Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende de voortgang bij de uitvoering het Zevende Kaderprogramma voor Onderzoek van de EU {SEC(2009) 589}

1.

Tekst

Belangrijke juridische mededeling

|

2.

52009DC0209

[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 29.4.2009

COM(2009) 209 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

betreffende de voortgang bij de uitvoering het Zevende Kaderprogramma voor Onderzoek van de EU

{SEC(2009) 589}

  • 1. 
    Inleiding

Wetenschappelijk onderzoek drijft de productie en exploitatie van kennis, genereert ideeën en oplossingen die economische groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid bevorderen en helpt langetermijnuitdagingen, zoals klimaatverandering en vergrijzing van de bevolking, aan te pakken. De algemene doelstelling van het Zevende Kaderprogramma voor Onderzoek[1] (KP7) is bij te dragen tot de totstandbrenging van de Europese Onderzoeksruimte, een Europese interne markt voor onderzoekers, wetenschappelijke kennis en technologie, die de wetenschappelijke en technologische excellentie bevordert door de concurrentie aan te zwengelen, de onderzoeksactiviteiten meer te coördineren en de programma’s en beleidslijnen op grote maatschappelijke uitdagingen toe te spitsen. KP7, waarvan de wetenschappelijke en technologische prioriteiten op duurzame ontwikkeling gericht zijn, is van centraal belang voor de uitvoering van de Lissabonstrategie, de ondersteuning van Europa’s duurzame groei in een geglobaliseerde economie en de transformatie ervan in een dynamische en koolstofarme kenniseconomie die op maatschappelijke uitdagingen inspeelt.

De langetermijnuitdagingen waarmee we vóór de crisis werden geconfronteerd, zijn niet verdwenen en de strategische Lissabondoelstellingen gelden meer dan ooit. Het is tijd om de uitgaven voor onderzoek en innovatie te verhogen, niet te verlagen.

In dit verslag wordt de voortgang bij de uitvoering van KP7 beoordeeld en wordt nagegaan wat nog moet worden gedaan om de oorspronkelijke doestellingen ervan ten volle te realiseren. Met het verslag wordt voldaan aan een wettelijke verplichting van het EG-KP7-Besluit[2] en wordt een basis gelegd voor de tussentijdse evaluatie van het programma in 2010[3]. In het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie worden nadere bijzonderheden over de behandelde onderwerpen verstrekt.

  • 2. 
    De start van een ambitieuze en complexe onderneming

KP7 heeft een veel grotere omvang en reikwijdte dan zijn voorganger KP6. Het combineert continuïteit met nieuwheid. Beproefde onderdelen van KP6, zoals de Marie Curie-beurzen, ondersteuning van Europese onderzoeksinfrastructuren en Euratomactiviteiten en de financiering van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO), die robuuste en onafhankelijke wetenschappelijke en technische ondersteuning van EU-beleid levert, worden voortgezet. Tegelijk komt KP7 met nieuwigheden en radicale innovaties op het stuk van zowel inhoud als uitvoering, hetgeen vereenvoudiging en veranderingen in het beheer vereist.

De feiten voor 2007 en 2008 duiden erop dat KP7 een goede start heeft gekend:

  • Blijkens de respons van de wetenschappelijke gemeenschap op de oproepen tot het indienen van voorstellen van KP7 is de vraag naar communautair onderzoek hoog. Er werden bijna 36.000 voorstellen ontvangen en meer dan 5.500 voorstellen voor financiering geselecteerd. De totale participatiegraad bedraagt, rekening houdend met tweefasige aanvraagprocedures, 21,7 %.
  • De kwaliteit van de beoordelingsprocedure wordt erkend: 91% van de beoordelaars verklaarde dat de kwaliteit van het beoordelingsproces leek op of beter was dan nationale beoordelingen waaraan zij deelnamen.

