Verslag over België - Hoofdinhoud
Contents
Documentdatum | 07-09-2010 |
---|---|
Publicatiedatum | 22-01-2013 |
Kenmerk | 9518/2/10 REV 2 |
Van | 9518/1/10 REV 1 RESTREINT UE |
Externe link | originele PDF |
Originele document in PDF |
RAAD VAN Brussel, 7 september 2010 (08.09) DE EUROPESE UNIE (OR. en,fr)
9518/2/10 REV 2
CRIMORG 91
DERUBRICERING van document: 9518/1/10 REV 1 RESTREINT UE d.d.: 29 juli 2010 nieuwe rubricering: geen rubricering
Betreft : Verslag over België
Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.
De tekst van dit document is identiek aan die van de voorgaande versie.
________________________
9518/2/10 REV 2 sv
RESTREINT UE
RAAD VAN Brussel, 29 juli 2010 DE EUROPESE UNIE
9518/1/10 REV 1
RESTREINT UE
CRIMORG 91
EVALUATIEVERSLAG VAN DE VIJFDE WEDERZIJDSE EVALUATIERONDE "FINANCIËLE CRIMINALITEIT EN FINANCIËLE RECHERCHE"
VERSLAG OVER BELGIË
9518/1/10 REV 1 PN/ec 1
RESTREINT UE
Inhoudsopgave 1. INLEIDING ................................................................................................................................4 2. NATIONAAL SYSTEEM EN BELEID ....................................................................................5
2.1. Gespecialiseerde eenheden................................................................................................5 2.1.1. Autoriteiten die belast zijn met het onderzoek ........................................................5 2.1.2. Gerechtelijke autoriteiten.......................................................................................26 2.1.3. Opleiding................................................................................................................35
2.2. Strafrechtelijk beleid .......................................................................................................38 2.2.1. Nationaal veiligheidsplan.......................................................................................38 2.2.2. Aanpak van criminele organisaties en georganiseerde criminaliteit......................39
2.3. Conclusies........................................................................................................................41 2.3.1. Onderzoeksautoriteiten ..........................................................................................41 2.3.2. Openbaar Ministerie...............................................................................................44 2.3.3. Opleiding................................................................................................................45 2.3.4. Handhavingsbeleid.................................................................................................46 2.3.5. CFI .........................................................................................................................47
-
3.ONDERZOEK en vervolging ...................................................................................................48 3.1. Beschikbare gegevens en databanken .............................................................................48 3.1.1. Databanken en registers .........................................................................................48 3.1.2. Samenwerking op Europees niveau .......................................................................55
3.2. Financieel onderzoek en gebruik van financiële inlichtingen .........................................57 3.2.1. Rechtskader............................................................................................................57 3.2.2. Speciale wettelijke bevoegdheden en instrumenten voor het onderzoeken
van de financiële aspecten van criminele activiteiten............................................58 3.2.3. Gebruik en doeltreffendheid van financiële onderzoeken bij specifieke
misdrijven ..............................................................................................................59 3.2.4. Voortzetting van een onderzoek naar de financiële aspecten van een misdrijf
nadat een zaak is afgesloten ...................................................................................61 3.2.5. Inschakelen van externe deskundigen bij de onderzoeken ....................................61 3.2.6. Financiële inlichtingen...........................................................................................61
3.3. Samenwerking met Europol en Eurojust .........................................................................62 3.3.1. Samenwerking met Europol...................................................................................62 3.3.2. Samenwerking met Eurojust ..................................................................................63
3.4. Conclusies........................................................................................................................64
9518/1/10 REV 1 PN/ec 2
RESTREINT UE
-
4.BEVRIEZING EN inbeslagneming/verbeurdverklaring ..........................................................65 4.1. Bevriezing........................................................................................................................65 4.1.1. Op nationaal niveau ...............................................................................................65 4.1.2. Samenwerking op Europees niveau - uitvoering van Kaderbesluit
2003/577/JBZ.........................................................................................................70 4.2. Verbeurdverklaring (inclusief Kaderbesluiten 2005/212 i/JBZ en 2006/783 i/JBZ) ..........73
4.2.1. Verbeurdverklaring op nationaal niveau................................................................73 4.2.2. Verbeurdverklaring op Europees niveau ...............................................................74 4.3. Conclusies........................................................................................................................75
-
5.Bescherming van de financiële belangen van de GemeenschaPpEN .......................................77 5.1. Beschikbare mechanismen, met name samenwerking met OLAF ..................................77 5.1.1. OLAF – Administratie der Douane en Accijnzen ..................................................77 5.1.2. OLAF – Rechterlijke autoriteiten...........................................................................78 5.1.3. OLAF - Politieautoriteiten......................................................................................78 5.1.4. OLAF - CFI............................................................................................................79 5.1.5. Deelname van OLAF aan onderzoeken..................................................................79 5.1.6. OLAF - Commissie voor de coördinatie van de fraudebestrijding in de
economische sectoren (ICCF)................................................................................80 5.1.7. OLAF – Belgische betaalorganen (BIRB) ..............................................................81
5.2. Conclusies........................................................................................................................82 6. AANBEVELINGEN.................................................................................................................82
6.1. Aanbevelingen aan België...............................................................................................83 6.2. Aanbevelingen aan de Europese Unie, haar lidstaten, instellingen en agentschappen..................................................................................................................85 6.2.1. Aan de lidstaten......................................................................................................85 6.2.2. Aan de EU..............................................................................................................85
BIJLAGE A........................................................................................................................................86 PROGRAMME FOR VISIT ...........................................................................................................86 ________________ ............................................................................................................................86 Bijlagen:
Bijlage A: Programme for visit.................................................................................................82 Bijlage B: List of persons interviewed......................................................................................83 Bijlage C: List of abbreviations/glossary of terms ...................................................................85
____________________
9518/1/10 REV 1 PN/ec 3
RESTREINT UE
-
1.INLEIDING
Tijdens de vergadering van de Multidisciplinaire Groep georganiseerde criminaliteit (MDG) op
26 februari 2008 suggereerde het voorzitterschap drie mogelijke onderwerpen voor de vijfde
wederzijdse evaluatieronde 1 waarvan twee ruime steun kregen. Tijdens de vergadering van de MDG
op 6 mei 2008 sprak de meerderheid van de delegaties zich uit voor "financiële criminaliteit en financiële recherche". De MDG besloot op 17 juni 2008 "financiële criminaliteit en financiële recherche" tot onderwerp van de vijfde evaluatieronde te maken. De evaluatie heeft betrekking op een groot aantal rechtshandelingen die van belang zijn voor de bestrijding van financiële criminaliteit. Er werd echter ook overeengekomen dat de evaluatie verder zou gaan dan het loutere onderzoek van de omzetting van de betrokken EU-wetgeving en het onderwerp ruimer zou
bekijken 2 teneinde een algemeen beeld te krijgen van een bepaald nationaal systeem. De MDG keurde op 1 december 2008 een gedetailleerde vragenlijst goed 3 .
Tijdens de bespreking van de justitiële reactie op de financiële crisis onderstreepte het Tsjechische
voorzitterschap het belang van de evaluatie 4 . Het belang van deze oefening werd nogmaals
benadrukt door de Raad bij de vaststelling van de EU-prioriteiten ter bestrijding van de
georganiseerde criminaliteit op basis van de OCTA 2009 en de ROCTA 5 .
Onderwerpen die verband houden met de evaluatie, in het bijzonder de verbetering van het operationele kader voor verbeurdverklaringen en inbeslagnemingen van vermogensbestanddelen van criminelen, werden door de Commissie vermeld in haar mededeling "Een ruimte van vrijheid,
veiligheid en recht ten dienste van de burger". 6
Na een schriftelijk verzoek aan de delegaties door de MDG-voorzitter, zijn de lidstaten overgegaan tot het aanstellen van deskundigen die beschikken over een aanzienlijke praktijkkennis in het domein van financiële criminaliteit en financiële recherche.
Tijdens de vergadering van 17 maart 2009 heeft de MDG de herziene volgorde van wederzijdseevaluatiebezoeken
na bespreking goedgekeurd 7 . België was de vijfde lidstaat die tijdens deze ronde
werd beoordeeld.
1 Doc. 6546/08 CRIMORG 34.
2 Doc. 10540/08 CRIMORG 89.
3 Doc. 16710/08 CRIMORG 210.
4 Doc. 9767/09 JAI 293 ECOFIN 360.
5 Doc. 8301/3/09 REV 3 CRIMORG 54.
6 Doc. 11060/09 JAI 404.
7 Doc. 5046/1/09 REV 1 CRIMORG 1.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 4
RESTREINT UE
De voor de evaluatie aangewezen deskundigen zijn: mevrouw Bernadett Hajos (douane-inspecteur, Hongarije), mevrouw Alina Mihaela Bica (staatssecretaris, Roemenië) en de heer Stéphane Maas
(rechter, Luxembourg). Er waren ook vier waarnemers: mevrouw Joanna Beczala (DG JLS,
Commissie), mevrouw Valery Charbonnier (OLAF, Commissie), mevrouw Angeles Gutierrez Zarza (Eurojust) en de heer Carlo van Heuckelom (Europol), die werden bijgestaan door de heren Guy
Stessens en Peter Nath van het secretariaat-generaal van de Raad.
Dit verslag is, met behulp van het Raadssecretariaat, opgesteld door het deskundigenteam op basis van de conclusies van het evaluatiebezoek van 24 t/m 27 november 2009 en de gedetailleerde
antwoorden van België op de vragenlijst 1 .
-
2.NATIONAAL SYSTEEM EN BELEID
2.1. Gespecialiseerde eenheden
2.1.1. Autoriteiten die belast zijn met het onderzoek
2.1.1.1. Politiediensten - Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken
In België is het onderzoek naar financiële en economische criminaliteit in de eerste plaats een taak
van de politie die onder de Federale Overheidsdienst (FOD) Binnenlandse Zaken 2 valt. De
bevoegde Belgische autoriteiten hebben onderstreept dat de Belgische politie, binnen een juridisch kader en onder het gezag van een magistraat, haar taken op het gebied van de bestrijding van economische en financiële criminaliteit in nauwe samenwerking met de andere bevoegde diensten verricht.
De wetshandhaving wordt uitgevoerd door een op federaal en lokaal niveau gestructureerde
3
geïntegreerde politiedienst die bestaat uit de federale politie en de lokale politie. De beide korpsen werken autonoom en vallen onder een verschillende overheid, maar zij hangen samen wat betreft wederzijdse ondersteuning, aanwerving en mobiliteit van personeel en gezamenlijke opleiding.
De federale politie staat onder het toezicht van de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie. Zij vervult gespecialiseerde opdrachten op het gebied van de wetshandhaving en voert onderzoeken op het volledige Belgische grondgebied. Om praktische redenen heeft de federale
1 Referentiedoc. SN 4553/09 voor de Engelse taalversie.
2 Dat de federale ministeries "Federale overheidsdiensten (FOD)" worden genoemd, is
kenmerkend voor België.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 5
RESTREINT UE
politie echter een centraal niveau en is zij verder onderverdeeld in arrondissementen. Alle leden van de federale politie hebben evenwel bevoegdheden op het volledige Belgische grondgebied.
Bij de federale politie is de Algemene directie gerechtelijke politie (DGJ), die ongeveer
4200 personeelsleden telt, belast met het onderzoeken van misdrijven.
De taken van de bestuurlijke politie worden uitgevoerd onder toezicht van de bestuurlijke overheden: de burgemeesters, de provinciegouverneurs en de minister van Binnenlandse Zaken.
De opsporingsonderzoeken van de gerechtelijke politie worden, naar gelang van het soort onderzoek, uitgevoerd onder leiding van de procureur des Konings, de onderzoeksrechter of het federaal parket. De strategische leiding van het parket berust bij het college van procureursgeneraal, onder het gezag van de minister van Justitie.
De politiediensten die financiële criminaliteit in België bestrijden zijn als volgt ingedeeld:
− binnen de federale politie:
− DJF, de Directie van de bestrijding van de economische en financiële criminaliteit van
1
DGJ
− 27 gedeconcentreerde gerechtelijke directies (FGP's) met "Ecofin"-eenheden of -cellen. − in de 196 politiezones van de lokale/zonalestructuur van de politie
− "Ecofin"-afdelingen in lokale onderzoeken (vooral in grote zones, d.w.z. in de steden).
In 2006 hebben de gerechtelijke directeurs (op arrondissementeel niveau) 28,2% van de 2 064 operationele personeelsleden van de FGP's van de federale gerechtelijke politie ingezet voor de bestrijding van "Ecofin"-criminaliteit, waarvan ongeveer 9% voor het witwassen van geld.
1 http://www.polfed-fedpol.be/org/org_dgj_djf_nl.php
9518/1/10 REV 1 PN/ec 6
RESTREINT UE
Directie van de bestrijding van de economische en financiële criminaliteit (DJF)
Binnen de Algemene Directie van de Gerechtelijke Politie (DGJ) is de Directie van de bestrijding
van de economische en financiële criminaliteit 1 bevoegd voor het bepalen, voor het volledige
Belgische grondgebied, van de strategische en operationele doelstellingen in de strijd tegen de economische en financiële criminaliteit; zij heeft ook haar eigen operationele bevoegdheden voor het onderzoek naar zware economische delicten, zware IT-criminaliteit, fraude en witwasdelicten. Zij is gevestigd in Brussel en heeft een personeelsbezetting van ongeveer 270 politiemensen en burgers.
De directie bestaat uit vijf speciale diensten die zich toeleggen op het onderzoek naar een specifieke vorm van criminaliteit. Hun taken worden verder in dit verslag in detail besproken.
De diensten van de DJF zijn:
− de Centrale dienst voor de bestrijding van corruptie (CDBC)
− de Centrale dienst voor de bestrijding van valsheden (CDBV)
− de Centrale dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële
delinquentie (CDGEFID)
− de Federal Computer Crime Unit (FCCU)
− de Federal Unit against Swindling and for Economic and Financial Documentation (FUSE).
Daarnaast zijn er 27 gedeconcentreerde gerechtelijke directies (FGP's) met Ecofin-eenheden. Deze eenheden beschikken in totaal over ongeveer 450 personeelsleden.
In hun antwoorden op de vragenlijst verklaarden de Belgische autoriteiten dat er bij de algemene directie gerechtelijke politie (DGJ) ongeveer 750 onderzoekers zijn die gespecialiseerd zijn in zware financiële en economische criminaliteit.
Binnen de DJF zijn er een aantal diensten die zich bezighouden met verschillende vormen van economische en financiële criminaliteit:
1 http://www.polfed-fedpol.be/org/org_dgj_djf_nl.php
9518/1/10 REV 1 PN/ec 7
RESTREINT UE
-
a)Centrale dienst voor de bestrijding van corruptie (CDBC)
De Centrale dienst voor de bestrijding van corruptie (CDBC) is een centrale dienst binnen de federale politie met operationele bevoegdheid. De leden ervan mogen autonoom of met ondersteuning van of in samenwerking met de gedeconcentreerde gerechtelijke directies in de arrondissementen gerechtelijke onderzoeken uitvoeren, waaronder het toepassen van dwangmaatregelen (bijv. huiszoekingen, inbeslagnemingen, afluisteren van telefoongesprekken en aanhoudingen). Dit is afhankelijk van de ernst van het onderzoek, het delicate karakter ervan, de functie bekleed door de daders en de complexiteit van de gevraagde handelingen. Beter gezegd, de CDBC is bevoegd voor het opsporen en verlenen van ondersteuning bij de opsporing van misdrijven ten nadele van de belangen van de staat, evenals de ernstige en complexe misdrijven van corruptie. Bovendien oefent hij een pilootfunctie uit in het kader van de bestrijding van criminele misbruiken en gedragingen inzake overheidsopdrachten, subsidiewetgeving, erkenningen en vergunningen.
Het speurwerk van de CDBC betreft zo vooral de volgende misdrijven:
− omkoping
− knevelarij
− belangenneming
− verduistering op het gebied van overheidsopdrachten, subsidies, vergunningen en
erkenningen.
De corruptie waarvan hier sprake is, moet dus beschouwd worden in de ruime zin van het woord, namelijk de misdrijven die beteugeld worden door de wet van 10 februari 1999 betreffende de bestraffing van corruptie.
Het bestaan van deze operationele capaciteit op centraal niveau is onontbeerlijk om de volgende redenen:
− De arrondissementele (en lokale) instanties hebben niet altijd dezelfde capaciteiten voor de
bestrijding van corruptie (gezien de andere misdaadfenomenen die bestreden moeten worden).
− In sommige arrondissementen stellen we een zeker gebrek aan expertise en vooral aan
capaciteit vast.
− Het is nodig om over een gespecialiseerde onderzoeksdienst te beschikken die voldoende
onafhankelijk is en complexe en delicate onderzoeken of internationale onderzoeken kan uitvoeren.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 8
RESTREINT UE
De diverse partners van de CDBC zijn:
− de andere diensten van de DJF
− OLAF
− de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid
-
b)Centrale dienst voor de bestrijding van valsheden (CDBV)
De Centrale dienst voor de bestrijding van valsheden (CDBV) is belast met het onderzoek naar namaak en vervalsing op nationaal en internationaal niveau. Het gaat met name om:
− documentvervalsing,
− valsmunterij
− inbreuken op intellectuele eigendomsrechten,
− namaak van producten (namaakproducten, namaakgeneesmiddelen).
-
c)Centrale dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie (CDGEFID)
Met het oog op de vervulling van zijn taak, bestaat de Centrale dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie (CDGEFID) uit vier afdelingen: 1) BTW,
-
2)georganiseerde fiscale fraude, 3) patrimonium en 4) witwassen. Deze afdelingen worden ondersteund door het bureau Strategie en Analyse.
De dienst is bevoegd voor het uitvoeren van gerechtelijk onderzoek, inclusief het gebruik van de nodige dwangmiddelen. Om zware gevallen van BTW-fraude op het spoor te komen, hebben de politie, het openbaar ministerie en het ministerie van Financiën de ondersteuningscel (OCS) opgericht. Deze eenheid, die ondergebracht is bij de CDGEFID, doet aan datamining, waardoor btw-carrouselfraude sneller en efficiënter kon worden opgespoord. Deze vroegtijdige opsporing van fraude maakt het optreden van de wetshandhavingsdiensten (ministerie van Financiën of politie) doeltreffender.
De belangrijkste taken van de CDGEFID zijn:
− het opsporen en onderzoeken van witwaspraktijken;
− het opsporen en onderzoeken van zware georganiseerde economische en financiële fraude,
alsook belastingfraude
− het opsporen en onderzoeken van btw-fraude;
− de ontneming van illegale vermogensvoordelen.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 9
RESTREINT UE
In het kader van de bestrijding van witwassing speelt het project “Cash Watch”-project een belangrijke rol. De overbrenging van grote hoeveelheden contanten van het ene land naar het andere per koerier kan bijna altijd als verdacht worden beschouwd. Meestal komen de grenscontrole- of douanediensten, bijvoorbeeld aan de buitengrenzen van de Europese Unie of tijdens grootschalige routinecontroles (de zogenaamde FIPA-acties), deze koeriers op het spoor. Op basis van deze waarnemingen kan de federale gerechtelijke politie een onderzoek instellen naar de mogelijk illegale herkomst van het vervoerde geld. Met het oog op de betere afhandeling van gerechtelijke dossiers zijn de betrokken diensten door de federale gerechtelijke politie gesensibiliseerd voor deze vorm van criminaliteit en geïnformeerd over hun eigen rol bij het opsporen van allerlei koeriers die verdacht geld en verdachte waardepapieren overbrengen.
De CDGEFID besteedt bijzondere aandacht aan de opsporing, de inbeslagneming en de verbeurdverklaring van de opbrengsten van criminaliteit. Voor het beheer van inbeslaggenomen goederen werkt de CDGEFID, via twee verbindingsofficieren, samen met het Centraal orgaan voor inbeslagneming en verbeurdverklaring (COIV). Voorts wordt op internationaal niveau, via CARIN, samengewerkt met andere landen.
