Omgevingslawaai - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
Documentdatum | 11-10-2000 |
---|---|
Publicatiedatum | 07-04-2009 |
Kenmerk | 22112, 169, 1 |
Titel
Voorstel
voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de evaluatie en beheersing van omgevingslawaai
Datum Raadsdoc
9 augustus 2000
nr. Raadsdocument
10862/00, 2000/0194 (COD)
nr. Commissie-document
COM (2000)468 def.
Eerstverantwoordelijk Ministerie
VROM i.o.m. EZ, V&W, BZK
Behandelingstraject in Brussel
Het voorstel wordt behandeld in de Raadswerkgroep Milieu en is geagendeerd voor de Milieuraad van 10 oktober aanstaande
Consequenties voor EG-begroting in Euro
's (per jaar): Gemiddeld 1,5 M /jaar (dat is het plafond dat de Commissie aangeeft voor de jaren n+3 t/m n+5)
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
De richtlijn beoogt het geluidbeleid in de EU te harmoniseren en te structureren. Daartoe zijn de volgende bepalingen opgenomen:
-
·harmonisatie van geluidmaten
-
·harmonisatie van reken- en meetmethoden
-
·verplichting tot het maken van geluidkaarten voor stedelijke gebieden en voor grote infrastructurele voorzieningen.
-
·verplichting tot het maken van aktieplannen
-
·rapportage van de uitkomsten van de kartering aan de EEA
-
·de Commissie kan voorstellen doen voor een effectiever geluidbeleid met het oog op bestrijding van geluid aan de bron De Commissie geeft aan dat normstelling voor omgevingsgeluid op EU niveau in deze fase niet is voorzien, maar laat de mogelijkheid open dit in een volgende fase wel te doen.
Rechtsbasis van het voorstel
artikel 175, lid 1
Subsidiariteitstoets, proportionaliteit en deregulering: Positief. De verplichtingen in het voorstel t.a.v. harmonisatie van geluidsmaten, reken- en meetmethoden vragen bij uitstek een Europese aanpak; de uitvoering wordt gelegd bij de competente autoriteiten binnen de lidstaten. Geluidhinder is een probleem dat vooral op het lokale niveau tot uiting komt. Dat betekent echter geenszins dat geluidbeleid uitsluitend een zaak is van het lokale bestuur. Aanpak van geluidsproblematiek vraagt een concrete aanpak op alle bestuurlijke niveaus. Op EU niveau gaat het daarbij om twee aspecten, namelijk de produkteisen (bijvoorbeeld aan voertuigen, banden, vliegtuigen etc.) en het aandragen van methoden en instrumenten die noodzakelijk zijn voor een doeltreffend en doelmatig geluidbeleid. Deze richtlijn heeft vooral betrekking op het tweede aspect. De richtlijn verwijst ook naar het in de toekomst opstellen van streefwaarden voor omgevingsgeluid op EU niveau. Nederland acht die echter in strijd met het subsidiariteitsbeginsel.
Nederlandse belangen
Nederland heeft een aktieve rol gespeeld bij de voorbereiding van de richtlijn (o.m. in de werkgroepen die de Commissie adviseren over de verschillende aspecten van het geluidprobleem). Het is thans niet mogelijk om de toestand met betrekking tot omgevingsgeluid in verschillende Europese landen met elkaar te vergelijken vanwege verschillen in methodiek; in het verlengde daarvan is het niet goed mogelijk om maatregelen inzake geluidsbronnen met elkaar te vergelijken, b.v. inzake vliegtuiglawaai rond luchthavens. Dit gebrek aan basiskennis en aan vergelijkbare methoden belemmert ook het tot stand komen van een ambitieus programma van Europese maatregelen inzake geluidsbronnen zoals motorvoertuigen, banden, spoorwagons en vliegtuigen. Versterkte aanpak van die bronnen is noodzakelijk gezien de hardnekkigheid van de geluidhinder door verkeer en vervoer. Vanuit die achtergrond kan het voorstel worden verwelkomd. Vooruitlopend op de richtlijn is besloten in het nieuwe normenstelsel voor Schiphol gebruik te maken van de voorgestelde Europese dosismaten.
Het voorstel stelt wel een dilemma tussen een Europese en een strikt Nederlandse benadering. In veel Europese landen is het geluidbeleid slecht ontwikkeld en ontbreekt een beleidskader. In Nederland is het beleid een fase verder en richt de discussie zich op het vervangen van de huidige strakke wetgeving door meer beleidsvrijheid aan de gemeenten en provincies (behalve voor rijksobjecten). In dit voorstel worden daarentegen specifieke verplichtingen opgelegd voor het maken van geluidkaarten, actieplannen en rapportages. Tevens is in het voorstel voorzien dat er in een volgende fase Europese normen voor omgevingsgeluid kunnen komen. Met name ten opzichte van dat laatste zal de wenselijkheid bezien moeten worden vanuit de Nederlandse beleidsontwikkeling in het kader van MIG (Modernisering Instrumentarium Geluidhinder). Voorts zal de detaillering van de voorschriften niet verder moeten gaan dan noodzakelijk is voor een geharmoniseerde rapportage.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid cq decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG):
In het algemeen zal gezorgd moeten worden voor afstemming met de Wet geluidhinder en MIG. De Richtlijn zal moeten worden betrokken bij de nu ophanden zijnde wijziging van de Wet Geluidhinder/Wet Milieubeheer en de Luchtvaartwet. Het huidige voorstel lijkt voor Nederland beperkte consequenties te hebben, maar dat is momenteel nog niet duidelijk. Een en ander is afhankelijk van de in ontwikkeling zijnde MIG en de rapportageverplichtingen die voortvloeien uit de richtlijn.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure
De besluitvormingsprocedure is gekwalificeerde meerderheid, met co-decisie voor het Europees Parlement.
11 okt '00 |
Brief staatssecretaris met fiches, opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC) - Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie |
Buitenlandse Zaken (BUZA) 22112, nr. 169 |