De nieuwe aanpak met KP7 lijkt te renderen:

  • Het succes van de Europese Onderzoeksraad blijkt uit de meer dan 11.000 voorstellen die voor de eerste oproep werden ontvangen. Als gevolg van de eerste oproepen in het kader van de regelingen ERC-subsidies voor starters en ERC-subsidies voor gevorderden zijn in prestigieuze onderzoeksinstellingen over heel Europa al meer dan 500 projecten voor grensverleggend onderzoek van start gegaan.
  • Er zijn uit hoofde van artikel 171 van het EG-Verdrag vijf grootschalige publiek-private partnerschappen – Gezamenlijke Technologie-initiatieven (JTI’s) – opgezet, elk als onafhankelijke juridische entiteit: het gaat om de JTI’s voor Innovatieve geneesmiddelen (IMI), Ingebedde computersystemen (ARTEMIS), Clean Sky, Nano-elektronica (ENIAC) en Brandstofcellen en waterstof (FCH). ARTEMIS en ENIAC hebben projecten uit hun eerste oproep opgestart en hebben zonet hun tweede oproep gepubliceerd. De andere JTI’s hebben hun eerste oproep gelanceerd en de beoordeling en selectie van de projecten hiervoor is aan de gang.
  • De vraag naar de Risicodelende Financieringsfaciliteit (RSFF) was hoog sinds het van start gaan ervan in juni 2007: er werden 30 RSFF-transacties goedgekeurd en de waarde van de ondertekende leningen bedroeg begin 2009 2 miljard euro.
  • Er werden twee agentschappen – het Uitvoerend Agentschap onderzoek en het Uitvoerend Agentschap ERC – opgericht om te zorgen voor een efficiënt beheer van een continu groeiend KP7-budget zonder dat dit gepaard ging met directe personeelsuitbreidingen bij de Commissie.
  • Er is vooruitgang gemaakt in het vereenvoudigen van deelname aan KP7: door de oprichting van een nieuw garantiefonds zijn de meeste financiële-levensvatbaarheidscontroles vooraf nu achterhaald; dankzij een algemene registratiefaciliteit is eenmalige indiening van juridische documenten en auditcertificaten mogelijk en controles vooraf van de financiële geschiktheid zijn in vergelijking met KP6 met een factor tien verminderd.

Een aantal kwesties verdient verdere aandacht en reflectie:

  • De aangepaste totale deelnamegraad voor kmo’s aan geselecteerde voorstellen in het kader van de specifieke programma’s “Samenwerking” en “Capaciteiten” ligt in termen van gevraagde EG-bijdrage rond de 11%.
  • Het feit dat de KP7-participatiegraad voor de meeste nieuwe lidstaten beneden het gemiddelde ligt, wordt gecompenseerd door hogere financiële bijdragen: EU12-deelnemers kregen bijna 5% van de totale gevraagde KP7-bijdrage, vergeleken met een aandeel van 2,8% van EU12 in de totale interne O&O-uitgaven van EU27.
  • 3. 
    Voortgang bij de verwezenlijking van de KP7 -DOELSTELLINGEN

3.1 Totstandbrenging van de Europese Onderzoeksruimte

In december 2008 hebben de lidstaten hun gezamenlijke visie op de Europese Onderzoeksruimte (EOR) in 2020 aangenomen[4]. Via het "Ljubljanaproces" hebben ze zich ertoe verbonden in onderling partnerschap en met de Commissie samen te werken om deze visie te realiseren. De EOR-visie is gericht op het vaststellen van de juiste voorwaarden en stimuleringsmaatregelen voor het aantrekken van investeringen in onderzoek en O&O met een hoog effect die door gezonde concurrentie voor excellentie, met name tussen onderzoekers, te bevorderen toegevoegde waarde creëren, het vrije verkeer van onderzoekers, wetenschappelijke kennis en technologie (“vijfde vrijheid”) mogelijk maken en de coördinatie tussen onderzoeksfinanciers en samenwerking tussen industrie en academische wereld ondersteunen.

KP7 fungeert als katalysator bij de inspanningen voor de totstandbrenging van de EOR door middel van 4 specifieke programma’s die elk een specifieke opdracht hebben:

Programma SAMENWERKING: verwerven van EU-leiderschap op essentiële W&T-gebieden door ondersteuning van O&O-samenwerking en open innovatie

De instrumenten voor collaboratief onderzoek van het programma Samenwerking stellen de industrie en de academische wereld in staat samen te werken in een omgeving van “open innovatie” en bij te dragen tot het vrije verkeer van kennis en technologieën. De Europese toegevoegde waarde en structurerende effecten met betrekking tot de EOR zijn, los van de omvang en de reikwijdte van het instrument, doorslaggevende criteria voor het kiezen van prioritaire thema’s. Hoewel meer kleinschalige O&O-projecten voor individuele onderzoeksteams of specifieke beleidsbehoeften nuttig kunnen zijn, is in verband met KP7 de noodzaak erkend van een meer strategische aanpak om leiderschap op het gebied van wetenschap en technologie te verwerven en de EOR te structureren en is in dat verband op ruimere programma’s en strategische initiatieven met een grotere draagwijdte en kritische massa overgestapt: de “Gezamenlijke Technologie-initiatieven” (JTI’s) en publiek-private partnerschappen, zogenaamde initiatieven op basis van artikel 169, waarmee de EU aan gezamenlijk door de lidstaten ondernomen O&O-programma’s deelneemt.

