Zorg wordt nooit een ideale markt

Met dank overgenomen van K. (Kim) Putters i, gepubliceerd op maandag 8 november 2010.

In het Financieel Dagblad staat vandaag een opiniestuk van mijn hand. Hieronder het gehele artikel.

Zorgorganisaties dienen belang van maatschappij en patiënt, niet van investeerder. Volgens het pleidooi van Baarsma en Snoep (FD 22 oktober) zou het samenvoegen van vier toezichthouders, waaronder de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), het toezicht door de NMa sterker maken. Ongetwijfeld. Maar dat is precies wat er in de zorg niet moet gebeuren.

De gezondheidszorg kent een eigen logica die niet te vergelijken is met de markt van mobiele telefoons. De overheid is grondwettelijk verantwoordelijk voor de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid, omdat patiënten niet altijd klanten zijn die zelf de beste zorg kunnen kiezen. Soms wel, vaak niet en dan moet er gewoon goed gezorgd worden. Daar zijn professionele hulpverleners voor die werken volgens eigen codes, protocollen en richtlijnen. Dat zijn niet de regels van de markt.

Zorgorganisaties dienen bovendien eerst en vooral een maatschappelijk en patiëntenbelang. Ze zijn niet opgericht voor de winstuitkering aan investeerders. Een toezichthouder moet dus beoordelen of samenwerking in de zorg belangrijker is voor goede zorg dan het bieden van nog meer keuzevrijheid. Hij moet bepalen of vertrouwen in professionele handelwijzen belangrijker is dan nog meer transparantie via cijferlijstjes. Daar is verstand van de zorg nodig. Dat heeft de NMa niet.

De NZa werd opgericht om de introductie van marktwerking adequaat te begeleiden. Er moest een ‘level playing field’ komen, zodat eerlijke concurrentie een kans krijgt. Patiënten en zorgverzekeraars moesten wat te kiezen hebben. De NZa richt zich daarom op betere klantinformatie en stimulatie van innovaties. In de overgang van aanbod naar vraagsturing vond minister Hoogervorst het destijds verantwoord om tijdelijk al die functies in de NZa samen te brengen: marktregels maken en toezicht houden, stimuleringsmaatregelen nemen en de belangen van cliënten en patiënten dienen. Aan de vraag of de NMa deze taak kan overnemen gaat de vraag vooraf of we zover zijn dat die taken van de NZa erop zitten. Antwoord: Nee, het wordt zelfs steeds duidelijker dat de zorg nooit een ideale markt zal zijn.

Het level playing field is ver te zoeken met slechts een enkele zorgverzekeraar en met verwarring over de vraag of klein- dan wel grootschaligheid van zorgorganisaties beter is. De informatie over de kwaliteit en prijs van de zorg is ook nog gebrekkig, al wordt dat inzichtelijker. Keuzemogelijkheden verbeteren, maar niet iedereen kan kiezen. Er bestaat zoiets als een zorglogica: er zijn altijd ‘klanten’ die niet kunnen kiezen, er moet altijd naar de regionale toegankelijkheid van zorgvoorzieningen gekeken worden, de professionele normen voor kwaliteit moeten altijd de doorslag geven, en het type zorgverlening bepaalt wat de schaalgrootte is waar patiënten en cliënten ook nog wat te zeggen kunnen hebben. In het toezicht moet die zorglogica centraal staan en niet die van mobiele telefoons.

Ongetwijfeld kan de NZa het toezicht beter en anders doen dan nu, maar de zorglogica ontbreekt teveel als de NMa het overneemt. Zelfs een Zorgkamer helpt daar niet bij, omdat het marktparadigma van economen op de zorginhoud zal domineren. Ik pleit voor radicaal het tegenovergestelde: de NMa moet van de zorg wegblijven. De zorglogica mag nooit ondergesneeuwd raken in het toezicht. Het pakt slecht uit als de NMa bepaalt dat een fusie goed is voor de marktverhoudingen, terwijl de Inspectie voor de Gezondheidszorg het tegendeel aangeeft wat de kwaliteit betreft. Ik stel voor om wettelijk sterker vast te leggen dat de zorgbelangen bij het beoordelen van fusies altijd voor gaan. Als er al gefuseerd wordt tussen toezichthouders, dan moet de NZa dat maar doen met de Inspectie voor de Gezondheidszorg, zodat we daar zeker van zijn.