-
d)Federal Computer Crime Unit (FCCU)
De FCCU weerspiegelt het toenemende gebruik van informatietechnologie en het feit dat traditionele misdrijven via elektronische netwerken worden gepleegd.
De FCCU is hoofdzakelijk belast met de bestrijding van ICT-criminaliteit, in het bijzonder pedofilie op het internet en internetfraude. De FCCU beschikt over geavanceerde computertechnologie om criminaliteit op te sporen en te onderzoeken.
De dienst werkt samen met andere politiediensten en verstrekt hen technische en analytische ondersteuning. Er is een speciaal team opgezet om ICT-technologie te analyseren in ernstige en dringende gevallen. De eenheid verleent ook operationele steun in het geval van een aanval op IT- systemen.
De FCCU is onderverdeeld in drie afdelingen:
− de afdeling “Intelligence en e-fraude
− de afdeling “Operaties”
− de afdeling “Internetopsporingen”
De taak van de FCCU bij de bestrijding van financiële criminaliteit bestaat uit het verlenen van ondersteuning.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 10
RESTREINT UE
-
e)Federal Unit against Swindling and for Economic and Financial Documentation (FUSE). De Federal Unit against Swindling and for Economic and Financial Documentation (FUSE) heeft een tweevoudige taak: enerzijds het beheer van de informatiestroom op nationaal en internationaal niveau en het doorsturen van vorderingen naar de banken, en anderzijds het behandelen van niet via het internet gepleegde fraudegevallen.
Lokale politie De lokale politie in België bestaat uit 196 korpsen die naar aanleiding van de politiehervorming van 2001 werden samengesteld uit de vroegere gemeentepolitie en de rijkswachtbrigades. Elke lokale zonechef is verantwoordelijk voor de uitvoering van het lokale handhavingsbeleid en is belast met het bestuur, de organisatie en de taakverdeling in het lokale politiekorps. Behalve de informatie die vervat is in de antwoorden op de vragenlijst heeft het deskundigenteam geen gelegenheid gehad om tijdens de evaluatie de werking van dit onderdeel van deze wetshandhavingsdiensten in de bestrijding van financiële criminaliteit en het verrichten van financiële onderzoeken te beoordelen. Op basis van een ministeriële richtlijn verricht de Belgische lokale politie de onderzoeken naar zogeheten "minder gespecialiseerde" economische en financiële criminaliteit (richtlijn 2/2002 van het college van procureurs-generaal).
2.1.1.2. Belastingsautoriteiten
De belastingsdienst heeft geen wetshandhavingbevoegdheden en houdt zich derhalve niet bezig met het onderzoek naar financiële criminaliteit. Hij onderhoudt evenwel goede contacten met de Centrale dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie van DJF en met het parket.
In het kader van hun algemene onderzoeksbevoegdheden kunnen procureurs en onderzoeksrechters de belastingdienst alle informatie vragen die zij nodig hebben. De informatie kan afkomstig zijn van de dienst inkomensfiscaliteit (aan een belastingplichtige toebehorende panden, roerende zaken, vaststelling van de belastingschuld, nauwkeurige beschrijving van de bedrijfsactiviteiten, rekeningen, vergoeding van directeurs en personeel, zakelijke banden en adressen en gebouwen) de btw-autoriteiten (jaarlijkse lijsten van de verkoop aan Belgische en buitenlandse belastingplichtige klanten, meldingen van bepaalde overtredingen, bij controles vastgestelde onregelmatigheden) het kadaster ( koop en verkoop van panden, leningen, grondeigendom) en de douane (invoer- en uitvoergegevens en registers van zware btw-misdrijven).
9518/1/10 REV 1 PN/ec 11
RESTREINT UE
Hoewel er bij de FOD Financiën geen speciale eenheid is die zich hoofdzakelijk bezighoudt met financiële criminaliteit, is het voor een goed begrip van de rol van de belastingadministratie in de bestrijding van financiële criminaliteit en in financiële onderzoeken nodig om inzicht te hebben in de werking van sommige spelers.
Vast Comité voor de strijd tegen de fiscale fraude (AFC)
In 1996 is het Vast Comité voor de strijd tegen de fiscale fraude (AFC) opgericht als coördinerende instantie in de bestrijding van belastingfraude die een strafbaar feit kan vormen omdat zij volgt op een financieel misdrijf. Het comité coördineert het fraudebestrijdingbeleid (op belastingsgebied) van de diverse belastingautoriteiten.
In artikel 2 van de wet van 28 april 1999 wordt uitdrukkelijk bepaald dat ambtenaren van het openbaar ministerie bij de hoven en rechtbanken waarbij een strafzaak aanhangig is, waarvan het onderzoek indiciën van ontduiking inzake directe of indirecte belastingen aan het licht brengt, de minister van Financiën onmiddellijk inlichten. Deze meldingen worden aan het AFC doorgegeven.
In een aantal gevallen dient, teneinde op belastingniveau maatregelen te kunnen nemen, de
Federale Overheidsdienst Financiën door het parket en de Cel voor financiële informatieverwerking (CFI) in kennis te worden gesteld van economische en financiële delicten waarbij er ernstige aanwijzingen zijn van belastingfraude die de betrokken belastingautoriteit ertoe zou kunnen bewegen een procedure te beginnen.
Op grond van de huidige wetgeving moeten de ambtenaren van het OM bij de hoven en rechtbanken en de verantwoordelijken bij de Cel voor financiële informatieverwerking (CFI) de minister van Financiën onmiddellijk waarschuwen wanneer tijdens het onderzoek van een misdrijf waarmee zij belast zijn ernstige aanwijzingen aan het licht komen van witwassen van gelden die afkomstig zijn van ernstige of georganiseerde belastingfraude (waarbij complexe mechanismen of internationale procedures zijn gebruikt).
9518/1/10 REV 1 PN/ec 12
RESTREINT UE
Overeenkomstig een omzendbrief van de minister van Financiën moeten deze gevallen worden doorgestuurd aan het secretariaat van het AFC, dat ze ter behandeling doet toekomen aan de bestuurlijke autoriteit die belast is met zware belastingfraude, de Bijzondere belastinginspectie (BBI). Naargelang het geval besluit de BBI de zaak zelf te behandelen (bijvoorbeeld indien er carrouselfraude in het spel is) of ze door te geven aan een andere belastingautoriteit (bv. Douane en Accijnzen in gevallen waarin accijnsproducten betrokken zijn, of de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit (AOIF) indien is nagelaten verdiend inkomen aan te geven).
Bijzondere belastinginspectie (BBI) De Bijzondere belastinginspectie (BBI) is een gedecentraliseerde organisatie binnen de Federale Overheidsdienst Financiën met (ten tijde van de opstelling van het verslag) ongeveer 480 ambtenaren in het gehele land. Zij is hoofdzakelijk belast met de coördinatie tussen de gewestelijke directies en de vier gewestelijke centra. Daarnaast zorgt zij ook voor coördinatie met andere administraties in de sociale en financiële sector. De taken van deze dienst hebben hoofdzakelijk betrekking op het bestrijden van ernstige fiscale fraude.
Onderzoeken naar ernstige fiscale fraude worden meestal uitgevoerd door de BBI. Overeenkomstig artikel 29 van het Wetboek van strafvordering moeten belastingambtenaren door natuurlijke of rechtspersonen gepleegde strafbare feiten, zoals gevallen van corruptie, ongeoorloofde beïnvloeding of witwassen, rechtstreeks melden bij de procureur des Konings. Overeenkomstig artikel 29, tweede alinea, van het Wetboek van strafvordering, moeten strafbare feiten volgens de belastingwetten en de ter uitvoering ervan genomen besluiten, worden voorgelegd aan de gewestelijke directeur of de belastingsadministratie, die de discretionaire bevoegdheid heeft om deze ter kennis te brengen van de procureur des Konings.
Teneinde de BBI in staat te stellen haar taak te vervullen krijgt zij en haar ambtenaren in artikel 87 van de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen de bevoegdheden die "door de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake belastingen, rechten en taksen worden verleend aan de fiscale administraties en aan de ambtenaren ervan".
De BBI heeft geen gespecialiseerde personeelsleden die zich uitsluitend bezighouden met financiële criminaliteit of financieel onderzoek.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 13
RESTREINT UE
De BBI stelt echter ambtenaren ter beschikking van de politie en de justitiële autoriteiten, namelijk 6 (wettelijk 16) voor de Centrale dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en
financiële delinquentie (CDGEFID) 1 en 7 (wettelijk 18) voor parketten. 2
Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit (AOIF) De Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit vestigt en int de belastingen en helpt bij de uitvoering van het financieel, economisch en sociaal beleid van de regering. De administratie is onderverdeeld in:
− centrale diensten die een ruim takenpakket hebben dat als volgt kan worden samengevat:
− het handhaven van de wetten en besluiten betreffende belastingen en accijnzen; − het bespreken en redigeren, meestal samen met de Administratie van fiscale zaken van
eventuele wijzigingen van bestaande wetgeving in het licht van de omstandigheden;
− het beheren en organiseren van de buitendiensten en het handhaven van orde en
discipline in die diensten.
− buitendiensten waaronder:
− enerzijds 48 polyvalente controlecentra waarvan
− 3 nationale bijzondere controlecentra 3 met nationale bevoegdheden voor de
grondige controle van dossiers betreffende:
− vanaf vennootschappen die deel uitmaken van groepen met een internationale
dimensie;
1 Overeenkomstig artikel 31 van de wet van 30 maart 1994 (Belgisch Staatsblad van 31.3.2004)
en het Koninklijk Besluit van 23 januari 2007 (Belgisch Staatsblad van 7.2.2007).
2 Overeenkomstig artikel 71 van de wet van 28 december 1992 en Koninklijk Besluit van
21 januari 2007 (Belgisch Staatsblad van 2.2.2007).
3 Het deskundigenteam is medegedeeld dat de drie nationale controlecentra vanaf
1 januari 2010 binnen de AOIF gehergroepeerd zijn in het Controlecentum grote ondernemingen (CGO). Dat centrum is niet alleen bevoegd voor de controle van de ondernemingen die onder de specifieke activiteitssectoren van de nationale controlecentra zouden vallen, maar ook voor de controle van de vennootschappen en entiteiten met rechtspersoonlijkheid die beantwoorden aan de definitie van 'grote ondernemingen' volgens de criteria van AOIF- circulaire nr. 4/2010 van 11 januari 2010.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 14
RESTREINT UE
− grote en zeer grote ondernemingen in de krediet- en de verzekeringssector,
en beursvennootschappen en holdings waarin banken en verzekeringsmaatschappijen deelnemen;
− grote en zeer grote vennootschappen uit de immobiliënsector en de bouwsector;
− 45 controlecentra die tot taak hebben de belastingsituatie van natuurlijke personen en
rechtspersonen grondig te controleren. Deze controles worden gezamenlijk en gelijktijdig voor de inkomstenbelastingen en de btw uitgevoerd.
− anderzijds de klassieke diensten van de directe belastingen (158 voor ondernemingen en
355 voor natuurlijke personen) en de klassieke diensten btw (224) die als belangrijkste taak hebben het belastingdossier te beheren (verzameling en klassering van de aangiften en documentatie, registratie, enz.) en het uitvoeren van controles.
− de afdelingen nationale en internationale opsporingen die informatie verstrekken aan de
controlecentra en systematisch zoeken naar informatie die nuttig kan zijn voor de belastingdiensten.
De buitendiensten en de afdeling nationale en internationale opsporingen tellen ongeveer
11 300 ambtenaren, van wie er 21 % (+/- 2 370) in een controlecentrum werken, 21 % (+/- 2 400) in een klassieke btw-dienst en 58 % (+/- 6 500) in een klassieke dienst van de directe belastingen.
Zowel de dienst directe belastingen als de btw-dienst blijven een belangrijke rol spelen op fiscaal niveau. De diensten van de directe belastingen zijn in het bijzonder belast met de regularisering van de belastingsituatie van loontrekkenden en gepensioneerden en voor controles van zelfstandigen en vrije beroepen, enz. De btw-diensten blijven diverse controles uitvoeren met betrekking tot het opzetten of beëindigen van een bedrijvigheid, belastingkrediet, de vaststelling van de normale waarde van een gebouw, enz.
Naast een groot aantal beheerscontroles en -taken, is de AOIF ook belast met de bestrijding van fraude door individuele belastingbetalers. De AOIF is ook een gesprekspartner voor de justitiële autoriteiten met betrekking tot directe en indirecte belasting voor aangelegenheden die buiten het taakgebied van de BBI vallen.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 15
RESTREINT UE
P.S.: De VIES-database en EUROCARNET
Het evaluatieteam heeft na zijn bezoek informatie gekregen over de wijze waarop de bevoegde nationale autoriteiten van de Belgische Federale Overheidsdienst Financiën gebruik maken van de VIES-database. Tevens werd vernomen dat België onlangs drie richtlijnen die nuttig zijn voor de bestrijding van btw-fraude heeft omgezet. Deze richtlijnen zijn in België van toepassing sedert 1 januari 2010:
-
-Richtlijn 2008/8/EG i tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG i wat betreft de plaats van een dienst;
-
-Richtlijn 2008/9/EG i tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in Richtlijn
2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn; en
-
-Richtlijn 2008/117/EG i tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG i betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde ter bestrijding van de belastingfraude in het intracommunautaire verkeer.
De laatste richtlijn is essentieel voor het bestrijden van fraude omdat zij handelaren ertoe verplicht om de drie maanden gegevens over intracommunautaire diensten te verstrekken. Deze gegevens zullen in de ‘VIES II’-database worden opgenomen zodat de belastingautoriteiten alles te weten kunnen komen over door belastingplichtigen in een andere lidstaat verkregen diensten. Een overzicht van de statistieken over het gebruik van VIES I is te vinden in het Nation rapport “Tax and Recovery” (zie bijlage 2, figuur 88). In 2008 heeft België 7.126.370 keer via VIES I gegevens aan een andere lidstaat doorgegeven en hebben de Belgische autoriteiten 1.014.508 keer gegevens uit het buitenland ontvangen. In 2007 werden 4.945.800 keer gegevens doorgegeven en 1.929.020 keer gegevens ontvangen; in 2006 bedroegen deze cijfers respectievelijk 4.027.204 en 2.180.847.
Het door België opgerichte Eurocanet wordt natuurlijk ook gebruikt door de Belgische autoriteiten in de strijd tegen fraude en in het bijzonder het onderzoek naar carrouselfraude. Daarin speelt de OCS (Ondersteuningscel BTW-carrouselfraude) een sleutelrol. De OCS is een multidisciplinaire cel die bestaat uit leden van de Belgische belastingdienst en de Belgische federale politie. Haar taak bestaat erin nuttige informatie te verzamelen om bepaalde verdachte ondernemingen zo snel mogelijk op het spoor te komen. De cel houdt zich dus hoofdzakelijk bezig met de vroegtijdige opsporing van strafbare feiten en haar kennis en expertise heeft bijgedragen tot de oprichting van Eurocanet.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 16
RESTREINT UE
Van de 18.129 dossiers die in 2009 werden uitgewisseld tussen de landen die deelnemen aan
Eurocanet werden er 310 door de Belgische autoriteiten gebruikt voor fraudebestrijding.
Hoewel noch de BBI noch de AOIF rechtshandhavingsbevoegdheden hebben, zijn ze wettelijk verplicht de strafbare feiten die zij tijdens de uitoefening van hun taak vaststellen aan het parket te melden.
Administratie der Douane en Accijnzen De Belgische Administratie der Douane en Accijnzen staat onder het gezag van de minister van Financiën.
Volgens de door België verstrekte antwoorden beschikt de Administratie der Douane en Accijnzen niet over gespecialiseerde eenheden die zich hoofdzakelijk of uitsluitend bezighouden met financiële criminaliteit en/of financiële onderzoeken.
Een contactambtenaar van de Nationale opsporingsdirectie van de Administratie der Douane en
Accijnzen is echter gedetacheerd bij de Cel voor financiële informatieverwerking (CFI).
De Administratie der Douane en Accijnzen detacheert ook ambtenaren bij de Centrale dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie (CDGEFID).
Hoewel de douaneadministratie niet rechtsreeks betrokken is bij het onderzoek van financiële en economische criminaliteit neemt zij toch deel aan de bestrijding van financiële delicten. De douaneautoriteiten hebben de hoofdverantwoordelijkheid voor de controle van de internationale handel in de Europese Gemeenschap.
Daarnaast houdt de douane zich onder meer bezig met:
− de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en haar lidstaten;
− de bescherming van de Gemeenschap tegen oneerlijke en illegale handel en de ondersteuning
van de legale handel;
9518/1/10 REV 1 PN/ec 17
RESTREINT UE
De bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap omvat het innen en controleren van accijnzen tijdens de douaneprocedures en, in het land zelf, het innen en controleren van btw op invoer en het controleren van vrijstellingen van accijnzen en btw op uitvoer.
In het kader van de bescherming van de communautaire markt neemt de douane maatregelen tegen inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten en namaak.
De Administratie der Douane en Accijnzen is ook belast met de controle van grensoverschrijdend vervoer van baar geld. In dit verband is op 11 juni 2007 Instructie C.D. 592.20 – D.M.G.C. 245.603 "grensoverschrijdend geldtransport" onder het personeel verdeeld om de mensen vertrouwd te maken met hun bevoegdheden en taken op dit gebied.
2.1.1.3. De Interdepartementale Commissie voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding in de
economische sectoren (ICCF) en voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1848/2006 i van de Commissie van 14 december 2006
De Interdepartementale Commissie voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding in de economische sectoren en voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1848/2006 i van de Commissie van 14 december 2006 betreffende onregelmatigheden in de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en terugvordering van bedragen die in dat kader onverschuldigd zijn betaald, alsmede de organisatie van een informatiesysteem op dit gebied en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 595/91 i van de Raad (ICCF), werd op 26 september 1997 door de Belgische Ministerraad opgericht in het licht van het Verslag Timperman-Carmeliet.
De ICCF maakt deel uit van de Interministeriële Economische Commissie (IEC). In principe kan iedere instantie welke betrokken is bij de problematiek die op een vergadering wordt besproken, op deze vergadering worden uitgenodigd. Hoewel de ICCF geen onafhankelijke bevoegdheden heeft, is zij in het bijzonder belast met de coördinatie van de samenstellende diensten die wel over wettelijke bevoegdheden beschikken. De ambtenaren van sommige van deze diensten hebben de status van rechtshandhaver. De vertegenwoordigde diensten hebben eenheden, cellen, enz. die gespecialiseerd zijn in de bestrijding van economische fraude.
De lijst van de leden van de ICCF kan worden aangepast, inspelend op de agenda van de vergaderingen.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 18
RESTREINT UE
De ICCF ressorteert onder de minister van Economie en het voorzitterschap berust bij de Algemene Directie Controle en Bemiddeling (ADCB) van de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. De ICCF is belast met het opstellen van een jaarlijks rapport aan de Ministerraad inzake de preventie en de bestrijding van economische fraude.
Dit rapport is dan ook mede gesteund op de jaarlijkse evaluatie die dient te worden gemaakt door de Intergouvernementele Preventiecel (IPC) en de Multidisciplinaire Fraudebestrijdingscel voor de Veiligheid van de Voedselketen (MFVV).
