen voedselveiligheid en dierenwelzijn. Door het Expertisecentrum LNV is hier een inventariserend onderzoek naar gedaan.

De conclusie kan worden getrokken dat nader onderzoek moet worden gedaan naar de verschillen op het terrein van voedselveiligheid in intensieve en alternatieve systemen. Daarnaast zal onderzoek worden gedaan hoe de voedselveiligheid gegarandeerd kan blijven bij meer diervriendelijke systemen.

Doorlichting onderzoek

Binnen de bestaande onderzoeksprogramma’s wordt reeds veel aandacht besteed aan dierenwelzijn. Tegelijkertijd kan geconstateerd worden dat deze programma’s op het terrein van de veehouderij en aanverwante terreinen nog vaak gericht zijn op verhoging van de productie en op de optimalisatie van welzijn binnen bestaande houderijsystemen. De LNV-programma’s zullen daarom worden doorgelicht op het thema duurzame landbouw, waarbij naast dierenwelzijn ook de onderwerpen milieu, voedselveiligheid, diergezondheid en fokkerij worden meegenomen. De integratie en de interactie tussen deze onderwerpen zullen een belangrijke rol spelen. De programma’s worden op basis van deze doorlichting aangepast. Daarnaast wordt een duurzaamheidstoets ontwikkeld aan de hand waarvan nieuwe programma’s kunnen worden afgewogen.

Experimenteerruimte

De werkgroep Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW) onderzoekt of bestaande wetgeving innovaties op o.a. het terrein van dierenwelzijn belemmert, en of deze belemmeringen weggenomen kunnen worden. Een van de mogelijkheden om belemmeringen weg te nemen kan bestaan uit het bieden van experimenteerruimte. Dit kan worden gevonden in ontheffingen die verleend kunnen worden voor innovatieve projecten op het terrein van welzijn, milieu en/of voedselveiligheid. Dit onder de voorwaarde dat de Europese regelgeving deze ruimte biedt. Hoe deze experimenteerruimte vorm gaat krijgen en onder welke voorwaarden hier gebruik van kan worden gemaakt, is afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek van de MDW-werkgroep.

Overzicht voorlopers

Wat

Wie

Rol overheid

Termijn

MIA/VAMIL

Fiscale aftrek verruimen voor dierenwelzijn

Studie fiscale effecten op gezelschapsdieren

Effectiviteit BTW-differentiatie op Dierenwelzijn

BTW-differentiatie

Uitwerken innovatiebrief

Doorlichting en aanpassing onderzoeksprogramma’s

Onderzoek voedselveiligheid

Ondersteuning kennisvragen

Onderzoek keteninitiatieven

Experimenteerruimte

 

Overheid

Financieren

2002 e.v.

Overheid

Opzetten, financieren

2002 e.v.

Onderzoeksinstelling

Financieren

2003

Onderzoeksinstelling

Financieren

2003 e.v.

Europese Commissie

Stimuleren

2003 e.v.

Overheid

Financieren

2002

LNV en externe commissie

Doorlichten, aanpassen

2002-2004

Onderzoeksinstellingen

Financieren, uitvoeren

2002-2004

Onderzoeksinstellingen

Financieren

2002-2004

AKK

Financieren

2002-2004

Overheid

Uitwerken

2003

  • 4. 
    Transparantie

De verantwoordelijkheid voor het dierenwelzijn ligt niet alleen bij de veehouder of de eigenaar van gezelschapsdieren, maar bij alle partijen in de keten. Op dit punt is brede consensus te zien bij partijen waarmee gesproken is over het beleidsvoornemen. Dat de consument daarbij een cruciale rol kan spelen wordt ook bevestigd. Partijen geven echter aan er weinig vertrouwen in te hebben dat de consument daadwerkelijk zal gaan kiezen voor welzijnsvriendelijke en duurzame producten.

Ook in het beleidsvoornemen is dit laatste als dilemma aan de orde gesteld. De consument stelt in zijn hoedanigheid als burger hoge eisen aan het dierenwelzijn, maar lijkt als consument niet altijd bereid hier de prijs voor te betalen. Tegelijkertijd kan echter geconstateerd worden dat de consument vaak verstoken blijft van heldere informatie. Informatie over de productiewijze van producten geeft een goede mogelijkheid aan de consument om bewust te kiezen voor een beter dierenwelzijn. Middels een stevige voorlichting en transparante productiewijzen en producten verwacht de overheid dat de consument wel degelijk zal gaan kiezen voor duurzame producten.

