Brief minister met geannoteerde agenda (1-2 december 2003) en notitie inhoudelijke voorbereiding Nederlands EU-voorzitterschap - Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Deze brief is onder nr. 29 toegevoegd aan dossier 21501-31 - Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken; Brief minister met geannoteerde agenda (1-2 december 2003) en notitie inhoudelijke voorbereiding Nederlands EU-voorzitterschap 
Document­datum 21-11-2003
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST72516
Kenmerk 21501-31, nr. 29
Van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2003–2004

21 501-31

Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 29

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 21 november 2003

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van VWS, Staatssecretaris van EZ en Staatssecretaris van SZW, de Geannoteerde Agenda ten behoeve van de Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken van 1 en 2 december 2003 aanstaande in Brussel.

Tevens zend ik u, mede namens Staatssecretaris Rutte, conform mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg van 28 mei (21 501-31 nummer 21) een notitie over de stand van zaken van de inhoudelijke voorbereidingen op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het Nederlandse EU-Voorzitterschap in de tweede helft van 2004.

Het verslag van de Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken, die op 20 oktober 2003 heeft vergaderd over de onderwerpen Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, heb ik u reeds eerder toegezonden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. J. de Geus

Geannoteerde Agenda van de Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken van 1 en 2 december te Brussel.

Deel: Werkgelegenheid en SociaalBeleid

Agendapunt Voorstel voor een EU-richtlijn van de Raad en het Parlement inzake uitzendarbeid

Document:                                         COM(2002) 701 def i

Aard van de bespreking:                  Politiek akkoord (openbaar debat)

Op voorstel van het Italiaans voorzitterschap zal de Raad zal proberen tot een politiek akkoord te komen tussen de lidstaten over het richtlijnvoorstel inzake uitzendarbeid. Op 22 maart 2002 heeft de Europese Commissie een richtlijnvoorstel ingediend betreffende de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten. Op 28 november 2002 heeft de Europese Commissie dit richtlijnvoorstel op onderdelen gewijzigd en aangevuld, rekening houdende met door het Europese Parlement voorgestelde amendementen. De bespreking in de Raad van 3 juni 2003 heeft niet geleid tot een politiek akkoord. Het huidige voorzitterschap wil opnieuw een poging ondernemen, zonder aanpassing van de tekst, om tot een akkoord te komen.

Commissievoorstel

De voorgestelde richtlijn inzake uitzendarbeid beoogt een gemeenschappelijk beschermend kader te scheppen voor uitzendarbeid, met als doel de kwaliteit van uitzendarbeid te verbeteren en een geschikt kader te creëren voor het gebruik van uitzendarbeid. Daarmee zal kunnen worden bijgedragen aan een goede werking van de arbeidsmarkt en de werkgelegenheid. Hiertoe wordt onder meer voorgesteld dat voor uitzendkrachten bepaalde essentiële arbeidsvoorwaarden (het loon, de arbeidstijden, betaalde vakantie en feestdagen), tenminste dezelfde dienen te zijn als die welke voor hen zouden gelden als zij rechtstreeks door de inlenende onderneming voor dezelfde functie in dienst zouden worden genomen. Van dit beginsel van gelijke behandeling mag worden afgeweken als de uitzendkracht met het uitzendbureau een contract voor onbepaalde tijd heeft gesloten en tussen verschillende uitzendingen in wordt doorbetaald, dan wel bij CAO. Ook kunnen lidstaten bepalen, dat het beginsel niet geldt voor kortdurende uitzendarbeid van maximaal 6 weken. Voorts dienen eventuele beperkingen of verboden op het gebruik van uitzendkrachten geregeld opnieuw te worden beoordeeld en te worden opgeheven als ze niet meer gerechtvaardigd zijn.

Nederlandse opstelling

De Nederlandse opstelling is niet gewijzigd ten opzichte van de vorige Raad van 3 juni 2003 waarin deze concept Richtlijn besproken is. Bij brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 1 oktober 2002, (Kamerstukken II, 2002/03, 21 501-31, nr. 1), werd de Tweede Kamer over het richtlijnvoorstel en de Nederlandse inzet daarbij reeds geïnformeerd. Het voorstel komt op hoofdzaken in grote mate overeen met het Nederlandse wettelijke stelsel voor uitzendarbeid. Nederland staat in beginsel dan ook positief tegenover het voorstel. Bij de besprekingen over het richtlijnvoorstel in de Raadswerkgroep volgende op de Raad van 6 maart jl. is gebleken dat tussen de lidstaten (nog steeds) geen overeenstemming kon worden bereikt, met name over de volgende twee punten:

  • • 
    Het voorstel om de lidstaten te verplichten beperkingen en verboden van uitzendarbeid die niet meer gerechtvaardigd zijn op te heffen en de Europese Commissie hiervan op de hoogte te stellen (dit laatste met name ook als beperkingen of verboden gehandhaafd blijven). Nederlands standpunt: voorstander van het Commissievoorstel om ongerechtvaardigde verboden en beperkingen op te heffen.
  • • 
    het voorstel dat gelijke behandeling met betrekking tot het loon niet van toepassing is als de uitzendarbeid korter duurt dan 6 weken («wachttermijn»). Nederlands standpunt: tegenstander van een wachttermijn, maar eventueel gedurende een beperkte overgangsperiode wel acceptabel.

Agendapunt Voorstel voor een verordening (EG) van het Europees Parlement en de Raad voor de coördinatie van de sociale zekerheidssystemen (herziening van Verordening 1408/71 i)

Document:                                         Nog niet bekend

Aard van de bespreking:                  Politiek akkoord en openbaar debat

Op 21 december 1998 is door de Commissie bij de Raad een voorstel ingediend voor een Verordening betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. Dit voorstel beoogt de huidige Verordening te moderniseren en te vereenvoudigen.

De afgelopen jaren zijn de hoofdstukken 1 tot en met 8 besproken in de Raad. Onder het Italiaanse Voorzitterschap worden momenteel Titels IV, V en VI besproken. Deze Titels bevatten onder meer bepalingen ten aanzien van wederzijdse bijstand, terugvordering van uitkeringen, de instelling en taken Administratieve Commissie en diverse overgangs- en slotbepalingen. Daarnaast vindt de tweede lezing van de gehele Verordeningstekst plaats.

