Handboek voor gemeenschappelijke onderzoeksteams - Hoofdinhoud
Contents
Documentdatum | 04-11-2011 |
---|---|
Publicatiedatum | 07-11-2011 |
Kenmerk | 15790/1/11 REV 1 |
Van | Council Secretariat |
Aan | delegations |
Externe link | originele PDF |
Originele document in PDF |
RAAD VAN Brussel, 4 november 2011 (15.11)
DE EUROPESE UNIE (OR. en)
15790/1/11 REV 1
COPEN 281 EUROJUST 163 ENFOPOL 370 EJN 137 GENVAL 110 ENFOCUSTOM 127
NOTA van: het secretariaat van de Raad aan: de delegaties nr. vorig doc.: 13598/09 COPEN 178 ENFOPOL 218 EUROJUST 55 EJN 35 Betreft: Handboek voor gemeenschappelijke onderzoeksteams
Voor de delegaties gaat hierbij een geactualiseerde versie van het Handboek voor gemeenschappelijke onderzoeksteams (GOT), dat is opgesteld in het kader van het gezamenlijk GOT-project van Eurojust en Europol.
____________________
NL
BIJLAGE
HANDBOEK VOOR GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERZOEKSTEAMS
1. Inleiding
Hoofddoel van dit handboek voor gemeenschappelijke onderzoeksteams, dat een aanvulling is op het bestaande Eurojust/Europol-document, "Guide to EU Member States’ legislation on Joint Investigation Teams", is juristen informatie te verstrekken over de rechtsgrondslag en de vereisten voor het opzetten van een gemeenschappelijk onderzoeksteam en advies te geven over de situatie waarin zo'n team zinvol kan worden ingezet. Andere doelstellingen zijn het wegnemen van mogelijke misverstanden over gemeenschappelijke onderzoeksteams, beroepsbeoefenaars aanmoedigen gebruik te maken van dit nieuwe instrument dat meerwaarde kan geven aan hun onderzoek, en het bevorderen van de ontwikkeling van internationale samenwerking in strafzaken in het algemeen. Het handboek is gebaseerd op gedeelde praktische ervaringen en op materiaal dat afkomstig is uit studiebijeenkomsten en vergaderingen. Het handboek is een levend document en zal dus geregeld worden bijgewerkt, vooral naar aanleiding van praktische ervaringen. Wat is een GOT? Een gemeenschappelijk onderzoeksteam is een team dat wordt opgezet via een overeenkomst tussen twee of meer lidstaten en/of partijen, met een welbepaald doel en voor een beperkte tijdspanne. De algemene voordelen van een gemeenschappelijk ondezoeksteam ten opzichte van traditionele vormen van wetshandhavings- en justitiële samenwerking, zoals "spiegel"-onderzoeken of parallelle onderzoeken en een rogatoire commissie, worden in het kader hieronder kort samengevat. Ook zal het werken in een gemeenschappelijk onderzoeksteam veel specifieke voordelen opleveren, afhankelijk van de omstandigheden van iedere zaak afzonderlijk.
NL
Voordelen van een GOT?
• Mogelijkheid tot rechtstreekse uitwisseling van informatie tussen de leden van
het team zonder formele verzoeken.
• Mogelijkheid om rechtstreeks tussen teamleden om onderzoekshandelingen te
vragen, zonder dat er rogatoire commissies nodig zijn. Dat geldt ook voor verzoeken om dwangmaatregelen.
• Leden kunnen aanwezig zijn bij huiszoekingen, ondervragingen, enz. in alle
bestreken rechtsgebieden, waardoor taalbarrières bij ondervragingen, enz. kunnen worden overwonnen.
• De inspanningen kunnen ter plaatse worden gecoördineerd en er kan informeel
gespecialiseerde kennis worden uitgewisseld.
• Er kan tussen beroepsbeoefenaars uit verschillende rechtsgebieden en werkomgevingen
wederzijds vertrouwen worden opgebouwd en aangemoedigd.
• Een GOT is het beste platform om de optimale onderzoeks- en
vervolgingsstrategieën te bepalen.
• Europol en Eurojust kunnen met rechtstreekse steun en bijstand een rol spelen. • Mogelijkheid om beschikbare fondsen van de EU, Eurojust of Europol aan te
vragen.
• Deelneming aan een GOT maakt het management bewuster en verbetert de
resultaten van internationale onderzoeken.
NL
2. Het concept van de gemeenschappelijke onderzoeksteams
De Raad van Ministers van de EU heeft op 29 mei 2000 de Overeenkomst betreffende de
wederzijdse rechtshulp in strafzaken aangenomen (Rechtshulpovereenkomst van 2000) 1 . Doel van
deze overeenkomst was de samenwerking tussen justitiële en wetshandhavingsinstanties binnen de Europese Unie en in Noorwegen en IJsland te verbeteren, door in bestaande juridische instrumenten bepalingen toe te voegen en de toepassing ervan te vergemakkelijken. Aangezien het proces dat moet leiden tot de ratificatie van de Rechtshulpovereenkomst van 2000 slechts langzaam vorderde, heeft de Raad op 13 juni 2002 een kaderbesluit inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams vastgesteld, waaraan de lidstaten uiterlijk op 1 januari 2003 moesten
voldoen 2 . De lidstaten waren ervan overtuigd dat de gemeenschappelijke onderzoeksteams als
instrument in het bijzonder van groot nut zouden zijn voor de wetshandhavingsinstanties in de
Europese Unie.
Het concept van de gemeenschappelijke onderzoeksteams is tot stand gebracht in de overtuiging dat de bestaande methodes voor internationale politiële en justitiële samenwerking op zich onvoldoende waren om ernstige grensoverschrijdende criminaliteit aan te pakken. Men dacht dat een team van onderzoekers en justitiële autoriteiten van twee of meer staten, die met een duidelijk juridisch gezag en met zekerheid omtrent de rechten, taken en plichten van de deelnemers samenwerken, de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit zou verbeteren.
• Bepalingen in de Rechtshulpovereenkomst van 2000 over een
gemeenschappelijk onderzoeksteam.
• De ratificatie van de overeenkomst verloopt traag; daarom zijn de
lidstaten in het kaderbesluit van 2002 GOT-bepalingen overeengekomen voor een snellere uitvoering.
• Bestaande methoden worden in sommige gevallen ontoereikend geacht
voor een doeltreffende bestrijding van ernstige grensoverschrijdende criminaliteit.
1 Akte van de Raad van 29 mei 2000 tot vaststelling, overeenkomstig artikel 34 van het
Verdrag betreffende de Europese Unie, van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (PB C 197 van 12.7.2000, blz. 1).
2 Kaderbesluit 2002/465 i/JBZ van de Raad inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams
(PB L 162 van 20.6.2002, blz. 1).
NL
3. Juridisch kader
Gemeenschappelijke onderzoeksteams opgezet tussen lidstaten van de EU (EU-GOT's)
Het juridisch kader voor het opzetten van gemeenschappelijke onderzoeksteams staat in artikel 13 van de Rechtshulpovereenkomst van 2000 en in het kaderbesluit. In dat besluit worden in feite de artikelen 13, 15 en 16 van de Rechtshulpovereenkomst van 2000 bijna letterlijk herhaald. Het kaderbesluit is in de lidstaten op uiteenlopende manieren uitgevoerd. Sommige landen hebben specifieke wetten inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams aangenomen of bepalingen over zulke teams in hun wetboek van strafvordering opgenomen, andere verwijzen eenvoudigweg naar de rechtstreekse toepasbaarheid van de Rechtshulpovereenkomst van 2000 in hun rechtstelsel. De overeenkomst is in de meeste lidstaten in werking getreden. Het kaderbesluit zelf zal niet langer van kracht zijn wanneer de Rechtshulpovereenkomst van 2000 in alle lidstaten in werking is getreden. Tot nog toe heeft alleen Italië het kaderbesluit nog niet uitgevoerd en de Rechtshulpovereenkomst van 2000 nog niet geratificeerd.
In bijlage I wordt een overzicht gegeven van de nationale wetgevingen.
• Sommige lidstaten hebben de bepalingen rechtstreekse rechtsgevolgen
gegeven.
• Sommige hebben specifieke wetgeving aangenomen. • De stand van zaken is weergegeven in bijlage 1. • Een uitvoerige analyse staat in de "Guide to EU Member States’
legislation on Joint Investigation Teams".
Gemeenschappelijke onderzoeksteams opgezet tussen lidstaten van de EU en derde staten
Met en tussen landen buiten de Europese Unie kunnen GOT's worden opgezet, op voorwaarde dat daarvoor een rechtsgrond bestaat. De rechtsgrond kan de vorm aannemen van:
-
-een internationaal rechtsinstrument;
NL
-
-een bilaterale overeenkomst;
-
-een multilaterale overeenkomst;
-
-nationale wetgeving (bijvoorbeeld een of meer artikelen van het wetboek van
strafvordering).
