Verordening betreffende rechten en verplichtingen reizigers inter- nationale treinverkeer - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
Documentdatum | 08-07-2004 |
---|---|
Publicatiedatum | 07-04-2009 |
Kenmerk | 22112, 330, 3 |
Titel
Voorstel
voor een verordening van het Europees Parlement en de
Raad betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in
het internationale treinverkeer
Datum Raadsdocument
8 maart 2004
Nr Raadsdocument
7 149/04
Nr. Commissiedocument
COM(2004)143
Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Verkeer en Waterstaat i.o.m. JUS, FIN, EZ, VROM en BZ
Behandelingstraject in Brussel
Raadswerkgroep Landtransport, Vervoer, Telecommunicatie en Energie-
Raad.
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel
De Commissie constateert een afname in de internationale treindiensten
in Europa, met name vanwege de concurrentie door goedkope luchtvaart-
maatschappijen. De Commissie acht het noodzakelijk de kwaliteit van deze
diensten te verbeteren door middel van de voorliggende verordening. Het
voorstel
omvat een pakket regels voor het versterken en verbeteren van
de rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale spoor-
vervoer.
Het voorstel bevat onder meer regels over de beschikbaarheid van infor-
matie, het sluiten van de vervoerovereenkomst, de aansprakelijkheid van
spoorwegondernemingen, schadevergoeding aan de reiziger, vergoeding
in geval van vertraging, het vervoer van personen met verminderde mobi-
liteit, de kwaliteit van de vervoerdienst en de afhandeling van klachten.
Rechtsbasis van het voorstel
Art. 71 EG-Verdrag
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Co-decisie proce-
dure
Instelling nieuw Comitologie-comité
n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit
Subsidiariteit
gematigd positief. Indien het voor bepaalde onderwerpen
nodig is dat de overheid regels aan het internationale spoorvervoer stelt,
ligt een aanpak op Europees of internationaal niveau voor de hand. Hierbij
is overigens op te merken dat Nederland het van belang acht dat daarbij
eerst de mogelijkheden die het COTIF (Covention relative aux transports
internationaux ferroviaires) biedt, ten volle worden benut.
Proportionaliteit
positief. Een verordening lijkt het geëigende middel om
te bereiken dat in alle lidstaten spoorbedrijven aan dezelfde eisen voldoen
en daar geen divergentie tussen is.
Consequenties voor de EU-begroting
Geen.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de
rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
Een eerste beschouwing van het voorstel en raadpleging van NS laat zien
dat het voorstel aanzienlijke administratieve lasten voor internationale
spoorvervoerders met zich mee brengt. De Europese spoorvervoerders
werken op dit moment gezamenlijk aan een globale indicatie van de
hoogte van deze lasten. Ter illustratie kan worden vermeld dat het aantal
reizigerskilometers afgenomen via NS Internationaal in 2003 ongeveer
4,7% van het totaal aantal reizigerskilometers van NS bedroeg. De omzet
van internationale treintickets in Nederland laat sinds 2001 een dalende
tendens zien. De verwachting is wel dat de opening van de hogesnel-
heidslijn een stijging van de vraag naar internationale treinreizen tot
gevolg zal hebben.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid,
(infor-
matie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige
bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en
handhaving en/of sanctionering):
Volgens het voorstel dient er een nationale instantie te worden aange-
wezen die onafhankelijk toezicht houdt op de uitvoering van de verorde-
ning.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde
datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met
commentaar t.a.v. haalbaarheid:
20 dagen na publicatiedatum; voorgesteld tijdpad nog niet bekend.
Consequenties voor ontwikkelingslanden
Geen.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling
Het Nederlandse beleid gaat uit van een geringe bemoeienis van de over-
heid met het internationale personenvervoer per spoor. Nederland
beschouwt dit vervoer als een activiteit, die op commerciële basis moet
concurreren met andere modaliteiten, zoals het vliegverkeer of het inter-
nationale busvervoer. Voor het vliegverkeer is in februari 2004 een richtlijn
vastgesteld waarin een aantal passagiersrechten rond instapweigering,
annulering en vertraging is geregeld.
Een eerste beschouwing leert dat dit een complex voorstel betreft door de
hoeveelheid van onderwerpen en het feit dat veel onderwerpen al op
andere plaatsen zijn geregeld. Het voorstel heeft raakpunten met het
nationale aansprakelijkheidsrecht, het nationale vervoersrecht en het
bestaande systeem van klachtenafhandeling in de Wet personenvervoer.
In internationaal verband heeft Nederland de COTIF gecodificeerd. Boven-
dien zijn veel van de onderwerpen al geregeld door de sector zelf, al dan
niet door middel van gezamenlijke afspraken tussen vervoerders uit
verschillende landen. De sector heeft naar aanleiding van de opmerkingen
van de Commissie over de gebrekkige kwaliteit van de dienstverlening het
initiatief genomen om e.e.a. nader uit te werken in een handvest.
Daarnaast zijn in de concessie met HSA afspraken vastgelegd over diverse
onderwerpen uit de verordening.
Aandacht verdient de situatie waarbij een internationale treinreiziger
gedurende zijn reis gebruik maakt van een binnenlandse trein, waarbij de
situatie zou kunnen ontstaan dat voor verschillende reizigers in dezelfde
trein verschillende rechtsregimes gelden.
Er zal per onderwerp zorgvuldig moeten worden gekeken naar de nood-
zaak en de mate waarin het opstellen van EU regels nodig is. Gelet op de
voorziene administratieve lasten voor de vervoerders is een kosten-baten
analyse daarbij noodzakelijk. Tevens zal het belang voor de reiziger van
voldoende transparantie over zijn rechtspositie daarbij moeten worden
meegewogen. Voor dit laatste is tevens van belang dat de betreffende
informatie voldoende toegankelijk is. Ook is een grondige juridische
analyse noodzakelijk naar de relatie met het COTIF, het nationale recht en
bestaande concessieafspraken. Op basis van al deze elementen kan
vervolgens een nader standpunt worden ingenomen.