Commissievoorstel

Binnen de Europese Unie bestaan afspraken om de stelsels van sociale zekerheid in de lidstaten op elkaar af te stemmen. Deze zijn opgenomen in Verordening (EEG) nr. 1408/71 i van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, evenals op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen. Het gaat hierbij om het waarborgen van de aanspraken die EU-ingezetenen kunnen maken op socialeverzekeringsrechten op het moment dat zij migreren binnen de Europese Unie. Daartoe zijn in de Verordening coördinatieregels opgenomen. De belangrijkste zijn:

  • • 
    de gelijke behandeling naar nationaliteit;
  • • 
    de export van uitkeringen met betrekking tot ouderdom, overlijden en invaliditeit;
  • • 
    het samentellen van tijdvakken van verzekering in de diverse lidstaten;
  • • 
    het aanwijzen van een toepasselijke wetgeving ter voorkoming van wetsconflicten;
  • • 
    het coördineren van berekeningswijzen van uitkeringen.

Onder het Italiaanse Voorzitterschap worden momenteel Titels IV (Administratieve Commissie), Titel V (diverse bepalingen) en Titel VI (overgangs-en slotbepalingen) besproken. Ook wordt de tweede lezing van de gehele Verordening in de Raadswerkgroep besproken. Hierbij worden ook de in eerste lezing door het Europees Parlement aangebrachte amendementen besproken.

Nederlandse opstelling

Nederland staat positief tegenover de herzieningsoperatie van de Verordening. Ook het streven naar afronding van deze operatie binnen de voorziene termijn wordt ondersteund.

Met betrekking tot de Titels IV, V en VI kan het voorliggende voorstel aangenomen worden.

De tweede lezing over de tekst van de gehele Verordening is op het moment van opstelling van deze annotatie nog niet afgerond.

Agendapunt Ontwerp-conclusies betreffende het vervolg op het Europees Jaar voor gehandicapten 2003

Document:                                         14789/03 (SOC 465 COHOM 40) en

COM(2003) 650 def i.

Aard van de bespreking:                  Aanname

Op 30 oktober 2003 is door de Commissie een Mededeling gezonden aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende «Gelijke kansen voor personen met een handicap: een Europees Actieplan».

Met de ontwerp Raadsconclusies wordt beoogd de met de Mededeling «Europees Jaar van mensen met een handicap» in gang gezette activiteiten en de activiteiten in het kader van het promoten van gelijke kansen van mensen met een handicap ook na 2003 voort te zetten. Het Italiaans voorzitterschap stelt veel belang in brede maatschappelijke betrokkenheid bij het onderwerp.

Commissievoorstel

Binnen de Europese Unie is een richtlijn voor de gelijke behandeling van mensen met een handicap in arbeid en beroep (2000/78/EG) van kracht. Ter ondersteuning van de verdere realisatie van gelijke kansen voor mensen met een handicap heeft de Europese Commissie een Actieplan opgesteld met een tijdpad tot 2010.

De Commissie stelt voor de eerste fase (2004–2005) vier concrete prioriteiten voor:

  • • 
    toegang tot en behoud van werk, m.i.v. bestrijding van discriminatie;
  • • 
    levenlang leren ter bevordering en verbetering van veelzijdige inzetbaarheid, aanpassingsvermogen, persoonlijke ontwikkeling en een actief burgerschap;
  • • 
    gebruikmaking van nieuwe technologie waardoor personen met een handicap hun eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen en de mogelijkheden om aan werk te komen toenemen;
  • • 
    toegankelijkheid van de openbare gebouwde omgeving om de participatie in de wereld van het werk en de integratie in de economie en de maatschappij te verbeteren.

De Commissie verzoekt aan de lidstaten om het arbeidspotentieel van personen met een handicap te verkennen en daarbij in het bijzonder rekening te houden met de specifieke situatie van vrouwen met een handicap en verstandelijk gehandicapten. De Commissie is voornemens om tweejaarlijks verslag uit te brengen over de algehele situatie van personen met een handicap in de uitgebreide Europese Unie. Hierin zullen ook bijdragen van de lidstaten worden opgenomen waarbij wordt ingehaakt op de nationale actieplannen voor werkgelegenheid en maatschappelijke integratie.

Nederlandse opstelling

Nederland staat in principe positief tegenover de ontwerpconclusies van

de Raad, die voortbouwen op de Mededeling «Gelijke kansen voor personen met een handicap: een Europees Actieplan». Hiermee ondersteunt Nederland het streven naar meer integratie en participatie van mensen met een handicap door het benadrukken van aandacht binnen lopende beleidsdossiers voor het wegnemen van barrières en creëren van mogelijkheden voor mensen met een handicap (mainstreaming). Als voorbeeld hiervoor geldt de aandacht voor mensen met een handicap in het Nationaal Actieplan Werkgelegenheid en Nationaal Actieplan Sociale Inclusie.

Agendapunt Ontwerp-conclusies over de Commissiemededeling over immigratie, integratie en werkgelegenheid

Document:                                         14456/03 (SOC 447 MIGR 94)

Aard van de bespreking:                  Aanname

De mededeling van de Commissie betreffende immigratie, integratie en werkgelegenheid beoogt uitwerking te geven aan een van de aspecten van asiel- en immigratiebeleid waarover tijdens de Europese Raad van Tampère in 1999 afspraken zijn gemaakt, nl. integratie. De mededeling is enkele keren in de Raad WSBVC aan de orde geweest. Tijdens de afgelopen Raad van 20 oktober jl. heeft er een debat over de mededeling plaatsgevonden. Thans worden ontwerp conclusies voorgelegd. De mededeling wordt op een later moment mogelijk ook nog voor de JBZ-Raad geagendeerd, gezien de integratieaspecten.

Concept Raadsconclusies

De Raad verwelkomt de mededeling van de Commissie en ondersteunt de bijgevoegde opinies van het:

  • • 
    Employment Committee (EMCO);
  • • 
    Social Protection Committee (SPC).

Deze kunnen dienen als basis voor de verdere uitwerking van de mededeling. Het jaarlijkse rapport van de Commissie wordt gezien als een goed middel om de coördinatie van het immigratiebeleid te versterken. Er dient tevens coördinatie plaats te vinden met de relevante discussies op JBZ terrein.

Het EMCO is in haar opinie vooral positief over de brede benadering van de Commissie van immigratie. Daarbij wordt aangetekend dat een goed integratiebeleid een voorwaarde is voor succesvol immigratiebeleid. Er moet bovendien rekening worden gehouden met de nationale omstandigheden.