In hun antwoorden op de vragenlijst kondigden de Belgische autoriteiten aan dat in de nabije toekomst een toezichteenheid zou worden opgericht in het kader van het programma markttoezicht van de FOD Economie, en na het bezoek is het evaluatieteam meegedeeld dat dit ook inderdaad gebeurd is. De strategische doelstelling is de afdoende bestrijding van elke economische fraude teneinde de instrumenten op dit gebied te versterken (operationele strategie). Het project heet "opzetten van een toezichtsysteem voor de vroegtijdige opsporing van problemen". Verwacht wordt dat het toezichtsysteem de autoriteiten die vertegenwoordigd zijn in de ICCF in staat zal stellen indicatoren vooraf te analyseren en zo mogelijke fraudes op te sporen en te voorkomen in plaats van achteraf verslagen op te stellen. Het uiteindelijke doel van het project bestaat erin een permanent systeem voor de opsporing en de analyse van fraudepreventie-indicatoren op te zetten. Het project zal resulteren in een online informatienetwerk (sharepoint) dat partners doorlopend bijgewerkte informatie over mogelijke vormen van economische fraude verstrekt.
De volgende Belgische instanties en organen zijn in het CIFC vertegenwoordigd:
− de federale overheidsdienst economie, kmo, middenstand en energie
− de federale overheidsdienst justitie
− de Vlaamse regering
− de federale overheidsdienst financiën
− de federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
− de permanente vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie
− de Waalse overheidsdienst
− het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
9518/1/10 REV 1 PN/ec 19
RESTREINT UE
− de Belgische betaalorganen
− het college van procureurs-generaal
− het openbaar ministerie bij het hof van beroep te Brussel
− het openbaar ministerie bij het hof van beroep te Gent
− het openbaar ministerie bij het hof van beroep te Luik
− de federale politie
− het federaal agentschap voor voedselveiligheid
− het federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten.
Het CIFC heeft diverse taken:
− coördinatie van de bestrijding van fraude in het bedrijfsleven en toepassing van Verordening
(EEG) nr.1848/2006 van 14 december 2006 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en terugvordering van bedragen die in dat kader onverschuldigd zijn betaald, alsmede de organisatie van een informatie– systeem op dit gebied en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 595/91 i;
− opstellen van een jaarverslag ten behoeve van de Belgische ministerraad over de preventie en
bestrijding van economische fraude;
− efficiënt informatie-uitwisselingsbeheer;
− betere coördinatie van de verschillende inspectiediensten;
− uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 1469/95 i en nr. 745/96 i betreffende de maatregelen
die moeten worden genomen ten aanzien van bepaalde begunstigden van uit het EOGFL, afdeling Garantie gefinancierde operaties;
− taken in het kader van Verordening (EEG) nr.1848/2006 i betreffende onregelmatigheden in
het kader van de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en terugvordering van bedragen die in dat kader onverschuldigd zijn betaald;
− het voorstellen van gezamenlijke fraudebestrijdingsstrategieën;
− instellen van overleg inzake fraudemechanismen en maatregelen ter bestrijding ervan;
− rapportage met betrekking tot nieuwe instrumenten;
− beleidsrapportage op basis van ervaring;
− coördinatie ter voorbereiding van de vergaderingen van het Europees Bureau voor
Fraudebestrijding (OLAF) bij de Europese Commissie.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 20
RESTREINT UE
Intergouvernementele Preventie Cel (IPC)
De Intergouvernementele Preventie Cel, die ressorteert onder de minister van Landbouw, werd in 1996 opgericht ter voorkoming van fraude met betrekking tot de uitgaven ten laste van het Europees
Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie 1 . Ingevolge de
verdere regionalisering van landbouw en de oprichting van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV), nemen de volgende entiteiten deel aan de activiteiten van de IPC:
− de drie erkende betaalorganen voor de ELGF- ELFPO-uitgaven in België: het BIRB (Belgisch
Interventie- en Restitutiebureau) , het Vlaams betaalorgaan en het Waals betaalorgaan;
− de gedelegeerde functies: Douane, FAVV, de ADCB;
− de Coördinerende Instantie van de betaalorganen voor de EU-landbouwfondsen (Federale
eenheid ‘Landbouw’ van de FOD Economie).
De IPC moet, binnen het kader van zijn opdracht en in samenwerking met de betrokken partners, een belangrijke bijdrage leveren tot fraudepreventie door het opstellen van specifieke draaiboeken, het voorzien in adequate rapportering en het organiseren van missies ter plaatse.
Multidisciplinaire cel voor de strijd tegen fraude voor de veiligheid van de voedselketen
(MCVV)
De multidisciplinaire cel voor de strijd tegen fraude voor de veiligheid van de voedselketen - MCVV ressorteert onder het ministerie van volksgezondheid en staat onder leiding van de multidisciplinaire nationale opsporingseenheid NOE) van het FAVV. De cel heeft als hoofdtaak mee de actieterreinen af te bakenen, de werkzaamheden van de betrokken diensten te coördineren en de maatregelen te evalueren. Zij bestrijdt fraude in de gehele voedselketen.
1 http://mineco.fgov.be/menu/new_nl.asp
9518/1/10 REV 1 PN/ec 21
RESTREINT UE
2.1.1.4. Commissie voor het bank-, financie- en assurantiewezen (CBFA)
De Belgische commissie voor het bank-, financie- en assurantiewezen (CBFA) is een autonome openbare instelling; zij wordt gefinancierd met bijdragen van de door haar gecontroleerde ondernemingen, volgens de bij koninklijk besluit bepaalde voorwaarden. Zij controleert of financiële instellingen en tussenpersonen voldoen aan hun verplichtingen op het gebied van witwasbestrijding. Deze controle geldt ook voor de wisselkantoren, die zich bij de CBFA moeten laten registreren. De CBFA stelt de cel voor financiële informatieverwerking (CFI) in kennis van alle verdachte gedragingen in verband met het witwassen van geld.
Aan de CBFA zijn enkele specifieke taken ter bescherming van consumenten van financiële diensten toebedeeld; zij is betrokken bij de bestrijding van witwassen en de financiering van terrorisme. Zij is, overeenkomstig artikel 70 van de wet van 2 augustus 2002, belast met onderzoek en bewijsverkrijging in de gevallen waarin haar door het directiecomité ernstige aanwijzingen worden gemeld van praktijken die aanleiding kunnen geven tot een administratieve geldboete of een dwangsom.
Binnen de CBFA zijn twee diensten en een commissie bevoegd voor financiële misdrijven en/of financieel onderzoek, namelijk de dienst onderzoeken en analyses en het auditoraat. Naast deze twee diensten is er ook de onafhankelijke sanctiecommissie.
2.1.1.5. Cel voor financiële informatieverwerking (CFI)
De Cel voor financiële informatieverwerking is een autonome instantie met rechtspersoonlijkheid, onder toezicht van de ministers van financiën en van justitie, die de schakel vormt tussen enerzijds de actoren belast met het bestrijden van het wiswassen van geld en anderzijds deze op vlak van de bestrijding van de financiering van terrorisme.
De CFI is opgericht bij de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Deze wet strekt tot uitvoering van de witwasrichtlijn van de EU. Zij is op 1 december 1993 in werking getreden.
De werkingskosten worden mede gedragen door de ondernemingen en personen die onder de wet van 11 januari 1993 vallen. Het maximumbedrag van de jaarlijkse begroting wordt vastgesteld door de ministers van justitie en van financiën, aan wie de CFI jaarlijks verslag uitbrengt.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 22
RESTREINT UE
De raad van bestuur van de CFI is, ten teken van haar speciale functie, namelijk de schakel te vormen tussen witwas- en terreurfinancieringsbestrijding, samengesteld uit drie magistraten, vier financiële deskundigen en een hoger officier van de federale politie. De cel beschikt over een administratief secretariaat en over juridisch, economisch en financieel geschoolde academici die de financiële deskundigen assisteren. De CFI wordt permanent ondersteund door twee verbindingsofficieren van de federale politie en één administratieve medewerker. Zij maken tevens deel uit van de directie DJF van de federale gerechtelijke politie.
Het preventief systeem ingesteld door de wet van 11 januari 1993 berust op een meldsysteem voor verdachte transacties. De CFI krijgt meldingen uit diverse bronnen (financiële instellingen en personen met een niet-financieel beroep, zoals notarissen, vastgoedmakelaars, diamanthandelaren, makelaars in bank- en beleggingsdiensten, enzovoort).
Ondernemingen en personen die aan de regeling onderworpen zijn, moeten alle transacties en feiten waarvan zij weten of vermoeden dat er een verband is met witwassen of financiering van terrorisme in de zin van de wet van 11 januari 1993 ter kennis van de CFI brengen.
De betrokken ondernemingen en personen moeten hiertoe een bestendige waakzaamheid aan de dag leggen en zich ervan vergewissen dat de verrichte transacties stroken met hun kennis van de cliënt en van zijn commerciële activiteiten, zijn risicoprofiel en, indien nodig, de herkomst van de fondsen. Voorts onderzoeken zij met bijzondere aandacht elke transactie waarvan zij, uit de aard of door het ongebruikelijke karakter ervan in verband met de activiteiten van de cliënt, de omstandigheden, of de hoedanigheid van de betrokkenen. speciaal vermoeden dat er een verband is met witwassen of financiering van terrorisme.
Gemelde verdachte transacties worden aan een operationele en financiële analyse onderworpen, waarbij gebruik gemaakt wordt van de in de melding vervatte informatie en andere nuttige gegevens die de CFI kan inwinnen bij de betrokken personen en ondernemingen en bij de controle-, toezichthoudende of tuchtoverheden, de politie, bestuurlijke autoriteiten (belastingen en douane, algemene dienst inlichtingen en veiligheid), curatoren, voorlopige bewindvoerders en gerechtelijke autoriteiten. De CFI kan ook informatie uitwisselen met homologe eenheden in andere landen.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 23
RESTREINT UE
De operationele analyse is bedoeld om een verband aan te duiden tussen geld dat omgaat bij gemelde verdachte financiële transacties en bepaalde strafbare feiten in de zin van de wet van 11 januari 1993, vooral op het gebied van georganiseerde misdaad, terrorisme en ernstige
economische en financiële criminaliteit 17 .
Met de financiële analyse wordt gepoogd de oorsprong of bestemming van het geld in kaart te brengen, en uit te maken welke geldstromen verband houden met mogelijke witwastransacties of transacties ter financiering van terrorisme
Verdachte transacties kunnen door de CFI tijdelijk (gedurende twee werkdagen) worden bevroren. De cel brengt het centraal orgaan voor inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen (COIV) op de hoogte en bezorgt het dossier aan het openbaar ministerie. Het geld kan in beslag worden genomen. De COIV kan vervolgens in contact treden met justitie, en steun verlenen en meewerken aan door justitie gelaste inbeslagnames.
De onderstaande tabel bevat het aantal meldingen van verdachte transacties dat de CFI in 2006,
2007 en 2008 heeft ontvangen, en het aantal financiële analyses en onderzoeken dat de cel als gevolg daarvan heeft verricht.
2006 2007 2008 Meldingen van verdachte transacties 9 938 12 830 15 554
Aantal nieuwe dossiers 18 3 367 4 927 4 875
Sinds haar oprichting in 1993 heeft de CFI 142 847 meldingen van verdachte transacties ontvangen, en hieruit 35 098 dossiers samengesteld.
17 De complete lijst van delicten die verband houden met witwassen, in de zin van de wet van
11 januari 1993, is te vinden op www.CTIF-cfi.be.
18 Een groot aantal meldingen betreft afzonderlijke transacties die met dezelfde zaak verband
houden. Meerdere uit één bron afkomstige meldingen kunnen dezelfde zaak gelden. Voorts kunnen in dezelfde zaak meldingen van verschillende instanties worden ontvangen. De cel brengt alle meldingen betreffende dezelfde zaak samen in één dossier.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 24
RESTREINT UE
De toename, in 2008 ten opzichte van 2007, van het aantal aan het licht gebrachte gevallen komt hoofdzakelijk voor rekening van de post (+ 81 %), de wisselkantoren (+ 42,8 %) en de douane (+ 215,8 %).
De afgelopen drie jaar heeft de CFI meer dan 3 000 dossiers en financiële analyses aan justitie overgemaakt; de cijfers voor de jaren 2006 tot en met 2008 zijn als volgt:
2006 2007 2008 Aantal aan het openbaar ministerie overgemaakte 912 1 166 937 dossiers
Totale daarmee gemoeide bedrag 799,5 623,7 711,3 [miljoen EUR]
In 2008 heeft de CFI in 21 zaken gebruik gemaakt van haar bevoegdheid om zich tegen transacties te verzetten, en aldus activa ter waarde van EUR 8,9 miljoen tijdelijk te bevriezen. Het betreft hier niet inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen waartoe justitie overgaat op grond van door de cel verstrekte inlichtingen, en waarbij het om beduidend hogere bedragen gaat.
Sedert haar oprichting in 1993 heeft de CFI 34 878 dossiers geopend, en daarvan 22 108 geseponeerd. De betrokken financiële instellingen ontvangen een feedback, met de mededeling dat de seponering uiteraard een voorlopig karakter heeft, en dat zij verplicht blijven nieuwe verdachte transacties te melden. In totaal werden 61 119 dossiers - 42,8% van het aantal meldingen - geseponeerd.
Sedert haar oprichting heeft de CFI kennis gekregen van 1209 gerechtelijke veroordelingen in
10146 aan het openbaar ministerie overgedragen dossiers. Enkele ervan worden nog in hoger beroep behandeld. De desbetreffende verbeurdverklaringen belopen 747,5 miljoen EUR, en er werd voor 80,3 miljoen EUR aan boetes opgelegd; 2102 personen werden veroordeeld
9518/1/10 REV 1 PN/ec 25
RESTREINT UE
2.1.2. Gerechtelijke autoriteiten
2.1.2.1. Openbaar ministerie
Taken Het openbaar ministerie leidt de rechtsvervolging in strafzaken, zowel bij de behandeling ten gronde als in de instructiefase voor de raadkamer en de kamer van inbeschuldigingstelling.
Organisatie
De organisatie van het openbaar ministerie stemt overeen met die van de rechtbanken.
Er is een parket bij de rechtbank van eerste aanleg in elk van de 27 gerechtelijke arrondissementen, een parket-generaal bij elk van de vijf hoven van beroep (Brussel, Antwerpen, Gent, Bergen en Luik), een federaal parket met nationale bevoegdheid, en een openbaar ministerie bij het hof van cassatie, dat echter niet operationeel bevoegd is.
Elke aanstelling in een ambt bij het parket-generaal vindt plaats bij koninklijk besluit en op voorstel van de Hoge Raad voor de justitie.
Het huidige wettelijk kader voorziet in een formatie van 902 parketmagistraten. Hiervan zijn er 817 feitelijk in functie.
Het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg stelt strafvervolging hoofdzakelijk in op basis van de richtlijnen voor het strafrechtelijk beleid, die door de minister van Justitie en het college van procureurs-generaal zijn vastgelegd.
Het college van procureurs-generaal Het college van procureurs-generaal zorgt met name voor de coherente uitwerking en de coördinatie van het strafrechtelijk beleid, evenals voor de goede algemene en gecoördineerde werking van het openbaar ministerie. Het college maakt een jaarverslag ten behoeve van de minister van Justitie, met een analyse en een beoordeling van het opsporings- en vervolgingsbeleid in het voorbije jaar, en de prioriteiten voor het komende jaar. De minister van Justitie legt de richtlijnen voor het strafrechtelijk beleid vast, inclusief die voor het opsporings- en vervolgingsbeleid, nadat hij het advies van het college van procureurs-generaal heeft ingewonnen.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 26
RESTREINT UE
Het college komt ten minste eenmaal per maand bijeen, op eigen initiatief of op verzoek van het ministerie. Voorts zijn er regelmatig coördinatievergaderingen met de politie, de raad van procureurs des Konings en de raad van arbeidsauditeurs.
Het college heeft expertisenetwerken met onder meer in financiële zaken gespecialiseerde magistraten ingesteld, om de ontwikkelingen op de diverse terreinen te kunnen volgen en de vereiste actiemiddelen bijeen te kunnen brengen. Deze netwerken beschikken over nuttige informatie en de nodige deskundigheid, en zijn betrokken bij het opstellen van de richtlijnen. Zij staan dan ook op het kruispunt tussen de rechtsgebieden van de verschillende hoven van beroep en vormen voor de rechtbanken van eerste aanleg een belangrijk steunpunt bij de behandeling van de dossiers.
Hoewel financiële aangelegenheden (met uitzondering van bepaalde belastingzaken) in het algemeen niet door de bij de wet als zodanig ingestelde, gespecialiseerde rechterlijke instanties worden behandeld, wijst de praktijk uit dat, zowel op het niveau van het parket-generaal als op het arrondissementele niveau - het parket van eerste aanleg - gespecialiseerde financiële secties werkzaam zijn, bestaande uit magistraten die zich specifiek met financiële en/of economische dossiers bezighouden.
De financiële sectie in het arrondissement Brussel bijvoorbeeld telt 10 gespecialiseerde magistraten en gedetacheerde belastingambtenaren.
In belastingzaken geldt een bijzondere regeling. De wetgever heeft voorzien in een procedure voor
de aanstelling van bijstandsmagistraten met bevoegdheid in fiscale aangelegenheden 19 . Zij hebben
dezelfde bevoegdheden als een gewone bijstandsmagistraat, maar zijn door hun kwalificatie beter geschikt om te vervolgen of de rechter van advies te dienen in belastingzaken. Zij zijn werkzaam bij de rechtbank van eerste aanleg waarvoor ze zijn aangesteld, en kunnen hun taken uitvoeren in de verschillende rechtbanken in hetzelfde rechtsgebied. Deze magistraten voldoen aan specifieke
19 De wetgever heeft bij wet van 4 augustus 1986 het ambt van bijstandsmagistraat met
bevoegdheid in fiscale aangelegenheden ingesteld. Op het federale niveau werd aanvankelijk een groep van vijftien bijstandsmagistraten fiscale zaken ingezet. Zij moesten aan bijzondere voorwaarden voldoen, die later werden aangepast; momenteel worden de kwalificaties en merites van de kandidaten door de hoge raad voor de justitie beoordeeld.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 27
RESTREINT UE
opleidings- en ervaringsvereisten. Zij worden door de procureur-generaal toegewezen aan het territoriaal bevoegde arrondissementele parket.
In het geval van dossiers die meer dan één arrondissement betreffen of een internationale dimensie hebben, kunnen de bevoegde rechters of het parket-generaal een beroep doen op het federale parket, dat belast is met de nationale en internationale coördinatie. Het federale parket staat permanent in contact met het Belgische lid van Eurojust, terwijl meerdere federale magistraten optreden als contactpunten in het Europees Justitieel Netwerk. Het federale parket beschikt over infrastructuur, documentatie en knowhow ten behoeve van de internationale samenwerking.
Omgekeerd zorgt het federale parket ervoor dat vlotter gevolg wordt gegeven aan een verzoek van buitenlandse autoriteiten, die het als centraal toegangspunt kunnen gebruiken.
Binnen het college is één van de vijf procureurs-generaal specifiek belast met de uitvoering van het strafrechtelijk beleid dat de minister van Justitie en het college betreffende de economische en financiële criminaliteit en corruptie hebben vastgelegd.
Hij wordt daarbij geassisteerd door een "bijstandsmagistraat", die behoort tot het parket bij een van de hoven van beroep, en die voorstellen kan doen met het oog op een consistente en effectieve uitvoering van het strafrechtelijk beleid door justitie en politie. Daarnaast leidt de "bijstandsmagistraat" een expertisenetwerk, bestaande uit parketmagistraten, ambtenaren en politiediensten die gespecialiseerd zijn in de bestrijding van economische en financiële criminaliteit, en uit instanties zoals de CFI, de commissie voor het bank-, financie- en assurantiewezen (CBFA), en het ministerie van financiën.
Centraal orgaan voor de inbeslagneming en de verbeurdverklaring (COIV) a) Juridische status en organisatie van het COIV
Rechtsgrond is de wet van 26 maart 2003 20 . Het COIV is actief sinds 1 september 2003 en
gevestigd te Brussel.
20 Wet van 26 maart 2003; houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de
Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast
beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 28
RESTREINT UE
Artikel 2 van de wet bepaalt dat het COIV behoort tot het openbaar ministerie. Het is dus een afdeling van het openbaar ministerie , geleid door parketmagistraten. Volgens artikel 25 werkt het COIV onder het gezag van de minister van Justitie, onverminderd de bevoegdheden van het college van procureurs-generaal.