De volgende internationale rechtsinstrumenten zijn reeds beschikbaar en kunnen voorzien in een passende rechtsgrond voor een GOT tussen een EU-lidstaat en een derde staat:
-
-het tweede Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse
rechtshulp in strafzaken van 20 april 1959 (artikel 20);
-
-het VN-Verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad van
15 november 2000 (artikel 19);
-
-de Overeenkomst inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de
douaneadministraties (Napels II) van 18 december 1997 (artikel 24);
-
-de Overeenkomst inzake politiesamenwerking voor Zuidoost-Europa (PCC SEE) van
5 mei 2006 (artikel 27);
-
-de Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de
Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika (artikel 5 en de nationale uitvoeringsmaatregelen daarvoor).
4. Vereisten voor een gemeenschappelijk onderzoeksteam
In artikel 13, lid 1, van de Rechtshulpovereenkomst van 2000 en artikel 1 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams wordt het concept van de gemeenschappelijke onderzoeksteams niet zozeer benaderd vanuit de ernst van een misdrijf maar veeleer vanuit de internationale en grensoverschrijdende dimensie ervan.
3
In artikel 13, lid 1, van de Rechtshulpovereenkomst van 2000 staat dat een gemeenschappelijk onderzoeksteam in het bijzonder kan worden ingesteld wanneer:
het onderzoek van een lidstaat naar strafbare feiten moeilijke en veeleisende
opsporingen vergt die ook andere lidstaten betreffen;
3 Krachtens dit artikel zijn de betrokken bepalingen van het kaderbesluit inzake gemeenschappelijke
onderzoeksteams van overeenkomstige toepassing.
NL
verscheidene lidstaten onderzoeken uitvoeren naar strafbare feiten die wegens de
aard van de zaak een gecoördineerd en gezamenlijk optreden in de betrokken lidstaten vergen.
Het opzetten van GOT's wordt gewoonlijk overwogen bij onderzoek betreffende de zwaardere vormen van criminaliteit. Wanneer het opzetten van een gemeenschappelijk onderzoeksteam wordt overwogen, moeten evenwel de nationale wetgeving en de operationele instructies worden bekeken om na te gaan of voor het opzetten van een gemeenschappelijk onderzoeksteam drempels qua ernst of andere kwalificerende criteria gelden. Gemeenschappelijke onderzoeksteams kunnen echter ook in het onderzoek betreffende kleinere grensoverschrijdende zaken nuttig zijn. De reden daarvoor is dat een gemeenschappelijk onderzoeksteam de samenwerking in een specifieke zaak kan vereenvoudigen en voorbereidend werk kan doen voor toekomstige gemeenschappelijke onderzoeksteams, door wederzijds vertrouwen te scheppen en ervaring aan te dragen in grensoverschrijdende samenwerking. Verzoeken voor het opzetten van een gemeenschappelijk onderzoeksteam kunnen vaak van een lidstaat afkomstig zijn, maar ook van Europol en Eurojust. In sommige lidstaten moet dit eerste verzoek de vorm hebben van een rogatoire commissie. Het is het raadzaam dat onderzoekers, officieren van justitie, magistraten en/of rechters van de lidstaten die overwegen een gemeenschappelijk onderzoeksteam op te zetten, alsmede vertegenwoordigers van Eurojust en Europol, bijeenkomen om de zaak bij de eerst mogelijke gelegenheid te bespreken, voordat er een formeel voorstel wordt gedaan en er een formele regeling wordt getroffen. Sommige landen hebben administratieve regels die bijvoorbeeld inhouden dat de bevoegde ministeries in de voorbereidende fase moeten worden ingelicht; het is dus van het grootste belang dat alle bevoegde personen tijdig bij een en ander worden betrokken, zodat het gehele proces niet in gevaar komt of vertraging oploopt.
NL
• Of een specifieke zaak geschikt is voor een gemeenschappelijk
onderzoeksteam hangt af van de omstandigheden, maar GOT's kunnen zowel in grote als in kleine zaken worden overwogen.
• Eurojust en Europol worden zo vroeg mogelijk betrokken bij het bespreken
van het mogelijke voordeel van een team en bij concrete stappen voor de oprichting ervan.
• Gemeenschappelijke onderzoekteams kunnen, door het opbouwen van
onderling vertrouwen en contacten, een basis zijn voor toekomstige samenwerking.
• Zowel een lidstaat als Eurojust en Europol kunnen voorstellen een
gemeenschappelijk onderzoeksteam op te richten.
• Een gemeenschappelijk onderzoeksteam is een flexibel
onderzoeksinstrument dat ten dienste van de onderzoeker moet worden gebruikt.
5. Structuur en werking van een gemeenschappelijk onderzoeksteam
5.1 Het team
Het team wordt ingesteld in de lidstaat waar het onderzoek naar verwachting hoofdzakelijk zal worden uitgevoerd. Op grond van de formulering van artikel 13 van de Rechtshulpovereenkomst van 2000 kan in de onmiddellijke nabijheid van de plaats van het onderzoek een groep onderzoekers en ander personeel, uit twee of meer lidstaten, worden samengesteld. Een en ander impliceert dat een aantal personeelsleden tijdelijk actief zullen zijn buiten hun eigen lidstaat, hetgeen in veel gevallen de ideale regeling kan zijn. Het is echter geen vereiste dat een lid van het gemeenschappelijk onderzoeksteam buiten zijn land moet werken, ook al is het gemeenschappelijk onderzoeksteam permanent in een ander land gebaseerd. Een gemeenschappelijk onderzoeksteam kan namelijk heel goed bestaan uit leden van twee of meer lidstaten waarbij niemand buiten zijn lidstaat werkt.
NL
Zweden en Finland kunnen bijvoorbeeld besluiten te werken met een in Helsinki gevestigd gemeenschappelijk onderzoeksteam, waarbij één Zweeds lid in Stockholm onderzoek verricht en nooit naar Finland gaat. Ook kan een lid van een in een bepaald "land van het hoofdkwartier" gevestigde groep alle deelnemende landen vertegenwoordigen terwijl de overige teamleden in hun eigen land werken. Meerdere scenario's zijn mogelijk, en over de organisatorische aspecten van het GOT moet per geval worden besloten, met inachtneming van factoren zoals kosten, beschikbaarheid van personeel, looptijd van het verzoek, aard van het onderzoek, justitiële autoriteit, enz.
• Geografische basis bekijken en flexibiliteit toestaan als het onderzoek
naar een ander werkgebied voert.
• Geen "verplichte" detachering van leden naar het buitenland. • Aandacht voor de taalvaardigheden van teamleden met het oog op de
communicatie.
5.2. De leider van het gemeenschappelijk onderzoeksteam
Elk gemeenschappelijk onderzoeksteam moet een teamleider of teamleiders hebben. Artikel 13 van de Rechtshulpovereenkomst van 2000 biedt diverse mogelijkheden en laat ook ruimte voor nationale interpretatie. Er staat niet in aangegeven of de teamleider een openbaar aanklager, een rechter of een hoge politie- of douanebeambte moet zijn. Dit punt hangt nauw samen met de nationale wetgeving en daarom worden hier geen suggesties gedaan. Aangezien het gemeenschappelijk onderzoeksteam in sommige lidstaten echter wordt gezien als een bijzondere vorm van wederzijdse rechtshulp, wordt aanbevolen een vertegenwoordiger van de rechterlijke macht tot leider te benoemen in de gevallen waarin het werk wordt geleid door onderzoeksmagistraten of openbaar aanklagers. In andere jurisdicties en afhankelijk van het nationale kader kan het een goed idee zijn een wetshandhavingsfunctionaris aan het hoofd van het gemeenschappelijk onderzoeksteam te stellen. In artikel 13 van de Rechtshulpovereenkomst van 2000 is het volgende bepaald: "... de leider van het team is een vertegenwoordiger van de aan strafrechtelijke onderzoeken deelnemende bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het team actief is". Dit kan zo worden uitgelegd dat het gemeenschappelijk onderzoeksteam één permanente leider heeft, op basis van de hoofdzetel van de operaties van het team.
NL
Een andere interpretatie is dat de teamleider afkomstig moet zijn uit de lidstaat waar het team zich bevindt op het moment dat het zijn operaties uitvoert. Deze interpretatie wordt enigszins gesteund door de modelovereenkomst (zie punt 7 en bijlage II), waarin staat dat een leider "een vertegenwoordiger is van de bevoegde autoriteiten in de lidstaat/lidstaten waar het gemeenschappelijk onderzoeksteam actief is (…) onder wiens leiding de leden van het team hun taken verrichten in de lidstaat waartoe deze persoon behoort". De ervaringen tot nu toe doen vermoeden dat de lidstaten de voorkeur geven aan meer dan één teamleider in plaats van één teamleider met algemene verantwoordelijkheid.