Het EMCO benadrukt dat prioriteit ligt bij het gebruik te maken van het bestaande arbeidspotentieel binnen de EU en dat immigratie geen substituut kan zijn van ander beleid dat zich richt op de impact van de vergrijzing op de arbeidsmarkt. Andere belangrijke aandachtspunten zijn:

  • • 
    rol die arbeidsmigratie zou kunnen spelen bij het terugdringen van arbeidsmarkttekorten;
  • • 
    het verzekeren van zowel de kwaliteit als de kwantiteit van het arbeidsaanbod;
  • • 
    de netto bijdrage van immigratie aan de publieke financiën. In de context van de werkgelegenheidsstrategie zal onder andere het monitoren van de implicaties van immigratiestromen voor de arbeidsmarkt worden meegenomen. Hetgeen betekent dat werkzaamheden op dit terrein plaats dienen te vinden in het kader van bestaande samenwerkingsprocessen (geen nieuwe processen).

Het SPC is eveneens positief over de mededeling van de Commissie en ziet een duidelijke rol voor zichzelf weggelegd waar het gaat om het uitwisselen van best practices op het terrein van de sociale integratie van migranten. Het SPC steunt de opinie van het EMCO dat er geen nieuwe processen moeten worden gestart. Het SPC is voorstander van verdere discussies en uitwisselingen over de samenhang tussen immigratie en zwart werken en hun consequenties voor de sociale cohesie, arbeidsmarkten en de duurzaamheid van sociale beschermingssystemen.

Nederlandse opstelling

Nederland kan instemmen met de voorliggende concept Raadsconclusies. Deze geven het Nederlandse standpunt, zoals ook al uitgedragen in EMCO- en SPC-verband, goed weer.

Agendapunt Commissiemededeling: Structurele Indicatoren

Document:                                         Nog niet bekend

Aard van de bespreking:                  Aanname van de bijdrage aan de

Europese Raad

De Raad zal een opinie over de genoemde mededeling aannemen.

Commissievoorstel

De Commissie stelt voor om uit de lijst van 42 structurele indicatoren die voor de Voorjaarsraad worden opgesteld, een «shortlist» van 14 indicatoren vast te stellen om de voortgang van de Lissabonstrategie te meten.

Nederlandse opstelling

Nederland ondersteunt het opstellen van een shortlist om de focus van de strategie te vergroten en kan in grote lijnen instemmen met de door de Commissie voorgestelde gehele set van 14 indicatoren. Alle terreinen die van belang zijn om de voortgang van het Lissabonproces te meten komen voldoende aan bod in deze lijst. Wel ondersteunt Nederland het zoeken naar meer resultaat-gerichte indicatoren.

Agendapunt Raadbesluit betreffende de oprichting van het SPC

Document:                                         COM(2003) 305 final i

Aard van de bespreking:                  Algemene bespreking

De Raad zal een besluit nemen over bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het comité voor de Sociale Bescherming een rechtsbasis te geven in het Verdrag.

Inhoud van het Raadsbesluit

In het Raadsbesluit worden de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het SPC vastgelegd. Het SPC heeft onder andere als taak om het sociale beschermingsbeleid van de EU lidstaten te bevorderen. Daarnaast draagt het SPC bij aan het uitwisselen van ervaringen en informatie tussen de lidstaten. Verder stelt het comité rapporten op en formuleert opinies over onderwerpen die vallen binnen de competentie van het comité. Het SPC werkt nauw samen met andere comités zoals EMCO en EPC.

Nederlandse opstelling

Nederland kan instemmen met het Raadsbesluit.

Agendapunt Raadsconclusies inzake de beoordeling van de

implementatie door de lidstaten en de EU-instellingen van het Beijing Platform voor Aktie

Document:                                         14691/03 (SOC 458)

Aard van de bespreking:                  Aanname van raadsconclusies

Inhoud van de conclusies

In het document presenteert het Italiaanse voorzitterschap negen kwantitatieve indicatoren op het terrein van vrouwen en besluitvorming, op basis waarvan betrouwbare datavergelijkingen tussen lidstaten mogelijk zouden moeten zijn. Op de Ministeriële Conferentie over vrouwen en besluitvorming, in het kader van het Italiaanse voorzitterschap van de Europese Unie (in Siracuse op12–13 september 2003), zijn deze indicatoren besproken. Het Italiaans voorzitterschap borduurt voort op het werk dat door het Griekse voorzitterschap op dit terrein is gestart.

Nederlandse opstelling

Nederland staat in beginsel positief ten opzichte van de inhoud van het document. De activiteiten sluiten aan op initiatieven die in Nederland al in gang zijn gezet.

Deel: Consumentenaangelegenheden

Agendapunt Ontwerp resolutie van de Raad van de Europese Unie inzake veiligheid van diensten voor consumenten

Document:                                         14058/03 CONSOM 120MI254

Aard van de bespreking:                  Aanname

Inhoud van de resolutie

Op 6 juni 2003 heeft de Europese Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitgebracht over de veiligheid van consumentendiensten (COM(2003) 313 def i.). Met dit verslag komt de Commissie tegemoet aan het verzoek van het Europese Parlement en de Raad in artikel 20 van Richtlijn 2001/95/EG i (algemene productveiligheid) om «aan te geven welke behoeften, mogelijkheden en prioriteiten er zijn inzake een gemeenschappelijk optreden op het gebied van de veiligheid van diensten». Het verslag werd opgesteld na een raadpleging van de lidstaten en belanghebbenden. De voornaamste bevinding is dat gegevens en informatie over de feitelijke aspecten van de risico’s en de veiligheidsaspecten van diensten grotendeels ontbreken. De conclusie van het verslag is dan ook dat de communautaire actie in de eerste plaats gericht moet zijn op de verbetering van de kennisbasis op dit gebied. De terreinen die door de Commissie zijn geïdentificeerd als zijnde van belang zowel vanuit de veiligheid voor consumenten als ook vanuit de grensoverschrijdende invalshoek, zijn toerisme, sport en vrije tijd.

Het Italiaans voorzitterschap heeft een ontwerp-resolutie opgesteld die aan de Raad zal worden voorgelegd. Belangrijkste element van deze resolutie is een uitnodiging aan de Commissie om geschikte en effectieve benaderingswijzen, methodes en procedures te bestuderen om de kennis-

basis inzake veiligheid van diensten te verbeteren. Het zal dan met name gaan om diensten met grensoverschrijdende aspecten. De Commissie wordt gevraagd op basis van het aldus verzamelde materiaal te bezien of concrete acties op gemeenschapsniveau nodig zijn. De Lidstaten worden uitgenodigd om actief aan de werkzaamheden van de Commissie deel te nemen.

Positie Nederland

Nederland kan de resolutie ondersteunen. Het verzamelen van informatie en het opbouwen van een data base kan een beter inzicht verschaffen in de (on)veiligheid van diensten met grensoverschrijdende aspecten. Het verzamelen van informatie moet wel zodanig plaatsvinden dat het geen onnodige lasten voor het bedrijfsleven met zich mee brengt.