Etikettering

Bij de veehouderij biedt een goede combinatie van een heldere etikettering met de juiste marketing kansen voor de markt van welzijns-vriendelijke producten. Hier ligt bij uitstek een uitdaging voor de keten-partijen om dit op te pakken. Het moet mogelijk zijn voor deze partijen om binnen vijf jaar de consument te informeren hoe de dierlijke producten tot stand zijn gekomen. Een integrale etikettering heeft hier de voorkeur, dus niet alleen duidelijkheid omtrent dierenwelzijn, maar ook bijvoorbeeld over milieu. In het kader van de uitwerking van het kabinetsstandpunt Wijffels zal deze «duurzame» etikettering ook aan de orde komen.

Tegelijkertijd zal op Europees niveau worden bekeken wat de mogelijkheden zijn voor Europese regelgeving inzake etikettering. Europese regelgeving biedt wellicht mogelijkheden om ook producten uit andere landen onder een etiketteringsregime te laten vallen. Van belang is daarbij dat een dergelijk etiketteringsregime ook in WTO-verband acceptatie zal moeten vinden. Ten aanzien van de etikettering van eieren en eiproducten heeft de EC reeds aangegeven dit onderwerp, met bijzondere aandacht voor de internationale context, te zullen onderzoeken.

Welzijnsmeter

Een centrale gedachte in het dierenwelzijnsbeleid is dat door het transparant maken van de gehele keten van dierlijke productie, informatie beschikbaar komt voor de consumenten en voor alle partijen in de keten. Met deze informatie kunnen beredeneerde en bewuste keuzes gemaakt worden ten aanzien van het niveau van dierenwelzijn.

Om helder en duidelijk te kunnen maken wat een goed dierenwelzijn is, moet een welzijnsmeter worden ontwikkeld. Met de welzijnsmeter wordt aangegeven welk niveau van welzijn van toepassing is op het dier. Hierbij is het van belang dat het welzijnsniveau niet aan het houderijsysteem, maar aan het dier zelf gemeten wordt. De informatie die door deze welzijnsmeter beschikbaar komt kan ook een informatiefunctie hebben voor het management op het bedrijf zelf.

De welzijnsmeter moet objectief en wetenschappelijk verantwoord zijn. De consument kan op basis van deze objectieve informatie zelf keuzes maken welk niveau van welzijn hij belangrijk vindt.

In één strategisch onderzoeksprogramma van DLO wordt reeds onderzoek gedaan naar een welzijnsmeter. Aanvullend zal aan één of meerdere onderzoekscentra de opdracht worden gegeven voor de ontwikkeling van een welzijnsmeter voor gebruik in de praktijk. Zodra voor een diersoort een betrouwbare welzijnsmeter beschikbaar komt, zal hier mee in de praktijk geëxperimenteerd worden. Een uiteindelijk internationaal geaccepteerde welzijnsmeter is daarbij van belang.

In het kader van de implementatie van het kabinetsstandpunt Wijffels worden de mogelijkheden van een duurzaamheidsindex bekeken, de welzijnsmeter kan hier een belangrijke input voor vormen. Een duurzaam-heidsindex kan worden gebruikt om aan te geven hoe duurzaam de veehouderijsectoren en bijvoorbeeld een supermarkt is. Vanuit de overheid kan het initiatief worden genomen voor deze jaarlijkse peilingen.

Onderwijs

Door middel van onderwijs kan aan bestaande en toekomstige veehouders informatie worden gegeven over dierenwelzijn. Hiermee kunnen zij inspelen op de eisen die door de samenleving worden gesteld op het terrein van dierenwelzijn. Hiervoor zullen bestaande instrumenten worden benut. Bij de regeling Versterking en Innovatie Agrarisch Onderwijs en het cursusonderwijs is het thema dierenwelzijn ingebracht in de kaderbrieven. Daarmee kunnen de onderwijsprogramma’s van het landbouwonderwijs/ groene onderwijs worden aangepast.

