Evaluatie Europees Aanhoudingsbevel, negatieve ervaringen met overlevering van verdachten en vermindering van het beroep op het Europees Hof voor de Rechten van de Mens

1.

Kerngegevens

Document­datum 23-03-2009
Publicatie­datum 22-01-2013
Kenmerk 7895/09
Van General Secretariat of the Council
Aan Permanent Representations of the Member States
Externe link originele PDF
Originele document in PDF

2.

Tekst

RAAD VAN PUBLIC Brussel, 23 maart 2009 (26.03)

DE EUROPESE UNIE (OR. en)

7895/09

LIMITE

PE-QE 260

VOORONTWERP VAN ANTWOORD OP SCHRIFTELIJKE VRAAG

E-1246/09 van Erik Meijer (GUE/NGL) van: het secretariaat-generaal van de Raad aan: de permanente vertegenwoordigingen van de lidstaten Betreft: "Evaluatie Europees Aanhoudingsbevel, negatieve ervaringen met overlevering

van verdachten en vermindering van het beroep op het Europees Hof voor de Rechten van de Mens"

  • 1. 
    De delegaties treffen hierbij aan:
    • de tekst van de schriftelijke vraag; - een door het secretariaat-generaal opgesteld voorontwerp van antwoord.
  • 2. 
    Indien er uiterlijk op 9 april 2009 om 17.00 uur geen opmerkingen van de delegaties zijn ontvangen, wordt dit voorontwerp van antwoord ter goedkeuring voorgelegd aan het Comité van permanente vertegenwoordigers (1e deel) en aan de Raad.

    Zijn er wel opmerkingen ontvangen, dan worden die behandeld door de Groep algemene zaken.

________________________

7895/09 wat/ASS/rv 1 SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1246/09 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Raad

Betreft: Evaluatie Europees Aanhoudingsbevel, negatieve ervaringen met overlevering van verdachten en vermindering van het beroep op het Europees Hof voor de Rechten van de Mens

  • 1. 
    Kan de Raad bevestigen dat een voortdurende evaluatie plaatsvindt van het Europees

    Aanhoudingsbevel, Kaderbesluit 2002/584 i/JBZ 1 van de Raad van 13.6.2002, dat

    ‘Overlevering’mogelijk maakt van ingezetenen van de ene EU-lidstaat ten behoeve van berechting in een andere EU-lidstaat?

  • 2. 
    Wordt bij deze evaluatie rekening gehouden met het feit dat tussen de lidstaten grote verschillen in strafmaat bestaan, zodat verdachten bij veroordeling buiten hun eigen lidstaat onevenredig

    zwaar kunnen worden gestraft?

  • 3. 
    Wordt bij de evaluatie rekening gehouden met het feit dat overlevering ook heeft moeten plaatsvinden in het soort gevallen waarin de rechter in de lidstaat van de verdachte eerder bij herhaling heeft geconcludeerd dat dit ongewenst is omdat betrokkene in eigen land voor hetzelfde delict al van rechtsvervolging is ontslagen?
  • 4. 
    Wordt bij de evaluatie rekening gehouden met het feit dat aan ondersteuning van verdachten met tolken en vertaling van documenten in de praktijk soms niet of slechts in beperkte mate blijkt te kunnen worden voldaan?
  • 5. 
    Wordt bij de evaluatie rekening gehouden met het feit dat de omstandigheden waaronder verdachten gevangen worden gehouden sterk verschillen per lidstaat, en kunnen leiden tot onvoorziene medische en psychische schade?
  • 6. 
    Wordt bij de evaluatie rekening gehouden met het feit dat het ondergaan van voorarrest en straf zwaarder wordt als contact met familie en bekenden door taalverschillen en grote reisafstanden vrijwel onmogelijk wordt gemaakt?
  • 7. 
    Wordt bij de evaluatie rekening gehouden met het feit dat sommige lidstaten, waaronder Polen en Tsjechië, opvallen door lange voorarresten, die niet in verhouding staan tot de beschuldiging en de uiteindelijke uitkomst van de rechtszaak, waaronder het ontbreken van een veroordeling als gevolg van gebrek aan sluitend bewijs?
  • 8. 
    Wordt bij de evaluatie rekening gehouden met het feit dat de binnenlandse media en de publieke opinie in een aantal gevallen partij kiezen voor verdachten en overlevering zien als strijdig met het eigen rechtsgevoel?
  • 9. 
    Wordt bij de evaluatie de vraag rekening gehouden met het feit of er betere middelen zijn om echte criminelen, die grensoverschrijdend ernstige schade aanrichten, te bestraffen en

    voortzetting van hun praktijken te beletten, zonder noodzaak van onevenredig zware bestraffing voor personen die slechts onzorgvuldig handelden?

  • 10. 
    Wordt bij de evaluatie rekening gehouden met het feit dat het aantal gevallen waarin betrokkenen genoodzaakt zijn om achteraf een beroep te doen op het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van de Raad van Europa zo veel mogelijk wordt beperkt doordat een omstreden behandeling bij voorbaat wordt voorkómen?

________________________

7895/09 wat/ASS/rv 2 ANTWOORD op schriftelijke vraag E-1246/09 van Erik Meijer (GUE/NGL)

Op de eerste vraag: De Raad kan bevestigen dat de vierde wederzijdse evaluatie van de praktische toepassing van het Europees aanhoudingsbevel (EAB) en de bijbehorende procedures voor overlevering tussen de lidstaten aan de gang is. De werkwijze voor deze evaluaties wordt beschreven in

Gemeenschappelijk optreden 97/827/JBZ 1 van 5 december 1997 tot instelling van een mechanisme

voor evaluatie van de uitvoering en toepassing op nationaal niveau van de internationale verbintenissen inzake de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit ("evaluatie op voet van gelijkheid"). Evaluatieverslagen die voor het publiek beschikbaar zijn gemaakt, staan op de website van de Raad.