Het COIV ressorteert dus rechtstreeks onder de minister van Justitie. Als onderdeel van het openbaar ministerie volgt het voorts de richtlijnen op die krachtens de artikelen 143 bis en 143 ter van het gerechtelijk wetboek door de minister en het college worden opgesteld.
Het COIV heeft geen rechtspersoonlijkheid. Ten tijde van de oprichting gold de toekenning van rechtspersoonlijkheid niet alleen als overbodig, maar ook als onwenselijk, omdat men het risico van procedures over wettelijke aansprakelijkheid wilde ontlopen. Op het gebied van ambtelijke aansprakelijkheid gelden dus de algemene regels die op de magistraten van toepassing zijn.
-
b)Verhouding tot andere bevoegde instanties (onder meer parket, politie en
douane).
Het COIV is met name ingesteld om de samenwerking tussen de federale overheidsdiensten justitie
en financiën te optimaliseren, en de parketmagistraten en onderzoeksrechters te assisteren met
betrekking tot inbeslagneming en verbeurdverklaring.
Het wordt doorgaans vertegenwoordigd door de patrimoniumdiensten van de federale overheidsdienst financiën (door de ontvanger in geval van vervreemding). Daarnaast kunnen ook andere vertegenwoordigers worden aangesteld (bijvoorbeeld notarissen).
Volgens artikel 15, § 4, van de wet kan het COIV door de procureur des Konings de solventie van veroordeelden laten onderzoeken.
Van belang is ook artikel 17 bis van de wet, ingevoegd bij programmawet II van 27 december 2006, luidens hetwelk twee leden van het openbaar ministerie als verbindingsmagistraat aan het COIV worden toegevoegd, met name om het in artikel 15 bedoelde onderzoek in te stellen.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 29
RESTREINT UE
Internationaal is het COIV echter niet het centrale informatiepunt voor België. Zijn taak bestaat er enkel in de tenuitvoerlegging van beslissingen in het buitenland te vergemakkelijken. De regel is immers dat het parket noch de federale overheidsdienst financiën een verbeurdverklaring in het buitenland kan uitvoeren: dat is de taak van de bevoegde afdeling van de federale overheidsdienst justitie.
Om een verbeurdverklaring in het buitenland ten uitvoer te laten leggen, stelt het parket een dossier samen, met de uitspraak en de toepasselijke stukken uit de strafzaak. Het dossier wordt via het COIV in handen gegeven van de federale overheidsdienst justitie, alwaar een centrale dienst voor internationale samenwerking in strafzaken bij het directoraat-generaal wetgeving en fundamentele rechten en vrijheden de verbeurdverklaring uitvoert.
De reden waarom het dossier aan het COIV wordt overgedragen is dat sommige magistraten en griffiers nog niet bekend zijn met de procedure voor tenuitvoerlegging in het buitenland. De Belgische autoriteiten hebben verklaard dat onderzoek van het dossier door het COIV vaak een meerwaarde oplevert voor de verdere behandeling ervan.
-
c.Opdracht en bevoegdheden van het COIV
De opdracht en de bevoegdheden van het COIV zijn vervat in de wet 21 .
Het COIV verleent de gerechtelijke autoriteiten bijstand in strafzaken op de volgende punten:
− inbeslagneming van vermogensbestanddelen;
− strafvervolging met het oog op verbeurdverklaring;
− tenuitvoerlegging van in kracht van gewijsde getreden vonnissen en arresten houdende
verbeurdverklaring.
Het COIV dient de minister van Justitie en het college van procureurs-generaal op hun respectievelijke werkterreinen ambtshalve of op verzoek van advies te voorzien. Het COIV zendt een copie van zijn adviezen aan de bevoegde minister, voor zover zij betrekking hebben op regelgeving binnen diens bevoegdheid of op het werk van diens ambtenaren, beambten en vertegenwoordigers.
21 Artikel 3.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 30
RESTREINT UE
Het COIV heeft voorts de volgende taken:
− gecentraliseerd en geïnformatiseerd beheren van gegevens die betrekking hebben op zijn
werkzaamheden;
− met toestemming van het parket of de onderzoeksrechter de in beslag genomen goederen laten
vervreemden;
− in overleg met het parket of de onderzoeksrechter in beslag genomen goederen beheren;
− de tenuitvoerlegging van vonnissen en arresten houdende verbeurdverklaring coördineren;
− het parket en de onderzoeksrechter assisteren;
− thematische informatie verstrekken aan het parket, de onderzoeksrechter, de politie en de
betrokken overheidsdiensten;
− bijstand verlenen bij internationale rechtshulp, opstellen en actualiseren van interne rapporten
en samenwerken met buitenlandse homologen, binnen het wettelijke en verdragsrechtelijke kader.
Het COIV voert de in artikel 3, § 1 en 2, van de wet genoemde taken uit in samenwerking met het college van procureurs-generaal, de raad van procureurs des Konings en de dienst voor het strafrechtelijk beleid, conform de respectieve bevoegdheden.
-
d.Beperkingen inzake rapportage aan het COIV en de wet van 27 december 2006 (II) om dit op te lossen
De meldingsplicht inzake vermogensbestanddelen is beperkt 22 tot geld, effecten, voertuigen,
vaartuigen, onroerend goed, en alle andere vermogensbestanddelen met een prima facie geschatte waarde van EUR 2500 per stuk in het geval van inbeslagneming, of per vonnis of arrest in het geval van verbeurdverklaring.
Vermogensbestanddelen ter waarde van minder dan EUR 2500 hoeven dus niet aan het COIV te worden gemeld. Het COIV ontvangt dus niet alle beslissingen inzake de goederen die als vermogensbestanddeel zijn gedefinieerd. Naar de deskundigen vernamen, beschouwt het Rekenhof dit als een leemte.
22 Omzendbrief COL 7/2004.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 31
RESTREINT UE
De melding van verbeurdverklaringsbeslissingen was in de wet niet geregeld, en ook inzake melding aan de dienst registratie en domeinen was er onduidelijkheid, wat het risico inhield dat beslissingen niet ten uitvoer zouden worden gelegd. Deze lacune is verhopen door programmawet II van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen.
Artikel 5, § 2, bepaalt nu dat de procureur des Konings of de procureur-generaal de definitieve verbeurdverklaringsarresten en -vonnissen ter kennis moet brengen of laten brengen van het COIV. De Belgische autoriteiten hebben in hun antwoorden op de vragenlijst laten weten dat de praktijk toch nog verschilt van parket tot parket.
Artikel 92, §1, van het Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken bepaalt dat de griffier binnen drie dagen aan de ontvanger van de registratie en domeinen een uittreksel, in de vorm van een document of via elektronische weg, doet toekomen van het definitieve vonnis of arrest waarbij een geldboete, verbeurdverklaring of kosten worden opgelegd.
Voorts bezorgt hij het COIV een kopie van elke beslissing houdende verbeurdverklaring, en een kopie van het uittreksel daaruit. Daarnaast wordt kennisgeving gedaan aan de centrale administratie van het bestuur van registratie en domeinen, zodat de belastingautoriteiten uiteindelijk alle gegevens in één databank zullen kunnen onderbrengen.
In afwachting zou de informatieverstrekking aan het COIV en de belastingautoriteiten uiteraard efficiënter kunnen worden georganiseerd. Het COIV heeft het Rekenhof meegedeeld er voorstander van te zijn dat alle verbeurdverklaringsarresten en -vonnissen - en de uittreksels - uitsluitend aan het COIV worden toegezonden, wat de werklast van de griffiers zou verlichten.
Om een verbeurdverklaring efficiënt ten uitvoer te kunnen leggen, is het van cruciaal belang dat het COIV, naast de integrale tekst van het vonnis of arrest, ook over een uittreksel beschikt. Aan de hand van de beslissing kan het COIV interpretatieproblemen oplossen en een dossier samenstellen, terwijl het uittreksel de mogelijkheid biedt met volledige kennis van zaken te communiceren met de ontvanger van registratie, die uitsluitend op basis van het uittreksel tot tenuitvoerlegging overgaat.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 32
RESTREINT UE
-
e)Personeelsformatie van het COIV 1
Directeur Het COIV staat onder leiding van een directeur en een adjunct-directeur; zij behoren beiden tot het openbaar ministerie en worden door de minister van Justitie op advies van het college van procureurs-generaal aangesteld voor een termijn van vijf jaar, die twee keer kan worden verlengd op advies van het college. De directeur rapporteert aan de minister van Justitie en het college van procureurs-generaal, vooral over de toepassing van de COIV-wet door de bevoegde instanties.
Volgens de wet draagt de directeur geheel autonoom aan de bevoegde minister de kandidaten voor indiensttreding of terbeschikkingstelling voor.
Verbindingsmagistraten
De functie van verbindingsmagistraat 2 is ingesteld bij artikel 10 van programmawet II van
27 december 2006. De verbindingsmagistraat is lid van het openbaar ministerie. In verband met de talenregeling in België zijn er bij het COIV twee verbindingsmagistraten, een voor het Nederlands en een voor het Frans.
De wet bepaalt dat zij de leiding van het COIV helpen bij het vervullen van hun taken en als schakel fungeren tussen het COIV enerzijds en de parketten en onderzoeksrechters anderzijds. Zij zijn met name belast met het onderzoek naar de gegoedheid van veroordeelde personen, overeenkomstig artikel 15 van de COIV-wet.
Hun juridische taken 3 zijn:
− omzendbrieven en wetswijzigingen helpen opstellen;
− parket- en onderzoeksmagistraten hun medewerking verlenen om in beslag genomen
goederen te vrijwaren tegen waardevermindering - door middel van vervreemding of van restitutie onder garantie (tegen betaling van een borgsom) - de opslagkosten te beperken en eventueel tot verbeurdverklaring over te gaan;
1 Artikelen 17 tot en met 24 van de wet.
2 Artikel 17 bis van de COIV-wet.
3 Zie de memorie van toelichting bij programmawet II van 27 december 2006.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 33
RESTREINT UE
− assistentie verlenen bij de tenuitvoerlegging van verbeurdverklaringen, door de communicatie
tussen de executieve diensten van het openbaar ministerie en het COIV te helpen verbeteren;
− de magistraten in bepaalde dossiers bijstaan; door hun ervaring hebben de
verbindingsmagistraten een ruime praktische kennis van de strafprocedure en kunnen zij hun collega's daardoor doeltreffender hulp bieden.
Verbindingsofficieren uit andere instanties
Met toestemming van de bevoegde minister kunnen één tot vier verbindingsofficieren 1 uit de
federale overheidsdienst financiën, één tot vier ambtenaren uit de verschillende federale overheidsdiensten of de diensten die de socialezekerheidsbijdragen innen, en één tot vier ambtenaren van de federale of de lokale politie bij het COIV worden gedetacheerd.
Momenteel zijn zes verbindingsofficieren bij het COIV werkzaam: twee verbindingsofficieren uit de federale politie - gedetacheerd uit de directie bestrijding van de economische en financiële criminaliteit (DJF), de centrale dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie (CDGEFID) - en vier financiële verbindingsofficieren. Twee hiervan behoren tot het departement belastingen en invordering, en houden zich specifiek bezig met de toepassing van artikel 16 bis van de COIV-wet. De andere twee zijn afkomstig van de patrimoniumdiensten, waarmee zij in verbinding treden met het oog op beheersmaatregelen (met name vervreemding) in geval van inbeslagneming, en met het oog op tenuitvoerlegging van confiscaties.
De Belgische autoriteiten hebben in hun antwoorden op de vragenlijst meegedeeld dat de COIV ten tijde van het bezoek nog niemand uit de socialezekerheidsdiensten had kunnen laten detacheren, omdat het vereiste koninklijk besluit nog niet was goedgekeurd.
Administratief personeel Het aantal personeelsleden en hun rechtspositie wordt door de koning bepaald.
Het koninklijk besluit is nog niet opgesteld; het COIV is immers opgericht als een totaal nieuwe instantie, waarvan de behoeften aan administratief personeel nog uit de praktijk moesten blijken.
1 Artikel 19 van de COIV-wet.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 34
RESTREINT UE
Het COIV telt inmiddels ongeveer twintig administratieve personeelsleden. Het betreft deels contractpersoneel, en deels gedetacheerde ambtenaren uit de FOD Justitie. De leiding van het COIV heeft het deskundigenteam laten weten dat het aantal personeelsleden naar verwachting in de komende maanden en jaren zal toenemen.
Consulenten
Voor bepaalde taken kan een beroep worden gedaan op consulenten 1 , maar van deze mogelijkheid
is nog geen gebruik gemaakt.
2.1.3. Opleiding
2.1.3.1. Politie
Er zijn verscheidene kanalen om Belgisch politiefunctionaris te worden, naar gelang van de vooropleiding van de kandidaten. Politiefunctionarissen hebben uiteenlopende kwalificaties. Voorts zijn er speciale cursussen (boekhouden, IT) voor politiefunctionarissen die financiële criminaliteit onderzoeken.
Naast de middelen die door de federale politie worden ingezet om ernstige financiële criminaliteit te beheersen en zo mogelijk in te perken, is er een lopend programma ter bevordering van de bewustwording, intern en in de praktijk; dat programma bestaat uit diverse opleidingsinitiatieven.
Voorts heeft de federale politie een opleidingsprogramma voor financiële onderzoekers. Het bestaat uit vier specifieke opleidingsonderdelen, naar gelang van het competentieniveau. Voor niveau 4 wordt nauw samengewerkt met de Universiteit van Antwerpen, die de cursus organiseert. Het betreft een opleidingsonderdeel forensische auditing voor gevorderden.
Er worden cursussen gegeven over ernstige economische en financiële criminaliteit (bijvoorbeeld witwassen van geld, btw-fraude, etc.); er zijn verscheidene opleidingsmodules: een basisopleiding, een snelcursus recht, een voortgezette opleiding en een opleiding die nodig is voor salarisverhoging. De directie van de bestrijding van de economische en financiële criminaliteit (DJF) is ook actief betrokken bij opleidingsprogramma's als Cepol, Taiex en Cospol. Deze directie levert ook een bijdrage tot de jaarlijkse interne opleidingsprogramma's voor magistraten in opleiding. Zij voorziet ook in eenmalige cursussen voor beroepsmensen (bijvoorbeeld voor degenen van wie de taak erin bestaat misdrijven te rapporteren, voor de inspectiebuitendiensten of voor de inspecteurs van de federale overheidsdienst Economische Zaken, die toezicht uitoefenen op het verbod van contante betaling van goederen met een waarde van 15.000 euro of meer).
1 Artikel 24 van de COIV-wet.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 35
RESTREINT UE
2.1.3.2. Douane en accijnzen
In verband met haar rol bij het bestrijden van financiële criminaliteit organiseert de Administratie der Douane en Accijnzen opleidingen over specifieke thema's, zoals vervoer van baar geld, corruptie en namaak.
Aan luchthavenfunctionarissen en hun afdelingsverantwoordelijken wordt een opleidingsdag grensoverschrijdend vervoer van baar geld aangeboden, in samenwerking met de federale politie en de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI).
De aanpak van corruptie door de Administratie der Douane en Accijnzen bestaat uit drie sporen:
Ten eerste organiseren de faculteiten criminologie van de universiteiten van Gent en Luik een bewustmakingscampagne voor al het personeel van douane en accijnzen, waarin de klemtoon specifiek ligt op corruptie. De campagne is begonnen in december 2008 en zal doorgaan tot in 2010. Er wordt momenteel gewerkt aan een evaluatie-instrument, dat gebaseerd is op een aantal speciaal daartoe ontwikkelde vragenlijsten. Het instrument is ontworpen om het effect van de campagne op de ethische inschattingen van het personeel te meten.
Ten tweede is vóór midden 2010 de publicatie gepland van een vademecum dat bedoeld is als een praktische leidraad voor personeel dat met corruptie geconfronteerd wordt. Het is bedoeld om het personeel een praktische aanpak bij te brengen (aanwijzingen van corruptie) en daarop passend te reageren (betrekkingen met managers, procedure, beschermingsmaatregelen, etc.) en zal verwijzen naar Circulaire nr. 16/2008 van het antifraudecomité (FOD Financiën) van 7 oktober 2008 betreffende de bestrijding van omkoping.
Ten derde zullen er specifieke opleidingscursussen voor personeel van niveau A worden georganiseerd, waarin drie onderdelen aan bod komen: a) circulaire nr. 573 betreffende een gedragscode voor federale ambtenaren, b) tuchtrecht c) intern toezicht. Deze cursussen zouden kort
na het evaluatiebezoek gegeven worden. 1
2.1.3.3. Justitiële autoriteiten
Rechters hebben de mogelijkheid opleidingen te volgen in de materies die zij behandelen.
Dergelijke opleidingen werden tot voor zeer kort rechtstreeks door de Hoge Raad voor de Justitie georganiseerd. Het evaluatieteam werd meegedeeld dat er een nieuw Instituut voor Gerechtelijke
1 Na het bezoek is het evaluatieteam meegedeeld dat de cursussen inmiddels worden gegeven,
en dit tot einde maart 2010.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 36
RESTREINT UE
Opleiding is opgericht. Dat instituut zal verantwoordelijk zijn voor de organisatie van opleidingen ten behoeve van de rechterlijke macht, samen met de Hoge Raad voor de Justitie en de universiteiten.
Doordat België verschillende landstalen kent en meertaligheid een noodzaak is, zullen er voorts talencursussen worden gegeven door gespecialiseerde instituten.
Wat financiële criminaliteit en financiële recherche betreft, hadden de deskundigen evenwel de indruk dat bijzondere opleiding in deze aangelegenheden geen speciale aandacht kreeg, maar in zekere zin op vrijwillige basis werd georganiseerd.
2.1.3.4. Belastingdiensten
Na het bezoek werd het evaluatieteam meegedeeld dat, alhoewel de FOD Financiën niet stelselmatig streeft naar een bijzondere specialisatie, toekomstige ambtenaren toch een bijzondere opleiding krijgen betreffende de sector waarin zij onmiddellijk na hun indiensttreding zullen gaan werken. Voorts krijgen zij hun hele loopbaan lang permanente bijscholing om op de hoogte te blijven van de wijzigingen van de wetgeving en de toepassing daarvan. Op internationaal niveau neemt België actief deel aan het Fiscalis-programma, dat is opgezet om de douanefunctionarissen een betere kennis van het Gemeenschapsrecht en de administratieve samenwerking tussen EU- lidstaten te bezorgen.
2.1.3.5. Belgische financiële inlichtingeneenheid - Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI)
De Cel voor Financiële Informatieverwerking, die geleid wordt door een magistraat, heeft een hoog niveau van deskundigheid op juridisch en financieel gebied en stelt hoge eisen bij de rekrutering van haar personeel. De leden van de Cel moeten ten minste tien jaar juridische, administratieve of wetenschappelijke ervaring hebben met de gebieden waarop de CFI actief is.
De CFI wordt bijgestaan door een secretariaat dat bestaat uit administratief personeel en ondersteunend personeel voor de financiële deskundigen. Het ondersteunend personeel moet beschikken over een universitair diploma rechten, economie of financiële wetenschappen.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 37
RESTREINT UE
Nieuwe analisten krijgen een algemene opleiding van een week wanneer zij in dienst treden bij de CFI. Na deze initiële opleiding staan de nieuwe analisten onder toezicht van twee assistent-analisten bij het hoofd van de afdeling analyse. Deze twee assistent-analisten en het hoofd van de afdeling hebben verscheidene jaren ervaring met de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering. Junior analisten kunnen ook hun voordeel doen met de ervaring van de andere analisten die reeds verscheidene jaren voor de cel werken.
Incidenteel worden er interne opleidingsinitiatieven georganiseerd, soms in samenwerking met financiële instellingen.
