Gemeenschap - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
Documentdatum | 08-07-2004 |
---|---|
Publicatiedatum | 07-04-2009 |
Kenmerk | 22112, 330, 1 |
Titel
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van
Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling
van de spoorwegen in de Gemeenschap
Datum Raadsdocument
8 maart 2004
Nr Raadsdocument
7 147/04
Nr. Commissiedocument
COM(04)139
Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Verkeer en Waterstaat i.o.m. JUS, FIN, EZ, BZ en VROM
Behandelingstraject in Brussel
Raadswerkgroep Landtransport, Vervoer
Telecommunicatie en Energie-Raad.
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel
De Commissie constateert een afname in de internationale treindiensten
in Europa, met name vanwege de concurrentie door goedkope luchtvaart-
maatschappijen. Op grond hiervan meent de Commissie dat het noodza-
kelijk is om nieuwe initiatieven te stimuleren door concurrentie tussen
spoorwegondernemingen te introduceren. Op grond van richtlijn 91/440 is
het nu reeds mogelijk voor spoorvervoerders om in andere landen inter-
nationale personenvervoerdiensten te verrichten. Het moet dan wel gaan
om een samenwerkingsverband van twee spoorwegondernemingen uit
de betreffende landen. Een dergelijke dienst kan echter niet worden
gecombineerd met binnenlandse passagiers (cabotage).
Het bestaan van deze mogelijkheid sinds 1991 heeft echter nauwelijks
geleid tot de introductie van nieuwe internationale spoorvervoerdiensten.
De Commissie beoogt met het onderliggende voorstel het opzetten van
een concurrerende internationale dienst aantrekkelijker te maken.
Het voorstel breidt de mogelijkheid om internationale diensten op te
zetten uit tot alle spoorwegondernemingen in plaats van samenwerkings-
verbanden. Bovendien introduceert het de mogelijkheid om binnenlandse
reizigers mee te nemen in internationale treinen (cabotage). Daarbij heeft
de Commissie een toelatingscriterium opgesteld waarmee zij bestaande
openbare dienstcontracten beoogt te beschermen.
Rechtsbasis van het voorstel
Art. 71 EG
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Co-decisie
Instelling nieuw Comitologie-comité
n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit
Subsidiariteit
negatief. Nederland erkent dat het gewenst is dat de
Commissie regels kan stellen voor het internationale spoorvervoer. In dit
voorstel
introduceert de Commissie echter een koppeling waardoor natio-
naal en internationaal personenvervoer in elkaar gaan overlopen. De
vraag op welke wijze de binnenlandse markt voor personenvervoer per
spoor moet worden geordend acht Nederland een nationale aangelegen-
heid. Het is niet gewenst dat de EU voor dit aspect regels stelt.
Proportionaliteit
positief. Gelet op het doel van de richtlijn, het verhogen
van de concurrentiemogelijkheden in het internationale personenvervoer
per spoor, is een richtlijn het geëigende middel.
Consequenties voor de EU-begroting
Geen.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de
rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
Mocht het voorstel ongewijzigd worden aangenomen dan heeft dit conse-
quenties voor de marktordening van het personenvervoer per spoor. Het
moeten toelaten van andere vervoerders (cabotage) zal tot een grotere
coördinatielast leiden bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en bij
inframanager Prorail. Volgens een eerste schatting zouden hier enkele
fte's mee kunnen zijn gemoeid. Bestaande vervoerders die een exclusieve
concessie bezitten voor binnenlands vervoer (met name NS en High
Speed Alliance) worden geconfronteerd met inbreuken hierop door inter-
nationale vervoerders, en zouden kunnen verzoeken om herziening van
hun (financiële) concessieafspraken. De omvang van de effecten is sterk
afhankelijk van de toetredingsbereidheid van nieuwe bedrijven en
derhalve moeilijk te kwantificeren. Budgettaire consequenties komen ten
laste van het verantwoordelijke beleidsdepartement.