Er is ook een algemeen verslag beschikbaar over de eerste zeven evaluatiebezoeken (Ierland,

Denemarken, België, Estland, Spanje, Portugal en het Verenigd Koninkrijk) 2 die in het kader van de

vierde wederzijdse evaluatie uitgevoerd zijn.

Op de tweede vraag: Het feit dat tussen de lidstaten verschillen in strafmaat voor bepaalde delicten bestaan, komt in de evaluatieverslagen als dusdanig niet aan bod.

Op de derde vraag: Overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Kaderbesluit 2002/584 i/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering

tussen de lidstaten 3 mag de tenuitvoerlegging van een EAB worden geweigerd indien "de

uitvoerende rechterlijke autoriteiten van de lidstaat hebben besloten geen vervolging in te stellen wegens het strafbaar feit waarvoor het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, of een ingestelde vervolging te staken, dan wel wanneer in een lidstaat tegen de gezochte persoon voor dezelfde feiten een onherroepelijke beslissing is genomen die verdere vervolging onmogelijk maakt."

1 PB L 344 van 15.12.1997, blz. 17.

2 Doc. 8409/08.

7895/09 wat/ASS/rv 3 Een overzicht van de wijze waarop artikel 4, lid 3, van het kaderbesluit door de lidstaten is omgezet, is te vinden op bladzijde 12 van de bijlage bij het verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten in 2005, 2006 en 2007 - (SEC(2007) 979). Hoewel in dit overzicht een paar lidstaten worden vermeld die het ne bis in idem-beginsel niet juist hebben omgezet, zijn volgens de evaluatieverslagen die tot nog toe zijn bekendgemaakt geen problemen in de betrokken lidstaten aan het licht gekomen.

Op de vierde vraag: In de evaluatie wordt rekening gehouden met de verstrekking van taalkundige bijstand in het kader van de EAB-procedures, hoewel maar in een beperkt aantal gevallen klachten zijn geregistreerd. Er zij evenwel op gewezen dat deze klachten geen betrekking hebben op de wettelijke regeling ter zake, maar op de kwaliteit van de aan de opgezochte persoon en zijn raadsman verstrekte taalkundige bijstand.

Op de vijfde vraag: Het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel laat de lidstaten vrij om bij de tenuitvoerlegging van een door een andere lidstaat uitgevaardigd Europees aanhoudingsbevel andere dwangmaatregelen dan detentie toe te passen. Uit de tot op heden bekendgemaakte verslagen blijkt dat de lidstaten in verschillende mate gebruik maken van andere dwangmaatregelen dan detentie tijdens de EAB-procedure en dat uiteenlopende criteria worden gehanteerd. Het beoordelen van de omstandigheden van de detentie van betrokkenen in de diverse lidstaten valt echter buiten het bereik van de evaluatie.

Op de zesde vraag: Zoals reeds gezegd valt de beoordeling van de omstandigheden van de detentie van betrokkenen in de diverse lidstaten buiten het bereik van de evaluatie. Het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel verplicht de lidstaten er trouwens niet toe om te garanderen dat hun onderdanen hun straf in eigen land uitzitten, het voorziet louter in de mogelijkheid.

Op de zevende vraag: Deze aangelegenheid is aan de orde gesteld door de Nederlandse autoriteiten, die erop gewezen hebben dat een aanzienlijk aantal ingevolge een EAB overgeleverde eigen onderdanen kort na de overlevering is vrijgelaten of voorwaardelijk vrijgelaten of na de overlevering

meer dan een jaar (en soms zelfs meer dan drie jaar) in voorarrest heeft gezeten. 1

1 Doc. 15370/2/08 REV 2 - Verslag over Nederland, Bijlage, blz. 35.

In de evaluatieverslagen wordt voortdurend aandacht besteed aan de noodzaak om, voordat een

EAB wordt uitgevaardigd, de evenredigheid ervan te toetsen in het licht van andere mogelijkheden om hetzelfde resultaat te bereiken met methoden die minder zwaar ingrijpen in het leven van de burgers. In dit verband bevat een groot aantal evaluatieverslagen een aanbeveling aan het beoordeelde land en/of andere lidstaten om een evenredigheidstoets te overwegen wanneer wordt besloten een EAB uit te vaardigen en een aanbeveling aan de Europese Unie om de lopende besprekingen over het nut van de instelling van een dergelijke toets op Europees niveau, voort te

zetten. 1

Op de achtste vraag: Dit probleem is tijdens de evaluatie van Nederland gerezen 2 .

Op de negende vraag: Het kaderbesluit legt geen verplichting op om een evenredigheidstoets te verrichten. Het verbinden van de uitvaardiging van een EAB aan de voorwaarde dat vooraf een evenredigheidstoets is verricht (naast de voorwaarden waaraan voor het uitvaardigen van een nationaal aanhoudingsbevel moet worden voldaan) is een thema dat in de nationale verslagen die tot op heden zijn bekendgemaakt, steeds terugkeert.

Op de tiende vraag: Er zijn geen cijfers bekend wat betreft het aantal gevallen waarin een op basis van een EAB overgeleverde persoon achteraf een beroep heeft gedaan op het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

__________________

1 Zie bijvoorbeeld doc. 15370/2/08 REV 2 - Verslag over Nederland, Bijlage, blz. 55.

2 Doc. 15370/2/08 REV 2 - Verslag over Nederland, Bijlage, blz. 35.

 
 
 
 

3.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.