Hervorming GLB - Compromis van het voorzitterschap ( in overleg met de Commissie)

1.

Kerngegevens

Document­datum 30-06-2003
Publicatie­datum 22-01-2013
Kenmerk 10961/03
Van Presidency
Aan Delegations
Externe link originele PDF
Originele document in PDF

2.

Tekst

RAAD VAN Brussel, 30 juni 2003 (03.07)

DE EUROPESE UNIE (OR. en)

10961/03

AGRI 217

AGRIFIN 87

NOTA

van: het voorzitterschap

aan: de delegaties

nr. vorig doc.: 10777/1/03

nr. Comv.: 5586/03 - COM (2003) def.

Betreft: Hervorming GLB

  • Compromis van het voorzitterschap ( in overleg met de Commissie)

Voor de delegaties gaat hierbij het laatste compromis van het voorzitterschap 1 .

De verklaringen van de delegaties voor de Raadsnotulen staan in addenda 1 en 2.

1 Oorspronkelijk op 25 juni 2003 in Luxemburg verspreid onder nummer DS 223/03. Het

onderhavige document bevat de tijdens de zitting overeengekomen wijzigingen.

DG B NL

BIJLAGE

Het hervormde GLB: verwezenlijking van een duurzaam landbouwmodel voor Europa

Landbouwactiviteiten waren, zijn en zullen van het grootste belang blijven voor de identiteit van de Unie. De Raad wijst erop dat landbouw in de EU niet alleen gaat over de productie van voedingsmiddelen of vezels. Voor een duurzaam landbouwmodel is er behoefte aan een spreiding van het beleid over het hele grondgebied van de Unie en moet dit beleid economisch en sociaal duurzaam, milieuvriendelijk, marktgericht en, ondanks de verscheidenheid van Europese landen en regio's, eenvoudiger zijn.

Om het Europese landbouwmodel te handhaven en te bevorderen, moet het afgestemd blijven op de landbouwers, de consumenten en de belastingbetalers, alsook op internationale voorschriften. In een steeds veranderende wereld kan niets worden gehandhaafd zonder aanpassingen. De status-quo zou enkel afbreuk doen aan ons vermogen om dat model te handhaven, laat staan te verbeteren, waardoor de gunstige levensomstandigheden voor onze landbouwgemeenschap niet kunnen worden gevrijwaard.

Teneinde dat landbouwmodel daadwerkelijk te verwezenlijken, heeft de Raad besloten dat de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) duurzaam moet zijn en overeen moet stemmen met de doelstellingen van Agenda 2000, waarbij op bepaalde gebieden het hervormingsproces wordt afgerond en op andere gebieden een stabiel kader tot stand wordt gebracht.

Het besluit van de Raad om de landbouwers in ruil voor een grotere marktgerichtheid forfaitaire betalingen op basis van historische gegevens te waarborgen, doet geen afbreuk aan de GMO's die de markt blijven reguleren waar en wanneer dat nodig is.

Deze hervorming is in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raden van Berlijn,

Göteborg en Brussel, alsook met het tot 2013 vastgestelde algemene begrotingskader voor de uitgebreide Unie, dat hierbij wordt bevestigd.

Hervormingen inzake de zogenoemde mediterrane producten, zoals olijfolie, tabak en katoen, zullen in september 2003 worden ingediend, ook binnen het bestaande begrotingskader, en zullen steunen op de doelstellingen en de aanpak van het huidige hervormingspakket.

De Commissie zal tijdig de nodige maatregelen voorstellen om deze hervorming uit te breiden tot de nieuwe lidstaten.

Met deze hervorming stuurt de Raad een krachtige boodschap naar de Europese landbouwers, de

Europese burgers en de wereld, in het bijzonder naar de ontwikkelingslanden.

De Raad biedt de Europese landbouwers een modern, eenvoudig en effectief beleid, dat tegelijkertijd beantwoordt aan hun belangen op lange termijn en aan de noden van onze tijd. Het is de bedoeling dat deze hervorming blijvend is. De hervorming biedt onze landbouwers een duidelijk planningkader voor hun toekomstige zakelijke beslissingen. Hierdoor zullen zij als ondernemer beter kunnen produceren wat de consumenten en de markt verlangen en zodoende de kosten optimaliseren. In de toekomst zullen de landbouwers worden beloond voor de diensten die zij aan de maatschappij aanbieden, in plaats van af te hangen van openbare giften.

NL

De hervorming zal er derhalve wezenlijk toe bijdragen dat de inkomens van de landbouwers worden gestabiliseerd, en zij zal hun tegelijkertijd nieuwe mogelijkheden bieden om hun bedrijf te diversifiëren, onder andere door een sterkere ontwikkeling van de op niet-voedingsmiddelen gerichte landbouwproductie, zoals hernieuwbare energiebronnen.

Aangezien een grotere marktgerichtheid meestal gepaard gaat met grotere prijsschommelingen, zal de Commissie modellen van crisisbeheer bestuderen.

Deze hervorming is ons antwoord op de vraag van de consument naar gezond voedsel, meer kwaliteit, milieu- en diervriendelijke productiemethoden, het behoud van onze natuurlijke levensomstandigheden en de zorg voor het platteland.

De hervorming draagt bij tot een beter imago van, en dus steun voor het GLB bij het publiek, en versterkt aldus het imago en de rol van de landbouwers in de Europese samenleving. Zij zal de kwaliteit verhogen, de prijzen aantrekkelijker maken, de landbouwuitgaven beperken, een element van samenhang ten voordele van de probleemgebieden toevoegen, en een antwoord vormen op de maatschappelijke bezorgdheid over het milieu en het dierenwelzijn. Hierdoor zal de consument het GLB meer steunen en zal de belastingbetaler meer bereid zijn om ervoor te betalen.

Deze hervorming is tevens een boodschap aan onze handelspartners, waaronder met name de ontwikkelingslanden. Met deze hervorming wordt in belangrijke mate afgezien van de handelsverstorende landbouwsteun en worden de uitvoersubsidies geleidelijk verder afgebouwd. Tevens wordt voorzien in een redelijk evenwicht tussen de binnenlandse productie en de preferentiële markttoegang, alsook in een nieuw evenwicht tussen de interne productie en het openstellen van de markt.

De Raad benadrukt dat hij de verantwoordelijkheid opneemt voor wat na de uitbreiding de grootste landbouwmacht en agrolevensmiddelenindustrie van de wereld zal worden, en memoreert dat de

EU in de wereld reeds veruit de belangrijkste importeur van landbouwproducten uit de ontwikkelingslanden is, mede dankzij haar uitgebreide handelspreferenties, waardoor zij veel minder dan wordt aangenomen invoertarieven toepast (minder dan 10 percent).

De Raad benadrukt dat dankzij de hervorming de nog resterende handelsverstoringen ten gevolge van GLB-maatregelen kunnen worden beperkt, en dat de totale GLB-uitgaven onder de overeengekomen plafonds blijven, ondanks een verhoging met 50% van het aantal landbouwers na de uitbreiding van de EU.

De hervorming van het GLB is Europa's belangrijke bijdrage aan de ontwikkelingsagenda van

Doha, en stelt de grenzen voor het onderhandelingsmandaat van de Commissie in de WTO-ronde. Door de inhoud en de timing ervan wordt voorkomen dat er in Cancun en/of Genève hervormingen worden uitgewerkt en opgelegd, hetgeen het geval zou kunnen zijn als we daar met lege handen naar toe zouden gaan.

De Raad benadrukt dat de door deze hervorming geboden manoeuvreerruimte in de ontwikkelingsagenda van Doha alleen mag worden gebruikt, indien onze WTO-partners gelijkwaardige concessies op landbouwgebied doen.

NL

De Europese Unie heeft in de jaren negentig de handelsverstorende steun verminderd en het initiatief genomen om spoedig echte vooruitgang te boeken in de ontwikkelingsagenda van Doha, maar zij is niet van plan en zal ook niet twee keer betalen om de onderhandelingsronde tot een goed einde te brengen.

Europa heeft zijn bijdrage geleverd. Het is nu aan de anderen om hun bijdrage te leveren.

