Toespraak bij de herdenking van de 8-decembermoorden

Met dank overgenomen van P.M.M. (Pierre) Heijnen i, gepubliceerd op vrijdag 27 januari 2012.

Uitgesproken tijdens de jaarlijkse herdenkingsbijeenkomst in de Mozes en Aäronkerk in Amsterdam op 8 december 2011.

Ik spreek hier vandaag namens de PvdA.

Twee keer was ik in Suriname. Twee keer was ik in Fort Zeelandia. Eén keer als wethouder van de gemeente Den Haag, de stad met relatief de meeste inwoners met Surinaamse wortels. Op officieel werkbezoek. Eén keer als toerist met vrienden, vrouw en zoon. Twee keer werd ik direct geconfronteerd met het drama dat zich daar vandaag 29 jaar geleden voltrok. Ik zal de rondleiding door de ruimtes waarin de slachtoffers en daders de avond van 7 december 1982 waren nooit vergeten.

Vandaag staan we daar zoals ieder jaar bij stil. En dat is noodzakelijk. Want de 8-decembermoorden hebben diepe wonden geslagen in de Surinaamse, de Nederlands-Surinaamse en de Nederlandse gemeenschap. Wonden die nog niet zijn geheeld. Vele Surinamers, in Suriname en ook in Nederland, willen vooruit kijken, en niet achterom. Surinamers van pakweg veertig jaar of jonger hebben de moorden niet of niet bewust meegemaakt. Ik begrijp dat allemaal wel: ik heb Surinamers leren kennen als optimistische mensen, in het algemeen vrolijk, opgeruimd, mensen die liever de zonnige zijden zien dan de donkere. En in een klein land moet je door met elkaar, kom je elkaar weer snel tegen.

En toch is dat verkeerd. Want de wond van de 8- decembermoorden gaat niet vanzelf over. Je kunt niet wegkijken. Je kunt niet proberen te vergeten. De geschiedenis leert dat samenlevingen slechts genezen van dit soort wonden, deze trauma’s, als men eerlijk onder ogen wil zien wat er is gebeurd, als het recht z’n loop kan hebben. Tot op de dag van vandaag worstelt Nederland met z’n geschiedenis, tijdens de Tweede Wereldoorlog, de politionele acties in Indonesië, het optreden in Srebrenica. Een samenleving komt alleen in het reine met z’n geschiedenis als ze bereid is deze echt onder ogen te zien. Fouten, misdaden, zeker als daarbij mensenlevens zijn betrokken.

Een samenleving die z’n geschiedenis niet onder ogen wil zien, laat ruimte voor wonden. Ruimte voor blijvende woede en frustratie bij de nabestaanden. Ruimte voor wantrouwen in de rechtsstaat bij alle burgers. En met die open wond, met die frustratie, met dat wantrouwen in de rechtsstaat, is het moeilijk de toekomst van een samenleving met vertrouwen tegemoet te zien. Met echt optimisme. Ik spreek dan ook de hoop uit dat het proces kan worden vervolgd, dat aan waarheidsvinding kan worden gedaan, dat de schuldigen worden veroordeeld, dat de Surinaamse en Nederlandse samenleving ook deze geschiedenis een plek kunnen geven in ons collectief geheugen en de wond langzamerhand kan helen.

Hoe het ook zij, de Nederlandse, Nederlands-Surinaamse en Surinaamse gemeenschap zijn blijvend met elkaar verbonden. Wat er ook gebeurt, mensen hier in Nederland en daar in Suriname hebben een band. Niets staat dat in de weg, geen enkele regering. En vandaag - bij deze herdenking - geven wij opnieuw blijk van deze verbondenheid. En dat zullen we blijven doen.