Voorlichting

Ter ondersteuning van het thema dierenwelzijn en transparantie zal een aantal voorlichtingsprogramma’s worden opgezet. Deze voorlichting kan ingezet worden op verschillende terreinen.

Samenleving

Ten eerste zal de voorlichting zich richten op het informeren over hoe de houderij van dieren er daadwerkelijk uitziet. Dit kan door verschillende systemen naast elkaar te zetten en aan te geven wat de effecten op het dier zijn. In deze voorlichting dient aan de orde te komen dat de burger zelf medeverantwoordelijk is voor dierenwelzijn door de keuzes die hij maakt in het aankoopgedrag. Gedacht wordt aan informatie via internet en via bijvoorbeeld scholen.

Ten behoeve van gezelschapsdieren zal gewerkt worden aan verdere ondersteuning van informatiepunten en helpdesks voor houders en handelaren van gezelschapsdieren. Veelal weten mensen niet op welke wijze ze goed met hun gezelschapsdieren moeten omgaan. Daarom zullen gerichte campagnes worden ingezet om ongewenste situaties te voorkomen.

Bovengenoemde voorlichting wordt effectiever als organisaties zoals de Dierenbescherming, Wakker Dier, Consumentenbond en Dibevo hier ook verantwoordelijkheid nemen door via hun campagnes bijvoorbeeld hun voorkeuren aan te geven wat diervriendelijke systemen zijn.

Voorlichting over transparantie

Een programma wordt opgesteld op basis waarvan transparantie van het productieproces bij de landbouwhuisdieren, maar ook transparantie op het terrein van gezelschapsdieren het onderwerp is. De doelgroepen van deze voorlichting zijn bijvoorbeeld handelaren, veehouders, de verwerkende industrie en de retail. Vragen als hoe aan transparantie vorm kan worden gegeven komen hierbij aan de orde.

Voorlichting t.b.v. het management

De waarborging van dierenwelzijn is van veel zaken afhankelijk. Een belangrijke factor is de veehouder zelf. Een goed management en vakmanschap is daarbij van groot belang. Voorlichting aan de veehouder blijft dan ook een belangrijk onderdeel van het dierenwelzijnsbeleid. Uiteraard is hier ook een belangrijke rol weggelegd voor de sectororganisaties zelf.

Overzicht Transparantie

 

Wat

Wie

Rol overheid

Termijn

Etikettering producten

Keten

Faciliteren proces

gereed 2007

Europese regelgeving etikettering

Overheid

Agenderen en voorstellen

 

Ontwikkelen welzijnsmeter

Onderzoeksinstellingen

Faciliteren, financieren

2002-2005

Dierenwelzijn in onderwijs

Onderwijsinstellingen

Faciliteren, financieren

2003-2005

Voorlichting maatschappij en scholieren

Overheid

   

Maatschappelijke organisaties

Financieren, faciliteren

2003-2005

 

Voorlichting gezelschapsdieren

Informatiepunten/sector

Financieren, faciliteren

2003-2005

Voorlichting in keten

Overheid

Financieren

2003-2005

Voorlichting aan de veehouder

Overheid/Sector

Faciliteren, financieren

2003-2005

  • 5. 
    Stimuleren nieuwe arrangementen

Voor dierenwelzijn dragen bedrijfsleven, consumenten, maatschappelijke organisaties en overheid ieder een eigen verantwoordelijkheid. Het bedrijfsleven moet uit eigener beweging verantwoord ondernemen, de consumenten hebben de verantwoordelijkheid voor hun aankoopbeslissingen, maatschappelijke organisaties kunnen bijdragen aan bewustwording en de overheid kan waar nodig en mogelijk stimuleren en regels stellen. Er moeten meer interacties zijn tussen de verschillende actoren in dit veld om deze gedeelde verantwoordelijkheid vorm te geven. Een aantal organisaties heeft in hun reactie op het beleidsvoornemen ook nadrukkelijk gewezen op de kansen die samenwerking in de keten biedt. De overheid wil het ontstaan van dit soort arrangementen in de keten ondersteunen. Ingezet wordt op nieuwe ketenarrangementen, een consumentenplatform en de Raad voor Dierenaangelegenheden.