Tot slot willen wij het bestuur en de samenwerking in de WTO verbeteren in het belang van arme en rijke landen, zonder onderscheid.

Elk land of elke unie heeft recht op een eigen landbouwbeleid, op voorwaarde dat dit duurzaam is en handelsverstoringen voorkomt of beperkt. De steun die de EU (net als anderen) geeft aan haar landbouwers is een beleidskeuze die is gemaakt om een duurzame landbouw in zijn maatschappelijke, economische en milieu-aspecten, te waarborgen.

De hervorming bevestigt die keuze en steunt hierop; zij is erop gericht de toekomst van de landbouwers in de EU in een steeds veranderende wereld veilig te stellen, in het licht van maatschappelijke en internationale eisen.

De belangrijkste elementen van het nieuwe, hervormde GLB in een notendop:

een enkele bedrijfstoeslag voor EU-landbouwers, onafhankelijk van de productie; productiegerelateerde elementen mogen in beperkte mate worden gehandhaafd om het staken van de productie te voorkomen, deze betaling zal worden gekoppeld aan de naleving van normen voor het milieu, voedselveiligheid, gezondheid van dieren en planten, en dierenwelzijn, alsook aan de eis om alle landbouwgrond in goede landbouw- en milieuomstandigheden te handhaven ("randvoorwaarde"), een versterkt beleid voor plattelandsontwikkeling met meer EU-geld, nieuwe maatregelen ter bevordering van het milieu, de kwaliteit en het dierenwelzijn, en ter ondersteuning van de landbouwers om te voldoen aan de met ingang van 2005 geldende productienormen, een beperking van de rechtstreekse betalingen ("modulatie") aan grotere landbouwbedrijven om het nieuwe beleid voor plattelandsontwikkeling te financieren, een mechanisme voor financiële discipline om ervoor te zorgen dat de tot 2013 vastgestelde landbouwbegroting niet wordt overschreden, herzieningen van het marktbeleid van het GLB - asymmetrische prijsdalingen in de zuivelsector: de interventieprijs voor boter zal in vier jaar met 25 % verminderen, hetgeen een bijkomende prijsdaling van 10 % betekent ten opzichte van Agenda 2000; voor mageremelkpoeder wordt een verlaging van 15 % in drie jaar gehandhaafd, zoals overeengekomen in Agenda 2000, - halvering van de maandelijkse stijgingen in de graansector; de huidige interventieprijs wordt gehandhaafd, - hervormingen in de sectoren rijst, durumtarwe, noten, zetmeelaardappelen en gedroogde voedergewassen.

NL

Compromis van het voorzitterschap

in overleg met de Commissie

1. Punten die al in de herziene teksten van het voorzitterschap staan

1.1. Horizontale verordening

Randvoorwaarden: gereduceerde lijst van bijlage III.

Randvoorwaarden: verklaring COM over bewaking van de randvoorwaarden en verband met het

GBCS (artikel 28) - zie bijlage 1.

Randvoorwaarden: vereenvoudigde versie van bijlage IV (de gevaren van landvlucht staan nu centraal).

Randvoorwaarden: opneming in artikel 6 van de bepaling dat de landbouwer alleen verantwoordelijk is "ten gevolge van een handeling of nalatigheid die rechtstreeks aan de individuele landbouwer te wijten is".

Bedrijfsadviseringssysteem: voor de lidstaten t/m 2006 op vrijwillige basis; vanaf 2007 moeten de systemen worden opgezet en voor de landbouwers beschikbaar zijn. Deelname van de landbouwers is vrijwillig. In 2010 verslag van COM over de werking van het systeem; op die basis wordt besloten of deelname voor (bepaalde categorieën van) landbouwers verplicht wordt.

Bedrijfsadviseringssysteem: schrapping van het criterium 100.000 euro omzet.

Bedrijfsadviseringssysteem: soepeler regeling voor de lidstaten ten aanzien van de oprichting van bedrijfsadviseringsorganen (schrapping van de artikelen 15, 16, 17).

Voorschotten: mogelijkheid van voorschotten en machtiging van de lidstaten om, "onder voorbehoud van de begrotingssituatie, vóór 1 december voorschotten tot 50% van de betalingen uit te betalen in regio's waar de landbouwers zich als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden voor ernstige financiële moeilijkheden geplaatst zien" (artikel 31, nieuwe versie).

Onbillijke situaties/overgangssituaties: uitbreiding van de bepalingen betreffende onbillijke situaties/overgangssituaties, om de lidstaten te helpen specifieke overgangsproblemen aan te pakken. Overgangssituaties worden door de Commissie volgens de beheerscomitéprocedure bepaald – zie de verklaring van de Commissie in bijlage 2.

NL

Speciale rechten: nieuwe tekst:

  • betere koppeling met het stelsel van de normale rechten;
  • de mogelijkheid van overdracht;
  • afwijking op grond waarvan speciale toeslagrechten zonder grond geldend kunnen worden gemaakt indien een minimaal activiteitsniveau (+/- 50%) wordt gehandhaafd.

Braaklegging: nieuwe tekst:

  • roulerende braaklegging wordt mogelijk;
  • op braakgelegd land kunnen niet-voedingsgewassen worden geteeld;
  • biologische landbouw (blijft) vrijgesteld van de braakleggingsplicht.

Regionalisering: nieuwe tekst, waarin een brede waaier van mogelijkheden wordt geboden voor herverdeling van de rechtstreekse betalingen binnen regio's, met inbegrip van toeslagrechten die per subsidiabele hectare dezelfde zijn (artikel 58).

1.2. Verordening plattelandsontwikkeling

Meer investeringssteun voor jonge landbouwers (hogere maximale steun).

Grotere zichtbaarheid van de maatregelen voor jonge landbouwers. Nieuwe overweging volgens welke hieraan voorrang moet worden gegeven.

Hogere startpremie voor jonge landbouwers die in verband met het beginnen van een activiteit toetreden tot een adviseringssysteem.

Uitzondering betreffende investeringssteun om kleine (traditionele) verwerkingsbedrijven in staat te stellen aan de criteria te voldoen.

Verduidelijking (in een overweging) dat in het geval van overheidsbos investeringssteun kan worden verleend om de ecologische en de maatschappelijke, maar niet om de economische waarde te vergroten.

2. Additionele punten

2.1. Horizontale verordening

Randvoorwaarden: de lidstaten mogen 25% behouden van het bedrag dat de toepassing van de randvoorwaarde oplevert.

Randvoorwaarden: de Commissie zal een werkdocument opstellen om de toepassing van de randvoorwaarden te vergemakkelijken door indicatoren vast te stellen voor elke juridische

NL

verplichting genoemd in bijlage III van het voorstel (zie verklaring van de Commissie in bijlage 1 A).

Modulatie: begint in 2005 met 3%, opgetrokken tot 4% in 2006 en tot 5% vanaf 2007 (zie in dit verband [...] de verklaring van de Commissie in bijlage 3).

Alle totaalbedragen van de in het respectieve jaar aan een landbouwer toe te kennen betalingen worden voor elk jaar met bovenvermeld percentage verminderd. Overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), van het Commissievoorstel zal een vrijstelling van 5.000 euro van toepassing zijn.

Wat de verdeling van de via de modulatie gegenereerde middelen betreft: een procentpunt zal worden teruggesluisd naar het land waar de middelen zijn gegenereerd, de overige procentpunten worden herverdeeld volgens de door de Commissie voorgestelde sleutel. Aan iedere lidstaat dient evenwel ten minste 80% van zijn door modulatie verkregen middelen te worden teruggestort.

Modulatie: de modulatie is niet van toepassing op rechtstreekse betalingen aan producenten in ultraperifere regio's en op eilanden in de Egeïsche Zee.