JTI’s belichamen een innovatieve aanpak van publiek-private partnerschappen, maar de instelling ervan als “communautair orgaan” was een lang en langdradig proces. Het is te vroeg om uit te maken of JTI’s het verwachte effect hebben en het technologisch leiderschap op essentiële gebieden hebben bevorderd, maar in de toekomst in een eenvoudiger kader lijken ze veelbelovend als hefboom van investeringen in EU-onderzoek. Binnen het raam van KP7 werden drie nieuwe artikel 169-initiatieven opgestart: Ambient Assisted Living (AAL), EUROSTARS[5] en Europees programma inzake onderzoek op het gebied van metrologie (EMRP). Rekening houdend met de ervaring en lering uit het eerste artikel 169-initiatief in het kader van KP6, het Partnerschap voor klinische proeven tussen Europese en ontwikkelingslanden (EDCTP), en voortbouwend op de ERA-NET-regelingen bewijzen dergelijke gemeenschappelijke inspanningen tussen nationale programma’s momenteel hun waarde, mede met het oog op mogelijke toekomstige initiatieven om gezamenlijk programma’s uit te voeren.

Programma IDEEËN: Stimuleren van creativiteit en excellentie van Europees onderzoek

De Europese Onderzoeksraad is een zeer zichtbare en invloedrijke component van de Europese Onderzoeksruimte geworden. Met een budget van ruwweg 7,5 miljard euro over een periode van 7 jaar zorgt hij voor stabiele ondersteuning van grensverleggend onderzoek in Europa dankzij een kritische massa die alleen op EU-niveau te bereiken is. Ter erkenning van de voordelen van Europawijde concurrentie heeft een aantal EU-lidstaten al besloten nationale subsidies toe te kennen aan kandidaten die bij het ERC-subsidiebeoordelingsproces sterk presteerden maar geen subsidie wisten te bemachtigen.

Essentieel voor het succes was de oprichting van de onafhankelijke uit eminente wetenschappers samengestelde Wetenschappelijke Raad. Deze Raad heeft autonoom vormgegeven aan de wetenschappelijke strategie voor grensverleggend onderzoek in Europa en, in partnerschap met de Commissie, structuren en mechanismen opgezet om uitsluitend op basis van het criterium excellentie onderzoekersgedreven subsidieregelingen op alle gebieden van onderzoek te implementeren.

Het feit dat het hoofd is geboden aan de uitdagingen die inherent zijn aan het opstarten van een institutionele onderneming van die omvang, mag geen reden zijn tot zelfgenoegzaamheid. In 2009 moet de overgang van de uitvoeringsstructuur naar het Uitvoerend Agentschap ERC voltooid zijn. Door middel van een onafhankelijke evaluatie van de ERC moet de omvang van dit duidelijke vroege succes objectief worden onderzocht en moeten verdere verbeteringen worden aangewezen. Een en ander moet bijdragen tot het duurzame succes van de ERC als een van de belangrijkste onderdelen van een echte Europese Onderzoeksruimte.

Programma MENSEN: Versterken van het menselijk potentieel van het Europees onderzoek door “brain circulation”

Het aantal aanvragen bij de eerste oproepen toont aan dat de Marie Curie-beurzen van het programma MENSEN even aantrekkelijk blijven als tevoren en bijdragen tot een evenwichtige "brain circulation”, zowel op Europees als op mondiaal niveau, en de schepping van een mobiel Europees O&O-arbeidspotentieel van grote kwaliteit. Het gebruik van industrieel-academische beurzen kan echter worden verbeterd door een betere communicatie van de kansen aan industrieën en kmo’s.

Programma CAPACITEITEN: Verbeteren van de onderzoeks- en innovatiecapaciteit in Europa

Er is veel vraag naar alle acties van het programma Capaciteiten, maar vooral die welke onderzoek voor kmo’s en kmo-associaties ondersteunen.