Nieuwe ketenarrangementen in de markt

De overheid wil de komende jaren een aantal kansrijke arrangementen in de opstartfase financieel ondersteunen. Het kan hierbij gaan om een ketenplatform waarin verschillende relevante partijen uit de keten zijn vertegenwoordigd en waarin informatie-uitwisseling plaatsvindt. Het kan ook concreet gaan om initiatieven vanuit de keten om tot afspraken te komen omtrent (gegarandeerde) afzet van diervriendelijke producten.

Een arrangement in de gezelschapsdieren-keten is denkbaar op het terrein van exoten. Daar kunnen in samenwerking met de handel, verkoop en afnemer/consument afspraken gemaakt worden die het welzijn van veel exotische dieren kunnen bevorderen. Het kan hierbij gaan over afspraken op het gebied van informatieverschaffing aan de eigenaar of vakbekwaamheidseisen voor de handel of verkoop.

Consumentenplatform

De consument krijgt in het nieuwe welzijnsbeleid een belangrijke rol en verantwoordelijkheid toebedeeld. Dit maakt het noodzakelijk om ook als overheid contact te houden met diezelfde burger.

Door LNV wordt een consumentenplatform opgezet dat input moet leveren voor beleidsvorming op basis van kennis van de wensen en zorgen van de consument, ook kunnen beleidsopties worden getoetst. Dit consumentenplatform wordt gevraagd een kritische reflectie te geven op onder andere opinieonderzoek en desk research, mee te denken over gewenst beleid en creatieve suggesties te doen voor de beleidsuitvoering. De deelnemers wordt gevraagd vanuit het brede maatschappelijk belang te denken.

LNV zal verder een start maken met het opzetten van een internetcommu-nity (electronisch forum) waarop burgers e.a. hun mening kunnen geven en kunnen discussiëren over dierenwelzijn. Deze discussies kunnen dienen als input voor het beleid. Deze internetcommunity kan effectiever worden ingezet als deze t.z.t. wordt uitgebreid naar andere aspecten van de duurzame landbouw.

Raad voor Dierenaangelegenheden nieuwe stijl

Vorig jaar is het functioneren van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie is het besluit genomen de RDA een andere rol en werkwijze te geven. De Raad wordt omgevormd tot een breed platform voor strategische discussie over dieraangelegenheden en zal met name in de beginfase van beleidsprocessen een bijdrage leveren. Kernbegrippen voor de nieuwe Raad zijn strategisch, onafhankelijk en gericht op de hoofdlijnen van beleid. In het opstellen van regelgeving zal de rol van de RDA opiniërend in plaats van normerend zijn.

De RDA heeft een eigen verantwoordelijkheid voor haar agenda en activiteiten. De samenstelling van de RDA is breed en flexibel. Deelname van bijvoorbeeld consumentenorganisaties en de retail is essentieel om de discussie over dierenaangelegenheden in de volle breedte te kunnen voeren. Daarbij zal het niet alleen gaan over dierenwelzijn en diergezondheid, maar wordt ook rekening gehouden met voedselveiligheid, milieu en arbeidsomstandigheden. Aan een meer specifieke invulling van de taken van de RDA wordt op dit moment door de nieuwe voorzitter gewerkt.

Overzicht arrangementen

Wat

Wie

Rol overheid

Termijn

Ketenplatform/-arrangement Consumentenplatform

Internetcommunity

Raad voor Dierenaangelegenheden

 

Ketenpartijen

Stimuleren, financieren

2003-2004

LNV e.a. Financieren,

2002-2003

 

participeren

   

Overheid

Beheren, financieren

2003-2004

Divers

Deelnemen, financieren

2002 e.v.

  • 6. 
    Internationale strategie

Zoals in de inleiding is aangegeven zal voor een aantal sectoren de toekomst van de Nederlandse (en Europese veehouderij) vooral liggen in de marktsegmenten met een hoge toegevoegde waarde. Een aantoonbaar hoog niveau van dierenwelzijn zal een productkenmerk zijn waarmee de Nederlandse veehouderij zich een duurzame positie kan verwerven in de veeleisende markten van vooral Noordwest-Europa.