Er is een Intranetsysteem met informatie over witwassen van geld en terrorismefinanciering beschikbaar. Dat Intranet bevat veel nuttige informatie voor analisten, zoals tendensen, externe websites over witwassen en terrorismefinanciering, informatie over nieuwe ontwikkelingen op wetgevingsgebied en kopies van de tijdens de incidentele opleidingssessies gegeven presentaties.
De informatie wordt op regelmatige basis verspreid. Er is een interne nieuwsbrief van de afdeling analyse met praktische informatie over de behandeling van de dossiers betreffende witwassen en financiering van terrorisme. Eenmaal per maand komen de analisten samen om praktische punten in verband met hun onderzoeken te analyseren en om op de hoogte te blijven van nieuwe trends.
2.2. Strafrechtelijk beleid
2.2.1. Nationaal veiligheidsplan
Het Belgische federale veiligheids- en detentieplan dateert van de jaren '90. In die periode was een van de voornaamste doelstellingen de wijziging van het Strafwetboek op het stuk van inbeslagname en verbeurdverklaring. Voorts is in 1990 bij wet een verbeurdverklaring van vermogensvoordelen ingevoerd, die het mogelijk maakt om in alle gevallen vermogensvoordelen verbeurd te verklaren, ongeacht de verdere actie die de dader onderneemt.
Een onderdeel van de bescherming tegen misbruik van het financiële systeem in België en de initiatieven ter bestrijding van witwassen en, later, terrorismefinanciering was de oprichting van de financiële inlichtingeneenheid (CFI) in 1993.
Voorts heeft de wet van 20 mei 1997 internationale samenwerking op het gebied van inbeslagneming en verbeurdverklaring mogelijk gemaakt.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 38
RESTREINT UE
Sinds 2000 heeft de bestrijding van " witteboordencriminaliteit" een belangrijker rol dan voordien.
Het huidige nationaal veiligheidsplan (NVP) 2008-2011 stelt prioriteiten op twee gebieden vast: strategie en politieel veiligheidsbeleid. Het aanpakken van ernstige financiële en economische criminaliteit, corruptie, fraude en witwassen van geld is een onderdeel van het veiligheidsbeleid. Naast de genoemde misdrijven is het bestrijden van ernstige misdrijven met informatie- en communicatietechnologie (ICT) ook een onderdeel van het Nationaal Veiligheidsplan 2008-2011. Daden van terrorisme, witwassen, oplichting en illegaal gokken, handel in verboden goederen, etc., via het Internet zijn een wijdverbreid fenomeen geworden en het Internet is het communicatiemiddel bij uitstek voor criminelen. Door die systemen in de openbare of particuliere sector aan te vallen, kunnen zij op een bijzonder efficiënte manier hun werking aantasten of zelfs buiten werking stellen. De strijd tegen cybercriminaliteit vereist speciale middelen en deskundigheid.
Aangezien de algemene doelstelling van het Nationaal Veiligheidsplan een veilige samenleving is, hebben alle autoriteiten in België een uit het plan voortvloeiende specifieke verantwoordelijkheid gekregen.
Rekening houdend met de prioriteiten van het nationaal veiligheidsplan streeft de gerechtelijke politie naar een steeds betere controle van de schaal en de invloed van de georganiseerde criminaliteit en criminele activiteiten die de samenleving ontwrichten, alsook van bovenlokale misdaad en criminele activiteiten - ongeacht of deze al dan niet verband houden met eerstgenoemd type criminaliteit - die, gelet op de complexe aard ervan, gespecialiseerd onderzoek vereisen.
2.2.2. Aanpak van criminele organisaties en georganiseerde criminaliteit
De deskundigen werd meegedeeld dat de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit in België - en dus ook de strijd tegen de financiële criminaliteit - in wezen gericht is tegen de criminelen en de structuren die zij opzetten om hun illegale activiteiten te ontplooien, alsook tegen de methodes die zij gebruiken om hun criminele organisaties in stand te houden. Daarom richten de Belgische autoriteiten zelden hun aandacht op individuele gevallen, die per slot van rekening soms zeer grote onderlinge verschillen kunnen vertonen.
Een dergelijke aanpak vereist een goed overzicht van de actieve criminele organisaties. Deze kennis komt onder meer voort uit de gegevens van onderzoeken betreffen de criminele organisaties. Deze worden aangevuld met kwantitatieve analyses van de door andere Belgische of buitenlandse
9518/1/10 REV 1 PN/ec 39
RESTREINT UE
diensten verstrekte gegevens. Om te anticiperen op de mogelijke evolutie van een welbepaald misdaadverschijnsel, wordt gebruik gemaakt van verschillende multidisciplinaire analyseinstrumenten, zoals risicoanalyse. Het fenomeen wordt dan in een ruimere context bekeken, waarbij niet alleen de politiële gegevens worden beschouwd.
De middelen die worden ingezet voor het bestrijden van criminele organisaties worden op tactisch niveau bepaald, evenals de preventieve en administratieve politiële aanpak (bijvoorbeeld de samenwerking met administratieve autoriteiten tijdens controles in gevoelige gebieden of het aanmoedigen van de commerciële sector om de opportuniteiten waarvan criminele organisaties gebruik maken, te beperken of zelfs ongedaan te maken) en de justitiële of wetshandhavingsaanpak, via de ontwikkeling van efficiënte onderzoeksinstrumenten voor het bestrijden van de in het vizier genomen organisaties.
De operationele benadering is gericht op specifieke criminele groeperingen die de gedeconcentreerde directies willen aanpakken.
Binnen de Belgische federale politie is de informatiegestuurde politiezorg één van de pijlers van de aanpak die naar voren wordt geschoven.
De Belgische federale politie heeft toegelicht dat zij daaronder het volgende verstaat: politieel optreden moet gevoed worden door inlichtingen en niet louter reactief zijn. Deze aanpak is gebaseerd op het verzamelen en verwerken van gegevens (feiten, criminelen, criminele groeperingen, etc.), enerzijds, en op de toegevoegde waarde van ervaring en de deskundigheid van politiefunctionarissen, anderzijds. Het optreden van de (federale) gerechtelijke politie wordt gevoed door inlichtingen die zijn verzameld op strategisch niveau (beleidsniveau), op tactisch niveau (actieplan) en op operationeel niveau (recherche).
De politiefunctionarissen op het terrein, die dicht bij de informatiebronnen staan, zijn derhalve van cruciaal belang. Hun terreinkennis wordt gebruikt om de criminele fenomenen beter te begrijpen. Naast de politiefunctionarissen spelen ook vele andere actoren (analisten, gespecialiseerde rechercheurs, arrondissementele informatiekruispunten, laboratoria, etc.) een essentiële rol.
Een vermogensgerichte aanpak van criminaliteit maakt nu al een aantal jaren deel uit van de strategische en operationele doelstellingen van de (federale) politie en is meer bepaald opgenomen in het nationaal veiligheidsplan en in de lopende specifieke actieplannen. Deze aanpak heeft de jongste jaren onafgebroken aandacht gekregen, in de vorm van opleidingen, seminars, etc.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 40
RESTREINT UE
De federale politie maakt hier een onderscheid tussen grosso modo vijf niveaus van criminele recherche :
• relatief eenvoudige opdrachten op het gebied van financieel onderzoek (ook wel vermogensonderzoek
genoemd) worden meestal verricht door de speurders die het onderliggende misdrijf onderzoeken;
• eerder complexe opdrachten op het gebied van financieel onderzoek worden gelijktijdig of
later verricht door speurders van de speciaal daartoe opgerichte afdeling vermogensanalyse;
• de afdeling ‘patrimonium (vermogensonderzoeken) van de Centrale Dienst voor de
bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie (CDGEFID) van DJF verleent ondersteuning, vooral met kruiscontroles van vermogensbestanddelen en het berekenen van vermogensvoordelen;
• "inductieve" onderzoeken, op basis van de situaties waarin verdacht bezit van vermogensbestanddelen
is geconstateerd, in het maatschappelijk verkeer of naar aanleiding van andere onderzoeken (het betreft veelal proactieve onderzoeken onder leiding van magistraten);
• tot slot is er de gespecialiseerde ondersteuning van twee verbindingsofficieren van de federale
politie die gedetacheerd zijn bij het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring (COIV), die tevens contacten onderhouden met het Camden Assets Recovery Inter Agency Network (CARIN) (CAMDEN-netwerk van bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen) en bijstand verlenen bij onderzoeken met grensoverschrijdende kenmerken.
2.3. Conclusies
2.3.1. Onderzoeksautoriteiten
• Het Belgische institutionele kader voor de bestrijding van financiële criminaliteit is bijzonder
complex en is het resultaat van een in de Belgische Grondwet verankerde bevoegdheidsverdeling tussen de diverse entiteiten.
• Bepaalde bevoegdheden zijn exclusief federaal; op andere gebieden gaat het om gedeelde
bevoegdheden met de gewesten en gemeenten, met in bepaalde gevallen elkaar overlappende bevoegdheden. Tijdens het bezoek hebben de deskundigen zich geen definitief oordeel kunnen vormen over de mate waarin dit tot synergieverlies zou kunnen leiden. Dat geldt ook voor een eventueel synergieverlies doordat België een land met verscheidene talen is.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 41
RESTREINT UE
• Afgaande op de presentaties die aan het deskundigenteam zijn gegeven, is België, met zijn op
twee niveaus gestructureerde geïntegreerde politie, er blijkbaar in geslaagd zijn structuren te rationaliseren om zijn capaciteit voor het onderzoeken van financiële criminaliteit te vergroten en schadelijke concurrentie tussen de verschillende politiediensten ongedaan te maken. Minder complexe financiële criminaliteit waarvan de gevolgen zich uitsluitend op lokaal niveau manifesteren, wordt onderzocht door de afdelingen financieel onderzoek van de lokale politie, die daartoe bijzondere capaciteit hebben opgebouwd en in hun opdracht ondersteund worden door de centrale directie van de bestrijding van de economische en financiële criminaliteit (DJF) en de gedeconcentreerde directie opsporingsdiensten van de arrondissementen.
Onderzoek naar complexe en bovenlokale misdrijven is een bevoegdheid van de gespecialiseerde eenheden van de federale politie (op arrondissementeel en centraal niveau). Op nationaal niveau wordt een bijzonder gespecialiseerde beperkte recherchecapaciteit ingezet voor onderzoeken naar georganiseerde financiële en economische criminaliteit (vooral witwassen van geld en complexe fiscale fraude), voor corruptie, fraude met overheidsopdrachten en ICT-criminaliteit.
• Naast deze opsporingsfunctie analyseert de centrale directie (DJF) de criminaliteitsverschijnselen
die binnen haar bevoegdheid vallen, stelt zij stapsgewijs de strategie op voor het bestrijden van deze fenomenen en verleent zij steun aan de gedeconcentreerde diensten van de federale politie die op arrondissementsniveau opereren. Deze organisatiestructuur lijkt vrij goed te werken. De voornaamste problemen zijn de moeilijkheid om de vereiste specialisatiegraad op centraal niveau te handhaven en het gebrek aan stimuli voor de financiële speurders. De deskundigen hebben te horen gekregen dat financieel opsporingsonderzoek in de praktijk niet als een specialisatie beschouwd wordt, terwijl andere functies, zoals een functie binnen een hondenbrigade, politiefunctionarissen wel recht geven op extra toelagen. Hoewel dit punt niet kon worden beoordeeld, kan het toch van invloed zijn op de kwaliteit van het personeel van de opsporingseenheden. In het jaarverslag van de DJF wordt nadrukkelijk vermeld dat de gemiddelde leeftijd van de afdeling vrij hoog is (50 jaar). Initiatieven zijn nodig om deze situatie te verbeteren; deze kan namelijk van invloed zijn op de kwaliteit van de financiële onderzoeken, omdat een permanente doorgifte van ervaring op een dergelijk gespecialiseerd gebied noodzakelijk is. Daaruit blijkt ook dat de functie van financieel rechercheur op alle niveaus aantrekkelijker moet worden gemaakt om jong bloed aan te trekken en de inspanningen die het jongste decennium zijn geleverd, te consolideren.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 42
RESTREINT UE
• De competentie en de capaciteit om financiële criminaliteit te onderzoeken, lijkt vrij
gefragmenteerd te zijn. De politiediensten zijn weliswaar gereorganiseerd, maar toch blijft daarnaast de bevoegdheid voor het onderzoeken van financiële criminaliteit verspreid over een aantal onderscheiden eenheden die onder verschillende ministeriële departementen vallen.
• De Bijzondere Belastinginspectie (BIB), die een onderdeel is van de federale overheidsdienst
Financiën, heeft geen strafrechtelijke opsporingsbevoegdheden. Gelezen in samenhang met artikel 29 WIB, dat bepaalt dat de aangifte van fiscale delicten uitsluitend via de hiërarchie van de belastingdienst moet geschieden, leidt het tot een gebrek aan samenhang in de vervolging van fiscale fraude.
Het "Charter van de belastingplichtige" (wet van 4 augustus 1986), dat bepaalt dat belastingcontroleurs alleen als getuige kunnen worden gehoord in een belastingonderzoek dat door de politie wordt gevoerd, is volledig achterhaald en zou moeten worden herzien. Andere lidstaten hebben ervoor gekozen de bevoegdheid voor het opsporen van misdrijven toe te wijzen aan daartoe bevoegde instanties binnen de belastingdienst, hetgeen een veel succesvollere methode is gebleken.
• Een ander belangrijk punt is artikel 44 van de wet op het politieambt, dat de toegang tot de
politiële en gerechtelijke gegevensbanken regelt. De huidige versie staat het delen van inlichtingen tussen de verschillende rechtshandhavingsinstanties in de weg en is een belangrijke belemmering voor een intensieve samenwerking tussen de douane en de politie.
• Opgemerkt zij dat de personeelsleden van de Belgische politiediensten zeer uiteenlopende
kwalificaties hebben. Enerzijds zou dat een voordeel kunnen zijn dat een multidisciplinaire aanpak van de financiële en economische criminaliteit mogelijk maakt, maar anderzijds mag niet worden vergeten dat de bestrijding van dat type criminaliteit politiefunctionarissen met veel praktijkervaring vereist. Volgens de deskundigen zou voor deze deskundigheid kunnen worden gezorgd door het behalen van een universitair diploma economie of rechten te stimuleren, dat zou kunnen worden aangevuld met verplichte permanente vorming, vooral omdat de complexiteit van de meest recente criminele fenomenen het in de praktijk onmogelijk maakt op een efficiënte manier onderzoeken te voeren zonder een grondige kennis van economie of financiën.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 43
RESTREINT UE
2.3.2. Openbaar Ministerie
• Net zoals de politiediensten is het Openbaar Ministerie de laatste tien jaar gereorganiseerd.
Hoewel niet te ontkennen valt dat diverse belangrijke hervormingen werden doorgevoerd, bijvoorbeeld de oprichting van het college van procureurs-generaal (1997), deskundigennetwerken van het college (2004) en het federale parket (2001), is het Openbaar Ministerie, waar het financiële criminaliteit betreft, niet in dezelfde mate gerationaliseerd, hetgeen een negatief effect heeft op zijn vermogen om dat fenomeen efficiënt te bestrijden. Op het niveau van het gerechtelijk arrondissement verrichten de procureurs hun werk naar best vermogen met de beperkte middelen waarover zij beschikken. In alle geledingen van de samenleving is er niettemin zware kritiek op het feit dat te veel financiële zaken waarin vervolging is ingesteld, verjaren of dat het resultaat daarvan sterk achterblijft bij de verwachtingen.
• Omdat het evaluatieteam de mening was toegedaan dat de taakverdeling tussen de vijf leden
van het college van procureurs-generaal niet bevorderlijk was voor het vervullen van zijn opdracht, namelijk de tenuitvoerlegging van het vervolgingsbeleid, hebben de Belgische autoriteiten het team de volgende mededeling gedaan: gezien het aantal belangrijke taken die
door het College moeten worden verricht, is bij Koninklijk Besluit 1 besloten om ieder lid van
het college een stimulerende rol te geven, teneinde alle nodige maatregelen te kunnen treffen en het voorzitterschap van de deskundigennetwerken waar te nemen. Op het niveau van de vijf leden van het college worden alle beslissingen met eenparigheid van stemmen genomen. De taak van de deskundigennetwerken bestaat erin de werkzaamheden van het college voor te bereiden. Zij hebben evenwel geen beslissingsbevoegdheid.
• Tijdens de evaluatiebezoeken hadden diverse Belgische geïnterviewden zware kritiek op het
feit dat het federaal parket geen gespecialiseerde afdeling financiële criminaliteit heeft 2 .
Blijkbaar zijn de samenwerking en de verstandhouding tussen het federale parket en de andere
niveaus van het Openbaar Ministerie voor verbetering vatbaar. Deze verbetering is zonder
meer gewenst.
1 Koninklijk Besluit van 6 mei 1997 betreffende de specifieke taken van de leden van het
college van procureurs-generaal.
2 Na het bezoek heeft het evaluatieteam van de Belgische autoriteiten de volgende informatie
gekregen: in overeenstemming met circulaire (nr. 9/2003) van het college van procureursgeneraal, ontvangt het federaal parket alle zaken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF). Volgens een geijkte procedure worden deze ofwel rechtstreeks, ofwel op het niveau van de gerechtelijke arrondissementen behandeld. Sommige magistraten van federaal parket zijn gespecialiseerd in financiële geschillen, maar zij zijn niet in een bijzondere afdeling bijeengebracht.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 44
RESTREINT UE
• De onderzoeksrechter, die in het Belgische systeem een cruciale rol speelt in die zin dat hij de
leiding heeft over het onderzoek "à charge en à décharge", wordt als een generalist beschouwd. Het aanvoelen van de deskundigen was evenwel dat het beschikken over gespecialiseerde onderzoeksrechters voor financiële criminaliteit meerwaarde zou opleveren.
• Ondanks enkele kleine tekortkomingen blijkt het COIV in zijn rol als Belgisch bureau voor
ontneming van vermogensbestanddelen bijzonder efficiënt te zijn en kan het de andere EU-lidstaten tot voorbeeld strekken.
• Wat de praktische kant van de zaak betreft, hebben de deskundigen geconstateerd dat het
COIV bestaat uit een dertigtal personeelsleden, waarvan twee directieleden, twee verbindingsmagistraten en zes verbindingsfunctionarissen. De andere personeelsleden hebben een functie van administratieve ondersteuning en zijn van een zeer hoog niveau.
• Voorts werd opgemerkt dat het COIV niet alle beslissingen betreffende goederen die
beantwoorden aan de definitie van vermogensbestanddelen ontvangt, omdat er geen meldingsplicht is wanneer de waarde van vermogensbestanddelen minder dan 2 500 euro bedraagt. De deskundigen deelden de mening van het Rekenhof dat dit een tekortkoming is.
• Er is geen systeem voor online-meldingen aan het COIV. Voorts werd er op gewezen dat het
COIV weinig informatie krijgt vanuit de FOD Financiën.
2.3.3. Opleiding
• De Belgische politie heeft een alomvattend opleidingsprogramma financiële recherche
ontwikkeld, dat bestaat uit 4 modules, die elk bedoeld zijn voor speurders van een welbepaald niveau. De modules van het hoogste niveau worden op academisch niveau georganiseerd in samenwerking met de Belgische universiteiten en hebben tot doel de opleidingen forensische audit van de publieke en particuliere sector te integreren. De andere niveaus worden georganiseerd binnen de afdeling strafrechtelijk onderzoek van de politieschool en deze bieden de stagiairs algemene handboeken over methodes om diverse vormen van financiële criminaliteit op basis van een zeer praktijkgerichte aanpak te onderzoeken. Het probleem, zoals eerder gezegd, is dat de specialisatie financieel onderzoek geen bijzonder lonende carrière oplevert, en dat is de reden waarom er bij het personeel van
9518/1/10 REV 1 PN/ec 45
RESTREINT UE
de centrale opsporingsdienst weinig enthousiasme is voor dat specifieke loopbaantraject. De aanwerving van politiefunctionarissen is zeer gecentraliseerd en momenteel zijn er weinig mogelijkheden om extern mensen aan te werven voor specifieke specialismen. Dat veroorzaakt nu reeds een tekort aan personeel in bepaalde gespecialiseerde gebieden, met name financieel onderzoek.