Financiële discipline: met ingang van 2007 (begrotingsjaar) wordt er een mechanisme ingesteld om ervoor te zorgen dat de bedragen ter financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

(subrubriek 1a), de jaarlijkse maxima van de financiële vooruitzichten niet overschrijden. Tot aanpassing van de rechtstreekse steun wordt besloten wanneer volgens de vooruitzichten het bedrag van subrubriek 1a, met een veiligheidsmarge van 300 miljoen euro, in een bepaald begrotingsjaar zal worden overschreden. Op basis van een voorstel dat door de Commissie wordt ingediend uiterlijk op 31 maart van het kalenderjaar waarop de percentages van toepassing zijn, stelt de Raad de aanpassingen vast uiterlijk op 30 juni van het kalenderjaar waarop de aanpassing van toepassing is. (Wat de toepassing van dit mechanisme betreft: zie verklaring van de Commissie in bijlage 4).

Bijlage VIII: om rekening te houden met de door de lidstaten toegepaste sancties, is het volgende van toepassing:

Met inachtneming van de in bijlage VIII vastgestelde maxima worden het met de betalingen voor akkerbouwgewassen overeenstemmende deel van de referentiebedragen en de bedragen van de maxima zelf vermeerderd naar gelang van het verschil tussen het daadwerkelijk vastgestelde areaal en het areaal waarvoor in 2000 en 2001 premies voor akkerbouwgewassen zijn betaald op grond van artikel 9, leden 2 en 3, van Verordening nr. 3887/92 i en binnen de limiet van de basisarealen (of het maximaal gegarandeerde areaal voor durumtarwe). Bij de berekening van de verhoging van de maxima zal rekening worden gehouden met de gemiddelde nationale opbrengst die wordt gebruikt voor de berekening van bijlage VIII.

NL

BIJLAGE VIII

Nationale maxima als gevolg van het compromis, de aanvaarding van de verzoeken van de lidstaten

en de correcties voor sancties (na afronding)

miljoen euro

Lidstaat 2004 2005 2006 2007 2008 en daarop volgende jaren

 België 408 525 525 525

 Denemarken 838 996 996 996

 Duitsland 4479 5468 5468 5468

 Griekenland 837 856 856 856

 Spanje 3207 3401 3401 3401

 Frankrijk 7199 8055 8055 8055

 Ierland 1131 1317 1317 1317

 Italië 2539 2882 2882 2882

 Luxemburg 26 35 35 35

 Nederland 386 779 779 779

 Oostenrijk 613 711 711 711

 Portugal 435 501 501 501

 Finland 467 552 552 552

 Zweden 612 729 729 729

 Verenigd Koninkrijk 3350 3868 3868 3868

Bovengenoemde bedragen dekken alle onderdelen, de aanvullende steun voor het drogen, rechtstreekse betalingen in ultraperifere regio's en op eilanden in de Egeïsche Zee en steun voor zaden daaronder begrepen. Voor 2005 zijn de bedragen voor de zuivelpremie en de aanvullende betalingen voor melkproducenten niet inbegrepen.

NL

De Commissie zal de in bijlage VIII vastgestelde maxima voor de overige lidstaten aanpassen (en, indien nodig, de bovenbedoelde verhoging toetsen) in het licht van de door de lidstaten te verstrekken informatie.

Een enkele bedrijfstoeslag - gedeeltelijke uitvoering:

  • 1. 
    De volgende betalingen hoeven niet in de enkele bedrijfstoeslag verwerkt te worden:

· steun voor het drogen (aanvullende betaling voor granen, oliehoudende zaden, vlas en hennep);

· rechtstreekse betalingen (basisbetalingen en supplementen) in ultraperifere regio's en op de

eilanden in de Egeïsche Zee. De bestaande rechtstreekse betalingen uit hoofde van de GMO’s worden aangepast zodat deze alleen in de ultraperifere regio’s en op de eilanden in de Egeïsche Zee worden toegepast;

· zaden.

  • 2. 
    Voorts mogen de lidstaten, op nationaal of regionaal niveau,
    • a) 
      vasthouden aan

      ten hoogste 25% van de component regeling akkerbouwgewassen van de enkele bedrijfstoeslag, teneinde de huidige betalingen per hectare van de regeling akkerbouwgewassen ten belope van ten hoogste 25% voort te zetten,

      hetzij, bij wijze van alternatief,

      ten hoogste 40% van de component aanvullende steun voor durumtarwe van de enkele bedrijfstoeslag, teneinde de aanvullende steun voor durumtarwe per hectare te behouden op een niveau van ten hoogste 40%.

    • b) 
      ten hoogste 50% van de schapen- en geitencomponent van de enkele bedrijfstoeslag gebruiken, teneinde de huidige premies voor schapen en geiten ten belope van ten

      hoogste 50% te behouden, met inbegrip van de aanvullende premie in probleemgebieden;

NL

  • c) 
    vasthouden aan

ten hoogste 100% van de zoogkoeienpremiecomponent van de enkele bedrijfstoeslag,

teneinde de huidige zoogkoeienpremie ten belope van ten hoogste 100% te behouden,

en,

ten hoogste 40% van de slachtpremiecomponent van de enkele bedrijfstoeslag teneinde de huidige slachtpremie ten belope van ten hoogste 40% te behouden;

  • d) 
    in plaats van c), kunnen de lidstaten vasthouden aan

    ten hoogste 100% van de slachtpremiecomponent van de enkele bedrijfstoeslag, teneinde de huidige slachtpremie ten belope van ten hoogste 100% te behouden;

    of, bij wijze van alternatief

    ten hoogste 75% van de component speciale premie voor mannelijke runderen van de enkele bedrijfstoeslag, teneinde de huidige speciale premie voor mannelijke runderen ten belope van ten hoogste 75% te behouden;

  • e) 
    op nationaal of regionaal niveau aanvullende betalingen verrichten teneinde specifieke vormen van landbouw aan te moedigen die belangrijk zijn voor de bescherming of de verbetering van het milieu en de verbetering van de kwaliteit en de afzet van landbouwproducten.

    Deze betalingen mogen 10 % van het totale bedrag dat binnen het in artikel 44 bedoelde nationale plafond beschikbaar is niet overstijgen. Voorts mogen zij in tot een bepaalde sector (akkerbouwgewassen, rundvlees, schapenvlees, zuivel) 10% van de bijdrage van die sector aan het nationaal plafond niet overstijgen. In de sectoren akkerbouwgewassen, rundvlees en schapenvlees/geitenvlees moeten de aanvullende betalingen tevens plaatsvinden met inachtneming van de in de punten a), b), c), en d) vastgestelde algemene maxima.

NL

  • 3. 
    Bij toepassing van een van de bovengenoemde afwijkingen van de volledige uitvoering van de enkele bedrijfstoeslag, gelden de volgende plafonds toepassing:

· Voor elk specifiek toepassingsgeval van de bovengenoemde afwijkingen van de

volledige uitvoering van de enkele bedrijfstoeslag, was een door de Commissie vast te stellen specifieke financieel plafond (beheerscomité-procedure), gebaseerd op de historische referenties die worden gebruikt bij de berekening van het overeenkomstige deel van de plafonds van bijlage VIII, vermenigvuldigd met het percentage gekoppelde betalingen, in elk van de die gevallen van toepassing. Artikel 44, lid 2, is van overeenkomstige toepassing op dit plafond.

· Het nationale plafond voor de enkele bedrijfstoeslag, vastgesteld in bijlage VIII van het

voorstel, wordt verminderd met het bedrag van de voornoemde specifieke financiële plafonds.

  • 4. 
    De regels die van toepassing zijn op de delen van de voornoemde directe betalingen die gekoppeld blijven, zullen worden opgenomen in de horizontale verordening. Deze regels zullen gebaseerd zijn op de huidige bepalingen en met name ook de mogelijkheid omvatten om nationale aanvullende betalingen te handhaven, zoals thans is bepaald voor zoogkoeien (zie bijlage 5).
  • 5. 
    Uiterlijk twee jaar na de implementatie van de enkele bedrijfstoeslag door alle lidstaten, legt de Commissie de Raad een verslag voor, waar nodig tezamen met passende voorstellen, over de mogelijke gevolgen die worden vastgesteld wat betreft marktontwikkeling en marktverstoringen

    alsmede structurele ontwikkelingen nadat de lidstaten gebruik hebben gemaakt

    van hun mogelijkheden inzake de handhaving van sectorspecifieke directe betalingen.

