Debat over "lessen uit recente arbeidsmigratie"

Met dank overgenomen van M.H.P. (Martijn) van Dam i, gepubliceerd op woensdag 9 november 2011, 1:47.

Gisteren en vandaag voert de Tweede Kamer debat over arbeidsmigratie. Het gaat vooral over de komst van Polen en andere Oost-Europeanen naar Nederland. Hier vind je mijn bijdrage aan dat debat.

Je kunt het hier ook op video terugkijken.

Op 17 juni 2003 werd in deze Kamer gedebatteerd over openstelling van de grens voor Poolse arbeidsmigranten. De toenmalige staatssecretaris reageerde in dat debat op een televisie-uitzending waarin werd beweerd dat er misschien wel 300.000 Polen naar Nederland zouden kunnen komen. Hij zei: daar zijn wij intern eens goed naar gaan kijken, maar op dat idioot hoge aantal komen wij zeker niet uit. Ik weet niet of iemand hem al heeft herkend aan zijn taalgebruik; "een idioot hoog aantal". Dat was natuurlijk Mark Rutte. Ruim een halfjaar later noemde hij de aantallen die volgens hem wel realistisch waren: 3500 tot 8500 arbeidsmigranten. Het zou dus volgens hem zeer beperkte gevolgen hebben voor de totale arbeidsmarkt.

Wij weten inmiddels beter. 300.000 was geen idioot hoog aantal. Het is zo ongeveer de realiteit van vandaag de dag. Daarmee is de instroom van Oost-Europeanen de afgelopen jaren in een tempo verlopen waarbij de instroom van Turken en Marokkanen in de jaren zestig verbleekt. Toen kwamen er enkele tienduizenden mensen in tien jaar tijd, nu datzelfde aantal in een à twee jaar. Het gaat vijf tot tien keer zo snel. Ongeacht de vraag hoe je staat tegenover migratie en of je die wel of niet een verrijking vindt voor de samenleving, in dit tempo is het een ontwikkeling die de Nederlandse samenleving niet aankan en aankon, zo is de afgelopen jaren ook gebleken.

De tijdelijke commissie heeft dit onderkend en heeft in scherpe bewoordingen duidelijk gemaakt dat arbeidsmigratie tot grote misstanden heeft geleid: uitbuiting op de arbeidsmarkt, huisjesmelkerij, grote concentraties arbeidsmigranten in een beperkt aantal buurten en dit alles met grote negatieve gevolgen voor de leefbaarheid. Het loopt ons inmiddels aan alle kanten over de schoenen.

Allereerst complementeer ik de tijdelijke commissie met de scherpte en de duidelijkheid van het rapport dat wij vanavond bespreken. Het is een prestatie van formaat dat een commissie die breed is samengesteld uit Kamerleden van diverse politieke richtingen, zo scherp stelling heeft durven nemen op het vlak een gevoelig onderwerp als arbeidsmigratie. Mijn oprechte waardering hiervoor!

Arbeidsmigratie is een gevoelig onderwerp, omdat het een onderdeel is van het politieke economische debat. Het gaat over de vraag hoe je omgaat met krapte op de arbeidsmarkt en hoe je het toekomstperspectief van de arbeidsmarkt ziet. Krapte op de arbeidsmarkt kun je grofweg op twee manieren te lijf gaan. Enerzijds kan dit via arbeidsvoorwaarden en innovatie, anderzijds door vergroting van het arbeidsaanbod. Vergroting van het arbeidsaanbod is in de afgelopen decennia eigenlijk steeds weer de strategie geweest waarop de Nederlandse economie heeft gedreven, in eerste instantie via gastarbeiders uit Turkije, Marokko en Zuid-Europa. In de jaren negentig ook via herintreding of toetreding tot de arbeidsmarkt van een grote hoeveelheid vrouwen, die daarvoor veel te weinig werkzaam waren. Je moet in dezen echter een keuze maken. Wil je de economie blijven sturen op basis van vergroting van het arbeidsaanbod en in de komende decennia verdergaan met arbeidsmigratie of durf je te vertrouwen op een economische ontwikkeling die meer uitgaat van innovatie en van betere arbeidsvoorwaarden?

Wij zien nu dat de geschiedenis zich herhaalt. In de jaren zestig werden op aandringen van de werkgevers gastarbeiders geworven in Turkije en Marokko. Die kwamen hier vaak terecht in erbarmelijke omstandigheden: beroerde werkomstandigheden, slechte salarissen en mensonterende woonomstandigheden. Toen moesten mensen vaak immers niet alleen een kamer, maar ook een bed delen met anderen door bij toerbeurt in dat bed te slapen. Mensen werden ook toen niet alleen gehaald om de frictie op de arbeidsmarkt op te lossen, om de tijdelijke tekorten op de arbeidsmarkt op te vullen of om het arbeidsaanbod te vergroten, maar simpelweg ook om geld aan ze te verdienen.