• Er zijn nauwelijks opleidingen over financieel onderzoek en financiële criminaliteit ten
behoeve van de rechterlijke macht. Leden van het Openbaar Ministerie zijn aangewezen op eigen initiatief om externe opleidingen te volgen. Er blijkt geen gestructureerd of op de behoeften toegesneden programma voor de bij- en nascholing te bestaan voor leden van het Openbaar Ministerie en onderzoeksrechters.
• De deskundigen hebben weliswaar geconstateerd dat de onderzoeksrechters in België vrij zijn
om te kiezen op welk domein zij opleiding volgen, maar hun beroepsbekwaamheid, met name op het gebied van economische en financiële criminaliteit, zou kunnen worden verbeterd door de invoering van een verplichting om opleidingen te volgen over deze onderwerpen.
De deskundigen zien dan ook een voordeel in een dergelijke gespecialiseerde opleiding in het onlangs opgerichte nieuwe instituut voor gerechtelijke opleiding; dat zou kunnen bijdragen tot een multidisciplinaire aanpak van economische en financiële criminaliteit door de rechterlijke macht.
2.3.4. Handhavingsbeleid
• De deskundigen werd meegedeeld dat België met het nationaal veiligheidsplan een brede en
stevige fundering heeft gelegd voor de ontwikkeling en de uitvoering van een samenhangend en consistent handhavingsbeleid.
Dat handhavingsbeleid bevat ook duidelijke richtsnoeren over de diverse soorten financiële criminaliteit. Inhoudelijk heeft de politie een zeer grote inbreng in het nationaal veiligheidsbeleid. De politie kan derhalve een duidelijk en gedetailleerd actieplan opstellen op basis van de gekozen prioriteiten. Dat geschiedt niet alleen op centraal niveau, maar ook op arrondissementsniveau, waar de op de specifieke situaties aldaar toegesneden actieplannen worden opgesteld. Er zijn vanzelfsprekend verschillen tussen de algemene criminaliteitscijfers op het platteland en in stedelijk gebied.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 46
RESTREINT UE
• Uit de presentatie van het Brusselse parket blijkt dat het parket en de beschikbare onderzoekscapaciteit
voldoende groot zijn om de specifieke situatie in de hoofdstad aan te kunnen, in het bijzonder wat georganiseerde en ernstige financiële criminaliteit betreft.
• Het probleem lijkt zich op institutioneel niveau te situeren, in die zin dat te veel entiteiten en
overheidsorganen hun inbreng kunnen doen en er geen duidelijke besluitvormingsprocedure is om te zorgen voor de tenuitvoerlegging en de handhaving van het handhavingsbeleid. De huidige organisatiestructuur van het Openbaar Ministerie is niet geschikt om zijn leidende rol waar te maken.
• Tijdens het evaluatiebezoek heeft het evaluatieteam geen statistieken gekregen over de
activiteiten van de douane. Derhalve kon het zich slechts een beperkt oordeel vormen over de
efficiëntie van de douanediensten 1 met betrekking tot het onderwerp van de evaluatie. Er
wordt evenwel op gewezen dat de douane slechts in zeer beperkte mate bevoegd is voor dit onderwerp.
2.3.5. CFI
• Volgens de statistieken in het jaarverslag 2008 is de Belgische cel voor financiële inlichtingen
(CFI) blijkbaar efficiënter te werk gegaan in de strijd tegen witwassen, in die zin dat zij een groter aantal meldingen van verdachte transacties heeft verwerkt.
• De samenwerking tussen de CFI en andere nationale actoren, zoals het Openbaar Ministerie
en de federale politie, alsook het COIV, lijkt een positief effect te hebben gehad op de algemene inspanningen die in België zijn geleverd voor het bestrijden van financiële criminaliteit.
1 Het evaluatieteam vernam na het bezoek dat de Administratie der Douane en Accijnzen geen
afzonderlijk activiteitenverslag publiceert. Algemene statistieken kunnen wel worden geraadpleegd op http://www.minfin.fgov.be/portail2/nl/administrations/taxes-tax-levy.htm.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 47
RESTREINT UE
-
3.ONDERZOEK EN VERVOLGING
3.1. Beschikbare gegevens en databanken
3.1.1. Databanken en registers
-
a)Bankrekeningen België heeft geen centraal register van bankrekeningen. In de praktijk wordt bij strafrechtelijke onderzoeken gebruik gemaakt van de 'vragenlijsten over algemene bankgegevens', die alleen onder streng toezicht van een magistraat kunnen worden opgevraagd. Volgens de informatie van de Belgische autoriteiten werkt dit systeem goed, zij het soms traag.
-
b)Vastgoed Omdat de taken van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen (AKRED) zo uiteenlopend zijn, worden deze door verschillende lokale instanties verricht. De lokale diensten zijn onderverdeeld in vier groepen.
Het kadaster is verantwoordelijk voor alle verrichtingen en documenten die nodig zijn voor het tot stand brengen en in stand houden van een gedetailleerd overzicht van alle bebouwde en onbebouwde onroerende goederen in België, zodat alle eigendommen geïdentificeerd kunnen worden en er voor alle eigendommen een berekeningsgrondslag voor belastingheffing beschikbaar is.
In 1998 werd het kadaster samengevoegd met de registratie en de domeinen; deze vormen nu samen de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen (AKRED). Door het samenbrengen van het kadaster, de registratie en het hypotheekregister beschikt deze nieuwe dienst over een enorm vastgoedregister voor het hele land.
Het kadaster heeft vier taken :
-
1.Een taak met betrekking tot eigendomstitels, namelijk het verzamelen en beheren van eigendomstitels.
-
2.Een fiscale taak : het schatten van het kadastraal inkomen (de belastbare grondslag), en het bijhouden van de lijsten eigenaars. Zowel deze gegevens als de schattingen van de
Administratie worden toegezonden aan de diensten die verantwoordelijk zijn voor de inning van de belastingen.
-
3.Een technische taak (irrelevant voor deze evaluatie), en
-
4.Een taak die bestaat in het bijhouden van de bestanden: deze taak betreft het bijwerken van de kadastrale gegevens en het opvolgen en registreren van alle eigendomsoverdrachten.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 48
RESTREINT UE
De wet van 11 januari 1993 staat de CIF ook toe om administratieve gegevens op te vragen bij andere overheidsdiensten, zoals het hypotheekregister en de belastingdienst. Deze twee diensten houden de gegevens bij die betrekking hebben op in België gelegen onroerende goederen, waaronder de identiteitsgegevens van de eigenaars.
Deze wet biedt de CIF ook de mogelijkheid bij alle instanties die vallen onder de meldingsplicht in het kader van de strijd tegen het witwassen en terrorismefinanciering, alle gegevens op te vragen die zij nuttig acht voor het verrichten van haar taken en daarvoor een termijn vast te stellen. De CIF kan dus ook bij in België gevestigde notarissen informatie opvragen over de door hen afgehandelde vastgoedtransacties (kopieën van verkoopovereenkomsten, verkoopakten en financiële gegevens betreffende de herkomst van de gelden).
In België mogen notarissen in het kader van de verkoop van onroerend goed geen contante betalingen aanvaarden voor bedragen van meer dan 10 % van de verkoopprijs of van meer dan 15.000 euro. Voorts is de notaris verplicht om in de verkoopovereenkomst en in de verkoopakte het nummer van de bankrekening op te geven waarmee het voorschot of de verkoopprijs worden voldaan.
-
c)Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) Bij de wet van 16 januari 2003 is de kruispuntbank van Ondernemingen opgericht, teneinde het handelsregister te moderniseren en erkende ondernemingsloketten te creëren; zij bevat verscheidene bepalingen die een belangrijke fase vormen in het proces van administratieve vereenvoudiging in België.
De kruispuntbank kent aan iedere onderneming (in de brede betekenis) één enkel identificatienummer toe. Dat heeft de administratieve rompslomp voor de bedrijven verminderd; zij hoeven dezelfde formaliteiten niet meer te vervullen bij verschillende administratieve instanties, aangezien deze via de kruispuntbank de gegevens uitwisselen.
De kruispuntbank is derhalve een register met alle identificatiegegevens over bedrijven en hun vestigingen. Zij bevat gegevens uit het nationaal register van rechtspersonen en het handelsregister, btw-gegevens en gegevens van het Bestuur van de Sociale Zekerheid, en wordt bijgewerkt door de bevoegde instanties die de gegevens invoeren.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 49
RESTREINT UE
Al deze gegevens worden in de KBO-databank ingevoerd door de Federale Overheidsdienst
Economie. De kruispuntbank voor ondernemingen werkt nauw samen met de FOD Economie, de
Federale Overheidsdienst Informatie- en Communicatietechnologie (FEDICT), de Dienst
Administratieve Vereenvoudiging, de FOD Financiën, de FOD Justitie en de FOD Sociale
Zekerheid.
De overheidsdiensten (Financiën, Sociale Zekerheid en Justitie) en de ondernemingsloketten zijn alle verbonden met de Kruispuntbank van Ondernemingen.
De Kruispuntbank verleent diensten aan het grote publiek, alsook aan andere autoriteiten
(bijvoorbeeld de Cel voor Financiële Informatieverwerking, de justitiële autoriteiten).
-
d)Neerlegging van jaarrekeningen In deze gegevensbank kunnen verwijzingen naar neergelegde jaarrekeningen worden geraadpleegd. De jaarrekeningen zelf kunnen via de website van de Nationale Bank van België worden
geraadpleegd 1 . De jaarrekeningen worden verzameld en verwerkt door de Balanscentrale van de
Nationale Bank van België. In 2008 werden er 352 593 jaarrekeningen ingediend door 334 929 ondernemingen.
-
e)Register van verenigingen Deze databank is toegankelijk voor het publiek en het is de enige bron voor de geschiedenis van de verenigingen tussen 1981 en 30 juni 2003. De databank "rechtspersonen" bevat alleen gegevens betreffende verenigingen die na 1 juli 2003 zijn bekendgemaakt.
Het register van verenigingen is ook voor iedereen toegankelijk. Het bevat de geschiedenis van de verenigingen zonder winstoogmerk voor de periode tussen 1981 en 30 juni 2003, met verwijzingen naar de publicaties tussen 1981 en 1998, voorzien van de volledige tekst in een ingescande versie van de besluiten die deze tussen december 1998 en 30 juni 2003 gepubliceerd hebben. Deze databank is louter als zoekinstrument bedoeld en heeft geen officiële of juridische status.
1 http://bcc.nbb.be/BCCIA0101/WEB/actions/Frames?LangIndex=N
9518/1/10 REV 1 PN/ec 50
RESTREINT UE
-
f)Fiscale databanken Om haar taak te vervullen heeft de belastingadministratie toegang tot een aantal databanken, namelijk:
− BELCONET-ON-WEB: bevat de gegevens van de belastingplichtigen, terugbetaalde
belastingen, gegevens betreffende rechtspersonen (betalingen van belastingen) en gegevens betreffende de door belastingplichtigen verrichte voorafbetalingen, de belasting op motorvoertuigen en de onroerende voorheffing;
− BELCOTAX-ON-WEB: bevat het belastingformulier voor diverse belastingplichtigen, alsook
de samenvattende jaaraangiften;
− WORKFLOW BETWISTE AANSLAGEN: voorziet in een elektronische follow-up van
belastinggeschillen in zowel het administratieve als het gerechtelijke stadium;
− VIES;
− lijsten van cliënten
− lijst van dienstverrichters;
− btw-teruggave;
− Intracommunautaire lijsten voor alle belastingplichtigen.
Er is een automatische faciliteit voor kruiscontroles van de databanken. Op basis van datamining voor risico-analyses ontdekt het systeem discrepanties en isoleert het de verdachte gegevens. Na de automatische selectie controleert de dienst directe belastingen de informatie.
Enkele jaren geleden werd het DATAMARK-project opgestart en werd een grote gegevensbank tot stand gebracht. In deze gegevensbank worden de verschillende systemen gecombineerd, waardoor het mogelijk wordt bepaalde soorten gedragingen, zoals fraude, te analyseren en achteraf op te sporen.
De belastingadministraties hebben voor verscheidene doeleinden toegang tot databanken, waaronder:
− WEBSIGNA: persoonsgegevens van btw-plichtigen;
− BELFIRST: financieel verslag en statistieken van Belgische en Luxemburgse ondernemingen.
-
g)Beschikbare commerciële databanken Er zijn diverse commerciële databanken, onder meer met alle ondernemingen naar Belgisch recht, beschikbaar. Zowel de federale politie als de Cel voor Financiële Informatieverwerking hebben er toegang toe.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 51
RESTREINT UE
-
h)Motorvoertuigen (DIV) De DIV is een databank van alle in België geregistreerde motorvoertuigen; deze databank is voor vele overheidsinstanties toegankelijk. Zij kan rechtstreeks worden geraadpleegd, maar verzoeken tot toegang moeten worden gericht tot de Belgische Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, die het verzoek vervolgens voorlegt aan het Sectoraal Comité voor de Federale Overheid alvorens het wordt ingewilligd.
-
i)Zeeschepen De Wet van 21 december 1990 betreffende de registratie van zeeschepen, het Koninklijk Besluit van 4 april 1996 betreffende de registratie van zeeschepen en het Koninklijk Besluit van 4 juni 1999 betreffende de registratie van pleziervaartuigen vormen de rechtsgrondslag voor de Belgische scheepsregisters.
Zeeschepen moeten worden geregistreerd in het Belgisch register der zeeschepen, dat wordt bijgehouden door de hypotheekbewaarder van Antwerpen. Zakelijke rechten en aanvragen (uitgezonderd onderpanden), alsook hypotheken en beslagen op schepen en andere titels die in het Belgisch register der zeeschepen geregistreerde koopvaardijschepen bezwaren, worden in datzelfde register geregistreerd.
Buitenlandse zeeschepen van rompbevrachters kunnen worden geregistreerd in het Belgisch rompbevrachtingsregister, dat eveneens door de hypotheekbewaarder van Antwerpen wordt bijgehouden.
Binnenschepen die voor commerciële vaart worden gebruikt (bijvoorbeeld personen- of goederenvervoer, visserij, baggeren, etc.) kunnen worden geregistreerd in het Belgisch register der binnenschepen. De registratie van binnenschepen is facultatief.
Pleziervaartuigen 1 voor particulier of commercieel gebruik kunnen door de gemachtigde ambtenaar
van het directoraat-generaal maritiem vervoer (DGMV) worden geregistreerd in het register der pleziervaartuigen en kunnen daarnaast geregistreerd worden in het Belgisch register der zeeschepen.
De informatie in het Belgische register der zeeschepen, het Belgisch rompbevrachtingsregister en het Belgisch register der binnenschepen is publiek en voor iedereen toegankelijk, zij het onrechtstreeks, op verzoek, na betaling van een hypotheekrecht, en in de vorm van een eensluidend afschrift. Het register der pleziervaartuigen is niet voor het publiek toegankelijk.
Wat het vaartuig en de eigenaar ervan betreft, hebben de overheidsdiensten op een informele basis en in de vorm van 'administratieve inlichtingen' toegang tot het register.
1 Met een totale lengte tussen 2,5 en 24 meter.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 52
RESTREINT UE
Geregistreerde eigendomsgegevens (bijvoorbeeld hypotheken, beslagen, etc.) waarvoor de hypotheekbewaarder persoonlijk aansprakelijk is, worden alleen verstrekt in de vorm van een (door de hypotheekbewaarder ondertekend) afschrift en na betaling van een recht. Bepaalde overheidsinstanties (zoals de belastingdiensten) worden evenwel van deze betaling vrijgesteld.
-
j)Register van luchtvaartuigen Het register van in België ingeschreven burgerlijke luchtvaartuigen wordt bijgehouden door het Belgische Bestuur van de Burgerluchtvaart.
Het publiek heeft rechtstreeks toegang tot het 'Belgisch luchtvaartregister' via www.mobilit.fgov.be, onder de rubriek 'Lucht'.
In het geval van particuliere personen die eigenaar zijn van een vliegtuig, worden de persoonsgegevens, met toepassing van de Belgische privacywetgeving, niet op de website geplaatst. Diensten die financiële onderzoeken voeren kunnen op verzoek toegang krijgen tot deze gegevens.
-
k)Renpaarden Er is in België geen specifiek register voor renpaarden, maar er is wel een register voor alle paardachtigen (equidae) op Belgisch grondgebied. Dit register werd ingesteld bij het Koninklijk Besluit van 16 juli 2005 betreffende de identificatie en de encodering van de paarden in een centrale
gegevensbank 1 en is in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 504/2008 i van de Commissie.
Het bijhouden van het register is de verantwoordelijkheid van de vereniging zonder winstoogmerk Belgische Confederatie van het Paard (asbl Confédération Belge du Cheval). De federale en lokale politiediensten en de bevoegde regionale autoriteiten hebben op het gebied van hun respectieve bevoegdheden doorlopend toegang tot de gegevensbank.
-
l)Andere gegevensbanken Op basis van een specifiek kantschrift kan de federale politie van een particuliere onderneming gegevens betreffende buitenlandse ondernemingen verkrijgen. De politie kan ook de gegevensbanken raadplegen die zijn gegroepeerd in het portaal van IT-applicaties welke voor de politie beschikbaar zijn.
1 Zie Belgisch Staatsblad van 3.8.2005.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 53
RESTREINT UE
-
m)Gegevensbanken van de douane De Administratie der Douane en Accijnzen heeft geen eigen gegevensbanken die specifiek gewijd zijn aan de identificatie van bankrekeningen, vastgoed en vaartuigen met het oog op het opsporen van de opbrengsten van financiële misdrijven.
-
n)Gegevensbank toegankelijk voor leden van het bureau voor de ontneming van vermogensbestanddelen (Asset Recovery Office (ARO))
Via de verbindingsofficieren van de passende autoriteiten die zijn gedetacheerd bij het Centraal
Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring (COIV), heeft het Belgische ARO toegang tot de volgende gegevensbanken: gegevensbanken van de financiële autoriteiten:
§ DIV (directie inschrijving voertuigen);
§ KBO (Kruispuntbank van Ondernemingen) 1 ;
§ het register van rechtspersonen en natuurlijke personen;
§ Cadnet en Loco: vastgoedeigenaars in België 2 ,
§ Belconet: gegevensbank van de belastingen voor invorderingsdoeleinden; voorafbetaling
directe belastingen; betaling verkeersbelasting; betaling onroerende voorheffing;
§ Belcotax: gegevensbank van de belastingen voor belastingsdoeleinden;
De volgende gegevensbanken zijn uitsluitend toegankelijk voor de verbindingsofficieren van de politie die zijn gedetacheerd bij het COIV:
§ RRN: rijksregister; § LDL: rijbewijzen; § DIV: directie inschrijving voertuigen; § Sidis: detentiegegevens; § NLC: algemene raadpleging Nationale Bank; § FIN-EuroDB: informatie over ondernemingen; § het centraal strafregister.
Het deskundigenteam heeft na de evaluatie vernomen dat het Belgisch federaal parlement wetgeving heeft aangenomen die het Belgische bureau voor de ontneming van vermogensbestanddelen de mogelijkheid biedt om bij de uitvoering van beslissingen tot inbeslagneming toegang te krijgen tot bankrekeningen en bankgegevens.
1 Een beperkt gedeelte van de gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen is
toegankelijk voor het publiek.
