Harmonisatie van het civiele recht en een Europees rechtsinstituut

1.

Kerngegevens

Document­datum 20-06-2001
Publicatie­datum 22-01-2013
Kenmerk 9747/01
Van Presidency
Aan Committee on Civil Law Matters
Externe link originele PDF
Originele document in PDF

2.

Tekst

RAAD VAN Brussel, 20 juni 2001 (16.07)

DE EUROPESE UNIE (OR. en)

9747/01

JUSTCIV 83

NOTA van: het voorzitterschap aan: het Comité burgerlijk recht Betreft: harmonisatie van het civiele recht en een Europees rechtsinstituut

  • 1. 
    Naar aanleiding van een van de conclusies van de Europese Raad in Tampere, onderzoekt de Commissie de vooruitzichten voor een verdere harmonisatie van het civiele recht in de Unie. In de laatste versie van het scorebord van de vorderingen op het gebied van de totstandbrenging

    van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (COM (2001) 278 def i., 23.5.2001) heeft de Commissie meegedeeld dat zij in juni van dit jaar een groenboek betreffende het Europese privaatrecht zal indienen "teneinde een breed debat op te zetten betreffende de noodzaak, de mogelijkheden en de methoden van harmonisatie op bepaalde gebieden van het materiële privaatrecht". Naar een mededeling over dit onderwerp is ook verwezen in de mededeling van de Commissie over e-handel en financiële diensten (COM (2001) 66 def i., 7.2.2001, blz. 11).

  • 2. 
    Het Europees Parlement heeft jarenlang grote belangstelling getoond voor de harmonisatie van het civiele recht, en daarover resoluties aangenomen in 1989 (A2-157/89, PB,

    29.12.1989, blz. 400), 1994 (A3-0329/94, PB C 205, 25.7.1994) en 2000 (betreffende het werkprogramma van de Commissie voor 2000; B5-02280229-0230/2000, blz. 326, punt 28, PB 377/323, 29.12. 2000). Het groenboek van de Commissie zal niet alleen een antwoord vormen op de conclusies van Tampere maar ook op het verzoek van het Parlement in de resolutie van 2000. In september dit jaar wordt een nieuwe resolutie van het Parlement verwacht.

NL

  • 3. 
    Naast het werk van de Europese instellingen, zijn al heel wat jaren wetenschappelijke projecten aan de gang voor de harmonisatie van het Europese civiele recht. Het belangrijkste project is momenteel dat van de Studiegroep Europees Burgerlijk Wetboek. Het werk van deze studiegroep wordt hoofdzakelijk gefinancierd door nationale onderzoeksinstellingen in sommige lidstaten van de Unie, met name Oostenrijk, België, Duitsland, Griekenland en Nederland. De studiegroep kan worden gezien als opvolger van de commissie Europees verbintenissenrecht, die onder leiding stond van de Deense professor Ole Lando (de

    commissie Lando). De commissie verleende de studiegroep het recht om naar eigen inzicht gebruik te maken van haar "beginselen van het Europese verbintenissenrecht". De belangrijkste delen van de beginselen zijn in 2000 gepubliceerd, en het ligt in de bedoeling om het resterende deel in 2002 te publiceren.

  • 4. 
    De studiegroep werd in 1998 opgericht tegen de achtergrond van twee vorige resoluties van het Parlement en een conferentie, "naar een Europees burgerlijk wetboek", die door het toenmalige Nederlandse voorzitterschap van de EU in Den Haag werd georganiseerd. Doel van de studiegroep is een "herformulering" in de vorm van een codificatie van essentiële delen van het Europese civiele recht, dat de studiegroep het "vermogensrecht" noemt. Ook vergelijkende overzichten, regels (beginselen), commentaar en notities zouden daarin worden opgenomen.

 5. Tot dusver omvat het werk verkoop, dienstencontracten, leningen, zekerheidsrechten

(persoonlijke zekerheden en zakelijke zekerheden op roerende zaken), niet-contractuele verbintenissen (onrechtmatige daad, ongerechtvaardigde verrijking, zaakwaarneming), verzekeringscontracten, eigendomsoverdracht van roerende zaken, concernrecht. Er zijn speciale "task forces" voor langetermijncontracten en consumentenbescherming. De studiegroep houdt zich niet bezig met het recht inzake grondeigendom of het familie-, erf- of arbeidsrecht. Die gebieden liggen ten dele buiten de huidige deskundigheid van de studiegroep, maar de voornaamste reden waarom ze buiten beeld blijven is dat ze als politiek gevoeliger worden beschouwd dan andere gebieden.

NL

  • 6. 
    De studiegroep is georganiseerd op drie niveaus: a) een stuurgroep voor de organisatorische vraagstukken, strategische beslissingen enz., b) een coördinatiegroep die het centraal orgaan is en de eindbeslissing neemt over de regels, c) werkgroepen die de teksten opstellen, aan

    vergelijkende research doen, commentaar schrijven enz. Er zijn twee soorten werkgroepen. Een bestaat uitsluitend uit hoogleraren recht, terwijl de andere hoofdzakelijk bestaat uit jonge onderzoekers onder leiding van een hoogleraar. Tot dusver hebben die groepen hun standplaats en vergaderen zij in Osnabrück, Utrecht/Tilburg, Salzburg, Edinburgh, Hamburg en Parijs. Op dit ogenblik zijn er ongeveer 80 hoogleraren en andere onderzoekers bij dit werk betrokken. Zij komen uit alle rechtsgebieden van de EU.