• Duidelijke leiderschapsstructuur is essentieel voor de leden van het
gemeenschappelijk onderzoeksteam.
• Een"veranderende" leiderschapsstructuur, afhankelijk van het
geografisch gebied van de activiteiten, is mogelijk mits de leiderschapsstructuur duidelijk blijft.
• Communicatie is van cruciaal belang voor een geslaagd management
van een gemeenschappelijk onderzoeksteam.
5.3. De activiteiten
De teamleden doen hun werk onder het leiderschap van de teamleider, met inachtneming van de voorwaarden die de autoriteiten van hun eigen land stellen in de overeenkomst ter instelling van het gemeenschappelijk onderzoeksteam. Aan dit punt moet bij het opstellen van de overeenkomst voor een gemeenschappelijk onderzoeksteam veel aandacht worden besteed, zodat de teamleden, en vooral de uit een andere lidstaat gedetacheerde teamleden, terdege weten welke lijnmanagementstructuur of -structuren er is c.q. zijn.
NL
In artikel 13, lid 4, wordt onderscheid gemaakt tussen "leden" en "gedetacheerde leden" van een gemeenschappelijk onderzoeksteam. Gedetacheerde leden van het gemeenschappelijk onderzoeksteam zijn afkomstig uit andere lidstaten dan de lidstaat waar het team actief is. Zij kunnen, conform de wetgeving van de lidstaat waar het team actief is en de overeenkomst betreffende het gemeenschappelijk onderzoeksteam, toestemming krijgen aanwezig te zijn bij operationele activiteiten zoals huiszoekingen. Deze ondersteuning van operationele activiteiten kan het verrichten van bepaalde onderzoekshandelingen omvatten wanneer de bevoegde instanties van de lidstaat waarin de operatie plaatsvindt en van de detacherende lidstaat daarvoor toestemming hebben gegeven. De leider van het gemeenschappelijk onderzoeksteam mag op deze algemene regel uitzonderingen maken. De toestemming om aanwezig te zijn en/of onderzoeksmaatregelen uit te voeren, moet ook aan bod komen in de formele overeenkomst.
De meest vernieuwende en mogelijkerwijs meest nuttige elementen van artikel 13 van de
Rechtshulpovereenkomst van 2000 staan in de leden 7 en 9. Wanneer het gemeenschappelijk onderzoeksteam het nodig acht dat in een van de lidstaten onderzoekshandelingen plaatsvinden, kunnen de bij het team gedetacheerde leden hun eigen bevoegde autoriteiten verzoeken die handelingen te verrichten. Het verzoek moet in overweging worden genomen onder de voorwaarden die van toepassing zouden zijn in een nationaal onderzoek. Met deze bepaling moeten rogatoire commissies worden vermeden, ook als de onderzoekshandeling vereist dat er dwang wordt uitgeoefend, zoals de tenuitvoerlegging van een huiszoekingsbevel. Dat is één van de grote voordelen van een gemeenschappelijk onderzoeksteam. Een Nederlandse politiebeambte die is gedetacheerd bij een in Duitsland opererend gemeenschappelijk onderzoeksteam, kan zijn collega's bij de politie in Nederland verzoeken een volgens de Nederlandse wet opgesteld huiszoekingsbevel in Nederland ten uitvoer te leggen namens het gemeenschappelijk onderzoeksteam. Er mag echter niet worden vergeten dat artikel 13 van de Rechtshulpovereenkomst van 2000 niet prevaleert boven de nationale wetgeving. Een Nederlandse functionaris kan zijn Britse collega bijvoorbeeld verzoeken telefoontaps in het UK aan te vragen. Of de aldus verkregen informatie vervolgens in een rechtszaak mag worden gebruikt, hangt echter altijd af van de twee nationale wetgevingen in kwestie, en moet dus nauwkeurig worden bestudeerd.
NL
Ook voor de leden 9 en 10 geldt dat de nationale wetgeving altijd in beschouwing moet worden genomen, hoewel deze bepalingen de onderzoekers een ander waardevol voordeel bieden: leden van een gemeenschappelijk onderzoeksteam kunnen, ook hier in overeenstemming met hun nationale recht, het team gegevens verstrekken die beschikbaar zijn in hun land. Een teamlid kan het gemeenschappelijk onderzoeksteam vanuit zijn land bijvoorbeeld rechtstreeks gegevens verstrekken over abonnees, voertuigregistratie en strafbladen, zonder deze gegevens via de bevoegde nationale centrale instanties te leiden. Er moet echter ook worden gekeken naar de vereisten voor toelaatbaarheid, als de verstrekte gegevens als bewijs moeten dienen in het strafdossier. Alleen daarvoor aangewezen autoriteiten uit lidstaten van de Europese Unie mogen lid zijn van een gemeenschappelijk onderzoeksteam, maar derden, al dan niet afkomstig uit de EU, kunnen deelnemen aan de werkzaamheden van een gemeenschappelijk onderzoeksteam. In een gemeenschappelijk onderzoeksteam van België en Nederland kan bijvoorbeeld een FBI-functionaris uit de Verenigde Staten deelnemer zijn maar geen lid of gedetacheerd lid. De rechten die aan leden van het team worden toegekend uit hoofde van artikel 13 (bijvoorbeeld het recht om aanwezig te zijn bij onderzoekshandelingen) gelden niet voor deze personen, tenzij in de overeenkomst uitdrukkelijk anders is bepaald.
• Gemeenschappelijke onderzoeksteams en overeenkomsten dienaangaande
gaan niet boven nationale wetten en verplichtingen.
• Duidelijke informatie en richtsnoeren voor de deelnemers, met name over:
o verschillen qua vereisten voor bepaalde dwangmaatregelen; o voorwaarden voor daadwerkelijk gebruik als bewijsmateriaal in
gerechtelijke procedures;
o het soort bewijs dat vervolgens voor de rechter mag worden
gebruikt;
o interne lijnmanagementsstructuren.
• Derden kunnen "deelnemer" zijn van een gemeenschappelijk
onderzoeksteam van de EU, maar geen "lid":
o Rollen, doel en plichten van deelnemers moeten duidelijk in de
overeenkomst voor een gemeenschappelijk onderzoeksteam vermeld staan, en vooral bepalingen inzake aansprakelijkheid.
o Deelnemers hoeven niet noodzakelijkerwijs afkomstig te zijn van
EU-instanties of -agentschappen, zoals Europol, Eurojust, OLAF, enz., maar kunnen ook uit derde landen en agentschappen daarvan komen, bijv. van de FBI.
NL
6. Deelname van Eurojust en Europol
Aangezien deze instellingen allebei zijn opgericht om de lidstaten te helpen bij de bestrijding van de georganiseerde zware grensoverschrijdende misdaad, houden hun bevoegdheden en opdrachten in dat zij in de gemeenschappelijke onderzoekteams een centrale rol vervullen. Overeenkomstig artikel 1, lid 12, van het kaderbesluit en de bepalingen van de Rechtshulpovereenkomst van 2000 kunnen Europol en Eurojust deelnemen aan gemeenschappelijke onderzoeksteams, afzonderlijk of tezamen. Verder staat in artikel 6 van de samenwerkingsovereenkomst tussen Europol en Eurojust dat beide partijen samen, op verzoek van een of meer lidstaten, kunnen deelnemen aan het oprichten van gemeenschappelijke onderzoekteams, en nationale justitiële en wetshandhavingsinstanties mogen helpen bij de voorbereidende besprekingen over het oprichten van gemeenschappelijke onderzoeksteams. Zo staan beide organisaties in nauwe samenwerking ter beschikking van verzoekende lidstaten die overwegen een gemeenschappelijk onderzoeksteam op te richten. Vooral in de voorbereidende beoordelings- en onderhandelingsfase kunnen beide de lidstaten helpen met juridisch advies en deskundigheid, die verworven is tijdens eerdere deelname aan een gemeenschappelijk onderzoeksteam. Bovendien staan de lidstaten faciliteiten voor vergaderingen en vertolking ter beschikking. Ook kunnen Europol en Eurojust, vanuit hun rol bij de uitwisseling van informatie en de coördinatie van wederzijdse rechtshulp, in een positie verkeren waarin zij kunnen aangeven welke zaken zich lenen voor een gemeenschappelijk onderzoeksteam en zij vervolgens lidstaten kunnen verzoeken op een dergelijk verzoek in te gaan. Het is niet verplicht Eurojust en Europol te betrekken bij het oprichten en doen functioneren van een gemeenschappelijk onderzoeksteam, maar ze kunnen doorslaggevend zijn bij het waarborgen van de doeltreffendheid en de operationele capaciteit van het team en voor het algemene welslagen van het onderzoek. Beide organisaties kunnen immers helpen bij het administratieve beheer van het gemeenschappelijk onderzoeksteam, en kunnen meehelpen en advies verlenen voor het verkrijgen van financiering. In het kader van het Eurojustproject voor financiering van gemeenschappelijke onderzoeksteams is er financiële hulp beschikbaar voor reis- en verblijfkosten, vertolking en vertaling, en voor logistieke ondersteuning (lenen van uitrusting) (voor nadere informatie: http://www.eurojust.europa.eu/jit_funding.htm). Voorts kan er via Europol financiële ondersteuning worden geboden voor operationele vergaderingen, en via Eurojust voor coördinatievergaderingen (zie hiervoor de website van Europol en die van Eurojust).