Nationale reserve (artikel 45 van Commissievoorstel): naast de mogelijkheden die het voorstel biedt kunnen de lidstaten de nationale reserve stijven door toepassing van een heffing op de verkoop van toeslagrechten met of zonder grond. De nadere regels worden door de Commissie vastgesteld

(beheerscomité-procedure).

Gebruik van de grond (artikel 53 van het Commissievoorstel): Er kan geen toeslagrecht worden verleend voor subsidiabele grond waarop fruit en groeten en aardappelen worden verbouwd.

NL

Braaklegging: braakleggingsgebieden moeten één afzonderlijk gebied van ten minste 0,1 ha bestrijken en ten minste 10 meter breed zijn. Met het oog op optimale milieuvoordelen mogen de lidstaten om naar behoren gemotiveerde milieuredenen een minimumperceelbreedte van 5 meter aanvaarden.

Braaklegging: naast de standaardaanpak inzake braaklegging gebaseerd op historische toeslagrechten voor braaklegging, zoals voorgesteld in het herziene wetgevingsbesluit, kan de Raad, indien de markt daar behoefte aan heeft, op voorstel van de Commissie besluiten om , overeenkomstig de huidige regels, verdere braakleggingsverplichtingen toe te passen op alle grond waarop de begunstigde granen en oliehoudende zaden verbouwt (zie verklaringen van de Raad en de

Commissie in bijlage 6).

Regionale uitvoering (artikel 58 van het Commissievoorstel):

De volgende elementen worden toegevoegd aan artikel 58 van het voorstel.

  • De lidstaten verdelen het nationale plafond tussen de regio's volgens objectieve criteria die herverdeling tussen de regio's mogelijk maken.
  • De lidstaten kunnen verschillende waarden per eenheid toewijzen voor grasland en akkerbouwgrond zoals bepaald op 31 december 2002.
  • In geval van regionale uitvoering kan de waarde per eenheid van een recht opnieuw worden berekend.
  • In geval van regionale uitvoering kan de braakleggingsverplichting op regionaal niveau worden vastgesteld. Het percentage van de individueel toegewezen braakleggingsrechten zal overeenkomen met het regionale percentage van braakgelegd land als deel van het akkerbouwland berekend als gemiddelde van de referentieperiode van drie jaar.
  • De lidstaten met minder dan drie miljoen hectare in aanmerking komend land kunnen beschouwd worden als één regio.
  • Met het oog op een evenwichtige regionale uitvoering kunnen de lidstaten kiezen voor een vroegere volledige of gedeeltelijke integratie van de melkpremies in de enkele bedrijfstoeslag. Dat zou betekenen dat de bedragen van de melkpremies meetellen bij de berekening van de regionale rechten.

2.2. Marktverordeningen

Granen: Geen vermindering van de interventieprijs. De maandelijkse stijgingen worden gehalveerd.

Het basisbedrag voor akkerbouwgewassen blijft 63 €/t.

NL

Durum tarwe: de steun voor durumtarwe wordt vastgesteld op 313 €/ha in 2004, 291,0 €/ha in 2005 en 285,00 €/ha vanaf 2006 in de traditionele gebieden en zal vanaf 2005 worden ontkoppeld.

Rogge: Gelet op de druk om structurele aanpassingen door te voeren ten gevolge van de afschaffing van de interventie voor rogge, is de volgende overgangsmaatregel van toepassing: Indien het aandeel van rogge in de totale graanproductie van een lidstaat gemiddeld meer bedraagt dan 5 % tijdens de drie jaren 2000-2002 en zijn aandeel in de totale communautaire roggeproductie in dezelfde periode meer bedraagt dan 50%, zal het bedrag van het in die lidstaat gegenereerde modulatiegeld tot het eind van de volgende financiële vooruitzichten ten belope van minimaal 90% naar die lidstaat worden teruggesluisd. In dat geval moet ten minste 10 % van het modulatiegeld in roggeproducerende regio's worden besteed.

Voorts mogen de roggeproducerende lidstaten gebruik maken van de in deel 2.1 (enkele bedrijfstoeslag), punt 2 (aanvullende betalingen binnen de grenzen van de nationale of regionale financiële middelen) geboden mogelijkheden.

Steun voor het drogen: De aanvullende betaling voor granen, oliehoudende zaden en vezelvlas en - hennep (de zogenaamde steun voor het drogen wordt verhoogd van 19 tot 24 euro per ton).

Rijst: intrekking van de superheffing in geval van overschrijding van het GMA - invoering van een evenredige heffing.

Rijst: de voorgestelde regeling inzake steun voor particuliere opslag wordt ingetrokken. De interventieprijs wordt vastgesteld op 150 euro/ton. De interventie wordt beperkt tot 75.000 ton per jaar.

Rijst: de Raad verzoekt de Commissie onderhandelingen te openen met het oog op een wijziging van de geconsolideerde rechten voor rijst overeenkomstig de onderhandelingsrichtsnoeren in bijlage 7 bij dit document.

Aardappelzetmeel: handhaving van de minimumprijs op een niveau dat parallel aan de interventieprijs van maïs is verlaagd.

Zetmeelaardappel: 40% van de rechtstreekse betalingen aan zetmeelaardappelproducenten wordt in de enige bedrijfstoeslag geïntegreerd.

Zetmeel: handhaving van de productierestitutie.

NL

Gedroogde voedergewassen: intrekking van de geleidelijke afschaffing van de verwerkingssteun, handhaving van de steun op de voorgestelde niveaus.

Uiterlijk 30 september 2008 legt de Commissie op basis van een evaluatie van de gemeenschappelijke marktordening voor gedroogde voedergewassen een verslag over de sector voor, met bijzondere aandacht voor met name de ontwikkeling van gebieden voor peulgewassen en andere groene voedergewassen, de productie van gedroogde voedergewassen en de besparingen aan fossiele brandstoffen. Zo nodig gaat het verslag vergezeld van passende voorstellen.

Noten: Voor noten wordt communautaire steun verleend voor een gegarandeerd maximumareaal

(GMA) van 800.000 hectare verdeeld in vaste NGA. Het steunbedrag beloopt 120,75 euro per hectare per jaar, berekend als nationaal gemiddelde. Onder noten vallen amandelen, hazelnoten, okkernoten, pimpernoten en johannesbrood.

De lidstaten kunnen nationale steun verlenen ten belope van 120, 74 euro per hectare per jaar.

De lidstaten mogen hun NGA op een flexibele manier gebruiken, mits het totale jaarbedrag waarvoor om communautaire steun wordt verzocht ten hoogste gelijk is aan de NGA van de lidstaat vermenigvuldigd met het bedrag van 120,75 euro.

Zuivel: tot aanvullende algemene quotaverhoging in 2007 en 2008 wordt thans niet besloten. Zodra de zuivelhervorming geheel is doorgevoerd, zal de Commissie een verslag over de marktvooruitzichten indienen, op grond waarvan een besluit zal worden genomen. Wegens het tekort in de aanvoer van verse melk, wordt de nationale referentiehoeveelheid van Griekenland echter verhoogd met 120.000 ton. Voorts geldt de tijdelijke uitzondering op de toepassing van de melkquota voor de Azoren voor 73.000 ton in 2003/2004 en 61.500 ton in 2004/2005. Vanaf 2005/2006 wordt de

Azoren een aanvullende referentiehoeveelheid van 50.000 ton verleend.

De algemene quotaverhoging waartoe in het kader van Agenda 2000 is besloten, gaat in 2006 in.

Zuivel: de rechtstreekse betalingen voor zuivel worden pas in de enkele bedrijfstoeslag geïntegreerd als de hervorming geheel is uitgevoerd, behalve bij regionale tenuitvoerlegging van de enkele bedrijfstoeslag wanneer een eerdere integratie in de enkele bedrijfstoeslag mogelijk is (zie deel 2.1, artikel 58 - regionale tenuitvoerlegging).