De beperkende factor bij het uitbouwen van de 44 prioritaire infrastructuurprojecten van strategisch Europees belang die door het Europees Strategieforum voor Onderzoeksinfrastructuren (ESFRI) zijn aangewezen, is een gebrek aan communautaire en nationale middelen en onvoldoende integratie met andere financiële instrumenten (EIB, Structuurfondsen). De vaststelling van een nieuw wettelijk kader voor Europese onderzoeksinfrastructuren moet een verdere impuls en financiële-planningszekerheid verschaffen. ‘s Werelds meest geavanceerde internationale netwerk GEANT heeft een innovatieve hybride netwerktechnologie en een verscheidenheid van gebruikersgerichte diensten geïmplementeerd die wereldwijde onderzoekssamenwerking mogelijk maken. Benevens GEANT biedt de e-infrastructuur EGEE (Enabling Grids for E-Service) wetenschappers toegang tot rekenhulpbronnen over heel de wereld.

De activiteiten “Onderzoekspotentieel” en “Kennisregio’s” bieden waarde bij het uitbouwen van wetenschappelijke capaciteit over regio’s, vooral convergentieregio’s, maar lijkt het, vooral in de nieuwe lidstaten, aan financiële middelen te ontbreken om een vrij groot effect te hebben. Een beter en meer gericht gebruik van de Structuurfondsen, die in de periode 2007-2013 een budget van ongeveer dezelfde grootte als KP7 voor onderzoek en innovatie hebben bestemd, kan, in synergie met KP7–doelstellingen en –instrumenten, veel meer doen om het niveau van wetenschappelijke en technologische excellentie over heel de EU op te trekken.

De inspanningen om een partnerschap op Europees niveau tussen onderzoek en maatschappij op te bouwen zijn verhoogd. Een nieuw financieringssysteem stelt maatschappelijke organisaties in staat aan KP7 deel te nemen, en maatschappelijke platforms ontwikkelen onderzoeksagenda's, bijvoorbeeld over kwesties zoals sociaal samenhangende stedelijke omgevingen.

In de context van de EOR draagt KP7 bij tot de ontwikkeling van meer coherente en gecoördineerde onderzoeksbeleidslijnen in Europa door ondersteuning van de open-coördinatiemethode en de ontwikkeling van EOR-partnerschappen in het kader van het Ljubljanaproces.

3.2 Bijdragen tot duurzame ontwikkeling

Een van de essentiële doelstellingen van KP7 is, rekening houdend met de behoeften van industrie en maatschappij, bij te dragen tot duurzame ontwikkeling en, in samenhang met andere beleidslijnen en instrumenten, een koolstofarme kenniseconomie tot stand te brengen.

Inhaken op interdisciplinaire uitdagingen, maatschappelijke behoeften en beleidsprioriteiten …

KP7 spitst zich toe op het aangaan van maatschappelijke uitdagingen en het inspelen op de beleidsprioriteiten van de Gemeenschap. In de eerste twee jaar van KP7 heeft dit ertoe geleid dat 44% van het budget van de samenwerkingsprogramma's aan interdisciplinair onderzoek ter ondersteuning van de hernieuwde strategie voor duurzame ontwikkeling is toegewezen, hoofdzakelijk via de thema’s milieu, energie en voedsel, landbouw en biotechnologie, waarbij de JTI’s “Clean Sky” en “Brandstofcellen en waterstof” een centrale rol hebben gespeeld.

KP7 speelt, met name in de context van het pakket maatregelen inzake klimaatverandering en hernieuwbare energie, een belangrijke rol in het aanpakken van milieu-uitdagingen . Daartoe behoren vraagstukken zoals biodiversiteit, rampenvermindering en aardobservatie.

Inspelend op de uitdagingen van gezondheid en demografische verandering heeft KP7 de ontwikkeling ondersteund van nieuwe instrumenten en diensten voor het beheren van medische kennis en leveren van nieuwe vormen van gezondheidszorg vooral via het programma Gezondheid (en met name het JTI Innovatieve geneesmiddelen), het programma ICT voor gezondheid, het leidende-marktinitiatief e-Gezondheid, het programma Ambient Assisted Living en ICT voor Gezond ouder worden.

KP7 heeft fors zijn inspanningen verhoogd om veiligheidsuitdagingen aan te pakken, bijvoorbeeld door de financiering van initiatieven op het gebeid van bioterrorisme, zowel om de technologieën te leveren om te reageren op incidenten, maar ook om inzicht te verwerven in de psychologische dimensie en paraatheid die belangrijk zijn voor preventie, crisisbeheer en postcrisisbeheer.