  • 7. 
    De voorzitter van de studiegroep is dokter Christian von Bar, hoogleraar recht en directeur van het instituut voor internationaal en vergelijkend privaatrecht van de universiteit van

    Osnabrück. Prof. Dr. von Bar is lid van de Commissie Lando en sinds tien jaar deskundig adviseur en voorzitter van het vakgebied "recht" van de Duitse raad voor onderzoek.

  • 8. 
    Er wordt momenteel in de studiegroep gedebatteerd over de wenselijkheid en haalbaarheid van de oprichting van een Europees Rechtsinstituut. Prof. dr. von Bar heeft de plannen daarvoor op schrift gesteld en contact opgenomen met diverse instanties en organisaties, hoofdzakelijk in Duitsland. Volgens de eerste plannen zou het Europees Rechtsinstituut tot op

    zekere hoogte aansluiting zoeken bij de structuren en ideeën van het zeer succesvolle American Law Institute in de Verenigde Staten. Het instituut zou op een geschikte plek in Europa gevestigd worden. Het zou kunnen beschikken over allerlei moderne faciliteiten, onder leiding staan van een directeur en leerstoelen voor maximaal 10 hoogleraren hebben, die allen over een internationaal onderzoeksteam zouden beschikken. Het zou diverse kwalitatief hoogstaande rechtenstudies organiseren met als doel ondersteuning van de harmonisatie van het Europese recht.

  • 9. 
    Naast het instituut zou een Europese rechtenacademie worden opgericht. Terwijl het instituut de centrale onderzoeksinstelling zou zijn, moet de academie een forum zijn waar wetenschappers,

    wetgevers en praktijkmensen bijeenkomen voor constructieve en doelmatige besprekingen. Het instituut en de academie zouden elkaar aanvullen: de academie zou het instituut nodig hebben voor onderzoek en diepgaande analyse, terwijl het instituut de academie nodig zou hebben om haar resultaten aan de buitenwereld bekend te maken.

NL

  • 10. 
    Zoals gezegd zouden een Europees rechtsinstituut met daaraan verbonden een academie worden opgericht met als voornaamste doel ondersteuning van de harmonisatie van het Europese recht. Het instituut zou zich niet alleen bezighouden met burgerlijk recht, maar ook met andere rechtsgebieden waar harmonisatie wordt overwogen. In aanmerking daarvoor komen o.a. mensenrechten, strafrecht, administratief recht en rechtsvordering. Het instituut zou aan rechtsvergelijking en andere vormen van juridische analyse doen, wetsvoorstellen op diverse terreinen opstellen of helpen opstellen, wetsvoorstellen van EU-instellingen bestuderen en van kanttekeningen voorzien, enz. Het voornaamste doel zou zijn bewaking van de juridische kwaliteit van de essentiële wetgeving in de Unie door bijvoorbeeld te zorgen voor consistentie, samenhang en begrijpelijkheid. Het instituut zou zich alleen met vraagstukken van wetgevingsbeleid bezighouden indien en voor zover dit zou bijdragen tot de bescherming van alle in het geding zijnde belangen en ertoe zou leiden dat in het wetgevingsproces rekening wordt gehouden met alle concrete effecten van een wet.
  • 11. 
    Uiteraard ligt het niet in de bedoeling dat een Europees rechtsinstituut zich als een echte wetgever zou gaan gedragen. Alle beleidsbeslissingen zullen vanzelfsprekend net als nu door de wetgevende instellingen van de Unie worden genomen.
  • 12. 
    Het Zweedse voorzitterschap hecht groot belang aan het werk dat wordt verricht met het oog op een mogelijke harmonisatie van het civiele recht in de Europese Unie. Het is uiteraard van het grootste belang dat dit werk van hoge kwaliteit is. Een geharmoniseerd burgerlijk recht

    moet veel aandacht schenken aan belangrijke aspecten als samenhang, voorzienbaarheid en vertrouwen van de burgers in het recht. De rechtsteksten moeten goed gestructureerd en begrijpelijk zijn. Er moet rekening worden gehouden met alle in het geding zijnde belangen en met alle gevolgen. In dit verband zijn de eerste plannen voor een Europees rechtsinstituut met daaraan verbonden een Europese academie van groot belang. Het Zweedse voorzitterschap acht het zeer wenselijk dat rechtswetenschappers de kans krijgen om een actieve en opbouwende rol te spelen in het wetgevingsproces, vooral omdat dit proces belangrijke structurele en systematische aspecten zal omvatten. Naar het zich laat aanzien kan een Europees rechtsinstituut, als het goed wordt benut, een belangrijke rol spelen bij de bewaking van de kwaliteit van het toekomstige recht van de Europese Unie.

NL

  • 13. 
    Wat betreft de toekomstige werkzaamheden voor de harmonisatie van het civiele recht, moet het groenboek van de Commissie worden bestudeerd en besproken. Het voorzitterschap

    suggereert dat het zinvol zou kunnen zijn dat het Comité burgerlijk recht parallel daarmee de problematiek in verband met een op te richten Europees rechtsinstituut bespreekt. Er zou met name moeten worden nagegaan of de Europese Unie een actieve rol behoort te spelen bij de oprichting van zo'n instituut. Het lijkt vanzelfsprekend dat de EU-instellingen betrokken moeten zijn bij de planning van een dergelijk instituut, wil het een constructieve rol kunnen spelen bij het toekomstige wetgevingswerk van de Unie. Vraag is dan of de Unie moet overwegen om het instituut mee te financieren.

  • 14. 
    Dit document wil vooral informatie geven over de lopende werkzaamheden en de bestaande plannen die van belang zijn voor het Comité burgerlijk recht. Tijdens de vergadering van het Comité op 28 juni, zullen de afgevaardigden worden verzocht in het kort hun opmerkingen mee te delen.

_______________

NL

 
 
 
 

3.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.