Agendapunt Voorstel voor een verordening van het Europese Parlement en de Raad betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van wetgeving inzake consumentenbescherming (»de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming»)

Document:                                         11830/03 CONSOM89MI187 CODEC

1060

Aard van de bespreking:                  Politiek debat

Inhoud van het voorstel

De voorgestelde verordening beoogt grensoverschrijdende inbreuken op het terrein van consumentenbescherming tegen te gaan door over te gaan tot het instellen van een netwerk van handhavende overheidsinstanties binnen de interne markt. Het gaat daarbij om inbreuken waarbij collectievebelangen van consumenten worden geschaad. De handhavende instanties moeten volgens het voorstel beschikken over een minimum aan gemeenschappelijke bevoegdheden voor onderzoek en handhaving. Het voorstel voorziet in een kader van wederzijdse bijstandsrechten en -verplichtingen waarmee zij grensoverschrij-dende inbreuken kunnen bestrijden. Per lidstaat wordt één instantie aangewezen die verantwoordelijk is voor de coördinatie van de nationale activiteiten en die aanspreekpunt is voor instanties uit andere lidstaten. Het is de bedoeling dat zo een netwerk groeit dat snel malafide (grensoverschrijdende) handelaren kan aanpakken. De lidstaten hoeven hun regelingen voor inbreuken in eigen land niet te wijzigen. Het voorstel benoemt een 17-tal richtlijnen en verordeningen die onder de werkingssfeer van deze verordening zullen vallen. Naast de beoogde samenwerking ten aanzien van grensoverschrijdende inbreuken, bevat de verordening ook voorstellen voor een ruimere samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie bij projecten van gemeenschappelijk belang die zijn bedoeld «om de consument voor te lichten, op te voeden en mondig te maken». Dit onderdeel van de verordening is een uitvloeisel van de Strategie voor het Consumentenbeleid 2002–2006.

Positie Nederland

Nederland steunt in beginsel het doel van de verordening, verbetering van de samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten bij het bestrijden van grensoverschrijdende inbreuken op het consumentenrecht. Omdat in Nederland het consumentenrecht grotendeels langs privaatrechtelijke

weg is vormgegeven brengt de in de verordening gekozen systematiek met zich mee dat Nederland, daar waar een publieke handhavende autoriteit ontbreekt publiek toezicht moet introduceren dan wel bestaande publieke autoriteiten voldoende moet toerusten voor die taak. Ook ontbreekt in Nederland een publieke toezichthouder die zich met de problematiek van de grensoverschrijdende handelsgeschillen bezig houdt. Deze slechte aansluiting tussen de huidige structuur en de structuur zoals die noodzakelijk is op grond van de voorgestelde verordening doet zich ook voor in een aantal andere lidstaten. Gezien het feit dat de omvang van de problematiek rond grensoverschrijdende inbreuken niet goed in kaart is gebracht, is het Nederland niet op voorhand duidelijk dat de voorgestelde methodiek proportioneel is en daarmee voldoende kostenefficiënt. Nederland wil meer mogelijkheden voor lidstaten om oplossingen te zoeken die (beter) passen bij de eigen structuren.

Deel: Volksgezondheid

Agendapunt: Raadsconclusies voor gezonde leefstijlen: opleiding, informatie en communicatie

Document:                                         nog niet bekend

Aard van de bespreking:                  Aanneming

Inhoud van de Conclusies

De conclusies vloeien voort uit de ambtelijke conferentie «Healthy Lifestyles: Education, Information and Communication». Deze werd georganiseerd door het Italiaanse voorzitterschap in september jl. De conclusies onderstrepen het belang van een gezonde leefstijl voor een goede gezondheid.

In Nederland stokt de stijging van de levensverwachting, omdat we te ongezond leven. Niet roken, matig drinken, gezonder eten en meer bewegen zijn de belangrijkste manieren om te komen tot meer gezonde levensjaren. Investeren in preventie ter bevordering van een gezonde leefstijl loont, omdat daarmee verdere stijgingen van de zorgkosten (kanker, hart- en vaatziekten, obesitas, diabetes etc.) worden beperkt. Hier geldt bij uitstek: «Voorkomen is beter dan genezen.»

Positie Nederland

Nederland kan instemmen met de Raadsconclusies voor gezonde leefstijlen: opleiding, informatie en communicatie.

Agendapunt: Voorstel voor een raadsaanbeveling inzake kankerscreening

Document:                                         9138/03 SAN 89

Aard van de bespreking:                  Aanneming

Inhoud van de Raadsaanbeveling

Er ligt een document voor over kankerscreening. De aanbeveling stemt overeen met het Nederlandse beleid en praktijk inzake bevolkingsonderzoek voor wat betreft borstkanker en baarmoederhalskanker. Nederland neemt met betrekking tot de bevolkingsonderzoeken waarover het voorstel van de Raad «screening for cancer» gaat een vooraanstaande positie in Europees verband in. De screeningen zijn in Nederland goed georganiseerd, kennen een goede opkomst (borstkanker: 80% en baarmoederhalskanker: 65%) en de jaarlijkse evaluaties laten goede resultaten zien die ook internationaal de aandacht trekken.

Positie Nederland

Het is een prima document dat voor screening van borstkanker en baarmoederhalskanker het Nederlandse beleid volledig ondersteunt. Met betrekking tot darmkankerscreening is Nederland echter nog niet aan een beslissing tot invoering van een landelijk screeningsprogramma toe, onder meer wegens de behoefte aan meer onderzoek naar de beste screeningsstrategie en het verwachte grote beslag van een dergelijk programma op menskracht en voorzieningen.

Agendapunt: Voorstel voor een verordening van het EP en de

Raad tot de oprichting van een Europees Centrum (voor ziektepreventie en -bestrijding)

Document:                                         12099/03 SAN 168 CODEC 1097

14729/03 SAN 236 CODEC 1584 Aard van de bespreking:                  Algemene beschouwing

Inhoud van de Verordening

In 1998 is besloten tot de oprichting van een «Netwerk voor Epidemiologische surveillance en bestrijding van Infectieziekten». SARS heeft het momentum gecreëerd om deze relatieve informele samenwerking tussen de lidstaten te verbeteren door het oprichten van een Europese tegenhanger van het Amerikaanse Center of Disease Control; een wens die al langer leefde bij de commissie. Het centrum moet zich in eerste instantie richten op de preventie en bestrijding van infectieziekten en moet de kwaliteit van de surveillance en early warning bewaken, wetenschappelijk onderbouwde adviezen geven en moet expertise kunnen leveren ter ondersteuning van de lidstaten. Daarnaast krijgt het centrum een objectief informerende taak. De uitvoering van preventieve en bestrijdingsmaatregelen blijft echter een verantwoordelijkheid van de lidstaten zelf. Het voorstel, dat in augustus 2003 door de Europese Commissie is gedaan, is geagendeerd op de Raad als «general approach».