KP7 speelt in op gebiedoverschrijdende inter- en multidisciplinaire uitdagingen zoals milieu, energie, vervoer en biotechnologie – bijvoorbeeld door de lancering van een themaoverschrijdende oproep tot het indienen van voorstelen betreffende bioraffinaderijen[6] – en door hulp bij het vaststellen van en uitvoering geven aan een Europese strategie voor marien en maritiem onderzoek. Inspanningen om meer inzicht te verwerven in de basisfactoren van maatschappelijke en economische ontwikkeling in Europa vullen zuiver technologisch onderzoek aan. Steun voor sociaaleconomische wetenschappen en geesteswetenschappen levert wetenschappelijk feitenmateriaal op voor de ontwikkeling van nieuwe beleidsopties (zoals bijvoorbeeld met betrekking tot de recente financiële crisis).

Het samenvoegen van krachten, bundelen van middelen en ontwikkelen van gezamenlijke strategieën door middel van “gezamenlijke programmering” wordt gezien als een stap in de goede richting om doeltreffender met grote maatschappelijke uitdagingen om te gaan. Het Strategisch Plan voor Energietechnologie (SET-plan) kan als model dienen door het leveren van procedures en instrumenten voor het doeltreffender inzetten van overheden, industrie en de onderzoeksgemeenschap via respectievelijk een Stuurgroep van lidstaten, Europese industriële initiatieven en de oprichting van een Europese Alliantie voor energieonderzoek – dit alles op basis van een coherente strategische Europese onderzoeksagenda.

… en ook aanpakken van de behoeften van de reële economie …

Binnen het raam van KP7 is de nieuwe verplichting aangegaan te voldoen aan de behoeften van de industrie, vooral via samenwerking met Europese Technologieplatforms (ETP’s). De 36 bestaande ETP’s dragen bij tot het coördineren en bundelen van de O&O-inspanningen, vooral op thematische gebieden met een hoge industriële deelnamegraad, zoals ICT, nanotechnologieën, energie, vervoer en ruimte. Door samenwerking met lidstaten en via nationale technologieplatforms hebben ETP’s een verreikender structurerend effect dan het Kaderprogramma[7]. In sommige gevallen hebben zij in de oprichting van JTI’s geresulteerd.

De voortgang in het bereiken van de nagestreefde kmo-participatie van 15% lag onder de verwachtingen. Nu pasklare kmo-steunregelingen, zoals het onlangs ingezette EUROSTARS-initiatief dat zich tot onderzoeksintensieve kmo’s richt, mogelijk aantrekkelijker worden, verdient het nut van de doelstellingen en van de huidige kmo-instrumenten verdere analyse en reflectie.

Bij de industrie, vooral de middelgrote ondernemingen, was er veel vraag naar de nieuwe Risicodelende Financieringsfaciliteit (RSFF), die gezamenlijk door KP7 en de Europese Investeringsbank wordt gefinancierd en leningen verstrekt voor O&O-investeringen met een hoog risico. De lopende leentransacties hebben betrekking op energie, ICT, biowetenschappen en automobielbedrijven in 14 Europese landen en worden in 2009 verder uitgebreid.

… en ten volle benutten van het O&O-potentieel van de EU door optimalisering van coherentie en synergie tussen beleidslijnen en instrumenten

Met het oog op concurrerende prioriteiten is het meer dan ooit belangrijk de nadruk te leggen op de waarde van communautair onderzoek in het bereiken van de EU-doelstellingen van duurzame groei en werkgelegenheid. Benutting van het volledige potentieel van EU-onderzoek is echter alleen haalbaar door een betere coherentie en coördinatie tussen beleidslijnen en instrumenten in verband met onderzoek, innovatie en educatie, op nationaal en EU-niveau, en vooral tussen de communautaire financieringsinstrumenten, inclusief het Kaderprogramma voor Concurrentievermogen en Innovatie (CIP), de programma’s betreffende educatie en permanente educatie en de Structuurfondsen. Dergelijke coördinatie moet zowel in de concipiërings- als in de uitvoeringsfase plaatsvinden.

Europa ligt nog steeds achter wat betreft het omzetten van kennis en onderzoeksresultaten in innovatieve producten en diensten. Belemmeringen voor het vrije verkeer van kennis en technologieën en de producten waarin deze zijn ingebed, moeten worden opgeruimd en vraagzijdemaatregelen zoals normalisatie, overheidsopdrachten en regulering kunnen bijdragen tot de opkomst van markten voor innovatieve producten die inspelen op de behoeften van de maatschappij ("leidende markten")[8].