NL
Nationale leden van Eurojust alsook hun adjuncten en medewerkerkers, kunnen lid zijn van een gemeenschappelijk onderzoeksteam indien hun lidstaat overeenkomstig artikel 9 septies van het
herziene besluit inzake Eurojust 4 heeft bepaald dat zij als "nationale bevoegde autoriteit"
deelnemen. Beambten van Europol, OLAF en nationale leden van Eurojust alsmede hun adjuncten of medewerkers, die niet optreden als bevoegde nationale autoriteit, mogen deelnemen aan de activiteiten van een gemeenschappelijk onderzoeksteam, maar zij mogen het team niet leiden en mogen er geen lid van zijn.
Overeenkomstig artikel 6 van het Besluit van de Raad inzake Europol 5 , mogen Europol-beambten
in een "ondersteunende hoedanigheid" deelnemen aan een gemeenschappelijk onderzoeksteam, maar niet deelnemen aan dwangmaatregelen.
• Vroegtijdig advies over de vraag of een zaak geschikt is voor een
gemeenschappelijk onderzoeksteam of juist voor de inzet van traditionele middelen (coördinatievergaderingen, parallelle onderzoeken enz.).
• In een vroeg stadium praktisch en juridisch advies over een overeenkomst
voor een gemeenschappelijk onderzoeksteam en over de erin op te nemen bepalingen.
• Verlenen van faciliteiten voor vergaderingen, incl. vertalingen en een
beveiligde omgeving, voor onderhandelingen over de overeenkomst en voor coördinatievergaderingen.
• Doorgeven van ervaringen met gemeenschappelijke onderzoeksteams, en
kerntaken zoals coördinatie en ondersteuning in grensoverschrijdende onderzoeken.
• Verlenen van analytische ondersteuning. • Informatie-uitwisseling en internationale wederzijdse rechtsbijstand met
andere niet deelnemende landen.
• Advies/ondersteuning betreffende de huidige beschikbaarheid,
voorwaarden en procedures voor financiering en het lenen van uitrusting.
4 Besluit 2002/187 i/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van
Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken, zoals gewijzigd bij Besluit 2003/659 i/JBZ van de Raad en Besluit 2008/426 i/JBZ van de Raad van 16 december 2008 over de versterking van Eurojust.
5 Zie in het bijzonder artikel 5, lid 1, onder d), en artikel 6 van het Besluit van de Raad van
blz. 37).
15790/1/11 REV 1 rts/RTS/dp 14 NL
7. De overeenkomst betreffende het gemeenschappelijk onderzoeksteam
In de Rechtshulpovereenkomst van 2000 staat dat gemeenschappelijke onderzoekteams worden opgericht op basis van een schriftelijke overeenkomst. Zoals reeds is uiteengezet, biedt het juridisch kader voor het oprichten en doen functioneren van een gemeenschappelijk onderzoeksteam een breed scala aan beslissingsbevoegdheden en daarom is de overeenkomst voor alle partijen van het grootste belang. Enerzijds wijst de ervaring er tot nog toe op dat het de voorkeur verdient van meet af aan uitvoerige overeenkomsten op te stellen waardoor wordt voorkomen dat er tijdrovende besprekingen moeten worden gevoerd tijdens de activiteiten van het gemeenschappelijk onderzoeksteam. Anderzijds mag niet worden vergeten dat vaak snel een begin moet worden gemaakt met het onderzoekswerk en het verzamelen van bewijsmateriaal, zodat lange besprekingen over de overeenkomst kunnen worden vermeden. Aangezien de overeenkomst volgens artikel 13 van de Rechtshulpovereenkomst van 2000 op ieder moment kan worden gewijzigd, dient de voorkeur te worden gegeven aan een snelle totstandkoming ervan boven langdurige besprekingen over ieder detail. Daarom is één van de doelstellingen van dit handboek dat de bevoegde instanties en beroepsbeoefenaars in staat worden gesteld alle elementen van de wetgeving in de schriftelijke overeenkomst aan bod te doen komen en tevens spoedig aan het onderzoek te beginnen. De Raad van de Europese Unie heeft eerst op 8 mei 2003 een aanbeveling betreffende een
modelovereenkomst 6 ter instelling van een gemeenschappelijk onderzoeksteam (GOT) aangenomen, en vervolgens op 26 februari 2010 een resolutie 7 . Van de resolutie wordt gebruikt
gemaakt, en in aanhangsel I daarbij staat een nieuwe aanbeveling met nadere voorschriften voor deelnemers aan een gemeenschappelijk onderzoeksteam en specifieke bepalingen voor de deelneming van Europol. Daarnaast hebben enkele lidstaten onderling reeds overeenstemming bereikt over ontwerp-modellen voor gemeenschappelijke onderzoeksteams om het overeenkomstproces te versnellen.
6 Aanbeveling van de Raad van 8 mei 2003 betreffende een modelovereenkomst ter instelling
van een gemeenschappelijk onderzoeksteam (PB L 121 van 23.5.2003, blz. 1).
7 Resolutie van de Raad van 26 februari 2010 betreffende een modelovereenkomst ter instelling
van een gemeenschappelijk onderzoeksteam (GOT) (PB C 70 van 19.3.2010).
NL
Voorts wordt, overeenkomstig het gangbare gebruik in een aantal landen, in de nieuwe modelovereenkomst verwezen naar een controlelijst voor een operationeel actieplan, die in aanhangsel IV staat; het operationeel actieplan is een document dat los staat van de GOT- overeenkomst, en dat bedoeld is nadere regels te bevatten inzake operaties, strategie en planning. Die werkwijze biedt flexibiliteit indien zich wijzigingen voordoen en moet er ook voor zorgen dat zowel de omvang van de achterliggende GOT-overeenkomst als de mate waarin die in detail treedt, beperkt blijven. De modelovereenkomst staat in bijlage II bij dit handboek. Benadrukt dient te worden dat Eurojust en Europol te allen tijde bereid zijn de lidstaten te helpen bij het opstellen van hun overeenkomsten.
• In sommige rechtsgebieden kan de inhoud van een overeenkomst ter
instelling van een gemeenschappelijk onderzoeksteam onder de regels van de openbaarheid vallen. Daarom moet aan de volgende punten de nodige aandacht worden besteed:
o de omschrijving van het doel van het gemeenschappelijk
onderzoeksteam, teneinde te voorkomen dat gegevens over andere mogelijke verdachten naar wie nog een onderzoek loopt, openbaar worden gemaakt;
o de identiteitsgegevens van de teamleden, die aan de overeenkomst
kunnen worden gehecht of afzonderlijk worden toegezonden, waardoor mogelijkerwijs kan worden voorkomen dat de identiteit van bijvoorbeeld undercoveragenten of deskundigen openbaar moet worden gemaakt.
• De overeenkomsten dienen de belangrijkste bepalingen en duidelijke
omschrijvingen van de respectieve rollen van de leden en de deelnemers te bevatten.
• Tijdens de onderhandelingen over een overeenkomst dient steeds het
hoofddoel van het gemeenschappelijk onderzoeksteam voor ogen te worden gehouden, samen met elementen als de verschillen in de juridische procedures, de regels betreffende bewijsmateriaal en de autoriteit die voor bepaalde dwangmaatregelen nodig is.
• Aangezien een gemeenschappelijk onderzoeksteam telkens voor een
individueel geval wordt ingesteld, past de modelovereenkomst ter instelling van een gemeenschappelijk onderzoeksteam niet in alle omstandigheden; de modelovereenkomst vormt evenwel een nuttig richtsnoer wat betreft de elementen die in overeenkomsten aan bod moeten komen.
