Het belang van slachtoffers

Met dank overgenomen van M.M. (Margreet) de Boer i, gepubliceerd op donderdag 22 maart 2012, 1:58.

Zoals ik net op twitter schreef: "Het kan verkeren, ineens buitelen partijen over elkaar heen voor slachtofferrechten. Mooi, maar pas op voor scheppen irreele verwachtingen."En "Als er iets fnuikend is voor slachtoffers: verwachtingen wekken die niet waargemaakt worden. #secunadairevictimisatie" Met daarbij een link naar een onderzoek dat ik twee jaar geleden samen met Marjan Wijers heb gedaan naar secundaire victimisatie in het strafproces (het verergeren van het slachtofferschap door het strafproces). Omdat het wel relevant is voor de huidge discussie, hierbij de slotconclusie van dat onderzoek:

De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat secundaire victimisatie van slachtoffergetuigen door het strafproces met enige regelmaat voorkomt. Daarbij lijkt het vooral te gaan om negatieve effecten op het vertrouwen van het slachtoffer in zichzelf, de toekomst, de wereld en het rechtssysteem, en in mindere mate om re-traumatisering, dat wil zeggen verergering van de post traumatische stressreacties als gevolg van het oorspronkelijk misdrijf bij slachtoffers die aan PTSS lijden. Slachtofferondersteuners noemen daarnaast secundaire victimisatie in de vorm van belemmering van herstel; dit komt ook in de interviews met slachtoffers naar voren. Extra schade door een nieuw, tweede trauma veroorzaakt door het strafproces wordt slechts bij uitzondering genoemd.

Secundaire victimisatie speelt niet alleen bij het verhoor van het slachtoffer als getuige door de RC of op de zitting. Ook de onevenwichtigheid tussen de positie van de verdachte en die van het slachtoffer, de lange duur van het strafproces, gebrek aan informatie, bejegeningsfactoren en onvrede met de uitkomst spelen een rol.

Centrale begrippen bij het voorkomen van secundaire victimisatie lijken voorspelbaarheid, controle/beheersbaarheid, veiligheid en rechtvaardigheid te zijn. Hoe hoger het strafproces hierop ‘scoort’, hoe kleiner de kans op secundaire victimisatie. Of het slachtoffer daadwerkelijk extra schade of leed ondervindt door het strafproces hangt echter niet alleen af van factoren binnen het strafproces, maar ook van de ernst en aard van het misdrijf, persoonlijke kenmerken van het slachtoffer en de sociale context. Ook deze factoren 'scoren' op de dimensies veilig of onveilig, voorspelbaar of onvoorspelbaar, et cetera. Bij persoonlijke kenmerken gaat het dan vooral om kenmerken die de behoefte aan voorspelbaarheid, veiligheid etc. groter kunnen maken, zoals eerdere traumatische ervaringen of een verstandelijke beperking. Voor het strafproces is dit relevant, omdat het betekent dat sommige slachtoffers (gezien de aard van het delict, hun persoonlijke eigenschappen of omgevingsfactoren) extra kwetsbaar of vatbaar zijn voor secundaire victimisatie.

Vanuit het oogpunt van voorspelbaarheid vormen vooral de informatieverschaffing aan slachtoffers, de gang van zaken rondom het verhoor bij de RC of op de zitting en de lange duur van het strafproces knelpunten. Gebrek aan controle speelt vooral ten aanzien van beslissingen met betrekking tot vervolging, voorlopige hechtenis en de wijze van afdoening. De wensen en belangen van het slachtoffer spelen hierin slechts zeer beperkt een rol. Een duidelijk knelpunt vormt het verkrijgen van een afschrift van/inzage in de eigen aangifte en het strafdossier, al dan niet via de slachtofferadvocaat. Knelpunten met betrekking tot veiligheid zijn de keuze voor de plaats waar de aangifte wordt opgenomen, de geheimhouding van adres- en persoonlijke gegevens, het opvragen van informatie bij derden, met name het feit dat het slachtoffer zich er van bewust moet zijn dat alle informatie in het dossier wordt opgenomen en dus kenbaar is voor de verdachte, en het verhoor bij de RC of ter zitting, en dan vooral de behandeling door de advocaat van de verdachte. Ook is onduidelijk bij wie de verantwoordelijkheid ligt voor de voorbereiding van het slachtoffer op het verhoor en willen er nog wel eens dingen fout lopen rondom de zitting, zoals slachtoffers en verdachten die bij elkaar in de wachtkamer of naast elkaar in de zittingszaal worden geplaatst. Waar het gaat om rechtvaardigheid ervaren slachtoffers vooral de onevenwichtigheid in de positie van verdachte en slachtoffer als onrechtvaardig: naar hun gevoel heeft de verdachte alle rechten en zij niets. Hieronder valt ook het gegeven dat de verdachte toegang heeft tot het gehele strafdossier met alle informatie over het slachtoffer, terwijl het slachtoffer vaak niet eens de eigen aangifte krijgt. Andere punten vanuit het perspectief van rechtvaardigheid zijn een goede motivering van het vonnis, hetgeen nu vaak ontbreekt - als slachtoffers het vonnis al krijgen -, en de uitkomst van de strafzaak. Met betrekking tot dit laatste valt op dat alle geïnterviewde slachtoffers het voorkomen van herhaling als belangrijk element noemen.

Over de positie van het slachtoffer in het strafproces denken vooral officieren van justitie, RC’s en rechters zeer verschillend, variërend van ‘het is goed zo en moet zo blijven’ tot ‘het moet anders’. Men lijkt zich nauwelijks bewust te zijn van de implicaties van de nieuwe Wet versterking positie slachtoffers. Dit geldt vooral waar het gaat om de invoering van een met de ‘onschuldpresumptie’ voor de daders vergelijkbare presumptie voor slachtoffers: een slachtoffer moet als slachtoffer worden beschouwd totdat het tegendeel komt vast te staan. Ook de opvattingen over de eigen taak met betrekking tot de bescherming van de belangen van het slachtoffer lopen zeer uiteen. Een gedeelde visie hierop lijkt vooral bij de rechtelijke macht te ontbreken. Over het algemeen zijn de verschillende respondenten wel bereid om de belangen van het slachtoffer mee te wegen. Dit gaat echter niet vanzelf. De indruk bestaat dat niet alle respondenten zich bij hun beslissingen steeds bewust zijn van slachtofferbelangen. Vrijwel nooit nemen respondenten het initiatief om het slachtoffer zelf in de belangenafweging te betrekken. Slachtofferbelangen worden vooral meegenomen zolang zij niet te veel kosten en niet strijdig zijn met de belangen van de verdachte of van het strafproces.

Tenslotte valt op dat nauwelijks (empirisch) onderzoek is gedaan naar secundaire victimisatie van slachtoffers als gevolg van het strafproces. Voor eventueel vervolgonderzoek is van belang dat dit zich niet alleen zou moeten richten op slachtoffers van juridisch ernstige delicten en dat bijzondere aandacht wordt besteed aan groepen die extra kwetsbaar zijn voor secundaire victimisatie. Hierbij gaat het niet alleen om kinderen en mensen met een verstandelijke beperking, maar ook om groepen die om andere redenen extra kwetsbaar zijn voor secundaire victimisatie.

Het hele onderzoek vind je hier