Een continue uitdaging, vooral in de huidige crisis, bestaat erin het evenwicht te vinden tussen noodzakelijke kortetermijnacties die de vraag stimuleren en “slimme” O&O-investeringen die Europa’s overgang naar een koolstofarme kenniseconomie versterken. Daarop wordt ook het accent gelegd in het Europees economisch herstelplan[9]: investeren in energie-efficiëntie om werkgelegenheid te scheppen en energie te besparen, investeren in schone technologieën om de positie van sectoren zoals het bouwbedrijf en de automobielsector op de koolstofarme markten van de toekomst te versterken en investeren in infrastructuur en interconnectie om de efficiëntie en de innovatie te bevorderen.

3.3 Openstellen van EU-onderzoek voor de wereld

Grote mondiale uitdagingen zoals klimaatverandering, armoede, besmettelijke ziekten, bedreigingen van de energie-, voedsel- en watervoorziening en de veiligheid van de burger releveren de noodzaak van doeltreffende internationale samenwerking op het gebied van onderzoek . KP7 beoogt, door middel van een verscheidenheid van nieuwe regelingen zoals specifieke internationale samenwerkingsacties, gerichte open oproepen, “jumelage van projecten” en gecoördineerde oproepen op programmaniveau, de ondersteuning van gezamenlijke onderzoeksactiviteiten op gebieden van gemeenschappelijk belang die nuttig zijn zowel voor de EU als voor derde landen. Internationale samenwerkingsactiviteiten geraken aldus beter in het hele programma geïntegreerd en worden niet langer als een afzonderlijke activiteit behandeld.

Het onlangs ontwikkelde Europees Strategisch Kader voor Internationale W&T-samenwerking benadrukt de noodzaak van een versterkt partnerschap tussen de lidstaten en de Gemeenschap willen wij daadwerkelijk tot stabiliteit, veiligheid en welvaart in de wereld bijdragen. Het kader vergemakkelijkt de openstelling van de EOR voor de wereld door het integreren van Europa’s buren in de EOR via associatie met KP7, door het bevorderen van samenwerking met de belangrijkste derde landen via geografische en thematische targeting en door het verbeteren van de raamvoorwaarden voor internationale W&T-samenwerking, bv. op het gebied van mondiale onderzoeksinfrastructuren, mobiliteit van onderzoekers, wederzijdse openstelling van onderzoeksprogramma’s en intellectueel-eigendomsrechten.

Wetenschap en techniek bieden veel oplossingen voor armoedevermindering en sociaaleconomische ontwikkeling in Afrika. Het Afrika-EU-partnerschap inzake wetenschap, informatiemaatschappij en ruimte legt de basis[10] voor het combineren van ontwikkelings- en onderzoeksfinanciering uit Europese en nationale bronnen rond projecten die inspelen op behoeften die door de Afrikaanse Unie en haar leden zijn aangewezen.

De Internationale Thermonucleaire Experimentele Reactor (ITER) is een belangrijke stap in het aantonen van de levensvatbaarheid van de voorziening van schone en overvloedige energie met behulp van kernfusietechnologie. Als uniek en echt collaboratief mondiaal project is het ook een belangrijke en moeilijke testcase voor conceptie, beheer en financiering van internationale grootschalige wetenschappelijke infrastructuur.

3.4 Verbeteren van beheer, controle en vereenvoudiging

De fundamentele beheersdoelstelling van KP7 moet zijn het onderzoekseffect van elke geïnvesteerde euro te maximaliseren (prestatie) en bovendien ervoor te zorgen dat onderzoeksfinanciering aan de regels voldoet (wettigheid en regelmatigheid) en het financiële effect van fouten wordt geminimaliseerd (correctie). Hoewel de ene doelstelling de andere niet uitsluit, moeten er compromissen worden gesloten en is het vinden van het juiste evenwicht tussen die doelstellingen en tussen de aan elke doelstelling toegewezen beperkte middelen cruciaal voor het succes van het programma.