NL
8. Conclusie
Gezamenlijk onderzoekteams zijn ontworpen als een flexibel instrument dat onderzoek inzake grensoverschrijdende misdaad ondersteunt en waarmee tevens wederzijds vertrouwen wordt opgebouwd. Naast het hoofddoel, namelijk de doeltreffendheid van de lidstaten verbeteren in het onderzoek naar georganiseerde en zware internationale criminaliteit, zijn er voor de deelnemers aan een gemeenschappelijk onderzoeksteam vele andere duidelijke voordelen. Landen die aan een gemeenschappelijk onderzoeksteam hebben deelgenomen, hebben het concept omarmd en duidelijk aangegeven gemeenschappelijke onderzoekteams te willen gebruiken om grensoverschrijdende criminaliteit te onderzoeken en de daders ervan te vervolgen. Gemeenschappelijke onderzoeksteams zijn misschien niet voor elk grensoverschrijdend onderzoek het meest geschikte instrument, maar de praktijkbeoefenaars moeten zich bewust zijn van de aanzienlijke voordelen die een GOT oplevert en moeten in staat zijn weloverwogen besluiten te nemen over het gebruik ervan. Voor meer informatie gelieve u contact op te nemen met uw Eurojust / Europol-contactpunt of gaat u naar de GOT-website via de koppelingen op de websites van Europol (www.europol.europa.eu) en Eurojust (www.eurojust.europa.eu).
_____________
NL
BIJLAGE I
Nationale wetgeving over gemeenschappelijke onderzoeksteams
Oostenrijk
Wet op de wederzijdse rechtshulp in strafzaken (Bundesgesetz über die justizielle Zusammenarbeit in Strafsachen mit den Mitgliedstaaten der Europäischen Union), Artikelen 60 - 62 en 76-77 EU- JZG.
België
Artikel 8 tot en met 10 van de wet van 9 december 2004 betreffende de wederzijdse internationale rechtshulp in strafzaken en tot wijziging van artikel 90 van het wetboek van strafvordering.
Bulgarije
Art. 476, lid 3, van het wetboek van strafvordering en artikel 13 van de Rechtshulpovereenkomst van 2000.
Cyprus
Wet gemeenschappelijk onderzoek, wet nr. 244 (I)/2004.
Tsjechië
Wetboek strafvordering, artikelen 442 en 443 (Wet nr. 141/1961 Coll., zoals gewijzigd bij wet nr. 539/2004 Coll.).
Denemarken
Uitvoering middels specifieke bepalingen werd onnodig geacht. Een en ander is geregeld in de
Toelichting bij de ontwerp-tekst tot uitvoering van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 2000.
NL
Estland
Afdeling 3 (Wederzijdse bijstand in strafzaken) van het wetboek strafvordering, artikel 471.
Finland
Finse wet nr. 1313/2002, artikel 8.
Frankrijk
Artikel 17 van een op 9 maart 2004 aangenomen wet, waarbij twee nieuwe artikelen in het wetboek van strafvordering worden opgenomen, te weten de artikelen 695 – 2 en 695 – 3 Art. D15-1-4.
Duitsland
Artikel 93 van de Wederzijdse rechtshulp in strafzaken (Gesetz über die internationale Rechtshilfe in Strafsachen; IRG) en artikel 13 van de Rechtshulpovereenkomst van 2000.
Griekenland
Griekenland heeft de Rechtshulpovereenkomst van 2000 nog niet geratificeerd. De uitvoering van het kaderbesluit inzake gemeenschappelijk onderzoekteams staat echter in Wet 3663/2008 artikelen 13 tot en met 24.
Hongarije
De artikelen 55-59 en 36-49 van Wet nr. CXXX van 2003 over samenwerking in strafzaken met de lidstaten van de Europese Unie. De artikelen 20-24 van Wet nr. LIV van 2002 over Internationale samenwerking van de wetshandhavingsinstanties.
Ierland
Wet strafrechtspleging van 2004. De wet bevat wijzigingen op de delen 3 en 4 van de wet Garda
Síochána van 1989. Bij deze wet wordt artikel 5 van de Europol-wet van 1997 ingetrokken.
Italië
Italië heeft Kaderbesluit 465/2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams nog niet uitgevoerd en de Rechtshulpovereenkomst van 2000 nog niet geratificeerd.
NL
Letland
Wetboek strafvordering van Letland, artikelen 830 – 838.
Litouwen
Wetboek van strafvordering, artikel 171, lid 3, en de "Aanbevelingen over de oprichting en werking van gemeenschappelijke internationale onderzoeksteams", die de rijksprocureur-generaal van de Republiek Litouwen op 21.12.2004 heeft goedgekeurd (bekendgemaakt nr.186 – 6963).
Luxemburg
Wet van 21 maart 2006 op de gemeenschappelijke onderzoeksteams (Memorial A n O 57,
31/3/2006).
Malta
Artikel 435E, lid 5, van het wetboek van strafrecht van Malta (toegevoegd bij IX.2003.128 en gewijzigd bij III.2004.77); bovendien gaan de artikelen 628A en 628B van het Wetboek van Strafrecht over wederzijdse bijstand in strafzaken (toegevoegd bij IX.2003.128).
Nederland
Wetboek van strafvordering, artikelen 552qa – 552qe.
Noorwegen
Noorwegen kent geen wet die specifiek betrekking heeft op deelname aan gemeenschappelijke onderzoeksteams in Noorwegen. Noorwegen zal de Rechtshulpovereenkomst van 2000 uitvoeren en dus ook artikel 13. De uitvoering/ratificatie zal waarschijnlijk in 2012 of 2013 een feit zijn. Er zijn echter in beginsel geen formele belemmeringen in de Noorse wetgeving die Noorwegen ervan weerhouden deel te nemen aan een gemeenschappelijk onderzoeksteam als het een uitnodiging daartoe krijgt.
Polen
De artikelen 589b, 589c, 589d, 589e en 589f van het Poolse wetboek van strafvordering.
NL
Portugal
Wet 48/2003 (wederzijdse rechtshulp in strafzaken). Het hoofdstuk over wederzijdse rechtshulp in strafzaken (hoofdstuk I) is onderdeel van de wet op de internationale justitiële samenwerking in strafzaken (Wet nr. 144/1999). Wet nr. 48/2003 voert nieuwe artikelen in dit hoofdstuk in (145 A & B). Verder gaat artikel 145 van Wet 148/2003 over gemeenschappelijke onderzoeksteams.
Roemenië
Wet nr. 302/2004 over internationale justitiële samenwerking op strafrechtelijk gebied, gewijzigd bij Wet nr. 224/2006 - artikel 169; Wet nr. 368/2004 tot ratificatie van het Tweede Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken - bijlage - artikel 20.
Slowakije
Wetboek strafvordering (wet nr. 301/2005), paragraaf 10 (9), wetboek van strafrecht (wet nr. 300/2005), paragraaf 128 (1). In het wetboek strafvordering (wet nr. 301/2005), paragraaf 10 (9), staan de regels vermeld inzake een gemeenschappelijk onderzoeksteam (teamleden worden gezien als politiefunctionarissen, wie leidt een team, de redenen voor de oprichting van een team, enz.). In het wetboek van strafrecht (wet nr. 300/2005), paragraaf 128 (1), staat vermeld wat wordt verstaan onder een openbaar lichaam (onder anderen leden van een gemeenschappelijk onderzoeksteam omdat zij worden beschouwd als politiefunctionarissen).
Slovenië
Artikel 160.b van het wetboek van strafvordering.
Spanje
Wet 11/2003 van 21 mei over gemeenschappelijke onderzoeksteams in het kader van de Europese Unie, en Organieke Wet 3/2003 van 21 mei over de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de leden van gemeenschappelijke onderzoeksteams die in Spanje opereren.
NL
Zweden
Wet op bepaalde vormen van internationale samenwerking in strafrechtelijk onderzoek, artikel 1, artikel 2-9, en verordening inzake bepaalde vormen van internationale samenwerking in strafrechtelijk onderzoek.
Verenigd Koninkrijk
Kaderbesluit van de Raad en/of artikel 13 van de Rechtshulpovereenkomst van 2000, en de wet op de politiehervorming van 2002, artikelen 103 en 104, en de misdaadwet (internationale samenwerking) van 2003, artikel 16.
_____________
NL
BIJLAGE II
MODELOVEREENKOMST TER INSTELLING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJK
ONDERZOEKSTEAM
Overeenkomstig artikel 13 van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in
strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie van 29 mei 2000 8 ("de Overeenkomst")
en het kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke
onderzoeksteams 9 ("het kaderbesluit")
1. Partijen bij de overeenkomst
De volgende partijen hebben een overeenkomst gesloten ter instelling van een gemeenschappelijk onderzoeksteam (een GOT):
-
1.(Naam van de eerste bevoegde autoriteit van een lidstaat, partij bij de overeenkomst)
en
-
2.(Naam van de tweede bevoegde autoriteit van een lidstaat, partij bij de overeenkomst)
8 PB C 197 van 12.7.2000, blz. 3.
9 PB L 162 van 20.6.2002, blz. 1.
-
3.(Naam van de laatste bevoegde autoriteit van een lidstaat, partij bij de overeenkomst)
De partijen bij deze overeenkomst kunnen in onderlinge overeenstemming besluiten autoriteiten van andere lidstaten te verzoeken partij te worden bij deze overeenkomst. Zie voor mogelijke regelingen met derde landen, organen die krachtens bepalingen die in het kader van de Verdragen zijn aangenomen in dit opzicht bevoegd zijn en internationale instanties die betrokken zijn bij de activiteiten van het GOT aanhangsel I bij deze modelovereenkomst.