Positie Nederland

Nederland staat positief tegenover het voorstel en pleit voor een klein, maar daadkrachtig centrum. Daar de bevoegdheid op het gebied van volksgezondheid en infectieziekten zeer beperkt is (slechts stimulerend en ondersteunend), kan het centrum geen maatregelen afdwingen. Om ervoor te zorgen dat het centrum desondanks een gezaghebbende positie verwerft, is Nederland vóór een professionele bezetting van het centrum. Daarnaast vindt Nederland het van groot belang dat ook onbekende en intentioneel veroorzaakte gezondheidsbedreigingen die mogelijk van infectieuze aard zijn, tot het taakgebied van het centrum behoren. Nederland vindt ook dat aan de hand van de evaluatie na 3 jaar onderzocht moet kunnen worden of het mandaat van het centrum verder kan worden uitgebreid naar niet-besmettelijke ziektes.

Agendapunt: Richtlijn van het Europese Parlement en de Raad tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor het doneren, verkrijgen, testen, bewerken, bewaren en distribueren van menselijke weefsels en cellen

Document:                                         10238/02 SAN95CODEC 797

Aard van de bespreking:                  Informatie van het voorzitterschap/

oriënterend debat

Inhoud van de Richtlijn

In dit voorstel voor een richtlijn worden kwaliteits- en veiligheidseisen gesteld voor het doneren, verkrijgen, testen, bewerken, bewaren en distribueren van menselijke weefsels en cellen om zo de volksgezondheid te beschermen en overdracht van ziekten te voorkomen. Tijdens de Gezondheidsraad op 2 juni 2003 is politiek akkoord bereikt op deze richtlijn. Het voorstel is vervolgens aangepast met enkele van de amendementen uit de eerste lezing van het Europees Parlement (EP). Met haar voorstel voor de tweede lezing geeft het EP aan veel belang te hechten aan eerdere voorstellen welke veelal ingaan op de ethische aspecten van het gebruik van weefsels en cellen. Opname hiervan in de richtlijntekst wordt zowel door de Commissie als door het voorzitterschap als onacceptabel gezien. Informeel wordt nog voor de plenaire stemming in het EP geprobeerd om samen met het EP tot overeenstemming te komen.

Positie Nederland

Nederland is van mening dat het gemeenschappelijk standpunt een goed compromis is. Het voorstel sluit aan bij de Nederlandse (voorgenomen) wetgeving en de Nederlandse praktijk. Nederland kan instemmen met enkele amendementen van het EP maar is van mening dat deze richtlijn niet het instrument is om ethische zaken te willen regelen.

Agendapunt: Mededeling herziening van de internationale

gezondheidsregeling in het kader ven de WHO.

Document:                                         13074/03 SAN 197 COM (2003) 545 i

final Aard van de bespreking:                  Aanneming

Inhoud van de Mededeling

In 2003 heeft de 56ste World Health Assembly (WHA) besloten om een intergouvernementele werkgroep in te stellen om een voorstel tot herziening van de International Health Regulations (IHR). De IHR zijn mechanismen om epidemiologische informatie over de internationale verspreiding van infectieziekten te delen. Het doel van de IHR is om de belangen van de volksgezondheid te beschermen met zo min mogelijk schade voor handel en verkeer.

De Europese Commissie stelt in haar mededeling voor om deel te nemen aan de Intergouvernementele werkgroep. Tevens stelt de Commissie voor om te onderhandelen namens de lidstaten. De discussie over de mededeling is net gestart en pas eenmaal besproken in de Raadswerkgroep. Er wordt niet verwacht dat dit als aanneming wordt geagendeerd op de Raad.

Positie Nederland

De verwachting is dat de herziene IHR zich veel verder zal uitstrekken over het terrein van infectieziekten dan nu het geval is. Deze uitbreiding betreft o.a. surveillance en notificatie van alle internationale volksgezondheids-bedreigingen, analyse van risico’s en aanbevelingen over te treffen maatregelen. Deze terreinen worden ook bestreken door het op te richten Europese Centrum voor Ziektepreventie en -bestrijding. Afstemming en harmonisatie tussen de Commissie en later het centrum is daardoor van groot belang. Nederland is van mening dat de Commissie niet op die terreinen namens de Lidstaten mag optreden waarop ze geen exclusieve bevoegdheid heeft, zoals op het terrein van infectieziekten. De voorzitter kan wel namens de lidstaten onderhandelen, waarbij de voorzitter streeft

naar consensus. Afstemming tussen de voorzitter en de Commissie is echter van groot belang. Nederland juicht de faciliterende en ondersteunende inzet van de Commissie om de lidstaten op één lijn te krijgen dan ook zeer toe.

Agendapunt: Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen

Document:                                         11646/03 DENLEG44SAN 162 CODEC

1024

Aard van de bespreking:                  Voortgangsrapportage

Inhoud van de Verordening

Het Voorzitterschap rapporteert over de voortgang van de behandeling van de ontwerp-verordening voor het gebruik van voedings- en gezondheidsclaims op levensmiddelen in de raadswerkgroepen. Een gezondheidsclaim legt een verband tussen een bepaald voedingsmiddel of één van de ingrediënten daarvan en gezondheid. Een voedings-claim stelt iets over het gehalte aan energie, nutriënten of andere substanties. Het voorstel legt tevens vast onder welke voorwaarden claims gebruikt mogen worden. Centraal staat dat gezondheidsclaims alleen gebruikt mogen worden als tevoren is vastgesteld of ze een voldoende wetenschappelijke basis hebben.

Een gemeenschappelijk standpunt om dit voorstel wordt voorzien in de eerste helft van 2004.

Positie Nederland:

Nederland staat in beginsel positief tegenover het voorstel en zal de voortgangsrapportage tijdens de Raad aanhoren.

Agendapunt: Conclusies van de Raad over medische hulpmiddelen

Document:                                         14747/03 ECO 227 SAN 237

Aard van de bespreking:                  Aanneming

Inhoud van de Conclusies

De belangrijkste Richtlijn voor Medische Hulpmiddelen is sinds 1995 van kracht. In 2001 is gestart met een gezamenlijke evaluatie van de Europese regelgeving voor medische hulpmiddelen door alle betrokkenen (waar onder de Europese Commissie, lidstaten en bedrijfsleven). Op 2 juli 2003 heeft de Europese Commissie de uitkomsten van deze evaluatie gepubliceerd in een Mededeling.