Zoals gezegd kiest de overheid er voor om in internationaal verband een voorloperspositie in te nemen bij het vormgeven van een diervriendelijke en maatschappelijk aanvaardbare veehouderij. Hieronder is aangegeven hoe de internationale strategie zal worden vormgegeven.

Europese Unie

Het stellen van normen op Europees niveau in plaats van nationaal heeft de voorkeur. Het streven naar een hoog dierenwelzijnsniveau binnen Europa komt zowel het welzijn ten goede als de concurrentiepositie van de Nederlandse veehouderij.

  • • 
    Tijdens het voorzitterschap van Nederland in 2004 zal het dierenwelzijn hoog op de agenda worden gezet. De dossiers waar Nederland mee voorop loopt zullen daarbij de eerste prioriteit krijgen. Een hoog dierenwelzijn, Europees gedeeld, blijft het streven.
  • • 
    Daarnaast wordt ingezet op regelgeving die etikettering mogelijk maakt. Dit biedt de mogelijkheid om producten uit derde landen (en andere Europese landen) aan te merken als wel of niet welzijns-vriendelijk. Hierdoor zal de import van welzijnsonvriendelijke producten afnemen. Ook in WTO-verband zullen daartoe afspraken moeten worden gemaakt. Etikettering van niet-product gerelateerde productie- of verwerkingsmethoden is in deze context namelijk omstreden.
  • • 
    Er wordt verder gestreefd naar de totstandkoming van een Europese vergelijking voor kwaliteitsproductie. Hiermee kan periodiek de welzijnssituatie per lidstaat in beeld worden gebracht. Succesvolle praktijken kunnen worden uitgewisseld, en de transparantie van beleid en praktijk in lidstaten wordt hiermee vergroot.

Koplopersstrategie

De Nederlandse wens tot een hoog dierenwelzijn is vaak sterker dan bij een aantal andere Europese landen. Om toch vooruitgang te boeken wordt aansluiting gezocht bij Europese landen die ook een hoog dierenwelzijn wensen. Dit dient twee doelen. Aan de ene kant wordt zo eerder een hoog welzijn bereikt en wordt tevens een hoogwaardige afzetmarkt gecreëerd. Daarnaast kan dit de besluitvorming in EU-verband versnellen in de richting van een hoog dierenwelzijn.

  • • 
    Bij specifieke diersoorten of thema’s wordt actief naar partners gezocht om gezamenlijk een koploperspositie in te nemen. Voorbeelden hiervan zijn de verrijkte kooi voor leghennen en het verbod op castratie van biggen. Ten aanzien van het streven naar aanscherping van het beleid op het terrein van bijvoorbeeld konijnen, exoten en kalkoenen zal ook naar partners worden gezocht.
  • • 
    Structureel zullen op ambtelijk niveau de contacten met koploperpartners worden aangehaald om ook op hoofdlijnen een meer gelijkgericht dierenwelzijnsbeleid te creëren.
  • • 
    Onderzoeksinstellingen zullen de huidige contacten met gerenommeerde onderzoeksinstellingen in koploperlanden bestendigen en uitbouwen. De eerste initiatieven zijn reeds door Nederland richting Denemarken en Zweden ondernomen. Hiermee kan worden bereikt dat internationaal gedeelde onderzoeksresultaten en voor welzijn perspectiefvolle ontwikkelingen op Europees niveau ingebracht kunnen worden. Ook kan op deze manier een efficiëntere inzet van middelen voor onderzoek worden bereikt. De resultaten zullen zowel onder de aandacht van de Europese Commissie als de Raad van Europa worden gebracht. LNV zal een deel van deze onderzoeken financieel ondersteunen.