2. Doel van het GOT
De overeenkomst heeft betrekking op de instelling van een GOT voor het volgende doel:
Beschrijving van het specifieke doel van het GOT. Hier dienen ook de omstandigheden van de onderzochte strafbare feiten (datum, plaats en aard) te worden vermeld.
De partijen kunnen in onderlinge overeenstemming het specifieke doel van het GOT opnieuw definiëren.
3. Aanpak
De partijen kunnen samen een operationeel actieplan (OAP) vaststellen, waarin de richtsnoeren zijn
aangegeven volgens welke het doel van het GOT moet worden bereikt 10 .
10 In het licht van de toepasselijke nationale wetgeving, met name de openbaarmakings–
voorschriften, kan het OAP in de GOT-overeenkomst worden opgenomen, aan de overeen– komst worden gehecht, of als vertrouwelijke bijlage worden behandeld. In ieder geval moeten de bevoegde autoriteiten die de overeenkomst aangaan, de inhoud van het OAP kennen. Het OAP moet een flexibel document zijn, met praktische afspraken over een gemeenschappelijke strategie en over de manier waarop het in artikel 2 bepaalde doel van het GOT moet worden bereikt, met name de praktische afspraken die niet anderszins door de overeenkomst worden bestreken. In aanhangsel IV bij deze modelovereenkomst is een controlelijst betreffende de mogelijke inhoud van het OAP vervat.
4. Periode die door de overeenkomst bestreken wordt
Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de Overeenkomst en artikel 1, lid 1, van het kaderbesluit wordt een GOT ingesteld voor een beperkte periode. Het krachtens deze overeenkomst ingestelde GOT kan gedurende de volgende periode actief zijn:
vanaf
[vermeld datum]
tot en met
[vermeld datum]
De partijen kunnen, in in aanhangsel II bepaalde vorm, de in deze overeenkomst bepaalde duur in onderlinge overeenstemming verlengen.
5. Lidstaat/lidstaten waar het GOT actief zal zijn
Het GOT is actief in de volgende lidstaat/lidstaten:
[Vermeld de lidstaat of lidstaten waar het GOT volgens de plannen actief zal zijn]
Overeenkomstig artikel 13, lid 3, onder b), van de Overeenkomst en artikel 1, lid 3, onder b), van het kaderbesluit treedt het team op in overeenstemming met het recht van de lidstaat waar het op een gegeven tijdstip feitelijk actief is. Indien het team zijn activiteiten naar een andere lidstaat verlegt, is het recht van deze lidstaat van toepassing.
6. Leider(s) van het GOT 11
De partijen hebben de volgende persoon, die een vertegenwoordiger is van de bevoegde autoriteiten in de lidstaat/lidstaten waar het GOT actief is, aangewezen als leider van het GOT, onder wiens leiding de leden van het team hun taken verrichten in de lidstaat waartoe deze persoon behoort:
Gedetacheerd door Rang en herkomst
(naam van de
Lidstaat (justitiële, politiële of autoriteit) Naam
andere bevoegde autoriteit)
- - - - - - - -
Indien een van de bovengenoemde personen is verhinderd, wordt door de partijen, in onderlinge overeenstemming, in een aanhangsel bij deze overeenkomst onverwijld in zijn vervanging voorzien. In dringende gevallen volstaat het dat de partijen per brief kennis geven van de vervanging. De kennisgeving wordt in een aanhangsel bij de overeenkomst bevestigd.
11 Artikel 1, lid 3, onder a), van het kaderbesluit is van toepassing, dat wil zeggen: de leider van
het team is een vertegenwoordiger van de aan de strafrechtelijke onderzoeken deelnemende bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het team actief is.
7. Leden van het GOT
Naast de in artikel 6 genoemde personen zijn de volgende personen 12 lid van het GOT:
Lidstaat Gedetacheerd Naam/identifi Rang en Rol door (naam catienummer herkomst
van de (1) (justitiële, autoriteit) politiële of andere bevoegde autoriteit)
- - - - - - - - - -
(1) Als er gegronde redenen zijn om de identiteit van een of meer leden van het GOT te beschermen, bijvoorbeeld bij infiltratie-operaties of wanneer maximale beveiliging in verband met terrorisme geboden is, moeten deze personen een identificatienummer krijgen, voor zover dit te verenigen is met de wetgeving van de lidstaat die partij is bij de overeenkomst. De toegekende nummers moeten in een vertrouwelijk document worden opgenomen. Is toekenning van identificatienummers niet mogelijk, dan kan worden overeengekomen dat de identiteit van de leden wordt vermeld in een vertrouwelijk document, dat aan deze overeenkomst wordt gehecht en aan alle partijen beschikbaar wordt gesteld.
12 Het GOT kan ook vertegenwoordigers van justitiële, politiële en andere bevoegde autoriteiten
met onderzoeksbevoegdheid bevatten. Hieronder zijn ook begrepen de leden van Eurojust die optreden als bevoegde nationale autoriteit in de zin van artikel 9 septies van Besluit 2002/187 i/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken. Het betreft de nationale leden van Eurojust, hun plaatsvervangers en medewerkers, en andere personen die overeenkomstig de nationale wetgeving tevens lid zijn van het nationale bureau, d.w.z. de gedetacheerde nationale deskundigen. Onder deze politiële autoriteiten kunnen ook leden van de nationale eenheden van Europol vallen. Deze nationale eenheden zijn in de lidstaten gevestigd en zijn nationale politiële autoriteiten. De verbindingsofficieren van de lidstaten bij Europol kunnen eveneens als nationale politiële autoriteit blijven optreden.
Indien een van de bovengenoemde personen is verhinderd, wordt door de partijen, in een aanhangsel bij deze overeenkomst of bij schriftelijke kennisgeving door de bevoegde leider van het GOT, onverwijld in zijn vervanging voorzien.
8. Deelnemers aan het GOT
De bepalingen betreffende de deelnemers 13 aan het GOT zijn vervat in het desbetreffende
aanhangsel bij deze overeenkomst.
9. Bewijsmateriaal
De partijen belasten de leider dan wel een of meer leden van het team ermee advies te geven inzake bewijsverkrijging. Deze taak houdt in dat de teamleden worden aangestuurd inzake het verzamelen van bewijsmateriaal en de procedures die daarbij moeten worden gevolgd. Hier moet worden aangegeven wie met deze taak worden belast.
De partijen kunnen elkaar via het OAP laten weten hoe de leden van het team hun bevindingen meedelen.
10. Algemene voorwaarden van de overeenkomst
In het algemeen zijn de in artikel 13 van de Overeenkomst en in het kaderbesluit genoemde voorwaarden, zoals die worden toegepast door de lidstaat waar het GOT actief is, van toepassing.
11. Wijziging van de overeenkomst
Wijzigingen in deze overeenkomst, die onder meer betrekking hebben op:
-
a)de toevoeging van leden aan het GOT;
13 Deelnemers aan het GOT worden aangewezen door derde landen, Eurojust, Europol, de
Commissie (OLAF), organen die bevoegd zijn krachtens de in het kader van de Verdragen vastgestelde bepalingen, en internationale organisaties die deelnemen aan de activiteiten van het GOT, in hun hoedanigheid van partij bij de overeenkomst in de zin van aanhangsel I bij deze modelovereenkomst.
-
b)veranderingen in het in artikel 2 bepaalde doel;
-
c)toevoegingen aan of wijzigingen in de huidige artikelen,
worden, in de in aanhangsel III bepaalde vorm, door de partijen ondertekend en bij de oorspronkelijke versie gevoegd.
12. Interne evaluatie
Ten minste om de zes maanden wordt door de leiders van het GOT een algemene voortgangsevaluatie gemaakt, en worden de daarbij vastgestelde problemen behandeld.
Als het GOT zijn werkzaamheden heeft beëindigd, kunnen de partijen in voorkomend geval een vergadering beleggen om de prestaties van het team te evalueren.
Het GOT kan een verslag maken van de operatie, en daarin beschrijven hoe het operationeel actieplan is uitgevoerd en welke resultaten zijn behaald.
13. Specifieke regelingen (eenvoudigheidshalve kunnen de in de punten 13.1 tot en met 13.11 bedoelde bepalingen in het OAP worden opgenomen) De volgende specifieke regelingen kunnen van toepassing zijn op deze overeenkomst (een aantal van de hier genoemde aspecten wordt ook geregeld in de Overeenkomst en in het kaderbesluit):
(Vermelden voor zover van toepassing. De volgende sub-items zijn bedoeld om de aandacht te vestigen op terreinen die mogelijkerwijs specifiek beschreven moeten worden).