De prestatie van het programma wordt gegarandeerd door zeer competitieve oproepen tot het indienen van voorstellen en door onafhankelijke wetenschappelijke beoordeling ervan. Beheersprocessen, -procedures en –instrumenten moeten eenvoudig en doeltreffend zijn om verantwoorde en verantwoordelijke investering van communautaire middelen te verzekeren en administratieve last te vermijden. Naast de in punt 2 geschetste successen is er duidelijk vooruitgang op het stuk van vereenvoudiging:

  • De onkostenvergoeding wordt vereenvoudigd door de geleidelijke invoering van vaste tarieven en forfaitaire bedragen; er worden alleen werkelijke onkosten gedeclareerd als de begunstigden dit eenvoudiger vinden.
  • Er worden geleidelijk methoden van gemiddelde personeelskosten ingevoerd. Dit is een zeer belangrijke stap aangezien personeelskosten de belangrijkste bron van fouten blijven. Dit systeem zal alleen door een beperkt aantal begunstigden in een eerste proeffase kunnen worden toegepast.
  • Voor heel het programma werd de documentatie gestroomlijnd en geharmoniseerd en nieuwe elektronische tools vergemakkelijken de contractonderhandelingen.
  • De rapportagefrequentie werd verlaagd en er werd een websysteem voor het verzamelen van de financiële verslaglegging opgestart.
  • Er zijn duidelijke schriftelijke richtsnoeren en een hulplijn beschikbaar om de begunstigden te helpen te meest frequente fouten te vermijden.

Maar vereenvoudiging is alleen mogelijk binnen de bestaande wettelijke context, met name het Financieel Reglement van de Gemeenschappen en de regels voor deelname en verspreiding. Aangezien de Commissie deze regels niet zelf kan wijzigen, spitsen de hierboven geschetste inspanningen van de Commissie zich toe op het opheffen van administratieve hinderpalen, het stroomlijnen van de procedures en het geven van duidelijke richtsnoeren. Hoewel deze incrementele veranderingen de goede kant opgaan, groeit het besef dat voor echte en ingrijpende vereenvoudiging de regels zelf veranderd dienen te worden,[11] waarbij transactiefouten op een aanvaardbaar niveau worden gehouden. Een en ander vereist:

  • Het akkoord van alle betrokken actoren over het juiste evenwicht tussen verantwoordelijkheid en nemen van risico’s. De Europese Adviesraad voor Onderzoek heeft op het Europees Parlement en de Raad een beroep gedaan om een risicotolerante en op vertrouwen gebaseerde aanpak van onderzoeksfinanciering mogelijk te maken. De Commissie heeft in haar Mededeling “Naar een gemeenschappelijke visie op het begrip aanvaardbaar foutenrisico”[12] voorstellen gelanceerd om dit via een interinstitutioneel debat te realiseren en is voornemens onder meer voor het onderzoeksbeleid in 2010 met een gedetailleerde analyse van aanvaardbaar risico te komen mocht zij daar door de Begrotingsautoriteit voldoende toe gestimuleerd worden.
  • Een substantiële evaluatie door de wetgevende autoriteiten van de communautaire financiële regels betreffende toekomstige kaderprogramma’s. Dit moet het pad effenen voor meer duidelijkheid en minder last, maar ook de doeltreffende werking mogelijk maken van de nieuwe instrumenten, die de basis leggen voor een meer strategische aanpak van het beheer van het onderzoeksprogramma.

Er is voor 2010 een mededeling van de Commissie gepland, naar aanleiding waarvan over deze kwesties zou kunnen worden nagedacht.

De onderzoeksagenda van de EU is steeds meer ingesteld op het bereiken van beleidsdoelstellingen die verband houden met bredere economische, maatschappelijke en milieu-uitdagingen. Bijgevolg moeten alternatieven voor direct beheer worden onderzocht om de hefboomwerking en het structurerend effect van het EU-onderzoeksbeleid en de desbetreffende financiering ter ondersteuning van de algemene beleidsdoelstellingen van de EU te vergroten. De twee agentschappen die werden opgericht om onderdelen van KP7 uit te voeren – het Uitvoerend Agentschap onderzoek (REA) en het Uitvoerend Agentschap ERC –hebben een efficiënt beheer van het verhoogde KP7-budget mogelijk gemaakt zonder dat dit gepaard ging met directe personeelsuitbreidingen bij de Commissie. Zij zullen tijdens 2009 ten volle hun verantwoordelijkheden op zich nemen. Evaluaties van deze agentschappen zullen bijdragen tot het verder optimaliseren van hun werking om het beheer van veel grotere onderzoeksbudgetten mogelijk te maken en project- en financieel beheer van beleidsvorming te scheiden. Misschien moet ook meer het accent worden gelegd op benaderingen die beogen, in partnerschap met de stakeholders en lidstaten, het structurerend effect van financiële ondersteuning te vergroten, zoals bij gezamenlijke technologieën en artikel 169-investeringen het geval is.