WTO

De uitkomst van Qatar is dat non-trade concerns, waar dierenwelzijn onder valt, onderdeel van de onderhandelingen in de nieuwe ronde zullen zijn. Van belang is dat daarbij wordt verwezen naar de onderwerpen die onder het begrip «non-trade concerns» vallen. Dit door een expliciete verwijzing in de Ministeriële verklaring van Doha naar de in een eerder stadium in de landbouwonderhandelingen ingediende voorstellen. De EU heeft o.a. voor dierenwelzijn een voorstel ingediend. Het voorstel houdt in dat in de «Green Box» (gemeenschappelijke noemer voor niet of nauwelijks handelsverstorende steun) ruimte moet zijn voor het steunen c.q. belonen van ondernemers die aan hoge dierenwelzijnsnormen voldoen. Hiermee wordt het concurrentienadeel dat deze ondernemers ondervinden ten opzichte van ondernemers in landen die minder vergaande dierenwelzijnsnormen hebben weggenomen. Dierenwelzijn blijft echter binnen de WTO, onder andere in relatie met de positie van ontwikkelingslanden, een lastig onderwerp. Dit voorstel van de EU maakt een gerede kans te worden geaccepteerd als in de Green Box passende niet-handelsverstorende steun.

Overzicht Internationale strategie

 

Wat

Wie

Rol overheid

Termijn

Regelgeving Europees

Overheid/sector

Initiëren, harmoniseren

2002 e.v.

Etikettering

Overheid/EU

Agenderen

2002 e.v.

Periodieke vergelijking kwaliteitsproductie

EU

Agenderen, faciliteren

2002 e.v.

Samenwerking voorlopers

Overheid

Initiëren, faciliteren, financieren

2002 e.v.

Internationaal onderzoek

Onderzoeksinstellingen

Financieren

2002-2004

Dierenwelzijn blijvend agenderen WTO

EU

Faciliteren

2002 e.v.

  • 7. 
    Wetgeving

De overheid heeft de verantwoordelijkheid voor het tegengaan van welzijnsonvriendelijke methoden die plaatsvinden met gehouden dieren. Het gaat hier om methoden die ernstige welzijnsaantastingen veroorzaken en daarom als ongewenst worden beschouwd. Deze methoden vinden hun aangrijpingspunt in de fokkerij, bij het houderijsystemen of bij systeemkenmerken. De intentie is om deze methoden uit te bannen, indien nodig en mogelijk, via een verbod. Dit verbod dient bij voorkeur tot stand te komen als Europese maatregel of door middel van afspraken met andere Europese partners. Indien nodig zal worden gekozen voor een nationale maatregel. Dit kan er toe leiden dat bepaalde systemen elders wel worden toegestaan, maar in Nederland niet worden geaccepteerd.

Welzijnsonvriendelijke methoden

Het niet voldoen aan de eerder genoemde vijf vrijheden vormt de basis om een methode als ongewenst te beschouwen. Hierbij spelen criteria als mogelijkheid tot natuurlijk gedrag, ruimtegebrek, ernstige gezondheidsproblemen, hoge uitval en ingrepen aan het dier een belangrijke rol. Op basis van de indeling houderijsysteem, fokkerij en systeemkenmerk is een overzicht gemaakt van minder welzijnsvriendelijke methoden.

Een aantal daarvan staat in Nederland al enige tijd ter discussie en kunnen worden gekwalificeerd als welzijnsonvriendelijk. Deze methoden zijn niet nodig en er bestaan alternatieven of deze kunnen worden ontwikkeld. Het gaat hierbij om het lange-afstand-transportvan levende dieren, de castratie van biggen, de handel in bepaalde soorten exoten, de kooi-systemen bij de konijnenhouderij en de legkippenen de honger en groei-problemen bij de vleeskuikenouderdieren. Voor deze methoden wordt gestreefd naar een (Europees) verbod.

Voor de overige methoden die staan genoemd zal aan de sector worden gevraagd nog in 2002 een werkplan in te dienen waarin staat opgenomen hoe de welzijnsonvriendelijke methoden zullen worden aangepakt. LNV zal zich vervolgens beraden of dit nog noodzaakt tot verdergaande wettelijke maatregelen, of dat LNV het desbetreffende werkplan zal ondersteunen en faciliteren.