13.1. Voorwaarden waaronder gedetacheerde leden van het GOT kunnen worden uitgesloten van deelneming wanneer er onderzoekshandelingen worden verricht
13.2. Specifieke voorwaarden waaronder gedetacheerde leden onderzoekshandelingen kunnen verrichten in de lidstaten waar het team actief is 13.3. Specifieke voorwaarden waaronder een gedetacheerd lid van een GOT zijn nationale autoriteiten kan verzoeken maatregelen te nemen waar het team om heeft verzocht zonder dat daartoe een schrijven met een verzoek om goedkeuring vereist is
13.4. Voorwaarden waaronder gedetacheerde leden informatie afkomstig van de lidstaat die hen heeft gedetacheerd, kunnen delen met de overige leden van het GOT
13.5. Bepalingen betreffende de media, in het bijzonder de noodzaak van overleg vóór de bekendmaking van persmededelingen en de organisatie van informatievergaderingen
13.6. Bepalingen betreffende de vertrouwelijkheid van deze overeenkomst
13.7. Bepalingen betreffende de taal waarin zal worden gecommuniceerd
13.8. Specifieke bepalingen inzake de uitgaven:
13.8.1. Bepalingen inzake de verzekering van gedetacheerde leden van het GOT;
13.8.2. Bepalingen inzake de uitgaven voor vertaal- en tolkdiensten, het aftappen van telefoons enz;
13.8.3. Bepalingen inzake vertaling, bijvoorbeeld van documenten in de taal van andere leden van het GOT, en in de officiële communicatietaal (indien
verschillend), aangezien een en ander aanzienlijke (onnodige) uitgaven met zich mee kan brengen;
13.8.4. Bepalingen inzake de uitgaven of inkomsten die voortvloeien uit de inbeslagneming van voorwerpen.
13.9. Voorwaarden waaronder krachtens de Overeenkomst en andere regelingen gevraagde bijstand kan worden verleend 13.10. Specifieke regels inzake gegevensbescherming
13.10.bis Vertrouwelijkheid en gebruik van informatie die reeds voorhanden is en/of tijdens het optreden van het GOT is verkregen.
13.11. Voorwaarden waaronder gedetacheerde leden wapens mogen dragen/gebruiken
Gedaan te (plaats van ondertekening), (datum)
(Handtekening van alle partijen)
Aanhangsel I
AANHANGSEL BIJ DE MODELOVEREENKOMST TER INSTELLING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJK ONDERZOEKSTEAM
Deelnemers aan het GOT
Regeling met Europol / Eurojust / de Commissie (OLAF), organen die krachtens bepalingen die in het kader van de Verdragen zijn aangenomen in dit opzicht bevoegd zijn of andere internationale instanties of derde landen
1. Partijen bij de regeling
Naam van de eerste partij bij de overeenkomst die geen lidstaat is
Naam van de laatste partij bij de overeenkomst die geen lidstaat is (indien er meer dan één is)
en
Naam van de eerste bevoegde autoriteit van een lidstaat, partij bij de overeenkomst en
Naam van de tweede bevoegde autoriteit van een lidstaat, partij bij de overeenkomst
(…en…)
hebben besloten dat de volgende personen, gedetacheerd door (namen van de partijen bij de overeenkomst die geen lidstaat zijn), zullen deelnemen aan het gemeenschappelijk onderzoeksteam dat bij overeenkomst op … (datum en plaats van de overeenkomst waarbij dit aanhangsel wordt gevoegd) is ingesteld.
2. Deelnemers aan het GOT
De volgende personen nemen deel aan het GOT:
Staat/organisatie Gedetacheerd door Naam Rang en Rol (naam van het herkomst
agentschap/de autoriteit)
- - - - - - - - - -
…., lidstaat, heeft besloten dat zijn nationale leden van Eurojust zullen deelnemen aan het
gemeenschappelijk onderzoeksteam als bevoegde nationale autoriteit 14 .
14 Schrappen indien niet van toepassing.
Indien een van de bovengenoemde personen is verhinderd, wordt in een aanhangsel bij deze overeenkomst zijn vervanger aangewezen. In dringende gevallen volstaat het dat de partij per brief kennis geeft van de vervanging. De kennisgeving wordt in een aanhangsel bij de overeenkomst bevestigd.
3. Bijzondere regelingen
De deelname van de bovengenoemde personen vindt plaats onder de volgende voorwaarden en uitsluitend voor de volgende doeleinden:
3.1. Eerste partij bij de overeenkomst die geen lidstaat is
3.1.1. Doel van de deelname
3.1.2. Verleende rechten (waar van toepassing)
3.1.3. Bepalingen betreffende de kosten
3.1.4. Specifieke bepalingen betreffende of ten behoeve van het doel van de deelname
3.1.5. Andere specifieke bepalingen en voorwaarden 15
3.1.6. Specifieke regels inzake gegevensbescherming
15 Bijvoorbeeld verwijzingen naar het toepasselijk recht, enz.
3.2. Tweede partij bij de overeenkomst die geen lidstaat is (indien van toepassing)
3.2.1. …
4. Specifieke regelingen betreffende de deelname van Europol 16
4.1. Beginselen inzake deelname
4.1.1. De personeelsleden van Europol die aan het GOT deelnemen, verlenen de leden van het team bijstand in overeenstemming met het Europolbesluit en met het nationale recht van de lidstaat waar het team actief is.
4.1.2. De personeelsleden van Europol die aan het GOT deelnemen, werken onder het gezag van de in punt […] van de overeenkomst aangeduide teamleider(s), en verlenen alle bijstand die volgens de teamleider(s) nodig is om de doelstellingen van het team te kunnen verwezenlijken.
4.1.3. De personeelsleden van Europol kunnen weigeren taken uit te voeren die zij in strijd achten met hun verplichtingen op grond van het Europolbesluit. Het personeelslid van Europol stelt de directeur of diens vertegenwoordiger hiervan in voorkomend geval in kennis. Europol treedt met de teamleider(s) in overleg, met het oog op een wederzijds aanvaardbare oplossing.
4.1.4. De personeelsleden van Europol die aan het GOT deelnemen, worden niet betrokken bij het nemen van dwangmaatregelen. De deelnemende personeelsleden van Europol kunnen echter, onder het gezag van de teamleider(s), aanwezig zijn bij de operaties van het GOT, om de teamleden die dwangmaatregelen uitvoeren ter plaatse advies en bijstand te verlenen, mits daartegen op het nationale niveau waar het team actief is geen wettelijke bezwaren bestaan.
16 Alleen op te nemen wanneer Europol deelneemt aan het GOT. De raad van bestuur van
Europol heeft deze regels op 9 juli 2009 (dossier nr. 3710-426r6), en het model voor de GOT- overeenkomst op 18 november 2009 (dossier nr. 2610-74r2) vastgesteld, zoals bepaald in artikel 6, lid 2, van het Europol-besluit. Actuele informatie is te vinden op de website van Europol: http://www.europol.europa.eu/
4.1.5. Artikel 11, onder a), van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de
Europese Unie is niet van toepassing op de personeelsleden van Europol die aan het GOT
deelnemen 17
4.1.6. Zolang het GOT actief is, vallen de personeelsleden van Europol, ten aanzien van strafbare feiten die jegens of door hen worden gepleegd, onder de nationale wet die in de lidstaat waar het team actief is, geldt voor personen met een vergelijkbare functie.
4.2. Soort bijstand
4.2.1. De deelnemende personeelsleden van Europol geven, voor zover dat nodig is of erom wordt verzocht, elke vorm van ondersteuning die overeenkomstig het Europolbesluit wordt verleend. Het betreft onder meer operationele en strategische analytische ondersteuning, in het bijzonder met behulp van de analysebestanden (AWF) [naam van de bestanden en verwante projecten]. Indien nodig kan Europol, op verzoek van de teamleider(s), het GOT assisteren met behulp van een "mobiel kantoor" of andere beschikbare technische uitrusting die aan de veiligheidsnormen van Europol beantwoordt.
4.2.2. De personeelsleden van Europol die aan het GOT deelnemen, kunnen aan alle activiteiten hun medewerking verlenen, met name door de leden van het GOT, op verzoek van de teamleider(s), te voorzien van een communicatieplatform, strategische, technische en forensische steun, alsmede tactische en operationele expertise en advies.
4.2.3. Binnen het vastgestelde rechtskader wordt door Europol, indien daarom door de teamleider(s) wordt verzocht, de beveiligde uitwisseling van informatie tussen de partijen in het GOT en de nietdeelnemende staten en /of EU-organen en internationale organisaties gefaciliteerd.