In deze Mededeling wordt geconcludeerd dat het systeem goed functioneert, maar dat toepassing van de regelgeving op enkele punten (o.a. herclassificatie, functioneren beoordelingsinstanties, implementatie van beoordelingsprocedures) moet worden verbeterd. In de nu voorliggende ontwerp-Raadsconclusies wordt het belang voor de volksgezondheid van adequate regulering van medische hulpmiddelen erkend. Daarnaast wordt de conclusie uit de Mededeling, dat het huidig wettelijk kader voldoet, maar op enkele punten aanpassing behoeft, onderschreven. De Commissie wordt uitgenodigd de in de Mededeling aangekondigde voorstellen in te dienen. Deze voorstellen betreffen vooral het opheffen van onduidelijkheden, die kunnen leiden tot interpretatieverschillen tussen de

lidstaten, met name op het gebied van te volgen beoordelingsprocedures. Een ander voorstel moet het mogelijk maken, dat bepaalde informatie over medische hulpmiddelen, die een groot risico inhouden, publiekelijk beschikbaar komt. Verder worden Commissie en de lidstaten aangemoedigd om coördinatie en samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen lidstaten en Commissie te versterken.

Positie Nederland

Nederland kan instemmen met deze ontwerp-Raadsconclusies.

Agendapunt: Uitdagingen op het terrein van geneesmiddelen en Volksgezondheid (G 10)

Document:                                         14748/03 ECO 228 SAN 238 COMPET

60 IND 158 MI 279 RECH 202

Aard van de bespreking:                  Aanneming

Inhoud

In vervolg op de doelstelling van de Europese Raad van Lissabon d.d. maart 2000 om in Europa een concurrerende en dynamische kenniseconomie tot stand te brengen, is voor de innovatie op het terrein van geneesmiddelen de G-10 Medicines groep (het zgn. high level comité voor geneesmiddeleninnovatie- en voorziening) ingesteld. Deze G 10 Medicines groep heeft 7 mei 2002 de Europese Commissie geadviseerd over de versterking van de Europese farmaceutische industrie waarbij een hoog niveau van de volksgezondheid wordt nagestreefd. In het advies worden een aantal uiteenlopende aanbevelingen gedaan. In vervolg hierop heeft de Commissie in onderhavige mededeling aangegeven op welke wijze de Commissie denkt de aanbevelingen van de G 10 groep, al dan niet gezamenlijk met de Lidstaten, o.a. via aanpassing van de EU-geneesmiddelenwetgeving te concretiseren. De aanbevelingen zijn onder te verdelen in de volgende categorieën:

  • • 
    Patiëntenbelangen
  • • 
    Verbetering van de concurrentiepositie van de Europese farmaceutische industrie
  • • 
    Versterking van de wetenschappelijke basis in de EU
  • • 
    Geneesmiddelen en de uitbreiding van de EU
  • • 
    Uitwisseling van ervaring tussen de Lidstaten (benchmarking) Het voorstel wordt besproken in de Raad Concurrentiekrachtvermogen en in de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken. In de Raad Concurrentiekrachtvermogen zijn met name de industriële aspecten van het G10-programma aan de orde, zoals innovatie en benchmarking. In de Raad Gezondheid ligt de nadruk op de gezondheidsaspecten van het G 10 programma zoals bevordering van ontwikkeling van innovatieve geneesmiddelen, toegang tot innovatieve geneesmiddelen, informatievoorziening voor patiënten.

Het G 10 programma is bij de conclusies van Raad Concurrentiekrachtvermogen van 23 september jl. door de Lidstaten voor wat betreft de industriële aspecten geaccordeerd.

Positie Nederland

Nederland kan de ontwerpconclusies aanvaarden.

Agendapunt: Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG i wat traditionele kruidengeneesmiddelen betreft

Document:                                         nog niet bekend

Aard van de bespreking:                  Informatie van het voorzitterschap

Inhoud van de Richtlijn

Doel van de ontwerprichtlijn is het mogelijk maken van registratie van traditionele kruidengeneesmiddelen via de geneesmiddelenwetgeving. Dat zijn kruiden die traditioneel worden gebruikt en waarvan de werking niet is bewezen. De kruidenrichtlijn maakt registratie van traditionele kruidengeneesmiddelen mogelijk voor wat betreft veiligheid en kwaliteit. De bespreking in de Raad zal als voornaamste doel hebben de ontwerprichtlijn toe te lichten. De richtlijn is in een ver gevorderd stadium en onlangs voor de tweede lezing voorgelegd aan het EP. De inzet is om de richtlijn zo snel als mogelijk vast te stellen. Dat is ook wat het bedrijfsleven in Nederland graag zou zien.

Positie Nederland

Nederland staat positief tegenover het ontwerpvoorstel. Een registratie-mogelijkheid voor kruidengeneesmiddelen is wenselijk. De consument krijgt dan meer duidelijkheid over de veiligheid en kwaliteit van deze producten.

Agendapunt: Herziening van Europese regelgeving inzake geneesmiddelen

Document:                                         nog niet bekend

Aard van de bespreking:                  Informatie van het voorzitterschap/

orientatie debat.

Inhoud

Het voorstel van de Europese Commissie tot herziening van de Verordening 2309/93 i en de wijziging van de Richtlijnen 2001 83 en 2001/82 is gericht op een herziening en verbetering van de Europese regelgeving voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik en voor dieren. De wijzingen hebben als doelstelling de bestaande obstakels voor de farmaceutische industrie in de interne markt te elimineren en het concurrentievermogen van de farmaceutische industrie voor innovatieve producten en generieke geneesmiddelen te vergroten, waarbij een hoog niveau van de volksgezondheid wordt gegarandeerd. De wijzigingsvoorstellen beogen verbeteringen te bewerkstelligen voor enerzijds de centrale Europese procedure, geregeld in de Verordening en anderzijds voor de nationale- en zogenaamde wederzijdse erkenningprocedure, geregeld in de respectievelijke richtlijnen. De laatstgenoemde procedure is van toepassing op aanvragen voor een handelsvergunning in één of meerdere lidstaten. In juni 2003 is tijdens de Raad een politiek akkoord bereikt over deze herziening van de regelgeving.