Hetzelfde gebeurt vandaag de dag. Hier in Den Haag zijn er wijken waar de bevolking inmiddels voor tientallen procenten uit Oost-Europeanen bestaat. Ik heb onder andere een pand bezocht waar op een bovenetagetje in drie kamers ongeveer vijftien mensen werden gehuisvest. Zij betaalden €50 of €60 per persoon per week. Met dit etagetje worden dus tienduizenden euro's per jaar verdiend. De huisbaas en de werkgever waren een en dezelfde. Als het seizoenswerk afgelopen was, zette de huisbaas de bewoners doodleuk op straat. "Ga maar naar de daklozenopvang!", zei hij dan. Hij gaf hun het adres op een briefje mee. Bij de daklozenopvang zag je het effect daarvan. Ik kwam aan in een zaal vol Polen. Er zaten welgeteld nog vijf Hagenaars die zeiden: ik weet eigenlijk niet waarom ik hier nog kom; ik heb toch een plekje nodig, maar ik bevind mij tegenwoordig tussen tientallen Polen.

In Rotterdam sprak ik met een Poolse medewerker van de gemeente. Hij was speciaal aangesteld om Polen op te zoeken en deze mensen aan te sporen om zich te laten registreren in de GBA. En passant wees hij de mensen op hun rechtspositie. Hij legde ze uit dat op hun loonstrook ook het vakantiegeld had moeten staan of dat de enorme bedragen die werden ingehouden op het loon allemaal niet rechtmatig waren. Hij ging op de fiets naar de adressen toe. Hij vertelde dat hij vorig jaar nog met de auto ging. Toen ze acht keer zijn banden hadden lek gestoken, had hij die auto echter weggedaan. Dit verhaal illustreert wat hier gaande is. Het gaat niet meer over normaal arbeidsmarktbeleid, maar over een georganiseerde industrie die dik en dik geld verdient aan de uitbuiting van mensen die hier in een totaal afhankelijke positie terechtkomen.

Mijn collega Hans Spekman en ik kunnen bijna een boek vol schrijven met dit soort verhalen. Er is sprake van moderne slavernij in Nederland. Mensen worden tegen betaling naar Nederland gehaald. Er wordt dik geld aan ze verdiend door malafide uitzendbureaus en foute huisjesmelkers en de kosten zijn behalve voor de mensen zelf ook voor de samenleving. Buurten raken ontwricht. Nederlandse werknemers worden weggeconcurreerd, terwijl de werkloosheid stijgt. Bovendien wordt er ongelooflijk misbruik gemaakt van de afhankelijke positie van arbeidsmigranten.

Het rapport van de tijdelijke commissie had als doel het trekken van lessen. Ik mis eigenlijk één les. Ik vraag de commissie dan ook om hierop in te gaan. Mijn grote brandende vraag is waarom niemand voorzag dat de aantallen zo hoog en de problemen zo ingrijpend zouden zijn. Waarom waren de voorspellingen van het Centraal Planbureau niet beter? Waarom vertelde de staatssecretaris dat 300.000 arbeidsimmigranten een idioot hoog aantal was? Had het ministerie kennelijk ook geen idee dat het zo hard kon gaan? Heeft de commissie tijdens haar werkzaamheden een indruk gekregen van de vraag waarom niemand deze toestroom heeft voorzien? Ik wil dat graag weten omdat wij bij een volgende beslissing, namelijk over de vraag wanneer de grens met Bulgarije en Roemenië opengesteld kan worden, wel moeten kunnen vertrouwen op de voorspellingen die gedaan worden. Ik wil geen misverstand laten bestaan over de inzet van mijn fractie in die discussie: die inzet is om die grens zo lang als het maar kan dicht te houden. Dat is simpelweg noodzakelijk, omdat wij de toestroom niet aankunnen. Wij moeten dus niet de fout maken de problemen te vergroten, terwijl wij de huidige problemen al niet aankunnen.

Een andere vraag aan de commissie is hoe het kan dat de problematiek zich gestaag heeft kunnen opbouwen, maar dat er geen enkele urgentie gevoeld leek te worden. Al snel na het openstellen van de grenzen kwamen er verhalen over malafide uitzendbureaus en foute huisjesmelkers, maar waarom hebben de desbetreffende ministeries die zaken niet eerder opgepakt en zijn zij er niet meteen mee aan de slag gegaan? Ik ben benieuwd wat de commissie daarover is tegengekomen.