17 Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie (geconsolideerde
versie), PB C 115 van 9.5.2008, blz. 266.
4.3. Toegang tot de informatiesystemen van Europol
4.3.1. De personeelsleden van Europol die aan het GOT deelnemen, hebben toegang tot de in artikel 10 van het Europolbesluit bedoelde informatiesystemen van Europol. Dit geschiedt in overeenstemming met de bepalingen van het Europolbesluit en met de toepasselijke beveiligingsen gegevensbeschermingsnormen, voor de duur van hun deelname aan het GOT.
4.3.2. De personeelsleden van Europol kunnen zich rechtstreeks in verbinding stellen met de leden van het GOT, en kunnen de leden en gedetacheerde leden van het GOT in overeenstemming met het Europolbesluit voorzien van informatie uit ieder bestanddeel van de in artikel 10 van het Europolbesluit bedoelde informatiesystemen. Deze informatie moet met inachtneming van de voorwaarden en beperkingen worden gebruikt.
4.3.3. De informatie die door een personeelslid van Europol als deelnemer aan een GOT is verkregen, kan met toestemming en onder de verantwoordelijkheid van de lidstaat die de informatie heeft verstrekt, worden opgenomen in ieder bestanddeel van de in artikel 10 van het Europolbesluit bedoelde informatiesystemen, onder de aldaar gestelde voorwaarden.
4.4. Kosten en uitrusting
4.4.1. De technische uitrusting voor het verrichten van onderzoekshandelingen (kantooruitrusting, telecommunicatie, enz.) wordt beschikbaar gesteld en bekostigd door de lidstaat waar de handelingen worden verricht. Deze lidstaat voorziet tevens in de kantoorautomatisering en andere technische uitrusting die nodig is voor de (versleutelde) uitwisseling van gegevens. De kosten worden door de lidstaat gedragen.
4.4.2. Europol draagt de kosten die verbonden zijn aan de deelname van zijn personeelsleden aan het GOT, in het bijzonder die welke verband houden met verzekering en salarissen, almede de reisen verblijfskosten. De kosten van de in de punten 4.1 en 4.2 bedoelde speciale uitrusting komen eveneens ten laste van Europol.
Datum/handtekeningen 18
18 Handtekening van de partijen bij deze regeling.
Aanhangsel II
AANHANGSEL BIJ DE MODELOVEREENKOMST TER INSTELLING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJK ONDERZOEKSTEAM
Overeenkomst houdende verlenging van het mandaat van een gemeenschappelijk onderzoeksteam
Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in
strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie van 29 mei 2000 19 , en artikel 1, lid 1, van het Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams 20 :
hebben de partijen besloten tot verlenging van het mandaat van het gemeenschappelijk onderzoeksteam (GOT) dat is ingesteld bij de overeenkomst van [datum], ondertekend te [plaats van ondertekening], waarvan een afschrift is bijgevoegd.
De partijen zijn van oordeel dat het mandaat van het GOT dat op [datum] verstrijkt, moet worden verlengd omdat het in artikel [artikel betreffende het doel van het GOT] bepaalde doel nog niet is bereikt.
De omstandigheden die tot verlenging van het mandaat van het GOT nopen, zijn door alle partijen zorgvuldig bestudeerd. De verlenging van het mandaat van het GOT wordt noodzakelijk geacht om het doel waarvoor het GOT is ingesteld, te bereiken.
Het GOT blijft derhalve actief tot en met [datum waarop de nieuwe termijn afloopt]. Deze termijn kan in onderlinge overeenstemming door de partijen opnieuw worden verlengd.
Datum/Handtekening
19 PB C 197 van 12.7.2000, blz. 3.
20 PB L 162 van 20.6.2002, blz. 1.
Aanhangsel III
AANHANGSEL BIJ DE MODELOVEREENKOMST TER INSTELLING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJK ONDERZOEKSTEAM
Voorgestelde bewoordingen voor andere wijzigingen dan die welke betrekking hebben op de termijn waarvoor een GOT wordt ingesteld
Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in
strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie van 29 mei 2000 21 , en artikel 1, lid 1, van het Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams 22 , op
grond waarvan dit gemeenschappelijk onderzoeksteam is ingesteld:
hebben de partijen besloten tot wijziging van de schriftelijke overeenkomst ter instelling van een gemeenschappelijk onderzoeksteam (GOT) van [datum], ondertekend te [plaats van ondertekening], waarvan een afschrift is bijgevoegd.
De ondertekenende partijen hebben besloten de overeenkomst als volgt te wijzigen:
-
1.(Wijziging …)
-
2.(Wijziging …)
De omstandigheden die tot wijziging van de overeenkomst betreffende het GOT nopen, zijn door alle partijen zorgvuldig bestudeerd. De wijzigingen in de overeenkomst betreffende het GOT worden noodzakelijk geacht voor het doel waarvoor het team is ingesteld.
Datum/Handtekening
21 PB C 197 van 12.7.2000, blz. 3.
22 PB L 162 van 20.6.2002, blz. 1.
Aanhangsel IV
Voorstel voor een controlelijst betreffende het operationeel actieplan (OAP) 23
De partijen kunnen de volgende punten in het OAP opnemen:
Inleiding — beschrijving van het doel van het GOT. De tekst onder "doel van het GOT" in de
GOT-overeenkomst zou normaliter moeten volstaan.
Operationele procedure — bepaling van de locatie waar het GOT waarschijnlijk actief zal zijn, beschrijving van de wijze waarop het GOT zal worden geleid en het onderzoek gevoerd, gelet op de nationale wetgeving, instructies en procedure.
Rol van de leden van en/of deelnemers aan het GOT — bepaling en beschrijving van de verschillende operationele functies en taken die ieder lid van en/of iedere deelnemer aan het GOT (EU-lidstaten, Europol, Eurojust, OLAF) zijn toebedeeld, indien zij niet al in de GOT- overeenkomst zijn beschreven.
Speciale of specifieke maatregelen — bepaling en beschrijving van de onderzoekshandelingen die speciale maatregelen of procedures vereisen, bijvoorbeeld in geval van minderjarigheid van verdachten of slachtoffers, gevaarlijke of vijandige omgeving.
Operaties en onderzoeksbevoegdheid — bepaling en beschrijving van speciale operaties en onderzoekstechnieken waarvan men zich bij het onderzoek zal bedienen, zoals inkijkoperaties, het inzetten van informanten, undercoveragenten, interceptie van telecommunicatie, en de desbetreffende wetgeving en procedures.
23 Het OAP is een evoluerend document met de praktische problemen waarmee een GOT te
maken heeft. Het OAP moet stroken met artikel 13, "Specifieke regelingen" van de GOT-
overeenkomst. Bepaalde punten uit artikel 13 kunnen in het OAP worden opgenomen.
Uitwisseling van informatie en communicatie — beschrijving van de wijze waarop informatie zal worden uitgewisseld en de wijze waarop zal worden gecommuniceerd, alsook bepaling van de bevoegde partner of instantie, bijvoorbeeld Europol, Eurojust, OLAF, SECI, Interpol; mogelijk moet worden afgesproken in welke taal zal worden gecommuniceerd; gebruik van het beveiligde communicatiesysteem van Europol (SIENA) en de analysebestanden, om gevoelige informatie in een beveiligde omgeving te kunnen opslaan.
Inlichtingenbeoordeling en taakstelling — beschrijving van het verzamelen en verwerken van inlichtingen, en van de desbetreffende instructies.
Financiële recherche — de vraag of het "spoor van het geld" moet worden gevolgd.
Bewijsgaring — aanduiden van de wetgeving, instructies, procedure, enzovoort, waarmee naargelang van het bevoegde rechtsgebied rekening moet worden gehouden, met name ten aanzien van de vraag welke instantie of persoon bevoegd is en of bewijsstukken vertaald moeten worden.
Vervolging — aanduiden van de instantie die in ieder land of rechtsgebied bevoegd is, en van de instructies voor het vervolgingsbeleid, met name ten aanzien van de rol van Eurojust in dit verband.
Getuigenverklaringen — waarschijnlijkheid per rechtsgebied dat GOT-leden als getuige zullen moeten optreden, en volgens welke procedure dat zal gebeuren.
Openbaarmaking — beschrijving van de regels en de procedures in de verschillende rechtsgebieden waar het GOT waarschijnlijk actief zal zijn.
Operationele en strategische bijeenkomsten — welke bijeenkomsten zullen er plaatsvinden, hoe vaak en met welke deelnemers.
Administratie en logistiek — alles in verband met administratie, uitrusting (bijvoorbeeld kantooruitrusting, voertuigen, IT-apparatuur en andere technische uitrusting), middelen, personeel, media, geheimhouding:
-
-vertaling
-
-kantoren
-
-voertuigen
-
-overige technische voorzieningen
_____________