Positie Nederland

Nederland heeft tegen het politiek akkoord gestemd omdat het zich niet kan verenigen met de overeengekomen periode van dossierbescherming van maximaal 11 jaar. De volgende argumenten zijn aangevoerd:

  • 1. 
    Verlenging van de termijn van dossierbescherming met 1 jaar betekent dat generieke (goedkopere) geneesmiddelen later op de markt kunnen komen, waardoor de uitgaven voor de farmaceutische zorg hoger zijn dan noodzakelijk en wenselijk.
  • 2. 
    De huidige termijn van dossierbescherming in Nederland is 10 jaar. In een groot aantal Lidstaten en met name in de Kandidaat Lidstaten is de huidige termijn 6 jaar. De overeengekomen periode van 10 + 1 jaar is dan ook geen reëel compromis.
  • 3. 
    De Kandidaat lidstaten zijn vooral afhankelijk van generieke geneesmiddelen en worden door de verlenging extra benadeeld.

Deel: Diversen

Integratie van gelijke kansen voor mannen en vrouwen in het kader van de Raad Concurrentievermogen

Document:                                         Schrifte lijke informatie door het

Voorzitterschap

Aard van de discussie:                     Kennisneming van de informatie

Inhoud van de informatie

Het Italiaanse voorzitterschap heeft aan de Raad Concurrentievermogen een concept-resolutie inzake gelijke deelname van mannen en vrouwen aan de kennismaatschappij voor groei en innovatie («Equal participation in the knowledge society for growth and innovation») voorgelegd. De resolutie is door het Italiaanse ingediend naar aanleiding van de afspraak in Europees verband dat ieder voorzitterschap een Raad adopteert in het kader van «gender mainstreaming» is.

Positie Nederland

Nederland heeft met de inhoud ingestemd van de Italiaanse resolutie.

Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de gelijke behandeling van vrouwen en mannen bij de levering van goederen en diensten

Document:                                         COM (2003) 657 final i 2003/0265 (CNS) i

Aard van de bespreking:                  Presentatie van het voorstel door de

Commissie

Commissievoorstel

De Europese Commissie heeft een voorstel ingediend voor een richtlijn van de Raad betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en de levering van goederen en diensten. Het voorstel is gebaseerd op artikel 13 van het EG-verdrag, op grond waarvan de Raad maatregelen kan nemen om discriminatie op grond van onder meer geslacht te bestrijden.

Het voorstel laat ruimte voor gerechtvaardigde uitzonderingen, bijvoorbeeld wanneer goederen of diensten uitsluitend of hoofdzakelijk voor de leden van één sekse bestemd zijn. De voorgestelde richtlijn richt zich expliciet op premies en uitkeringen in de verzekeringssector. Het voorstel verbiedt het gebruik van sekse als factor bij de berekening van premies en uitkeringen. De Commissie wil daarmee voorkomen dat vrouwen hogere premies betalen (bijvoorbeeld voor ziektekosten als gevolg van de kosten van zwangerschap en bevalling) en lagere uitkeringen ontvangen dan mannen ten gevolge van de hogere levensverwachting van vrouwen.

Nederlandse opstelling

De Minister zal de presentatie van het voorstel door de Commissie aanhoren.

  • • 
    Europese strategie «milieu en gezondheid»

Document:                                         10676/03 ENV 347 SAN 141

13690/03 ENV 553 SAN 216

Aard van de bespreking:                  (geschreven) informatie van de

commissie

Inhoud van de informatie

Geagendeerd staan de in juni gepubliceerde Mededeling van de Commissie inzake een Europese strategie voor milieu en gezondheid (COM (2003) 338 i) en de ontwerp-conclusies van de Raad betreffende een Europese strategie voor milieu en gezondheid. De ontwerp-conclusies van de Raad waren ook geagendeerd voor de Milieuraad van 27 oktober jl. en zijn daar aangenomen. De agendering van deze documenten krijgt hiermee voor de Gezondheidsraad het karakter van een kennisgeving.

Doelstellingen van de Strategie Milieu en Gezondheid zijn de beperking van de gezondheidsschade door milieurisico’s, preventie van nieuwe bedreigingen en de versterking van het EU-beleid op dit gebied. Veel milieu- en gezondheidsproblemen zijn inmiddels met succes aangepakt, maar vooral de samenhang tussen de verschillende milieuproblemen blijft relatief onderbelicht. Dat vraagt om een nieuwe aanpak. In het voorjaar van 2004 zal de Commissie met een actieplan komen met doelstellingen en activiteiten voor de periode 2004–2010.

Positie Nederland

Nederland staat in beginsel positief ten opzichte van de voornemens van de Commissie. De doelstellingen van de strategie sluiten goed aan op het Nederlandse beleid en het Actieprogramma Gezondheid en Milieu (uit april 2002).

Belangrijke punt voor Nederland is dat het accent in het Europese Actieplan Milieu en Gezondheid niet alleen op nader onderzoek komt te liggen, maar vooral ook op concrete activiteiten. Volgens Nederland zou de EU vooral ook een coördinerende rol moeten spelen in het bijeenbrengen van de ervaringen die in de verschillende lidstaten de afgelopen tien jaar zijn opgedaan op het gebied van milieu en gezondheid. Verder zou de aandacht zich moeten richten op de beperking van gezondheidseffecten als gevolg van bijvoorbeeld geluidsoverlast, luchtverontreiniging of een ongezond binnenmilieu. Ook de risicobeleving door burgers en risicocommunicatie moet een plek in de strategie krijgen. Verder moet dubbel-werk worden voorkomen: de strategie hoeft geen zaken te regelen die in andere EU-besluiten ofregelgeving al aan de orde komen. Bovendien moet er een goede afstemming bestaan met lopende activiteiten binnen de World Health Organisation (WHO).

Nederland is geen voorstander van het aangaan van verplichtingen na 2006 wanneer de huidige Financiële Perspectieven aflopen. Verder wenst Nederland een eventuele herprioritering van middelen en geen additionele investeringen voor het implementeren en ontwikkelen van de strategie.

  • • 
    Bestrijding van malaria

Document:                                         nog niet bekend

Aard van de bespreking:                  (geschreven) informatie van het

voorzitterschap

Inhoud:

Het gaat waarschijnlijk over recent onderzoek naar de ontwikkeling van nieuwe malariamedicijnen. Daarbij wordt sterk aanbevolen om samen te werken met het nieuw opgerichte European and Developing Countries Clinical Trials Partnership (EDCTP), een samenwerkingsverband van 14 EU lidstaten + Noorwegen met het doel om de ontwikkeling van nieuwe medicijnen en vaccins tegen malaria, HIV/Aids en tuberculose te versnellen.

Positie Nederland

Nederland staat in beginsel positief tegenover een dergelijk onderzoek. De Nederlandse positie is echter afhankelijk van de informatie van het voorzitterschap.