Wij moeten nu zo snel mogelijk maatregelen nemen. De commissie doet daarvoor enkele goede aanbevelingen, die de Kamer wat mij betreft meteen moet overnemen. Allereerst stelt de commissie voor om -- zij formuleert het wat voorzichtig -- de mogelijkheden voor koppeling van de bestanden van het UWV en de GBA in kaart te brengen. Die bestanden moeten gewoon gekoppeld worden. Ik hoor graag van de commissie waarom zij het niet met die stelligheid heeft opgeschreven. Welke beren ziet de commissie daarbij op de weg?

Ook stelt de commissie voor om het aantal malafide uitzendbureaus binnen twee jaar tot nul te reduceren, door verplichte registratie, inlenersaansprakelijkheid en handhaving. Dat is een goede aanzet, maar de vraag is of het ver genoeg gaat. Er moet een verplichte certificering komen van uitzendbureaus. Uitzendbureaus die over de schreef gaan, moeten in eerste instantie op stevige boetes kunnen rekenen. De ABU, de koepel van uitzendbureaus, zegt zelf: begin eens met €80.000. Dat lijkt ons een goed voorstel, want het moet echt afschrikken. In tweede instantie zou een malafide uitzendbureau z'n licentie voor drie jaar moeten kwijtraken. Na een derde overtreding of meer moet een ondernemer of een uitzendbureau een levenslang beroepsverbod krijgen.

De commissie beveelt ook een autoriteit aan die handhaving van cao's kan afdwingen. Dat is geen kleinigheid, want iedereen weet dat de praktijk als volgt is. Als al die duizenden uitzendbureautjes zich al aan het minimumloon houden -- dat doen velen al niet, gelet op de bedragen die worden ingehouden -- dan houden een hele hoop zich niet aan het cao-loon. Ook de afnemers van diensten van uitzendbureaus zijn daarop niet aanspreekbaar. Zij zijn alleen maar aanspreekbaar op het ontduiken van het minimumloon, maar niet op het ontduiken van het cao-loon. Mijn fractie vindt echter dat afnemers ook voor het ontduiken van het cao-loon aansprakelijk moeten worden gesteld. Zij moeten daarvoor dus ook bestraft kunnen worden. Op die manier ontstaat een sterkere ketenaansprakelijkheid.

Zoals reeds eerder betoogd, is mijn fractie ook voor een cao-politie. Ik doel op een instantie die kan controleren of conform de cao wordt betaald, of er geen oneigenlijke inhoudingen zijn op het loon én die -- dat is misschien het verschil met het pleidooi van de heer Van Hijum -- boetes kan opleggen. Dat is namelijk via zelfregulering over het algemeen iets minder makkelijk dan als de overheid een instantie bevoegdheden geeft.

De commissie vraagt ook de juridische definitie van "uitbuiting" aan te scherpen. Uitbuiting moet vervolgd en bestraft kunnen worden, of het nu gaat om uitbuiting in een arbeidsrelatie of om huisverhuur tegen schandalige bedragen. Ik kwam onder andere in Eindhoven een Hongaars gezinnetje tegen dat op nog geen 30 m2 woonde, maar daarvoor €1200 in de maand moest afrekenen met de huisbaas. Toen wij vroegen waarom ze zo veel betaalden, zeiden ze: we willen eigenlijk wel een huisje, maar volgens de huisbaas kost dat in Nederland €3000 en dat kunnen wij niet betalen. Dat vond ik exemplarisch voor de situatie waarin mensen zitten. Mensen hebben nauwelijks contacten met Nederlanders. Ze weten nauwelijks wat hun rechten zijn en wat hier normaal is. Daar wordt ongelooflijk misbruik van gemaakt. Het is georganiseerde criminaliteit die op dit moment niet als zodanig bestraft kan worden. Het is dus niet alleen hoognodig dat het desbetreffende wetsartikel wordt aangescherpt, maar ook dat wij er misschien wel een heel nieuw wetsartikel van maken, met bijbehorende stevige straf. Op dit moment moet je het wel heel bont maken en mensen zo'n beetje als slaven op je boerderij houden, zoals in Someren-Heide gebeurde, voordat je daadwerkelijk bestraft wordt.

Maar er zijn honderden José Janssens in Nederland. Zij gaan tot nu toe allemaal vrijuit.

