Donderdag 18 februari

Met dank overgenomen van J.J. (Jan) Mastwijk i, gepubliceerd op donderdag 18 februari 2010.

Terwijl het gonst over de uitspraken van Bos en spoeddebatten in de lucht hangen, rijd ik in de ochtend naar Boskoop om met een aantal boomkwekers te praten over de nasleep van de Boktor-affaire. Het lijkt redelijk goed te zijn afgelopen want er zijn geen verdere sporen van boktor gevonden maar het had ook veel desastreus kunnen eindigen. Dus gaat het gesprek ook over de vraag: hoe gaan we dingen nu in Europees en in Nederlands verband zo regelen dat herhaling wordt voorkomen.

Begin van de middag ben ik terug in de Kamer. Inmiddels is bekend dat er om 16.15 uur een debat is over ‘Uruzgan’. Het debat wordt gevoerd met de minister-president en de beide vice-premiers. Centraal staat de vraag welke aanleiding Bos had of heeft om nu, sprekend als vice-premier, zo duidelijk en op dit moment het standpunt van de Pvda-bewindslieden op tafel te leggen. Op enig moment begint het verzoek van de NAVO aan Nederland om steun in Afghanistan een steeds belangrijker rol te spelen. Bekend is namelijk dat de NAVO pas zo’n verzoek doet als ze normaliter mag verwachten dat het betrokken land welwillend naar zo’n verzoek zal kijken; de NAVO wil namelijk geen blauwtje lopen. Omdat daarbij de ministers Verhagen en Koenders een cruciale rol spelen, mogen die halverwege de avond ook opdraven. Het gaat uren om de vraag: wie wist op enig moment van iets, kon de NAVO redelijkerwijs met dit verzoek komen en is er aanleiding voor Bos en de zijnen om vervolgens verbaasd op zo’n verzoek te reageren.

Tijdens het debat wordt steeds duidelijker dat Bos en de zijnen wel degelijk konden weten dat er een dergelijke brief van de NAVO zou komen. Tijdens de vele besprekingen tussen de betrokken ministers over Afghanistan is dat voldoende gewisseld. Op enig moment in het debat noemt Balkenende de uitlatingen van Bos prematuur; immers, de normale gang van zaken is dat het kabinet in de ministerraad (die is aanstaande vrijdag) een besluit neemt en dat naar de Kamer stuurt. Bos op zijn beurt merkt op dat de PvdA steeds heeft gezegd dat in 2010 onze mensen uit Uruzgan weg zijn, en vindt zijn opmerkingen dus niet prematuur.

De oppositie in de Kamer neemt Bos scherp op de korrel. Men verwijt de PvdA-voorman verkiezingsretoriek. Balkende krijgt er ook van langs; hem wordt gebrek aan regie verweten. Hij had de kikkers in de kruiwagen moeten houden. Namens de CDA- -fractie houdt Pieter van Geel een consistent verhaal: Het CDA heeft vanaf het begin gezegd dat er voor de behandeling van dit soort verzoeken in dit land een ordentelijke procedure is. De regering bereidt een standpunt voor en legt dit voor aan de Kamer. Dat had ook nu moeten gebeuren. Vervolgens had de Kamer over alle opties kunnen spreken; wel of niet in Uruzgan blijven, al dan niet in afgeslankte vorm, elders in Afghanistan een andere (trainings-) missie beginnen, in welke vorm dan ook.

Bij het debat zijn twee door de Kamer aangenomen moties van belang. De eerste is de motie Voordewind/Van Dam die zegt: De regering is verantwoordelijk een besluit te nemen wanneer de Navo om militaire inzet van Nederland vraagt in Afghanistan na 2010. Maar het kabinet zal in dat geval wel rekening moeten houden met alle uitspraken en beloften die gedaan zijn toen besloten werd tot verlenging van de Taskforce Uruzgan tot augustus 2010. De rode draad van die beloften was: Het Nederlandse leger vertrekt uiterlijk einde 2010 uit Uruzgan.

De tweede is de motie Van der Staaij die het kabinet oproept om de Kamer vóór 1 maart 2010 in te lichten over de Nederlandse betrokkenheid in Afghanistan na 2010.

Deze twee moties opgeteld: Het kabinet dient de Kamer vóór 1 maart 2010 in te lichten over wat men in Afghanistan na 2010 wil en het kabinet zal daarbij rekening moeten houden met alle beloften die bij de verlenging van de Taskforce Uruzgan zijn gedaan.