Stand van zaken van de inhoudelijke voorbereidingen op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het Nederlandse EU-Voorzitterschap in de tweede helft van 2004.

Participatie en Sociale Cohesie in een uitgebreide Unie: Werken aan een nieuwe Sociale Beleidsagenda 2006 – 2010.

De inzet van Nederland op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie gedurende de tweede helft van 2004 zal met name gericht zijn op het voorbereiden van en identificeren van de belangrijkste uitdagingen voor de Sociale Beleidsagenda van 2006 tot 2010.

Inleiding

Nederland zal Voorzitter zijn van de Europese Unie van 1 juli 2004 tot 31 december 2004.

Dit Voorzitterschap vindt plaats tegen de achtergrond van een aantal belangrijke ontwikkelingen. Per 1 mei 2004 breidt de EU uit met 10 nieuwe lidstaten. Dat betekent een uitbreiding met tweederde deel van het huidige aantal lidstaten; de grootste uitbreiding in de geschiedenis van de EU.

Tegelijkertijd is de kans zeer groot dat de onderhandelingen over een nieuw Unie-Verdrag voor aanvang van het Nederlandse voorzitterschap zijn afgerond. De EU-25 krijgt dan te maken met nieuwe bevoegdheden en activiteiten op uiteenlopende terreinen. In de tweede helft 2004 zullen bovendien een nieuwe Europese Commissie en nieuw Europees Parlement hun intrede doen.

Al deze ontwikkelingen hebben grote invloed op vorm en inhoud van het Nederlandse programma op het terrein van Werkgelegenheid en Sociale Bescherming. Het Nederlandse Voorzitterschap zal vooral agenderend van karakter worden en gericht zijn op een zo soepel mogelijk integratie van de nieuwe lidstaten in de lopende agenda’s van de EU. De agenda op werkgelegenheid en sociaal beleid is, sinds de Europese Raad van Lissabon, en daaropvolgend Nice, in het teken geplaatst van afspraken die Europese regeringsleiders hebben gemaakt om van de Unie in 2010 de meest dynamische en concurrerende regio te maken, met een hoog niveau van participatie en een hechtere sociale samenhang. Belangrijk uitgangspunt is de gelijkwaardigheid van sociaal beleid (bescherming), economie en werkgelegenheid in de sociaal-economische driehoek.

Doel van het voorzitterschap

De Europese Commissie heeft aangegeven om begin 2005 een mededeling te publiceren over de Sociale Beleidsagenda 2006 – 2010. Het is de ambitie van het Nederlands voorzitterschap om, ter voorbereiding op deze mededeling, in het najaar van 2004 te werken aan (bouwstenen voor) de invulling van een Sociale Beleidsagenda 2006–2010. Doelstelling is daarbij dat deze invulling kan rekenen op brede steun van de Lidstaten, de Europese Commissie, het Europees Parlement, de nationale parlementen, sociale partners en de betrokken NGO’s. Met deze (bouwstenen voor) de invulling van de sociale beleidsagenda kunnen de nieuwe Europese Commissie en het nieuwe Europese Parlement samen met de Raad aan de slag om de Lissabondoelstellingen te verwezenlijken.

Bij de uitwerking van de doelstellingen van het programma staan twee kernbegrippen centraal: participatie en sociale cohesie. Deze twee

begrippen zijn wat Nederland betreft voor het Europa van de Toekomst van essentieel belang.

Voorafgaande aan het Nederlands voorzitterschap zal de Europese Raad een reactie hebben gegeven op het Rapport van de Employment Taskforce onder leiding van Wim Kok.

De uitkomsten van het rapport zullen ook een plaats hebben gekregen in het, door de Raad WSBVC goedgekeurde, Gemeenschappelijk Werkgelegenheidsrapport die zal voorliggen aan de Voorjaarsraad van 2004.

Naast de uitkomsten van het dit rapport zal Nederland kunnen voortbouwen op een rapport van een door de Europese Commissie extern uitbesteed onderzoek over de uitdagingen voor de nieuwe Sociale Beleidsagenda tot 2010.

Van buiten naar binnen

Bij de opzet van het voorzitterschapsprogramma van Sociale zaken en Werkgelegenheid wordt gewerkt van buiten naar binnen. Dit wil zeggen dat het programma niet alleen binnen de muren van het departement wordt gemaakt, maar gebaseerd wordt op wat er in de samenleving en in Europa leeft.

Om te komen tot een breed gedragen Nederlandse inzet wordt er bij de vormgeving van het programma met de betrokkenen gesproken over de te kiezen, en uiteindelijk ook over de gekozen insteek. Sociale Partners, NGO’s op het terrein van SZW, de Europese Commissie, de andere lidstaten en kandidaat-lidstaten worden op deze wijze betrokken bij het programma. Deze betrokkenheid wordt gerealiseerd in de beginfase, maar ook bij de vormgeving van elke conferentie van het voorzitterschapsprogramma.

Hoofdlijnen van het programma

In juli start het Nederlandse voorzitterschap op SZW-terrein met een Informele Sociale Raad te Maastricht. Tijdens deze Raad willen Nederland een eerste inventarisatie maken op politiek niveau van de uitdagingen voor de sociale beleidsagenda. Aan deze Informele Raad gaat een Troika ontmoeting vooraf met de Sociale partners en een ontmoeting van het Voorzitterschap met de NGO’s.

Daarna wordt er in expert-conferenties gedurende de maanden september en oktober gediscussieerd over de meeste dossiers van de sociale beleidsagenda, onder meer participatie en sociale cohesie, gelijke kansen en integratie, arbeidsrecht, arbeidsveiligheid en gezondheid, armoede en sociale insluiting.

Deze expertconferenties werken elk voor zich toe naar enkele conclusies over de toekomstige uitdagingen op dat specifieke terrein.

De uitkomsten van al deze conferenties en de uitkomst van de Informele Sociale Raad komen aan de orde tijdens de centrale voorzitterschapsconferentie op 11, 12 en 13 november 2004. Nederland heeft daarbij als inzet om samen met de Ministers en de nieuwe Europese Commissaris, die per 1 november 2004 formeel benoemd zal zijn, de grootste uitdagingen voor de nieuwe sociale beleidsagenda te identificeren en te verwoorden in enkele conclusies.

Conclusie

Nederland wil met deze conclusies een bijdrage te leveren aan de kaders van een door 25 lidstaten en de Europese Commissie gedragen sociale beleidsagenda, die de lidstaten helpt om de doelstellingen van Lissabon te realiseren: een hoge participatiegraad en een versterkte sociale cohesie.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.