NL

Zuivel: de interventieprijzen voor boter en mageremelkpoeder worden als volgt verminderd:

  • voor boter: 7% in 2004, 7% in 2005, 7% in 2006 en 4% in 2007;
  • voor magermelkpoeder: 5% in 2004, 5% in 2005, 5% in 2006.

De compensatie per ton, met inbegrip van de aanvullende betalingen, wordt als volgt vastgesteld:

  • 11,81 euro/ton in 2004; 23,65 euro/ton in 2005 en 35,5 euro/ton vanaf 2006.

De richtprijs voor melk wordt afgeschaft. Voor het bepalen van de melkheffing bij quotaoverschrijding (thans 115% van de richtprijs) en de steun voor schoolmelk (thans 75% van de richtprijs) zal in de desbetreffende verordeningen van de Raad een bedrag worden vastgesteld dat gelijkwaardig is met het bedrag dat het resultaat zou zijn van de huidige berekeningen.

Zuivel: De interventie voor boter is beperkt tot 70.000 ton in 2004/2005 en 60.000 ton in

2005/2006; 50.000 ton in 2006/2007; 40.000 ton in 2007/2008 en 30.000 ton per jaar vanaf

2008/2009.

Runderen: voor de berekening van bijlage VIII, moet rekening worden gehouden met de volgende aanpassingen

Het aantal dieren waarvoor in het geval van Oostenrijk een zoogkoeienpremie wordt toegekend, stijgt tot 50.000. Dat aantal komt in mindering van het Oostenrijkse regionale plafond voor de speciale premie, die dienovereenkomstig zal worden verlaagd.

Aangezien het Portugese programma voor de omschakeling van akkerbouwareaal op de extensieve veehouderij de facto wordt ingetrokken bij de inwerkingtreding van de bedrijfstoeslagregeling, mag Portugal het nodige doen om de omschakeling te voltooien, daarbij rekening houdend met het specifieke karakter van de sector zoogkoeien in Portugal. Als gevolg daarvan wordt het aantal dieren waarvoor in Portugal een zoogkoeienpremie wordt toegekend verhoogd tot 416.539.

Voor Portugal en Oostenrijk, zullen de plafonds voor zoogkoeienpremies in de bestaande gemeenschappelijke marktordeningen dienovereenkomstig worden aangepast. Het percentage vaarzen dat

in aanmerking komt voor een zoogkoeienpremie wordt verhoogd van 20 tot 40% (artikel 10 van Verordening 1254/1999 i).

Het aantal runderen waarvoor in Italië een slachtpremie wordt toegekend, wordt verhoogd tot

1.892.201.

Vanaf de datum van toepassing van de enkele bedrijfstoeslag, worden kalveren tussen 1 en

10961/03 mdl/DL/mj 15 NL

2.3. Verordening plattelandsontwikkeling

Investeringssteun voor verwerking en afzet: nieuwe overweging inzake een afwijking voor kleine verwerkingsbedrijven, zie bijlage 8 (het desbetreffende artikel staat al in de compromistekst van het voorzitterschap voor de verordening - zie punt 1.2.)

Investeringssteun voor verwerking en afzet: nieuwe overweging inzake de ontwikkeling van innovatieve benaderingen bij voedselverwerking en wijziging van artikel 25. (Zie bijlage 8)

Wijziging van artikel 16: Mogelijkheid om het maximumbedrag in naar behoren gerechtvaardigde gevallen te verhogen om rekening te houden met specifieke problemen - zie bijlage 8.

Wijziging van artikel 31: Mogelijkheid om een jaarlijkse premie toe te kennen ter dekking van onderhoudskosten en van gederfd inkomen voor particuliere pachters in het geval van bebossing van landbouwgrond in overheidsbezit - zie tekst in bijlage 8.

Wijziging van artikel 47, lid 2: Verhoging van het maximumbedrag dat in aanmerking komt voor Gemeenschapssteun voor agro-milieumaatregelen tot maximaal 85% in de gebieden van doelstelling 1, en maximaal 60% in de overige gebieden - zie tekst in bijlage 8.

Mogelijkheid van steun voor staatsbossen: Commissieverklaring met betrekking tot de wijziging van artikel 29:

"Bij de uitvoering van hoofdstuk VIII van Verordening (EG) nr. 1257/1999 i zal de Commissie erop toezien dat steun voor staatsbossen marktneutraal is en geen concurrentiedistorsie veroorzaakt in de bosbouwsector.".

Vereenvoudiging: Commissieverklaring over verdere stappen:

"Bij de aanpassing van de uitvoeringsmaatregelen voor de gewijzigde Verordening nr. 1257/1999 i zal de Commissie andermaal met de lidstaten nagaan in hoeverre de administratieve bepalingen voor de uitvoering van de plattelandsontwikkelingsprogramma's verder vereenvoudigd kunnen worden. Wat de controlebepalingen betreft, zal daarbij vooral worden gekeken naar verificaties ter plaatse in het kader van administratieve controles.".

NL

2.4. Toepassingsdata

Voor elk onderdeel van de hervorming zullen verschillende toepassingsdata gelden. De lidstaten zullen de bedrijfstoeslagregeling toepassen per 1.1.2005. Indien een lidstaat wegens specifieke landbouwomstandigheden echter een overgangsperiode nodig heeft voor de toepassing van die regeling, kan hij ze uiterlijk op 1.1.2007 laten ingaan.

Indienen lidstaten beslissen om de bedrijfstoeslagregeling later dan 1.1.2005 te laten ingaan, zullen voor directe betalingen uit hoofde van alle bestaande regelingen voor elke vorm van steun begrotingsplafonds gelden die gelijk zijn aan de overeenkomstige componenten van de enkele bedrijfstoeslag. De Commissie (beheerscomité-procedure) zal de plafonds vaststellen.

Om ontoelaatbare concurrentieverstoring aan te pakken en de internationale verplichtingen na te komen, wordt de Commissie gemachtigd om via de beheerscomité-procedure de noodzakelijke stappen te ondernemen.

2.5. Verklaring over de hervormingen inzake olijfolie, tabak, katoen

De Raad neemt er nota van dat de Commissie komend najaar een mededeling zal indienen over de hervorming van de gemeenschappelijke marktordeningen voor olijfolie, tabak en katoen, waarop zij wetgevingsvoorstellen zal laten volgen.

Evenals in haar mededeling van juli 2002 zal de Commissie, overeenkomstig de huidige begrotingslimieten en het door de Europese Raad van Brussel in oktober 2002 overeengekomen nieuwe landbouwuitgavenplafond, een beleidsperspectief op lange termijn voor deze sectoren bepalen.

De sectoren zullen worden hervormd met de doelstellingen en volgens de methode van de huidige hervorming.

2.6. Verklaringen van de Commissie

· Verklaring van de Commissie over het controlesysteem voor randvoorwaarde (artikel 28 van

het Commissievoorstel) - zie bijlage 1.

· Verklaring van de Commissie over de toepassing van bijlage III - zie bijlage 1A.

NL

· Verklaring van de Commissie over de opstelling van een lijst van gevallen van landbouwers

in een bijzondere situatie (artikel 45 van het Commissievoorstel) - zie bijlage 2.

· Verklaring van de Commissie over de aanpassingen van de financiële vooruitzichten 2000-

2006 - zie bijlage 3.

· Verklaring van de Commissie over de toepassing van het mechanisme van financiële

discipline - zie bijlage 4.

· Verklaring van de Commissie over facultatieve toepassing van de bedrijfstoeslagregeling - zie

bijlage 5.

· Verklaring van de Commissie over aanbodbeheersing door braaklegging - zie bijlage 6.

· Verklaring van de Commissie over de wijziging van artikel 29 van Verordening

nr. 1257/1999 inzake steun voor staatsbossen - zie punt 2.3.

· Verklaring van de Commissie over de vereenvoudiging van de uitvoering van plattelandsontwikkelingsmaatregelen

  • zie punt 2.3.

· Verklaring van de Commissie over de overgang van facultatieve modulatie (artikel 4 van

Verordening nr. 1259/1999 i) naar de voorgestelde communautaire modulatie - zie bijlage 9.

