Ieder moet bereid zijn tot dienst aan de samenleving

Met dank overgenomen van C.A. (Cynthia) Ortega-Martijn i, gepubliceerd op woensdag 9 december 2009.

De begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die we deze dagen in de Kamer bespreken, gaat grotendeels over uitkeringen. Als daarop gekort wordt, komt het erop aan scherp te signaleren waar die korting tot onrechtvaardige 'pijn' leidt. Maar over het algemeen mag ook de vraag gesteld worden wat mensen die een uitkering genieten, daartegenover willen stellen. Want tegenover de zorgplicht van de samenleving staat de morele plicht van het individu om iets terug te doen voor de samenleving.

De fractie zit in een drukke periode voor het kerstreces. We maken lange dagen en korte nachten, waarbij er scherpe prioriteiten moeten worden gesteld. Vandaar ook dat het mij verleden week niet gelukt is om een artikel te schrijven voor de fractieweblog.

Maar we gaan vrolijk verder vanuit de overtuiging dat wij iedere dag weer nieuwe kracht mogen ontvangen van onze Heer en Maker. Vandaag was de behandeling van de begroting 2010 van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit is een begroting die de totale samenleving aangaat. De ene groep burgers meer dan de ander. Misschien dat ik daarom de hele dag al scheel zie van de hoofdpijn. Als er bezuinigd moet worden zal altijd een bepaalde groep burgers dat voelen in hun portemonnees. Daarom vind ik het juist zo belangrijk om op een zorgvuldige manier om te gaan met bezuinigingsmaatregelen in deze begroting. Voor mij is de plotselinge afschaffing van de partnertoeslag voor jongere partners die vóór 1 januari 2010 nog geen 55 jaar zijn, een zeer pijnlijke maatregel. Echter wel één waarbij het mogelijk is de ergste pijn te verzachten.

Uitgangspunt bij het opvangen van de toekomstige inkomensval binnen het gezin is, dat de jongere partner moet gaan werken. Op deze manier kan het gat van ongeveer 600 euro worden gedicht. Het is dan goed om te kijken of deze mogelijkheid voor een groot deel van de mensen die het betreft werkelijk aanwezig is. Dit blijkt niet het geval bij jongere partners die niet kúnnen werken door ziekte of handicap. Ook is het de vraag of jongere partners in de leeftijdscategorie van 50 tot 55 jaar, mede gezien de recessie, wel serieus in staat zijn nog een baan te vinden op de arbeidsmarkt. De arbeidsmarktpositie voor deze groep is namelijk niet zo rooskleurig. Daarom heb ik gedurende het debat de staatssecretaris gevraagd of zij deze twee groepen kan ontzien. Dit betekent dan wel dat de dekking in een andere post gezocht moet worden, waarvan een andere groep dat jammer genoeg in de portemonnee gaat voelen. Ik ben benieuwd naar de antwoorden die de staatssecretaris donderdag, als het debat verdergaat, geeft.

Binnen de begroting van het ministerie SZW gaat ongeveer 80 procent over uitkeringen, Dat betekent dat het geld of uit premies komt, of uit de algemene middelen. Ik merk dat het gevoel van solidariteit in Nederland aan het afnemen is. Zou het komen doordat de samenleving individualistisch is geworden, of denken mensen nu anders over eigen verantwoordelijkheid en naastenliefde? Ik krijg in ieder geval signalen van burgers die zich ergeren aan het feit dat mensen die een uitkering ontvangen uit de Wet Werk en Bijstand (WWB), niet hun best doen om aan de slag te komen of iets terug doen voor de samenleving. En deze groep wordt groter, zeker wanneer het verschil tussen bruto en netto-inkomen groter wordt.

Nu biedt de WWB sinds de introductie in 2006 een ruime mogelijkheid om mensen te activeren om aan de slag te gaan. Maar niet voor iedereen is er werk, en niet iedereen komt in aanmerking voor structureel vrijwilligerswerk. Vraag is dan op welke manier deze burgers toch geactiveerd kunnen worden om iets terug te doen voor de samenleving. Dienstbaar zijn voor een samenleving die er voor zorgt dat men kan voorzien in het levensonderhoud, moet volgens mij een vreugde zijn. En toch merk ik dat mensen een WWB-uitkering zien als een of ander recht, waar niets tegenover mag staan. Dat vraagt om een mentaliteitsverandering. Het gaat namelijk ook om een ‘gunst’ en daar mag sociale dienstverlening of maatschappelijke participatie tegenover staan. Ik kom vaak in verpleeg- en zorgtehuizen en zie mensen urenlang eenzaam voor zich uitstaren. Even een gesprekje of een boodschapje doen, doet al wonderen.

Ik heb daarom in het debat het idee gelanceerd om te gaan experimenteren met een zogenaamde 'maatschappelijk werkboekje'. Het is te vergelijken met een dienstboekje of monsterboekje. Uitkeringsgerechtigden worden op deze manier geprikkeld om zelf op zoek te gaan naar werkzaamheden waarvoor zij zich willen inzetten. Het gaat om kortdurende werkzaamheden bij non-profit organisaties, zoals: thuiszorgorganisaties, zorginstellingen, scholen, welzijnsinstellingen, bewonersorganisaties. De klantmanager maakt afspraken over het minimale aantal uren per maand dat een uitkeringsgerechtigde aangetekend moet hebben in het maatschappelijke werkboekje. Deze afspraken zijn niet vrijblijvend. Zonder legitieme reden niet voldoen aan het aantal afgesproken uren kan korting of opschorting van de uitkering tot gevolg hebben. De ChristenUnie vindt het een basiswaarde dat mensen een bijdrage leveren aan de samenleving. Een uitkering ontvangen mag, dat is naastenliefde - maar iets terug doen voor kwetsbaren in de samenleving is ook naastenliefde.

Cynthia Ortega-Martijn