Besluit 1998/317 - 98/317/EG: Beschikking van de Raad van 3 mei 1998 overeenkomstig artikel 109 J, lid 4, van het Verdrag

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1.

Stand van zaken

Deze beschikking is op 11 mei 1998 gepubliceerd en moest uiterlijk op dezelfde dag zijn omgezet in nationale regelgeving.

2.

Kerngegevens

officiële titel

98/317/EG: Beschikking van de Raad van 3 mei 1998 overeenkomstig artikel 109 J, lid 4, van het Verdrag

officiële Engelstalige titel

98/317/EC: Council Decision of 3 May 1998 in accordance with Article 109j(4) of the Treaty
 
Rechtsinstrument Beschikking
Wetgevingsnummer Besluit 1998/317
Celex-nummer i 31998D0317

3.

Key dates

Document 03-05-1998
Bekendmaking in Publicatieblad 11-05-1998; PB L 139 p. 30-35
Inwerkingtreding 11-05-1998; van kracht datum kennisgeving
Einde geldigheid 31-12-9999
Kennisgeving 11-05-1998; {titleAndReference.draft.disclaimer.new|http://publications.europa.eu/resource/authority/fd_365/titleAndReference.draft.disclaimer.new}

4.

Wettekst

Avis juridique important

|

5.

31998D0317

98/317/EG: Beschikking van de Raad van 3 mei 1998 overeenkomstig artikel 109 J, lid 4, van het Verdrag

Publicatieblad Nr. L 139 van 11/05/1998 blz. 0030 - 0035

BESCHIKKING VAN DE RAAD van 3 mei 1998 overeenkomstig artikel 109 J, lid 4, van het Verdrag (98/317/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, bijeen in de samenstelling van staatshoofden en regeringsleiders,

gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 109 J, lid 4,

Gezien het verslag van de Commissie,

Gezien het verslag van het Europees Monetair Instituut,

Gezien de aanbeveling van de Raad van 1 mei 1998,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

  • (1) 
    Overwegende dat, overeenkomstig artikel 109 J, lid 4, van het Verdrag, de derde fase van de economische en monetaire unie (EMU) begint op 1 januari 1999;
  • (2) 
    Overwegende dat de Raad, overeenkomstig artikel 109 J, lid 2, van het Verdrag, aan de hand van de door de Commissie en het Europees Monetair Instituut ingediende verslagen over de vooruitgang die door de lidstaten is geboekt bij het nakomen van hun verplichtingen, met het oog op de totstandbrenging van de EMU, op 1 mei 1998 voor iedere lidstaat heeft beoordeeld of hij aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van één munt voldoet en aan de Raad in de samenstelling van staatshoofden en regeringsleiders, de hierna volgende bevindingen heeft aanbevolen:

België

In België is de nationale wetgeving, met inbegrip van de statuten van de nationale centrale bank, verenigbaar met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag en de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB).

Met betrekking tot het voldoen aan de in artikel 109 J, lid 1, van het Verdrag genoemde convergentiecriteria:

  • de gemiddelde inflatie in België over het in januari 1998 eindigende jaar bedroeg 1,4 %, hetgeen lager is dan de referentiewaarde;
  • voor België geldt geen beschikking van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig overheidstekort;
  • België was de laatste twee jaar aangesloten bij het wisselkoersmechanisme (WKM); in die periode was de Belgische frank (BEF) niet onderhevig aan grote spanningen en heeft België de bilaterale spilkoers van de BEF niet op eigen initiatief gedevalueerd tegenover de valuta van een andere lidstaat;
  • over het in januari 1998 eindigende jaar bedroeg de langetermijnrente in België gemiddeld 5,7 %, hetgeen lager dan de referentiewaarde is.

België heeft een hoge mate van duurzame convergentie bereikt met betrekking tot alle vier de criteria.

Dientengevolge voldoet België aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van één munt.

Duitsland

In Duitsland is de nationale wetgeving, met inbegrip van de statuten van de nationale centrale bank, verenigbaar met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag en de statuten van het ESCB.

Met betrekking tot het voldoen aan de in artikel 109 J, lid 1, van het Verdrag genoemde convergentiecriteria:

  • de gemiddelde inflatie in Duitsland over het in januari 1998 eindigende jaar bedroeg 1,4 %, hetgeen lager is dan de referentiewaarde;
  • voor Duitsland geldt geen beschikking van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig overheidstekort;
  • Duitsland was de laatste twee jaar aangesloten bij het WKM; in die periode was de Duitse mark (DEM) niet onderhevig aan grote spanningen en heeft Duitsland de bilaterale spilkoers van de DEM niet op eigen initiatief gedevalueerd tegenover de valuta van een andere lidstaat;
  • over het in januari 1998 eindigende jaar bedroeg de langetermijnrente in Duitsland gemiddeld 5,6 %, hetgeen lager is dan de referentiewaarde.

Duitsland heeft een hoge mate van duurzame convergentie bereikt met betrekking tot alle vier de criteria.

Dientengevolge voldoet Duitsland aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van één...


Lees meer

Deze wettekst is overgenomen van EUR-Lex.

 

6.

Bronnen en disclaimer

Zie voor uitgebreidere informatie eventueel ook de volgende voor dit dossier gebruikte bronnen:

Dit dossier wordt iedere nacht automatisch samengesteld op basis van bovenstaande dossiers. Hierbij is aan de technische programmering veel zorg besteed. Een garantie op de juistheid van de gebruikte bronnen en het samengestelde resultaat kan echter niet worden gegeven.

 

7.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de samenvatting van wetgeving, de juridische context, de Europese rechtsgrond, een overzicht van verwante dossiers en tot slot de betrokken zaken van het Europees Hof van Justitie.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

8.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.