· Verklaring van de Commissie over de toepassing van modulatie in de toetredingslanden

(overweging 41 bis van het Commissievoorstel) - zie bijlage 10.

· Verklaring van de Commissie over crisisbeheer - zie bijlage 11.

· Verklaring van de Commissie over de toepassing van modulatie en financiële discipline op de

landbouwvereniging tot gezamenlijke exploitatie (GAEC) - zie bijlage 12.

2.7 Verklaring van de Raad en de Commissie

· Verklaring van de Raad en de Commissie over de omzetting van het politiek akkoord in wetgeving

  • zie bijlage 13.

_______________

NL

Bijlage 1

VERKLARING VAN DE COMMISSIE

INZAKE HET STELSEL VOOR DE CONTROLE OP DE NALEVING VAN DE

RANDVOORWAARDEN

(ARTIKEL 28 VAN HET COMMISSIEVOORSTEL)

A. Verband tussen het GBCS en het stelsel voor de controle op de naleving van de randvoorwaarden

De uitvoeringsbepalingen voor artikel 28 betreffende de controles op de naleving van de randvoorwaarden zullen worden gebaseerd op de volgende beginselen:

I. Het GBCS blijft het controle-instrument ter zake. Dat betekent evenwel niet dat de naleving van de randvoorwaarden op precies dezelfde wijze moet worden gecontroleerd als de naleving van de regels voor het in aanmerking komen. "Geïntegreerde controle" betekent op het gebied van de randvoorwaarden dat de betaalorganen hun betalingen verrichten en de kortingen toepassen op basis van een volledig overzicht van de verschillende controleresultaten.

II. In deze context geldt het standaardpercentage voor de GBCS-controles van 5% in eerste instantie voor de controle van de criteria voor het in aanmerking komen, en, als basis voor een verdere risicoanalyse, voor de controle van de naleving van de randvoorwaarden door alle landbouwers die rechtstreekse betalingen ontvangen.

III. Bij de controle van de criteria voor het in aanmerking komen, zullen alle geselecteerde landbouwers volgens de vigerende GBCS-regels worden gecontroleerd.

IV. Wat betreft de controle op de naleving van de randvoorwaarden, zou de volgende procedure kunnen worden gevolgd, die de lidstaten de mogelijkheid biedt om het controlesysteem soepel toe te passen:

  • 1. 
    De lijst van geselecteerde landbouwers (5%-monster) wordt toegezonden aan de verschillende gespecialiseerde controle-instanties.
  • 2. 
    Elke gespecialiseerde controle-instantie mag vervolgens naar keuze één van beide onderstaande opties, of een combinatie daarvan, toepassen:

Optie 1: de gespecialiseerde controle-instantie verricht haar eigen risicoanalyse van het GBCS- monster, en licht daar ten minste 20% van de landbouwbedrijven uit waarop de desbetreffende normen van toepassing zijn (wat overeenstemt met een maximum controlepercentage van 1%). In dit verband zij erop gewezen dat de normen die voorzien in een verplichte kennisgeving van bepaalde ziekten, alleen "van toepassing zijn" zodra die verplichting ontstaat als gevolg van een uitbraak van de betrokken ziekte.

NL

Optie 2: de gespecialiseerde controle-instantie ziet af van het GBCS-monster en stelt een eigen lijst op van te controleren landbouwbedrijven, op basis van haar eigen risicocriteria. Deze lijst omvat ten minste 1% van alle bedrijven (waaraan rechtstreekse steun wordt verleend) waarop de desbetreffende normen van toepassing zijn.

  • 3. 
    Met het oog op het meest efficiënte gebruik van de controlecapaciteit kunnen de controleinstanties besluiten om het controlepercentage van 1% van de ontvangers van rechtstreekse steun als volgt te bereiken:
  • a) 
    Indien uit de normale risicoanalyse van de controle-instantie op het niveau van de landbouwbedrijven blijkt dat landbouwers die geen rechtstreekse steun ontvangen, een groter risico inhouden dan de geselecteerde ontvangers van rechtstreekse steun, mag de controle-instantie de ontvangers van rechtstreekse steun vervangen door landbouwers die geen rechtstreekse steun ontvangen, voorzover het bewijs van het grotere risico dat deze laatste categorie zou inhouden kan worden geleverd.
  • b) 
    Indien het omwille van de efficiëntie bovendien meer passend lijkt de controle niet rechtstreeks op het niveau van de landbouwbedrijven te verrichten, maar op het niveau van de ondernemingen (bijv. slachthuizen, handelaars, leveranciers), dient het monster van de te controleren ondernemingen zo te worden samengesteld dat het onrechtstreeks minstens 1% omvat van de ontvangers van rechtstreekse steun waarop de desbetreffende normen van toepassing zijn.
  • c) 
    Wat betreft de eisen inzake randvoorwaarden waarvoor op het niveau van de Gemeenschap al een minimum controlepercentage bestaat (bijv. de identificatie en de registratie van dieren, zie normen nr. 7, 8 en 10) is dit controlepercentage van toepassing in plaats van het percentage van 1% uit de opties 1 en 2.
  • d) 
    In beide opties dienen de controleverslagen, vergezeld van een evaluatie van de ernst van de mogelijke overtredingen, te worden toegezonden aan de betaalorganen met het oog op de eventuele toepassing van sancties.

B. Aard van de door de Commissie verrichte controles

De door de Commissie uitgevoerde controles betreffende de toepassing van het controlesysteem voor de naleving van de randvoorwaarden, houden uitsluitend verband met de goede werking van het controlesysteem zoals dat onder A is omschreven. De kernelementen van die controles kunnen als volgt samengevat worden:

I. Toezending aan de gespecialiseerde controle-instanties door de bevoegde betaalorganen van alle passende en noodzakelijke informatie betreffende de ontvangers van rechtstreekse betalingen

(ofwel GBCS-monster ofwel een lijst van ontvangers op nationaal of regionaal niveau).

II. Toepassing van de risicoanalyse en van de selectiemethoden volgens optie 1 of optie 2 (met inbegrip van de eventuele vervanging van de vooraf geselecteerde ontvangers door andere marktdeelnemers en de eventuele toepassing van de controles op het niveau van de ondernemingen en niet op de landbouwbedrijven).

NL

III. Opstelling van de controleverslagen, waarin onder andere melding wordt gemaakt van geconstateerde gevallen van niet-naleving van de randvoorwaarden, van de ernst van de overtredingen en alle andere relevante informatie over de ter plaatse uitgevoerde controles.

IV. Toezending van de controleverslagen aan de bevoegde betaalorganen.

V. Toepassing van het stelsel van kortingen en uitsluitingen door de bevoegde betaalorganen, op basis van de controleverslagen.

C. Toepassing van correcties in het kader van de procedure voor de goedkeuring van de rekeningen

I. De basisregels inzake de goedkeuring van de rekeningen, zoals die zijn vastgesteld in

Verordening nr. 1258/1999 i van de Raad zijn van toepassing op de naleving van de randvoorwaarden. De financiële correcties dienen derhalve in verhouding te staan tot de risico's voor het fonds, rekening houdend met het feit dat de normen inzake de naleving van de randvoorwaarden niet bepalend zijn voor het in aanmerking komen, maar wel een basis vormen voor de toepassing van sancties. Het risico voor het fonds zal daarom in principe niet worden geëvalueerd in het licht van het risico op onterechte betalingen, maar wel van het risico op financiële verliezen als gevolg van het niet opleggen van sancties.

II. Zowel wat betreft het in aanmerking komen als wat betreft de randvoorwaarden, blijft de procedure voor de goedkeuring van de rekeningen haar preventieve rol behouden. De Commissie zal daarom aanbevelingen en richtsnoeren blijven verstrekken, zoals zij dat nu ook al doet voor het GBCS. Zij zal daarbij in het bijzonder rekening houden met specifieke problemen die de lidstaten ondervinden bij de toepassing van het nieuwe controlesysteem voor de naleving van de randvoorwaarden.