De commissie vraagt het kabinet ook om inschrijving bij de gemeenten in heel Nederland uniform te regelen. Ik wil graag spoedig van het kabinet weten of het dat gaat overnemen. Dat zou niet zo ingewikkeld moeten zijn.

Ik heb al gezegd hoe wij staan in de discussie over het openstellen van de grenzen met Bulgarije en Roemenië.

Er is echter meer nodig dan de onderwerpen die de commissie naar voren brengt. Daarvoor moeten we ook in debat met de regering en niet alleen met deze commissie. We spreken bijvoorbeeld volgende week met minister Donner over integratie. We kunnen het dan ook hebben over de broodnodige integratiemaatregelen. Het viel mij op dat er in het rapport van de commissie niet zo gek veel voorstellen staan over integratie, terwijl de les van de jaren zestig is dat we niet de illusie moeten hebben dat mensen die hiernaartoe zijn gekomen, allemaal massaal binnen een paar jaar teruggaan. Een groot deel van de mensen blijft en een deel van de mensen die denken dat ze niet blijven, zal uiteindelijk toch blijven. De les van de migratie uit de jaren zestig is dat je niet moet wachten met mensen Nederlands leren en mensen helpen hun plek te vinden in deze samenleving. Toch is het precies wat nu weer gebeurt: weer komen mensen in groten getale hiernaartoe, en weer leren we ze geen Nederlands, weer doen we niks aan integratie en aan inburgering, en weer laten we de boel maar op zijn beloop.

Zo ingewikkeld hoeft het niet te zijn. Ik ben blij met de woorden van de heer Van Hijum toen ik hem zonet aansprak over het plan voor de leeftijdsonafhankelijke leerplicht. Sinds dit kabinet is aangetreden, knokken we namelijk met veel moeite om het kabinet zo ver te krijgen om dat instrument in te zetten. We konden steeds maar niet rekenen op een meerderheid van de Kamer, omdat voor de partijen die de drie rechtse vakken van de Kamer vullen, de situatie kennelijk niet urgent genoeg is om zo'n instrument in te zetten. Met de woorden van de heer Van Hijum van zonet, reken ik op zijn steun als ik morgen opnieuw een motie indien om dat instrument nu echt door te zetten. Het kabinet kan het wetsvoorstel dat er al ligt, zo uit de la pakken en indienen. Het hoeft geen enkele moeite te kosten.

Er is nog een aantal voorstellen. Ik zal er volgende week nog een serie doen in het debat met minister Donner. Maar alles staat of valt met de bereidheid, ook van het kabinet, om de controlerende en handhavende taak uit te breiden, om de Arbeidsinspectie fors uit te breiden. Op dit moment worden mensen ongelofelijk uitgebuit, en worden Nederlanders oneerlijk weggeconcurreerd. Dat kan rustig gedijen, zolang de kans zo klein is dat je wordt gepakt.

Er zou ook voor zzp'ers sprake moeten zijn van een minimumtarief, een soort minimumloon maar dan vertaald naar zzp'ers, voor uitvoerend werk, te beginnen in de sectoren met de grootste problemen.

Ik hoor graag van de commissie en in een later stadium van het kabinet een reactie op de voorstellen van de heer Van Hijum om Roemeense en Bulgaarse bedrijven te verplichten om zich hier te registreren. Maar ook als we met Bulgaarse en Roemeense werknemers werken, zouden we een tewerkstellingsvergunning verplicht moeten stellen.

Uitzenden en verhuren horen losgekoppeld te worden. Een huurder hoort een huurcontract te hebben dat losstaat van zijn arbeidscontract. Dat kunnen we wettelijk regelen. Waarom zouden we dat niet doen? We zullen gemeenten meer bevoegdheden moeten geven om op te treden tegen huisjesmelkers. Gemeenten met de grootste concentratie arbeidsmigranten zouden extra ondersteuning moeten krijgen van het Rijk.

De echte les die je ook uit dit rapport kunt trekken, is: laten wij niet dezelfde fouten maken als in de jaren zestig. De geschiedenis herhaalt zich nu al met grootschalige immigratie die wij eigenlijk niet aankunnen. Laten wij werkelijk lessen leren, laten wij ervoor zorgen dat wij de problemen aanpakken, laten wij uitbuiting bestrijden en laten wij integratie bevorderen. Het is echt nog niet te laat. Wij zijn in staat om het te doen. Laten wij die les leren. Ik kijk nu ook naar mijn collega's in de Kamer die daar tot nu toe niet echt happig op zijn. Laten wij die lessen leren en aan de slag gaan.