HOUDERIJSYSTEEM

Konijnen

Legkippen

Exoten

Herten

Melkvee

Ingrepen (deels fokkerij en systeemkenmerk)

Paarden

FOKKERIJ

Vleeskuikenouderdieren

Vleeskuikens

In de konijnenhouderij treden diverse gezondheidsen welzijnsproblemen op. Deze ontstaan met name door de draadgazen kooien waarin de dieren worden gehouden en door het veelal ontbreken van groepshuisvesting. Voor de kooisystemen zal een verbod, al dan niet in EU-verband, worden voorbereid. Indien de sector binnen een half jaar met een alternatief plan komt die de welzijnsproblemen op een andere manier oplossen kan dit nog worden herzien. Planning verbod op de kooihuisvesting: 2003 Een (verrijkte) kooi zonder aanvullende maatregelen biedt onvoldoende welzijn voor de legkippen(geen strooisel voor scharrelen, bodempikken en stofbaden/te weinig ruimte voor normaal bewegen en liggen). Het is daarom gewenst direct over te gaan van de legbatterij naar alternatieve systemen. Hierbij wordt de verrijkte kooi overgeslagen. Dit is reeds opgenomen in het Legkippenbesluit. Planning inwerkingtreding: 2002

Bij de exoten is al jaren sprake van welzijnsonvriendelijke methoden. Bij onder andere de handel, het vervoer, de verkoop en de houderij is dit aan de orde. Partijen in de sector (liefhebbers, handel, dierenbescherming) zullen worden uitgenodigd om binnen een half jaar met een gedragen plan van aanpak te komen. Parallel daaraan zal een traject opgestart worden om de ernstigste misstanden bij regelgeving te verbieden. Planning verbod misstanden: 2003 Herten zijn een speciaal type dieren. Ze zijn zeer stress-gevoelig. Ook zijn het dieren die in de natuurlijke habitat veel ruimte nodig hebben. De welzijnsproblemen in de hertenhouderij in Nederland hebben o.a. betrekking op het vervoer van de dieren. Daarnaast worden herten vooral in de winterperiode op stal gehuisvest. Daarnaast wordt de natuurlijke samenstelling van de roedel niet gehandhaafd. De sector wordt uitgenodigd om met een werkplan te komen om de welzijnsproblemen aan te pakken. Bij het melkvee komen veelvuldig ernstige klauwproblemen voor. Daarnaast laat het ligcomfort vaak te wensen over. Weidegang kan hier een positieve rol in spelen. Aan de sector wordt gevraagd een werkplan in te dienen hoe de welzijnsproblemen in deze sector zullen worden aangepakt. Bij diverse productiewijzen moet het dier middels ingrepen worden aangepast aan het productiesysteem. Soms om ernstiger welzijnsproblemen te voorkomen. Niettemin is het van belang dat dieren gehouden worden in systemen waarbij ze niet meer worden aangepast. Met de desbetreffende sectoren wordt contact opgenomen om te komen tot een werkplan.

Hierbij gaat het vooral om paarden die in stallen worden gehouden. Het ontbreken van uitloop en/of groeps-huisvesting zorgt bij paarden voor stereotype gedrag. Aan de sector wordt gevraagd een werkplan in te dienen om te voorkomen dat door eenzaamheid en verveling dit stereotype gedrag kan worden voorkomen.

Deze dieren worden beperkt gevoerd om een hoge uitval te voorkomen. Deze beperkte voedering levert een structureel hongergevoel op. Door de sector moet op de korte termijn worden overgegaan op een ander voedersysteem. Op de lange termijn moet worden uitgezien naar rassen die normaal en onbeperkt gevoed kunnen worden. De sector moet aangeven hoe dit wordt aangepakt. Planning ander voedersysteem: 2003 Door eenzijdige selectie op groeissnelheid kunnen vlees-kuikens binnen 42 dagen hun slachtgewicht bereiken. Een van de gevolgen is dat bij een behoorlijk aantal bedrijven de uitval te hoog is. De sector wordt gevraagd de afspraken i.k.v. de commissie Alders inzake de uitval en dichtheden te regelen. Een ontwikkeling naar langzaamgroeiende dieren is daarnaast zeer wenselijk.