III. Het feit dat een aantal "normen inzake de naleving van de randvoorwaarden" richtlijnen zijn, levert een specifiek probleem op in die gevallen waarin een lidstaat een richtlijn niet correct, onvoldoende of helemaal niet heeft omgezet. In een dergelijk geval is de betrokken norm vanuit juridisch oogpunt namelijk niet bindend voor de landbouwer. De lidstaat kan dan ook aan die landbouwer geen sancties opleggen. In die gevallen is er geen sprake van onterechte uitgaven, noch van het uitblijven van sancties, omdat dergelijke sancties op de betrokken landbouwer niet kunnen worden toegepast. Goedkeuring van de rekeningen vormt bijgevolg geen passend antwoord op dergelijke situaties. De niet-omzetting van richtlijnen valt daarom onder de procedures van de artikelen 226 en 228 van het Verdrag.

NL

Bijlage 1 A

VERKLARING VAN DE COMMISSIE OVER DE TOEPASSING VAN BIJLAGE III VAN HET COMMISSIEVOORSTEL

De Commissie zal in samenwerking met de lidstaten een document opstellen waarin de indicatoren worden vastgesteld van elke wettelijke verplichting die voortvloeit uit de in bijlage III opgesomde wettelijke vereisten, teneinde de landbouwers aanwijzingen te geven over hoe zij aan de randvoorwaarden kunnen voldoen.

Die indicatoren kunnen ook een nuttig instrument zijn voor de bevoegde nationale controleinstanties.

NL

Bijlage 2

VERKLARING VAN DE COMMISSIE

OVER DE VASTSTELLING VAN DE LIJST VAN LANDBOUWERS DIE ZICH IN EEN SPECIALE SITUATIE BEVINDEN

(ARTIKEL 45 VAN HET COMMISSIEVOORSTEL)

Bij de uitvoering van artikel 45 betreffende de nationale reserve en de opstelling van de lijst van landbouwers die zich in een speciale situatie bevinden die hen geheel of gedeeltelijk heeft verhinderd rechtstreekse betalingen te ontvangen tijdens de referentieperiode, zal de Commissie met name rekening houden met onderstaande gevallen:

  • a) 
    landbouwers die, door feitelijke of verwachte vererving, van een landbouwer die tijdens de referentieperiode is uitgetreden of overleden, een bedrijf of een deel daarvan hebben ontvangen waarvan de grond tijdens de referentieperiode werd gepacht;
  • b) 
    landbouwers die tijdens de referentieperiode of uiterlijk op [31 mei 2003] een bedrijf, of een deel daarvan, hebben gekocht waarvan de grond tijdens de referentieperiode werd gepacht;
  • c) 
    landbouwers die tijdens de referentieperiode of uiterlijk op [31 mei 2003] een meerjarige pachtovereenkomst hebben gesloten voor een bedrijf of een deel daarvan, en waarvan de contractuele voorwaarden niet kunnen worden aangepast;
  • d) 
    landbouwers die investeringen hebben verricht of grond hebben gekocht tijdens de referentieperiode of uiterlijk op [31 mei 2003], om hun productie te verhogen;
  • e) 
    landbouwers die tijdens de referentieperiode hebben deelgenomen aan nationale programma's voor omschakeling van de landbouwproductie.

    NL

Bijlage 3

VERKLARING VAN DE COMMISSIE

OVER DE AANPASSING VAN DE FINANCIËLE PERSPECTIEVEN 2000-2006

De Commissie verklaart dat de vroegere start van de modulatie een geringe aanpassing van de financiële vooruitzichten 2000-2006 vereist.

NL

Bijlage 4

VERKLARING VAN DE COMMISSIE

OVER DE TOEPASSING VAN HET MECHANISME VAN FINANCIËLE DISCIPLINE

Wanneer het mechanisme van financiële discipline voor het eerst moet worden toegepast, dient de Commissie bij de Raad een voorstel in dat naast het aanpassingspercentage ook een vrijstelling van 5000 euro. Er kunnen extra vrijstellingen boven 5000 euro worden voorgesteld, met een gedeeltelijke afwijking van het aanpassingspercentage.

NL

Bijlage 5

VERKLARING VAN DE COMMISSIE OVER DE FACULTATIEVE TOEPASSING VAN DE BEDRIJFSTOESLAGREGELING

Bij de facultatieve toepassing van de bedrijfstoeslagregeling zal de Commissie de voorwaarden voor toekenning van de aanvullende bedragen baseren op de voorwaarden die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr.1251/1999 i, Verordening (EG) nr.1254/1999 i en Verordening (EG) nr. 2529/2001 i en de bijbehorende uitvoeringsmaatregelen.

In dit verband zal de Commissie, voorzover nodig de mogelijkheid handhaven om steun uit de nationale begroting toe te kennen, met name het bedrag dat overeenstemt met de aanvullende nationale zoogkoeienpremie.

NL

Bijlage 6

VERKLARING VAN DE COMMISSIE

OVER DE TOEPASSING VAN BRAAKLEGGING

Opdat braaklegging zijn functie van flexibel instrument voor aanbodbeheersing zou kunnen behouden, wordt de mogelijkheid geschapen om meer braakleggingsverplichtingen in te voeren. Afgezien van de standaardaanpak inzake braaklegging gebaseerd op historische toeslagrechten voor braaklegging als de markt daarom vraagt, kan de Raad op voorstel van de Commissie besluiten om verdere braakleggingsverplichtingen toe te passen op alle grond waarop de begunstigde granen en oliehoudende zaden verbouwt. Die verplichting geldt ongeacht het ontvangen bedrag aan directe betalingen. Alle afwijkingen van de standaard-braakleggingsregeling zijn van toepassing.

NL

Bijlage 7

RIJST: MANDAAT UIT HOOFDE VAN ARTIKEL XXVIII

"De Raad machtigt de Commissie om onderhandelingen te openen over een wijziging van de geconsolideerde rechten voor rijst, met de volgende onderhandelingsrichtsnoeren: De Commissie zal voorstellen de huidige geconsolideerde specifieke rechten voor rijst van de codes 100620 gedopte (bruine) rijst en 100630 volwitte rijst, andere concessies bestaande uit tariefcontingenten onder bovenstaande tariefposten en "headnote" 7 van lijst CXL van de Gemeenschap voor landbouwproducten aan te vullen met een meer stabiele en voorspelbare invoerregeling die rekening houdt met de gevolgen van de hervorming van de GMO voor rijst voor de eigenlijke EG- tariefbescherming.

De Commissie zal tevens rekening houden met het belang van de ontwikkelingslanden, met inbegrip van de traditionele leveranciers, alsmede met de uitvoering van de "EBA"-verordening. Nieuwe tariefposten kunnen worden gecreëerd door deze van een bestaande tariefpost af te splitsen.

De Commissie zal voor bovenstaande wijzigingen van lijst CXL overeenkomstig de betrokken

WTO-regels, en met name artikel XXVIII van de GATT 1994, en het Memorandum van Overeenstemming betreffende de interpretatie van artikel XXVIII van de GATT 1994, passende compensatie bieden."

NL

Bijlage 8

AANVULLENDE WIJZIGINGEN VAN DE VERORDENING PLATTELANDS- ONTWIKKELING

Investeringssteun voor verwerking en afzet: nieuwe overweging betreffende kleine verwerkingsinrichtingen.

(Het desbetreffende artikel staat al in de compromistekst van de verordening plattelandsontwikkeling.)

"In dit hoofdstuk zijn de voorwaarden vastgelegd voor de subsidiabiliteit van investeringen

ter verbetering van de verwerking en afzet van landbouwproducten, waaronder begrepen het voorschrift dat ondernemingen die dergelijke steun ontvangen reeds moeten voldoen aan minimumnormen inzake milieu, hygiëne en dierenwelzijn. Omdat kleine verwerkingsinrichtingen soms moeilijk aan dergelijke normen kunnen voldoen, moeten de lidstaten de gelegenheid krijgen een gedoogperiode toe te kennen met betrekking tot de subsidiabiliteitsvoorwaarden voor investeringen in kleine verwerkingsinrichtingen met het oog op het naleven van nieuwe normen op het gebied van milieu, hygiëne en dierenwelzijn.".