Ter illustratie kan worden vermeld dat het aantal reizigerskilometers afge-
nomen via NS Internationaal in 2003 ongeveer 4,7% van het totaal aantal
reizigerskilometers van NS bedroeg. De omzet van internationale trein-
tickets in Nederland laat sinds 2001 een dalende tendens zien. De
verwachting is wel dat de opening van de hogesnelheidslijn een stijging
van de vraag naar internationale treinreizen tot gevolg zal hebben.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid,
(infor-
matie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige
bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en
handhaving en/of sanctionering):
Aanpassing van de Wet personenvervoer 2000; grotere toezichtinspanning
Vervoerkamer Nma
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde
datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met
commentaar t.a.v. haalbaarheid:
Implementatietermijn: 18 maanden na vaststelling Lijkt haalbaar gelet op
de datum van inwerkingtreding.
Voorgestelde datum inwerkingtreding: 1 januari 2010
Consequenties voor ontwikkelingslanden
Geen.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling
Het Nederlandse beleid voor de marktordening van het personenvervoer
per spoor gaat uit van exclusieve bediening van een concessiegebied
door één personenvervoerder. Onder andere in de nota De derde eeuw
spoor (Kamerstukken II, 19981999, nr 26 464) is deze keuze nader beargu-
menteerd. De belangrijkste argumenten voor deze keuze zijn:
-
-Het Nederlandse netwerk kent een complexe samenhang en veel, dicht
bij elkaar gelegen stations. Eén vervoerder is beter in staat om in een
dergelijk netwerk het vervoer en de samenhang daartussen te optima-
liseren. De samenhang in het netwerk zal minder tot zijn recht komen
bij concurrentie op het spoor. Daarnaast zal de betrouwbaarheid van
het netwerk gebaat zijn bij een situatie met één vervoerder.
-
-In het buitenland is nog weinig ervaring opgedaan met marktordening
waarbij meerdere vervoerders op hetzelfde spoor personenvervoer
verzorgen.
-
-Onderzoek van de OESO naar de herstructurering van de spoorweg-
sector in een aantal landen heeft uitgewezen dat de pogingen om
concurrentie op het spoor te realiseren tot 1998 waren mislukt.
-
-Het reizigersvervoer per spoor heeft een belangrijke rol in het verkeers-
en vervoerbeleid. De situatie van één vervoerder op een netwerk biedt
meer mogelijkheden tot het stellen van voorwaarden aan de gewenste
vervoersvoorziening dan concurrentie op het spoor.
-
-De implementatie van concurrentie op het spoor is zeer gecompliceerd
vanwege de noodzakelijke overgangsrechten voor een «zachte
landing» van de zittende vervoerders.
-
-De bestuurs- en beheerslast voor de overheid zal geringer zijn wanneer
één vervoerder het vervoer verzorgt op een netwerk.
In 2003 is door het Nederlandse parlement de Concessiewet personenver-
voer per trein aangenomen. Deze wet legt, in lijn met het bovenstaande,
de keuze vast voor een stelsel van marktordening door middel van exclu-
sieve concessies. Het vervoer op de hogesnelheidslijn is door Nederland
reeds via een Europese aanbestedingsprocedure gegund aan HSA voor
een periode van vijftien jaar. Daarnaast heeft Nederland reeds geruime
tijd geleden een begin gemaakt met de aanbesteding van regionale spoor-
concessies. Voor het vervoer op het hoofdrailnet zal een exclusieve
concessie met een looptijd tot 2015 worden verleend aan de NS.
Het onderhavige voorstel van de Commissie heeft tot gevolg dat, onder
voorwaarden, buitenlandse vervoerders moet worden toegestaan om ook
binnenlands vervoer te kunnen aanbieden (cabotagevervoer). Dit leidt tot
de situatie dat meerdere vervoerders op hetzelfde traject personenvervoer
kunnen verrichten. Een trein die al net over de grens zou starten, bijvoor-
beeld in Antwerpen, en naar Amsterdam rijdt, heeft dan de volledige
vrijheid om alle stations op dit traject te bedienen. Dit raakt de bestaande
concessies van NS en HSA alsmede de regionale spoorconcessies. De
ontwerprichtlijn heeft zowel betrekking op hogesnelheidsspoor als op
conventioneel spoor.
Het uitgangspunt van concurrentie op het spoor, zoals dat wordt voorge-
steld in deze richtlijn is strijdig met het systeem van de Concessiewet, dat
uitgaat van de aanbesteding van exclusieve concessies. Nederland houdt
vast aan de uitgangspunten van de Concessiewet en acht dit voorstel dan
ook niet gewenst.