  • 4. 
    CONCLUSIES

Het zevende Kaderprogramma past zich aan om de EU te helpen de nagestreefde koolfstofarme kenniseconomie te realiseren. Het beoogt zijn werking als hefboom van publieke en private O&O-investeringen te vergroten en zijn instrumenten te diversifiëren om de Europese toegevoegde waarde te maximaliseren.

KP7 blijft een cruciaal instrument om wetenschappelijke excellentie en technologische ontwikkeling te bevorderen en op de beleidsprioriteiten van de EU en de behoeften van industrie en maatschappij in te spelen. De huidige ongunstige economische context doet het belang ervan nog beter uitkomen. KP7 draagt bij tot volgehouden onderzoeksinspanningen, van de marktsector zowel als van de overheidssector, zoals bijvoorbeeld de als deel van het Europees herstelplan opgestarte publiek-private partnerschapsinitiatieven voor groene auto's, energie-efficiënte gebouwen en fabrieken van de toekomst.

Om advies over verdere verbetering en mogelijk aanpassing van KP7 te verkrijgen, zal de Commissie het advies inwinnen van een onafhankelijke deskundigengroep, die een tussentijdse evaluatie van KP7 zal uitvoeren. Het mandaat ervan moet najaar 2009 worden aangenomen, en de evaluatie moet najaar 2010 voltooid zijn.

De analyse en de specifieke vraagstukken die in deze mededeling en haar begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie aan bod komen, vormen een basis voor de aangekondigde tussentijdse evaluatie en verdere politieke besprekingen in de Raad, het Parlement en met de stakeholders. Daarbij moeten de volgende essentiële vragen behandeld worden:

  • Hoe kan het effect van KP7 en toekomstige KP’s op de vorming van de Europese Onderzoeksruimte verbeterd worden?
  • Zijn de nieuwe maatregelen (ERC, JTI’s, artikel 169, RSFF) doeltreffend in het bereiken van de beoogde doelstellingen?
  • Kan het effect en de toegevoegde waarde van collaboratief onderzoek over wetenschappelijke disciplines, industriële sectoren en beleidsgebieden heen verder worden vergroot om grote maatschappelijke uitdagingen beter aan te pakken?
  • Speelt KP7 een adequate rol in het op de mondiale kaart van wetenschap en technologie zetten van Europa?
  • Tot op welke hoogte zijn vereenvoudigingmaatregelen doeltreffend geweest? Zullen verdere stappen de gewenste resultaten opleveren of moeten we radicaal nieuwe benaderingen overwegen?

De bevindingen van deze tussentijdse evaluatie zullen niet alleen relevant zijn voor een mogelijke herziening van KP7, maar ook een grote invloed hebben op de opkomende discussies over toekomstige financiële kaders van de Europese Unie, de Lissabonstrategie na 2010 en de volgende Kaderprogramma's.

[1] In 2007 zijn twee Zevende Kaderprogramma’s uit hoofde van het EG- en Euratom-Verdrag (samen “KP7”) van start gegaan. Voor informatie over de doelstellingen en de structuur van KP7 alsook over de uitvoering ervan tot dusver, zie bv. de jaarverslagen 2007 en 2008 op http://ec.europa.eu/research/index.cfm?pg=reports.

[2] Art. 7, lid 2, PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1.

[3] Over dit verslag heeft de Europese Adviesraad voor Onderzoek (ERAB) op 19 februari 2009 zijn advies uitgebracht, dat bij het werkdocument van de diensten van de Commissie is gevoegd.

[4] Conclusies van de Raad Concurrentievermogen betreffende de omschrijving van een "Europese Onderzoeksruimte - Visie 2020", zie doc. 16767/08.

[5] Het voor eind 2009 in te dienen BONUS-voorstel.

[6] PB 2008/C 226/06.

[7] ftp://ftp.cordis.europa.eu/pub/technology-platforms/docs/evaluation-etps.pdf

[8] COM(2009) 116:Een strategie voor O&O en innovatie op ICT-gebied in Europa: meer engagement.

[9] COM(2008)800: Een Europees economisch herstelplan.

[10] http://ec.europa.eu/development/icenter/repository/EAS2007_action_plan_science_en.pdf

[11] Verslag over de evaluatie achteraf van KP6:http://ec.europa.eu/research/reports/2009/pdf/fp6_evaluation_final_report_en.pdf

[12] COM(2008) 866.

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.