2 De diensten van het kadaster (identificatie van vastgoedeigenaars) zijn toegankelijk voor het
publiek.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 54
RESTREINT UE
3.1.2. Samenwerking op Europees niveau
3.1.2.1. Rechtskader
Voor de bekrachtiging van het Protocol bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken dienden geen specifieke bepalingen te worden aangenomen, en voor de uitvoering ervan gelden algemene regelingen inzake de wederzijdse rechtshulp. Artikel 6, lid 1, van de Wet van 9 december 2004 betreffende de wederzijdse internationale rechtshulp in strafzaken bepaalt met name dat verzoeken om wederzijdse rechtshulp in strafzaken vanwege de bevoegde buitenlandse overheden ten uitvoer worden gelegd overeenkomstig het Belgische recht. Artikel 46 quater van het wetboek van strafvordering geldt derhalve ook voor de uitvoering van verzoeken op grond van het Protocol bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie.
3.1.2.2. Identificatie van bankrekeningen en de houders ervan
De Belgische autoriteiten hebben meegedeeld dat informatie betreffende de opsporing van een bankrekening, de opsporing van de houder van een bankrekening, en de opsporing van de transacties van en naar een bepaalde bankrekening in een bepaalde periode in het verleden, niet kan worden verstrekt aan een rechtshandhavingsinstantie in een andere lidstaat door middel van "politiële samenwerking"; volgens het Belgisch recht vallen deze maatregelen onder de wederzijdse rechtshulp.
3.1.2.3. Verzoeken om informatie via het bureau voor de ontneming van vermogensbestanddelen
De Belgische instantie die fungeert als bureau voor de ontneming van vermogensbestanddelen
(het COIV) speelt, via haar verbindingsambtenaren van de federale politie, een rol bij de inwilliging van een informatieverzoek dat afkomstig is van een rechtshandhavingsinstantie in een andere lidstaat. Verzoeken van rechterlijke autoriteiten worden niet toegezonden aan het COIV maar aan de centrale instantie voor internationale samenwerking in strafzaken van de Federale Overheidsdienst Justitie (FOD Justitie). Het COIV brengt bij gelegenheid advies uit op verzoek van de FOD Justitie.
3.1.2.4. Bevoegde autoriteiten in de verzoekende staat en in de aangezochte staat
De enige autoriteiten die bevoegd zijn om te vragen dat een verzoek wordt gedaan of om een verzoek te doen (als verzoekende staat) en om een verzoek te ontvangen of uit te voeren (als aangezochte staat), zijn de procureur des Konings met territoriale bevoegdheid of de federale procureur.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 55
RESTREINT UE
3.1.2.5. Problemen die zich hebben voorgedaan
De Belgische autoriteiten hebben in hun antwoorden op de vragenlijst een aantal problemen opgesomd die zich bij de internationale samenwerking hebben voorgedaan. De belangrijkste problemen waarmee de politiediensten af te rekenen kregen, hadden betrekking op de volgende aangelegenheden:
− de traagheid bij de samenwerking tussen politiediensten op internationaal niveau en bij de
uitwisseling van gegevens, ondanks een aantal verbeteringen die het afgelopen decennium zijn aangebracht;
− de (juridische) obstakels die onmiskenbaar en systematisch opduiken bij de uitvoering van
internationale rogatoire commissies (zie het probleem van de belastingparadijzen);
− de traagheid van bepaalde financiële strafrechtelijke onderzoeken en de voorrang die wordt
gegeven aan dossiers met misdrijven van gemeenrecht, in vergelijking met economische en financiële dossiers;
− het gebruik van ingewikkelde (internationale) juridische constructies die verre van transparant
zijn en waarbij gebruik wordt gemaakt van diverse rechtspersonen en natuurlijke personen;
− een gebrek aan deskundigheid binnen de politiediensten (ook steeds vaker op IT-gebied);
− een gebrek aan personele en materiële middelen voor het behandelen van moeilijke en
grootschalige fraudedossiers.
Bij de internationale samenwerking in belastingzaken was de antwoordtermijn te lang en waren er lacunes in de antwoorden bij de uitwisseling van informatie op grond van Richtlijn 77/799/EEG i van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen, als gewijzigd bij Richtlijn 79/1070/EEG i van 6 december 1979, die in het bijzonder het toepassingsgebied uitbreidde tot de btw (tot
31 december 2003) 1 , en op grond van Verordening (EG) nr. 1798/2003 i van de Raad van
7 oktober 2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de
toegevoegde waarde 2 .
Voorts zij opgemerkt dat veel te weinig gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om spontaan informatie betreffende belastingen uit te wisselen.
1 PB L 336 van 27.12.1977, blz. 15.
2 PB L 264 van 15.10.2003, blz. 1.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 56
RESTREINT UE
3.2. Financieel onderzoek en gebruik van financiële inlichtingen
3.2.1. Rechtskader
Financieel onderzoek kan worden verricht in het kader van strafonderzoeken, maar ook, zoals hierboven reeds is vermeld, voor doeleinden van preventie als reactie op meldingen van verdachte transacties door de ondernemingen en personen waarop de Wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme van toepassing is.
Voor de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) gelden in dit verband specifieke regelingen, gelet op de bijzondere taken ervan. Overeenkomstig de (voormalige) artikelen 12 tot en met 14 van de wet van 11 januari 1993 zijn de betrokken ondernemingen en personen verplicht om verdachte verrichtingen die zij hebben ontdekt tijdens het toezicht op de verrichtingen van hun klanten, ter kennis te brengen van de CFI vooraleer zij de verrichting uitvoeren, of onmiddellijk na de uitvoering van de verrichting indien het niet mogelijk is de verrichting uit te stellen gezien de aard ervan of omdat uitstel van aard zou kunnen zijn de vervolging van de begunstigden van het vermeende witwassen van geld en de vermeende financiering van terrorisme in gedrang te brengen.
De betrokken ondernemingen of personen kunnen hun vermoedens telefonisch ter kennis brengen, maar moeten hun kennisgevingen altijd schriftelijk bevestigen ((voormalig) artikel 12, lid 1, van de wet van 11 januari 1993). De schriftelijke kennisgeving mag worden toegezonden per telefax, post of via het internet, of door gebruik te maken van de toepassing voor onlinemelding die door de CFI is ontwikkeld en die ter beschikking van de melders is gesteld.
De CFI kan overeenkomstig (voormalig) artikel 12, lid 2, een betrokken onderneming of persoon ter kennis brengen dat zij heeft besloten om zich voor een periode van 2 werkdagen te verzetten tegen de uitvoering van een bepaalde financiële verrichting of zelfs tegen iedere verrichting op een specifieke bankrekening. Dankzij die bevriezing kan worden voorkomen dat witgewassen geld, waarvan wordt vermoed dat het de opbrengst is van ernstige criminaliteit waarop de wet van toepassing is, of dat kan worden gebruikt voor vermoedelijke terroristische activiteiten, verdwijnt. De bevriezing wordt mondeling ter kennis gebracht van de melder van een verrichting die vermoedelijk verband houdt met het witwassen van geld, en wordt onmiddellijk per telefax bevestigd. Indien de CFI van oordeel is dat de bevriezing moet worden verlengd, meldt zij dit onverwijld aan de procureur des Konings of aan de federale procureur die de nodige beslissingen neemt.
Wanneer de Commissie voor het bank-, financie- en assurantiewezen (CBFA) ertoe besluit toezicht te houden op een rekening, vermeldt zij meestal in een brief aan de financiële instelling de regelmatige tijdstippen waarop de gegevens moeten worden verstrekt. Op grond van artikel 34 van de wet van 2 augustus 2002 heeft de CBFA voorts het recht om ter plaatse kennis te nemen en een kopie te maken van elk document, elk gegevensbestand en elke registratie, alsmede om toegang te krijgen tot elk informaticasysteem.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 57
RESTREINT UE
Korte tijd na het evaluatiebezoek heeft het Belgisch Parlement een wet tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 aangenomen (wet van 18 januari 2010) met het oog op de uitvoering van de derde richtlijn betreffende het witwassen van geld. Sinds 5 februari 2010 is artikel 12 van de wet van 11 januari 1993 vervangen door artikel 23 van de wet van 18 januari 2010. In het kader van onderzoeken naar marktmisbruik en overeenkomstig artikel 34 van de wet van 2 augustus 2002, kan de CBFA van elk document, elk gegevensbestand en elke registratie ter plaatse kennisnemen en er een kopie van maken, en kan zij toegang hebben tot elk informaticasysteem.
De bijzondere belastinginspectie (BBI) en de administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit (AOIF) hebben in dit kader bijzondere voorrechten.
In belastingaangelegenheden worden bankonderzoeken in het bijzonder geregeld door artikel 318, lid 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen van 1992 (WIB 92) en artikel 62 bis van het Wetboek van de Belasting over de toegevoegde waarde (btw-wetboek).
In dit verband zij erop gewezen dat artikel 2 en artikel 11 van de Programmawet van 20 juli 2006 1
erin voorzien dat een bankonderzoek kan worden bevolen door de ambtenaar die hiertoe wordt aangesteld door de Minister van Financiën (wijziging van artikel 318, lid 2, van het WIB 92, en artikel 62 bis van het btw-wetboek).
Bij ministerieel besluit van 29 augustus 2006 2 wordt de directeur die de leiding heeft van de dienst
die het onderzoek heeft verricht aangewezen als ambtenaar als bedoeld in artikel 318, lid 2, van het WIB 92 en artikel 62 bis van het btw-wetboek. Deze wijziging strekt ertoe de procedure voor bankonderzoeken te vereenvoudigen en sneller te laten verlopen.
Bij de BBI en de AOIF zijn de gewestelijke directeurs sinds 5 september 2009 bevoegd om toestemming voor een bankonderzoek te verlenen.
3.2.2. Speciale wettelijke bevoegdheden en instrumenten voor het onderzoeken van de
financiële aspecten van criminele activiteiten De CFI is overeenkomstig de wet van 11 januari 1993 bevoegd om verdachte financiële verrichtingen te onderzoeken die mogelijk verband kunnen houden met het witwassen van geld of de financiering van terrorisme.
1 Belgisch Staatsblad van 28 juli 2006.
2 Belgisch Staatsblad van 5 september 2006.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 58
RESTREINT UE
Bij de (voormalige) artikelen 12 tot en met 14 van de wet van 11 januari 1993 wordt de verplichting ingesteld om melding te doen van verrichtingen waarvan wordt vermoed dat ze verband houden met het witwassen van geld of de financiering van terrorisme; daarnaast voorziet (voormalig) artikel 15 van die wet erin dat de CFI alle informatie die zij nuttig acht voor het vervullen van haar taken kan verkrijgen van:
§ alle instellingen waarvoor de meldingsplicht geldt (ondernemingen en personen die
onderworpen zijn aan de bepalingen van deze wet);
§ de politiediensten; § de administratieve diensten van de staat (belastingdiensten, de afdelingen van de federale
Dienst voor de Veiligheid van de Staat, de douanediensten, de diensten van de sociale zekerheid, de hypotheekregistratie, enz.);
§ de curatoren in een faillissement; § voorlopige bewindvoerders; § de gerechtelijke overheden.
Overeenkomstig (voormalig) artikel 17 van de wet van 11 januari 1993 mag de CFI tevens samenwerken met andere financiële-inlichtingendiensten overal ter wereld, met het OLAF en met de controle- of toezichthoudende overheden of tuchtoverheden van de betrokken ondernemingen en personen.
3.2.3. Gebruik en doeltreffendheid van financiële onderzoeken bij specifieke misdrijven
Het spreekt vanzelf dat bijkomend klassiek onderzoek een aanzienlijke toegevoegde waarde oplevert voor de gehele strafrechtelijke procedure. Aangezien voor de effectieve en definitieve gevangenisstraffen allerlei soorten regelingen voor vervroegde invrijheidstelling en andere regelingen gelden, is het ontnemen van wederrechtelijk verworven opbrengsten namelijk vaak de beste manier om de dader te raken.
De politiediensten en de procureurs in België maken sinds een paar jaar steeds meer gebruik van het inductieve onderzoeksmodel. Het verdachte bezit van vermogensbestanddelen vormt het uitgangspunt om te doorgronden en aan het licht te brengen welke misdrijven een bepaald mechanisme in gang hebben gezet. De ontdekking dat geld is witgewassen in het kader van een misdrijf maakt het aldus mogelijk om gedetailleerde tijdverslindende onderzoeken te voorkomen.
België heeft daartoe zeer geavanceerde en doeltreffende wetgeving op het gebied van het witwassen van geld ingesteld, zowel op het niveau van preventie (zie de rol van de CFI) als op dat van de handhaving.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 59
RESTREINT UE
De financiële onderzoeken die door de CFI worden gevoerd in het kader van het stelsel voor de bestrijding van het witwassen en de financiering van terrorisme maken het naar verluidt mogelijk niet alleen het witwassen van geld op te sporen en te bestrijden, maar ook de onderliggende ernstige vormen van criminaliteit waarop het stelsel is gericht, zoals mensenhandel of cybercriminaliteit.
De CFI is van oordeel dat zij met de financiële informatie die zij van de betrokken ondernemingen en personen verkrijgt en vervolgens analyseert, kan bijdragen aan lopende strafrechtelijke onderzoeken, en dat zij ook kan bijdragen aan de opsporing van de criminele activiteiten die aan de basis liggen van de witwasactiviteiten.
De CFI zendt een dossier toe aan de justitiële autoriteiten indien zij in de loop van de operationele analyse overtuigende indicaties aan het licht heeft kunnen brengen die duiden op het witwassen van geld in verband met een van de onderliggende vormen van ernstige criminaliteit waarop de wet van toepassing is, of vermoedens inzake de financiering van terrorisme.
Het vermoeden van een onderliggend misdrijf bij witwasoperaties kan worden gewekt door:
§ informatie uit een lopend strafrechtelijk onderzoek; § informatie uit een strafregister; § informatie over de betrokken personen, het soort verrichting dat is uitgevoerd, de gevonden
valuta's of de oorsprong of bestemming van het geld.
De deskundigen vernamen dat de CFI elk jaar een clusteranalyse verricht om de hoofdkenmerken te identificeren van de dossiers die zij aan de justitiële autoriteiten heeft toegezonden: het profiel van de betrokkenen, de gebruikte technieken, de uitgewisselde valuta's, de onderliggende misdrijven die het duidelijkst naar voren kwamen, enz.
Daardoor kan de CFI zelfs bepaalde dossiers toezenden uitsluitend op basis van indicaties uit de clusteranalyse in verband met het profiel van de betrokkenen, het soort verrichtingen, de uitgewisselde valuta's, enz.
In de laatste twee gevallen is het hoogst onwaarschijnlijk dat er reeds een justitieel of politieel onderzoek aan de gang is, maar de financiële informatie van de CFI maakt het misschien mogelijk om criminele activiteiten aan het licht te brengen.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 60
RESTREINT UE
De CFI is derhalve van oordeel dat een preventieve witwasaanpak eveneens bijdraagt aan het beïndigen van ernstige vormen van criminaliteit die de samenleving ondermijnen.
3.2.4. Voortzetting van een onderzoek naar de financiële aspecten van een misdrijf nadat
een zaak is afgesloten Wanneer de CFI een dossier heeft toegezonden aan de justitiële autoriteiten, blijft zij die autoriteiten informeren over alle nieuwe verdachte verrichtingen waarvan zij weet heeft, bijvoorbeeld wanneer een betrokken onderneming of persoon melding maakt van nieuwe verdachte verrichtingen na de eerste melding.
De follow-up door de justitiële autoriteiten van gemelde verrichtingen aan het einde van het strafrechtelijk onderzoek of na een veroordeling, is een taak voor de voornoemde autoriteiten. Er kan een nieuw dossier worden geopend, of de werkzaamheden rond de verrichtingen kunnen worden afgesloten zonder opvolging.
3.2.5. Inschakelen van externe deskundigen bij de onderzoeken
Overeenkomstig artikel 9 van het Koninklijk Besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking (CFI), mag de CFI een beroep doen op externe deskundigen van haar keuze. Tenzij die deskundigen door hun statuut tot geheimhouding zijn verplicht, moeten zij zich vooraleer hun opdracht aan te vatten, schriftelijk tot geheimhouding verbinden.
3.2.6. Financiële inlichtingen
De Belgische politiediensten werken sinds verscheidene jaren in het kader van de informatiegestuurde politiezorg. Op strategisch niveau worden de inspanningen geconcentreerd op het opstellen van een betrouwbaar beeld van het fenomeen, met de klemtoon op toekomstige dreigingen.
Op operationeel niveau worden de werkzaamheden zoveel mogelijk gebaseerd op een efficiënte informatiecyclus, zowel inzake preventie, proactieve en reactieve basis als op nationaal en internationaal niveau. De informatiecyclus wordt zoveel mogelijk gestuurd door één platform, de algemene nationale gegevensbank (ANG), om ervoor te zorgen dat de inhoud in de praktijk bruikbaar is.
Naast informatiegestuurde politiezorg en proactief en inductief onderzoek, past de Belgische politie steeds vaker bijzondere opsporingsmethoden toe bij financiële onderzoeken.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 61
RESTREINT UE
Er wordt gebruik gemaakt van open en gesloten bronnen, informanten, observatie, infiltratie en het afluisteren van telefoongesprekken.
Binnen het wettelijk kader wordt tevens gebruik gemaakt van financiële inlichtingen van de nationale financiële-inlichtingeneenheid (FIU).
3.3. Samenwerking met Europol en Eurojust
3.3.1. Samenwerking met Europol
Uit de antwoorden op de vragenlijst leerden de deskundigen dat de Belgische federale politie permanent samenwerkt met Europol:
− via de Belgische verbindingsofficieren bij Europol, die dagelijks betrokken zijn bij specifieke
of structurele samenwerking;
− via de analysebestanden (Analysis Work Files (AWF)), door de input van de federale politie
in de elektronische gegevenssystemen. Voor Ecofin-aangelegenheden zijn dit met name de volgende analysebestanden: SUSTRANS, CIRCAMP, OCICT, MTIC, SMOKE, COPY, TERMINAL en SOYA. De hits die via het systeem van analysebestanden worden verkregen, vormen een toegevoegde waarde voor de Belgische politiële en justitiële autoriteiten;
− via het Europol-informatiesysteem (EIS), door het invoeren van opsporingsgegevens in
verband met strafbare feiten die tot de bevoegdheid van Europol behoren.
Het deskundigenteam heeft er voorts nota van genomen dat gemeenschappelijke onderzoeksteams (JIT's) werden ingezet (zij het slechts sporadisch) als onderdeel van de aanpak van de financiële criminaliteit, al werd niet nader bepaald in welke mate;
− Europol verstrekt ondersteuningsinstrumenten, zoals de website van zijn informatiecentrum
voor financiële criminaliteit (FCIC)), die relevante informatie over specifieke fenomenen verstrekt;
− informatiekanalen zoals CEPOL, TAIEX, enz., waaraan Europol geregeld bijdragen levert,
zijn verdere bronnen van steun.
De CFI werkt ook samen met Europol door regelmatig informatie te verstrekken uit dossiers die aan de justitiële autoriteiten zijn toegezonden, welke mogelijk van belang kan zijn voor onderzoek dat door Europol wordt verricht.
Die informatie heeft onder meer betrekking op:
− de personen die betrokken zijn bij de zaken welke aan de justitiële autoriteiten worden
voorgelegd;
− de betrokken bedragen;
− de aard van de verrichtingen.
De communicatie met Europol verloopt via het AWF SUSTRANS-systeem.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 62
RESTREINT UE
De Administratie der Douane en Accijnzen deelde mee dat zij geen specifieke ervaring heeft qua samenwerking met Europol in het kader van financiële onderzoeken, noch inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams.
Dat is toe te schrijven aan het feit dat de werkingssfeer van de onderzoeksbevoegdheden van de
Administratie der Douane en Accijnzen beperkt is wat betreft de omvang van louter financiële onderzoeken en de personele middelen die daarbij worden ingezet.
Volgens de ontvangen informatie zijn, in overleg met de justitiële autoriteiten, procedures ingesteld voor de uitwisseling van informatie op dit gebied met de federale politie.