Kalkoenen

Dikbillen

Fokafwijkingen huisdieren

SYSTEEMKENMERKEN

Transport

Castratie van biggen

Kalveren

Problemen, onder andere aan het bewegingsapparaat, die worden veroorzaakt door de te snelle groei moeten worden opgelost door de sector. Daarnaast wordt de sector gevraagd de afspraken gemaakt in het kader van de commissie Alders te regelen. Een ontwikkeling naar langzamer groeiende dieren is daarnaast zeer gewenst en zal waar mogelijk worden ondersteund. De dikbilrunderen zijn zodanig gefokt t.b.v. de vleesproduc-tie dat bij sommige stamboeken routinematig keizersnede moet plaatsvinden. Daarnaast worden de dieren te zwaar om goed te kunnen staan in dien de slacht «te laat» plaatsvindt. De sector zal aan moeten geven hoe tot een oplossing gekomen kan worden.

Met name bij honden en katten wordt een fokbeleid gevoerd die (soms ernstige) welzijns- en gezondheidsproblemen met zich meebrengen. In een aantal gevallen spelen hierbij ook esthetische motieven, dit geldt ook voor een aantal andere diersoorten. De sectoren wordt gevraagd een plan van aanpak op stellen en uit te voeren om deze ongewenste ontwikkelingen te doen verdwijnen.

Beperking van de maximale transportduur tot 8 uur voorkomt vele welzijnsproblemen en vermindert de veterinaire risico’s. Nederland maakt zich in Europees verband sterk voor beperking van de maximale reisduur van vier uur voor slachten gebruiksvee. De reisduur kan worden verlengd tot 8 uur indien voertuigen met aanvullende faciliteiten worden gebruikt. Voor fokvee wordt gestreefd naar een reistijd van maximaal 48 uur mits wordt voldaan aan strenge voorwaarden. Het voorstel tot aanpassing van de transportrichtlijn (91/628) wordt medio 2002 door de EC naar buiten gebracht, en zal naar verwachting door de Deense voorzitter in de tweede helft van 2002 worden behandeld.

Het gaat hierbij om de castratie van biggen om daarmee de «berengeur» die op kan treden te voorkomen. En marge van de Landbouwraad van oktober 2001 is een aantal principeafspraken gemaakt over een mogelijk verbod op de castratie van biggen. Deze afspraken zijn gemaakt met Duitsland, Denemarken, Zweden en België. Er is een werkgroep gevormd om methoden te ontwikkelen die het castreren van biggen minder noodzakelijk maken. Deze werkgroep zal in mei/juni 2002 een rapportage voortbrengen op basis waarvan besluitvorming over een verbod op castratie zou moeten kunnen plaatsvinden. De Europese Commissie wordt nauw betrokken bij het initiatief en er vindt afstemming plaats tussen de activiteiten van de Europese Commissie en de werkgroep.

Bij de witvleesproductie worden de kalveren eenzijdig gevoederd om de gewenste kleur van het vlees te verkrijgen. Gevolg is dat de dieren hun magen niet kunnen ontwikkelen/ gebruiken. Dit doet afbreuk aan de intrinsieke waarde van het dier. De sector dient een plan van aanpak in te leveren om dit probleem op te lossen.

Algemene maatregelen van bestuur

In de afgelopen jaren zijn amvb’s ingezet om bestaande en toekomstige welzijnsproblemen op te lossen. Zoals reeds verwoord in het beleidsvoornemen is dit niet altijd effectief geweest. Het resultaat was veelal gedetailleerde regelgeving waarmee niet altijd een beter dierenwelzijn bereikt werd. Een aantal toegezegde amvb’s is niet tot stand gekomen. Voor bijvoorbeeld de loopvogels (weinig bedrijven, hoog detailniveau) en de preventieve toetsing huisvestingssystemen (grote belemmering innovatie, grote lasten voor het bedrijfsleven) bleek het niet mogelijk of doelmatig om regelgeving te maken.

Voor de diersoorten die niet zijn opgenomen in bovenstaand overzicht zullen de welzijnsproblemen opnieuw worden beoordeeld en zal worden bekeken of en in welke mate regelgeving noodzakelijk is. Bovenal geldt dat regelgeving vooral zal worden aangewend ter uitvoering van Europese verplichtingen, het verbieden van ongewenste methoden en ter ondersteuning van andere instrumenten. De inhoud van deze regelgeving zal zo veel mogelijk op hoofdlijnen, en waar mogelijk met doelvoorschriften (natuurlijk gedrag) geschieden. De regelgeving zal geen onnodige details bevatten om de innovatie niet nodeloos te belemmeren.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.