Investeringssteun voor verwerking en afzet: nieuwe overweging over innovatie.

Gelet op het belang van innovatiebevordering in de sector voedselverwerking, moet de werkingssfeer van het bestaande hoofdstuk in Verordening (EG) nr. 1257/1999 i inzake de verbetering van de verwerking en de afzet van landbouwproducten worden verruimd om steun te kunnen verlenen aan de ontwikkeling van innovatieve benaderingen bij voedselwerking.

Wijziging van artikel 16

  • a) 
    artikel 16, lid 3, wordt vervangen door het volgende:

    "3. De maximumbedragen die in aanmerking komen voor communautaire steun staan in de bijlage. Deze bedragen mogen in naar behoren gerechtvaardigde gevallen worden verhoogd om rekening te houden met specifieke problemen. Een steunbedrag dat hoger is dan dit maximumbedrag mag worden toegekend gedurende een periode van maximaal vijf jaar vanaf de datum waarop de bepaling waarbij nieuwe beperkingen worden opgelegd een dwingende norm wordt overeenkomstig de communautaire regelgeving. Deze steun wordt jaarlijks verleend op degressieve basis en gaat het in de bijlage genoemde bedrag niet te boven.".

    NL

Wijziging van artikel 25.

(10 bis) In artikel 25, lid 2, wordt het vierde streepje vervangen als volgt:

"nieuwe technologieën ontwikkelen en toepassen"

Wijziging van artikel 47

(20) In de tweede alinea van artikel 47, lid 2, wordt het laatste streepje vervangen door het volgende:

"bedraagt het medefinancieringspercentage van de Gemeenschap bij de programmering van maatregelen overeenkomstig de artikelen 22, 23 en 24 van deze verordening, maximaal 85 % in de gebieden van doelstelling 1, en maximaal 60 % in de overige gebieden.".

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

  • a) 
    in lid 1 wordt de tweede alinea vervangen door:

    "Behalve uit steun ter dekking van de aanlegkosten kan deze steun tevens bestaan uit:

    • een jaarlijkse premie per beboste hectare, ter dekking van de onderhoudskosten gedurende maximaal vijf jaar,
    • een jaarlijkse premie per hectare ter dekking van de door de bebossing gederfde inkomsten gedurende een periode van maximaal 20 jaar voor de landbouwers of verenigingen van landbouwers die de grond vóór de bebossing ervan bewerkten, of voor welke andere privaatrechtelijke persoon ook.";
  • b) 
    lid 2 wordt vervangen door:

    "2. Als de steun wordt toegekend voor de bebossing van landbouwgrond die het eigendom is van overheidsinstanties, dekt deze steun alleen de aanlegkosten. Indien de beboste grond wordt gepacht door een privaatrechtelijke persoon, mag de in lid 1, tweede alinea, bedoelde jaarlijkse premie worden toegekend.";

  • c) 
    in lid 3 wordt de tweede alinea vervangen door:

    "In het geval van snelgroeiende soorten met korte omlooptijd wordt de steun voor bebossing alleen toegekend ter dekking van de aanlegkosten."

NL

Bijlage 9

VERKLARING VAN DE COMMISSIE OVER DE OVERGANG VAN DE FACULTATIEVE MODULATIEREGELING (ARTIKEL 4 VAN 1259/99) NAAR DE VOORGESTELDE COMMUNAUTAIRE

MODULATIEREGELING

Overeenkomstig artikel 90 van de voorgestelde horizontale verordening zal de door de Commissie opgestelde overgangsregeling de volgende elementen bevatten:

mogelijkheid tot handhaving van een op nationaal of regionaal niveau toegepaste aanvullende vrijwillige modulatieregeling, tot het niveau dat nodig is om de kloof te dichten tussen de fondsen die beschikbaar zijn onder de nieuwe verplichte modulatieregeling en de financiële behoeften die voortvloeien uit voor 2006 genomen "begeleidende maatregelen". Bij de toepassing van zo'n vrijwillige modulatieregeling hebben de lidstaten dezelfde manoeuvreerruimte als zij thans hebben uit hoofde van artikel 4 van Verordening nr. 1259/1999 i. Voor de aanvullende vrijwillige modulatieregeling moet een afzonderlijke boekhouding worden bijgehouden over de gehanteerde bedragen en het gebruik van de bijkomende modulatieinkomsten;

een bepaling om van financieringsbron te kunnen veranderen als de modulatiefondsen van de facultatieve regeling zijn verbruikt, voor langlopende verplichtingen zoals vijfjarige agromilieucontracten;

een bepaling om na 2006 het gebruik van resterend en nog niet toegewezen modulatiegeld van de facultatieve regeling uit te breiden tot alle maatregelen op het gebied van plattelandsontwikkeling, op voorwaarde dat het gebruik van dit geld afzonderlijk wordt bijgehouden;

een bepaling om modulatiegeld van de facultatieve regeling te gebruiken gedurende n+4 (in plaats van n+3) jaar, om de overgang tussen de twee programmeringstermijnen soepel te overbruggen.

NL

Bijlage 10

VERKLARING VAN DE COMMISSIE OVER DE TOEPASSING VAN MODULATIE

OP DE TOETREDINGSLANDEN

(Overweging 41 bis VAN HET COMMISSIEVOORSTEL)

Deze verordening heeft betrekking op de Gemeenschap zoals zij is samengesteld op het ogenblik waarop de verordening in werking treedt. Rekening houdend met het feit dat overeenkomstig het Toetredingsverdrag de toetreding van de nieuwe lidstaten plaatsvindt op 1 mei 2004, dient deze verordening voor de toetredingsdatum te worden aangepast volgens de procedures van het Toetredingsverdrag, om de verordening in de nieuwe lidstaten toepasselijk te maken.

De Commissie zal een voorstel indienen dat inhoudt dat het mechanisme van financiële discipline en de modulatie niet van toepassing zijn in de nieuwe lidstaten totdat de geleidelijke invoering van de rechtstreekse betalingen het EU-niveau heeft bereikt.

NL

Bijlage 11

VERKLARING VAN DE COMMISSIE

OVER CRISISBEHEER

De Commissie zal specifieke maatregelen bestuderen om rekening te houden met risico's, crises en nationale calamiteiten op het gebied van landbouw. Voor eind 2004 zal aan de Raad een verslag worden voorgelegd dat vergezeld gaat van passende voorstellen.

De Commissie zal met name studeren op de financiering van die maatregelen via de 1% modulatiegeld die rechtstreeks naar de lidstaten wordt teruggesluisd en op de opname in elke gemeenschappelijke marktordening van een artikel waarbij de Commissie gemachtigd wordt om bij een crisis in de hele Gemeenschap op te treden volgens de lijnen die hiertoe in de gemeenschappelijke marktordening voor rundvlees zijn uitgestippeld.

NL

Bijlage 12

VERKLARING VAN DE COMMISSIE

OVER DE TOEPASSING VAN MODULATIE EN FINANCIËLE DISCIPLINE OP DE LANDBOUWVERENIGING TOT GEZAMENLIJKE EXPLOITATIE

De Commissie is van mening dat de bedrijven die deel uitmaken van een landbouwvereniging tot gezamenlijke exploitatie als ingesteld bij de Franse "Code Rural", elk als één landbouwer moeten worden beschouwd voor de toepassing van het extra steunbedrag in het kader van modulatie en de vrijstellingen in het kader van het mechanisme van financiële discipline.

NL

Bijlage 13

VERKLARING VAN DE RAAD EN DE COMMISSIE OVER DE OMZETTING VAN HET POLITIEK AKKOORD IN WETGEVING

De Raad en de Commissie verzoeken het Speciaal Comité Landbouw om verder te gaan met de technische bespreking van de wetgevingsbesluiten om een oplossing te vinden die sporen met het politiek akkoord over de hervorming van het GLB, zoveel mogelijk rekening houdend met de specifieke problemen van de lidstaten omtrent de omzetting van het politiek akkoord in wetgeving.

_______________

NL

 
 
 
 

3.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.