Richtlijn beheer afval winningsindustrieën - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
Documentdatum | 21-08-2003 |
---|---|
Publicatiedatum | 07-04-2009 |
Kenmerk | 22112, 282, 14 |
Titel
Voorstel
voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het beheer van afval van de winningsindustrieën
Datum Raadsdocument
5 juni 2003
Nr Raadsdocument
10143/03
Nr. Commissiedocument
COM(2003)319 def
Eerstverantwoordelijk ministerie
EZ i.o.m. VROM, BZK
Behandelingstraject in Brussel
Nog niet bekend
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel
Deze richtlijn is opgesteld om het afval dat ontstaat bij winning van mineralen goed te reguleren. Aanleiding hiervoor is een aantal ongelukken dat de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden met dammen die om bassins waren gelegd en met afvalbergen. Het afval dat vrijkomt bij de winning van mineralen bestaat voornamelijk uit materialen die moeten worden verwijderd om toegang te krijgen tot het mineraal, zoals bovengrond, deklaag en afvalgesteente, alsook residuen die achterblijven nadat de mineralen grotendeels uit het erts zijn gehaald. Naar schatting vormt dergelijk afval, met een jaarlijkse omvang van meer dan 400 miljoen ton, circa 29% van de totale hoeveelheid afval die elk jaar in de EU wordt geproduceerd.
Een gedeelte van dit afval, met name het afval dat vrijkomt bij de non-ferrometaalmijnbouw, kan grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen bevatten, zoals zware metalen. In veel gevallen worden residuen op afvalbergen of in grote bassins opgeslagen, waarin ze worden vastgehouden door middel van dammen.
Het instorten van dammen of afvalbergen kan ernstige gevolgen hebben voor het milieu en de volksgezondheid en veiligheid. Deze effecten kunnen ernstige gevolgen voor het milieu en sociaal-economische gevolgen hebben, waarvan de aanpak door middel van herstelmaatregelen bijzonder lastig en duur kan zijn. Afval van de winningsindustrieën moet derhalve goed worden beheerd om met name de stabiliteit van de stortvoorzieningen op de lange termijn te verzekeren en het eventuele lekken van zware metalen te voorkomen of tot een minimum te beperken.
In Nederland heeft deze richtlijn betrekking op de olie/gas- en zoutindustrie. Bovenstaand afval en de daarmee samenhangende ongelukken komen bij de Nederlandse industrie eigenlijk niet voor. De richtlijn lijkt vooral te zijn geschreven met het oog op het afval dat vrijkomt bij bijvoorbeeld de metaalmijnen en bruinkoolmijnen.
De Richtlijn schrijft voor dat de bedrijven die onder de richtlijn vallen voor bepaalde categorieën van afval een afvalbeheersplan zullen moeten opstellen (en dus de daaruit voortvloeiende maatregelen moeten nemen). Daarnaast zullen de bedrijven maatregelen moeten nemen om de veiligheid van afvalbeheervoorzieningen te garanderen (beleid ter preventie zware ongevallen, veiligheidsbeheersysteem en informatieverschaffing aan het publiek).
Rechtsbasis van het voorstel
175 lid 1 EG-verdrag
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: gekwalificeerde meerheidsbesluitvorming; EP: co-decisieprocedure (art.251 EG-verdrag)
Instelling nieuw Comitologie-comité
nee
Subsidiariteit en proportionaliteit
Subsidiariteit
Positief: in verband met het op Europees niveau bewerkstelligen van regels t.a.v. afval van de mineralenindustrie teneinde grote milieurampen te voorkomen die grensoverschrijdend kunnen zijn. Bovendien zorgen communautaire voorschriften voor gelijke voorwaarden voor alle bedrijven in de EU.
Proportionaliteit
Twijfelachtig: richtlijn schrijft redelijk gedetailleerd voor wat lidstaten en vooral op welke wijze lidstaten het moeten regelen. In artikel 5 van de richtlijn wordt uitvoerig aangegeven wat in het afvalbeheersplan moet worden opgenomen door de industrie. Hier is weinig ruimte gelaten voor eigen invulling, ook al gaat het om minimale vereisten.
Consequenties voor de EU-begroting
geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger
Dit voorstel heeft gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Het gaat hier om een relatief kleine groep bedrijven, momenteel zijn in de olie/gas- en zoutindustrie 16 bedrijven actief. Indien deze bedrijven een afvalbeheersplan en beleid ter voorkoming van zware ongevallen voor afval moeten opstellen betekent dat een verzwaring van de administratieve lasten.
Daarnaast zullen nationale overheden regelgevings-, inspectie- en handhavingssystemen moeten creëren (of aanpassen) die controleren of bedrijven voldoen aan de verplichtingen die deze richtlijn vastlegt. Het grootste deel van de extra kosten voor overheden zou kunnen betreffen het in dienst hebben van extra technisch en administratief personeel. Gezien de beperkte relevantie van de voorschriften voor de Nederlandse situatie, is het niet de verwachting dat het voorstel financiële dan wel personele consequenties heeft voor de rijksoverheid en/of decentrale overheden.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering)
De Nederlandse wetgeving (Wet milieubeheer en/of Mijnbouwwet) zal op enkele punten (bijv. afvalbeheersplan voor de mijnbouwindustrie) mogelijk aanpassing behoeven, afhankelijk van de uiteindelijke scope van de richtlijn (zie onder NL belangen, enz).
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Uiterlijk 18 maanden na inwerkingtreding van de richtlijn dienen de lidstaten de bepalingen die zijn vastgesteld om aan de richtlijn te voldoen, toe te passen. Deze termijn zal voor Nederland geen problemen opleveren.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling
De Nederlandse winningindustrie bestaat concreet uit de olie/gas- en zoutsector. Het Richtlijnvoorstel lijkt in deze vorm echter op de Nederlandse industrie in de praktijk geen invloed te hebben, mits de uitzonderingen genoemd in de richtlijn niet veranderd worden.
Normaal gesproken wordt afval afkomstig van bovengenoemde industrie afgevoerd naar externe afvallocaties (bijv. stortlocaties) en daarop is de richtlijn niet van toepassing (art 2 onderdeel d). De enige afvalstromen die door de industrie zelf worden opgeslagen zijn:
-
-productiewater (herinjectie bij olie/gasindustrie)
-
-kalk (terugvoeren naar caverne bij zoutindustrie).
Het is niet geheel duidelijk of de Richtlijn ook van toepassing is op deze twee afvalstromen. De richtlijn spreekt bij afvalvoorziening van een terrein dat is aangewezen voor het verzamelen of storten van afval. Productiewater en kalk wordt in de diepe ondergrond teruggevoerd. De vraag is of onder het begrip terrein ook de diepe ondergrond wordt verstaan. De injectie van deze stromen wordt in Nederland door middel van verschillende toetsen en ontheffingen geregeld. Hierbij zijn verschillende overheden (zowel rijksoverheid als provincie) betrokken. Nederland geeft er de voorkeur aan niet nog meer regels voor deze afvalstromen te stellen. Bovendien is er met deze stromen nauwelijks risico op grootschalige milieuverontreiniging; dit in tegenstelling tot het afval van de winningindustrieën waar deze richtlijn zich met name op richt. De verplichting tot het opstellen van een beheersplan ten aanzien van deze twee stromingen (productiewater en kalk) zou daarom buitenproportioneel en niet wenselijk zijn.