Bijgewerkte financiële inlichtingen die het resultaat zijn van een onderzoek door de douane worden onverwijld toegezonden aan de federale politie; omgekeerd wordt informatie over fraude op het gebied van douane en accijnzen die wordt verzameld tijdens een strafrechtelijk onderzoek naar financiële criminaliteit, toegezonden aan de onderzoeksafdelingen van de Administratie der Douane en Accijnzen.
De Administratie der Douane en Accijnzen neemt deel aan AWF COPY (namaak).
De Administratie der Douane en Accijnzen heeft geen specifieke verwachtingen van Europol qua financiële onderzoeken, aangezien dat soort onderzoek strikt genomen niet tot de gebruikelijke bevoegdheid van de administratie behoort; de Belgische overheid heeft evenwel verklaard dat de operationele afdelingen van Douane en Accijnzen de internationale informatie-uitwisseling via Europol traag vonden in vergelijking met de gebruikelijke instrumenten van de internationale douanesamenwerking.
3.3.2. Samenwerking met Eurojust
Volgens de antwoorden op de vragenlijst is er nauw en regelmatig overleg tussen het federaal parket en het Belgische nationaal lid van Eurojust. Bij verscheidene gelegenheden heeft het optreden van Eurojust (buitenlandse rechtshandhavingsdiensten de mogelijkheid bieden om informatie uit te wisselen, of het coördineren van de activiteiten van die diensten) het mogelijk gemaakt om een strafrechtelijk onderzoek te voeren. Eurojust heeft ook reeds zijn nut bewezen in dringende aangelegenheden, doordat het de mogelijkheid biedt heel snel de magistraat te identificeren die bevoegd is voor een zaak waarvoor een verzoek om wederzijdse rechtshulp wordt gedaan.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 63
RESTREINT UE
Op het vlak van de verwachtingen van Eurojust hebben de Belgische autoriteiten verklaard dat samenwerking met Eurojust afhangt van de aard van de betrekkingen van de nationale leden met hun eigen nationale autoriteiten.
Uit de ervaringen is gebleken dat de kwaliteit van de samenwerking wisselend is: de goede wil waarvan de nationale leden van Eurojust in Den Haag blijk gaven, was niet altijd aanwezig in de aangezochte staat wanneer het dossier aan die staat werd toegezonden. Daarom werd onderstreept dat het van belang is dat de nationale leden van Eurojust een doeltreffende ondersteuning in hun thuisland hebben.
3.4. Conclusies
• Financiële aangelegenheden worden momenteel niet behandeld door justitiële entiteiten die
speciaal voor dat doel zijn ingesteld. De zaken verlopen vlotter dankzij de praktische expertise van gespecialiseerde financiële kamers bestaande uit onderzoeksmagistraten die specifiek belast zijn met financiële of economische aangelegenheden.
• De onderzoeksmagistraten bij de rechtbanken van eerste aanleg in de grotere gerechtelijke
arrondissementen zoals Brussel en Gent konden daardoor specialistische kennis opbouwen dankzij het grote aantal belangrijke zaken, terwijl dat in andere arrondissementen niet mogelijk was omdat er onvoldoende zaken en onvoldoende personele middelen waren.
• Een manier om dat onevenwicht in België weg te werken is misschien de invoering van
gespecialiseerde kamers die uitsluitend financiële en economische aangelegenheden behandelen, hoewel het evident is dat een gespecialiseerde dienst voor financiële aangelegenheden met tien gespecialiseerde onderzoeksmagistraten zoals dat momenteel in Brussel bestaat, elders niet realistisch is. Het kan evenwel de moeite lonen om de instelling van vijf of zes kenniscentra op het gebied van financiële en economische aangelegenheden te overwegen, teneinde over het algemeen een hoge kwaliteit van behandeling te waarborgen.
• De Belgische autoriteiten beschikken over een ruim aanbod aan gegevensbanken, en de
inhoud daarvan is onmisbaar voor het voeren van onderzoek naar financiële criminaliteit en voor financiële opsporingen; de gegevensbanken zijn toegankelijk voor het publiek of uitsluitend voor aangewezen autoriteiten. Naast de informatieve waarde bieden de gegevensbanken ondersteuning aan de bevoegde autoriteiten bij de inbeslagneming van criminele vermogensbestanddelen (bijvoorbeeld de gegevensbanken van het kadaster en van de inschrijving van voertuigen).
9518/1/10 REV 1 PN/ec 64
RESTREINT UE
• Via een verbindingsnetwerk kunnen verzoekende autoriteiten toegang krijgen tot gegevensbanken
die door andere autoriteiten worden beheerd, waardoor toegang over en weer en uitwisseling van informatie mogelijk wordt.
• België heeft geen centraal register van bankrekeningen; uit de ervaringen in een aantal andere
lidstaten is gebleken dat onderzoek naar financiële criminaliteit en het verrichten van financiële opsporingen gebaat zou zijn bij de invoering van een dergelijk register, aangezien het zou toelaten om kostbare tijd uit te sparen tijdens de beginfase van een onderzoek.
• Volgens de Europolstatistieken voor België zijn de algemene samenwerking via Europol en
het gebruik van de producten en diensten die Europol aan de lidstaten aanbiedt, voorbeeldig.
Hoewel de nadruk ligt op de niet-financiële criminaliteit, zijn de Belgische bijdragen tot de
financiële analysebestanden meer dan adequaat en ligt de kwaliteit boven het gemiddelde.
• De enige tekortkoming wat betreft de samenwerking van België met Europol die in dit
stadium kan worden vermeld, is dat het in België zeer lang duurt om een besluit te nemen over de toetreding tot een specifiek analysebestand. Dit probleem werd tijdens het evaluatiebezoek vermeld en door de betrokken autoriteiten bevestigd.
• De douanediensten deelden dit positieve standpunt over de samenwerking met Europol niet;
zij geven er de voorkeur aan de gebruikelijke instrumenten voor internationale douanesamenwerking te benutten, die volgens hen sneller werken dan Europol.
• De Belgische vervolgingsinstanties verklaarden dat zij nauw en regelmatig contact
onderhielden met Eurojust en dat de samenwerking afhankelijk was van de aard van het misdrijf. De vervolgingsinstanties verstrekten evenwel geen concrete cijfergegevens; het evaluatieteam kon het niveau van samenwerking derhalve niet beoordelen.
-
4.BEVRIEZING EN INBESLAGNEMING/VERBEURDVERKLARING
4.1. Bevriezing
4.1.1. Op nationaal niveau
4.1.1.1. Bevriezingsbeslissing
Wettelijke basis voor de inbeslagneming In België wordt de inbeslagneming van vermogensbestanddelen geregeld door de artikelen 35, 35 bis en 35 ter van het Wetboek van Strafvordering (WvS). Overeenkomstig artikel 35, lid 1, van het WvS neemt de procureur des Konings (of de onderzoeksmagistraat) alles in beslag wat een van de in de artikelen 42 en 43 quater van het Strafwetboek (SWB) bedoelde zaken schijnt uit te maken.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 65
RESTREINT UE
Volgens de Belgische wetgeving heeft inbeslagneming in strafzaken betrekking op elke maatregel die voorkomt dat de eigenaar of de bezitter vrijelijk over een goed kan beschikken in afwachting van gerechtelijke procedures. De inbeslagneming in strafzaken wordt geregeld door artikel 35 en artikel 89 van het WvS. De inbeslagneming kan worden bevolen door de procureur des Konings in het stadium van het opsporingsonderzoek of door de onderzoeksrechter in het stadium van het gerechtelijk onderzoek. Inbeslagneming kan worden toegepast op alle mogelijke zaken waarop artikel 42 van het SWB van toepassing is of op alles wat kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen. Voornoemde bepalingen maken de inbeslagneming mogelijk van zaken die het voorwerp van het misdrijf uitmaken, die gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van het misdrijf en van zaken die uit het misdrijf voortkomen, alsmede van vermogensvoordelen die uit misdrijven van financiële criminaliteit zijn verkregen, goederen en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld, en de inkomsten uit de belegde voordelen. Artikel 35 bis van het WvS maakt bewarend beslag op onroerend goed mogelijk, en sedert de aanneming van de Wet van 19 december 2002 tot uitbreiding van de mogelijkheden tot inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken, heeft artikel 35 ter die bevoegdheid uitgebreid tot bewarend beslag ten belope van een equivalent bedrag. Inbeslagneming uit hoofde van artikel 35 en artikel 35 bis van het WvS is uitsluitend mogelijk indien een verband kan worden aangetoond tussen het misdrijf en de in beslag genomen zaken, terwijl krachtens artikel 35 ter ook inbeslagneming mogelijk is van zaken die eigendom zijn van een verdachte en die niet de rechtstreekse opbrengst van het misdrijf vormen of waarvoor geen verband kan worden gelegd.
Artikel 42 van het SWB voorziet in een regeling van bijzondere verbeurdverklaring. Dit moet worden gezien als een aanvullende sanctie naast de hoofdsanctie. Zij kan worden toegepast op de zaken die het voorwerp van het misdrijf uitmaken, en op die welke gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van het misdrijf, wanneer zij eigendom van de veroordeelde zijn (artikel 42, lid 1, SWB), op de zaken die uit het misdrijf voortkomen (artikel 42, lid 2, SWB), en op de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen (primaire voordelen), op de goederen en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld (zogenaamde vervangingsgoederen) en op de inkomsten uit belegde goederen en waarden (artikel 42, lid 3, SWB). De bijzondere verbeurdverklaring van zaken uit hoofde van artikel 42, lid 1 en lid 2, is verplicht; in het geval van artikel 42, lid 3, is zij facultatief en kan zij door de rechter uitsluitend worden uitgesproken indien zij door de procureur des Konings schriftelijk wordt gevorderd (artikel 43 bis, lid 1, SWB).
De bijzondere verbeurdverklaring van de zaken die het voorwerp van het misdrijf uitmaken en/of die welke gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van het misdrijf, is uitsluitend verplicht wanneer die zaken eigendom van de veroordeelde zijn; de opbrengsten en/of vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen, of de goederen en waarden die in de plaats ervan
9518/1/10 REV 1 PN/ec 66
RESTREINT UE
zijn gesteld en de inkomsten uit het beleggen van die goederen en waarden kunnen ook, indien zij geen eigendom zijn van de veroordeelde, verbeurd worden verklaard. Krachtens artikel 505, derde alinea, van het SWB is verbeurdverklaring mogelijk van zaken die het voorwerp uitmaken van witwaspraktijken, ook indien zij geen eigendom zijn van de veroordeelde. Op grond van artikel 4 en artikel 16 van de Wet van 4 mei 1999 tot invoering van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen is eveneens verbeurdverklaring (en inbeslagneming) mogelijk van goederen die aan rechtspersonen toebehoren.
Soorten strafbare feiten waarvoor een beslissing tot bevriezing kan worden verkregen Verbeurdverklaring van de opbrengsten van financiële misdrijven is afhankelijk van een voorafgaande veroordeling voor een misdrijf.
Indien de onder artikel 42, lid 3, van het Strafwetboek (SWB) vallende goederen die eigendom van de dader zijn, niet meer gevonden kunnen worden, mogen de gerechten uit hoofde van artikel 43 bis, tweede zin, SWB een raming verrichten en de verbeurdverklaring van een daarmee overeenstemmend bedrag gelasten. Bij het ramen van de geldwaarde van de financiële voordelen van misdrijven moeten alle beschikbare gegevens over directe en indirecte voordelen en alle ander feiten die van belang kunnen zijn, in aanmerking worden genomen. Is er geen nadere informatie
beschikbaar, dan mogen de gerechten dergelijke ramingen ook ex aequo et bono 1 verrichten.
Verbeurdverklaring van een overeenstemmend bedrag is subsidiair en mag alleen worden toegepast indien rechtstreeks met het misdrijf verband houdende vermogensbestanddelen of effecten niet of niet langer in het bezit van de dader gevonden kunnen worden.
Voor een beperkt aantal gespecificeerde misdrijven voorziet artikel 43 quater SWB in verbeurdverklaring van een overeenstemmend bedrag met gedeelde bewijslast, wat iets anders is dan de regelingen op grond van artikel 42, lid 3, en artikel 43 bis, eerste en tweede zin, SWB. Dit artikel voorziet in deling van de bewijslast tussen de procureur des Konings en de beschuldigde in verband met de onrechtmatige oorsprong van de verbeurd te verklaren financiële vermogensbestanddelen.
De procureur des Konings dient eerst vast te stellen dat er een aanzienlijk verschil is tussen de vermogensbestanddelen van de dader in de betrokken periode en de vermogensbestanddelen die hij waarschijnlijk rechtmatig heeft verworven, rekening houdend met zijn normale uitgavenpatroon, en dat er ernstige en concrete redenen zijn om te veronderstellen dat deze vermogenstoename het resultaat is van het misdrijf waaraan de betrokkene schuldig bevonden is, dan wel van een identiek misdrijf. Vervolgens is het de verantwoordelijkheid van de dader om aannemelijk te maken dat dit verschil niet resulteert uit het strafbare feit waarvoor hij veroordeeld is, dan wel uit identieke misdrijven.
1 Zie Hof van Cassatie 14/12/1994.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 67
RESTREINT UE
Onverminderd de rechten van derden te goeder trouw, moeten de vermogensbestanddelen van een criminele organisatie verbeurd worden verklaard.
Onverminderd het bepaalde in artikel 42, lid 1, SWB betreffende het voorwerp van en het middel voor het strafbare feit, mag zelfs een bijzondere verbeurdverklaring krachtens artikel 42, leden 2 en 3, alsook de artikelen 43 bis en 43 quater WSV worden gelast indien de onrechtmatige goederen niet eigendom van de dader zijn. In een arrest van 29 mei 2001 heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat de persoonlijke aard van de straf geen beletsel voor verbeurdverklaring van derden vormt.
De enige beperking voor een dergelijke verbeurdverklaring vloeit voort uit de rechten die derden op dergelijke goederen kunnen doen gelden op grond van het feit dat zij er de wettelijke eigenaars van zijn. De derden worden verondersteld te goeder trouw te handelen, maar zij dienen het initiatief te nemen om hun eigendom op te eisen. Is er sprake van witwaspraktijken, dan kan uit hoofde van artikel 505, lid 3, SWB de verbeurdverklaring van het voorwerp van het witwassen worden gelast ook al is het niet eigendom van de dader, zij het onverminderd de rechten van derden met betrekking tot het bezit van verbeurd te verklaren goederen.
4.1.1.2. Beheer van de vermogensbestanddelen tijdens de bevriezingsperiode
Het beheer van in beslag genomen goederen wordt geregeld door de afdelingen 12 tot en met 14 van de Wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de inbeslagneming en de verbeurdverklaring (COIV) en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties.
Onder waardevast beheer wordt verstaan ofwel de bewaring of de opslag van in beslag genomen goederen overeenkomstig de hiertoe beschikbare middelen, met het oog op de teruggave of verbeurdverklaring ervan in een staat die vergelijkbaar is met de staat ervan ten tijde van de inbeslagneming, ofwel de vervreemding of de restitutie tegen vergoeding van de in beslag genomen goederen, waarbij het beslag blijft rusten op de verkregen opbrengst. Vervreemding of restitutie tegen vergoeding ontslaat de rechter van de last van handhaving of voorkoming van daling van de waarde van de in beslag genomen goederen.
Sinds 1 september 2003 moet elk in beslag genomen contant bedrag worden toegewezen aan het beheer van het COIV tenzij het aan een particuliere financiële instelling of beheerder is toegewezen, of tenzij het reeds in een dergelijke instelling in beslag is genomen of is geblokkeerd. In andere gevallen kan de procureur des Konings of de onderzoeksrechter het beheer van goederen aan het
COIV toewijzen. Bedragen die vóór 1 september 2003 in beslag zijn genomen en bedragen die vóór
9518/1/10 REV 1 PN/ec 68
RESTREINT UE
die datum reeds aan een financiële instelling of een specifieke beheerder zijn toevertrouwd of die in die instelling of ander orgaan in beslag zijn genomen of zijn geblokkeerd, mogen aan het COIV worden toegewezen. Op vergelijkbare wijze kan de openbare aanklager of de onderzoeksrechter het COIV verzoeken alle geldelijke vermogensbestanddelen te beheren die niet verplicht door het COIV moeten worden beheerd, en alle vermogensbestanddelen die een bijzonder beheer vereisen.
Artikel 6, lid 2, van de COIV-wet vermeldt de maatregel die tot waardevast beheer strekt: in beslag genomen goederen verkopen en ze vervangen door de opbrengst; de in beslag genomen goederen teruggeven tegen betaling van een geldbedrag en ze door dat geldbedrag vervangen, en de goederen als zodanig bewaren, naar gelang van de beschikbare middelen.
De voornaamste vereenvoudigingen in de verkoopprocedure die zijn doorgevoerd door de Wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen, strekken ertoe dat verkoop van in beslag genomen, goederen die aan de wettelijke criteria voldoen de gebruikelijke manier wordt om in beslag genomen goederen te beheren met als doel om goederen met een dagwaarde om te zetten in een rentedragend geldbedrag.
Met deze verkoop vindt er een materiële substitutie plaats waarbij de opbrengst van de verkoop in de plaats treedt van de in beslag genomen goederen zelf. De ten gronde bevoegde rechter doet niet langer uitspraak over het in beslag genomen goed maar over de opbrengst, die met rente zal worden gerestitueerd of verbeurd wordt verklaard.
Niet alle goederen komen in aanmerking om tijdens het stadium van inbeslagneming van de hand te worden gedaan. In het algemeen is de mogelijkheid tot verkoop beperkt tot vervangbare goederen waarvan bewaring tot waardedaling zou leiden.
Tot deze categorie behoren voertuigen en elektronische apparatuur, zoals mobiele telefoons. Ook onroerende goederen komen voor verkoop in aanmerking.
Indien in beslag genomen goederen worden teruggegeven, dan vindt de restitutie plaats in de vorm van een overeenstemmend geldbedrag. Evenals bij verkoop treedt het betaalde bedrag in de plaats van het verkochte goed.
4.1.1.3. Specifieke regeling met betrekking tot de CFI
Krachtens de Wet van 11 januari 1993 kan de CFI in bepaalde omstandigheden op nationaal niveau een rol vervullen bij het bevriezen van activa voordat er een vonnis is gewezen.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 69
RESTREINT UE
Krachtens artikel 12, lid 2, van voornoemde wet kan de CFI zich gedurende twee werkdagen verzetten tegen de uitvoering van elke verrichting of elke debitering van een bankrekening indien de ernstige of dringende aard van de zaak zulks rechtvaardigt. Deze bepaling geldt wanneer de CFI een schriftelijke kennisgeving van een verdachte verrichting overeenkomstig artikel 12 tot en met 14 van de wet of een informatieverzoek van een gelijkaardige instelling uit het buitenland, overeenkomstig artikel 11, lid 2, heeft ontvangen.
Artikel 12, lid 3, bepaalt dat indien de CFI van oordeel is dat de maatregel moet worden verlengd, zij dit onverwijld meldt aan de procureur des Konings of aan de federale procureur, die de nodige beslissingen neemt.
De CFI stelt het COIV ervan in kennis wanneer zij een dossier aan het bureau van de procureur des Konings toezendt indien er binnen het toegezonden dossier wellicht aanzienlijke activa in de vorm van contant geld op een rekening of effecten (aandelen, obligaties, beleggingen in een levensverzekering, enz.) in beslag kunnen worden genomen. Het COIV kan vervolgens contact opnemen met de rechter en zo nodig bijstand verlenen en een rol vervullen bij eender welke gerechtelijke inbeslagneming die door de rechter wordt gelast.
4.1.1.4. Rol van het bureau voor ontneming van vermogensbestanddelen (ARO) in de
bevriezingsprocedure Het Centraal Orgaan voor de inbeslagneming en de verbeurdverklaring (COIV) heeft tot taak bijstand te verlenen aan de gerechtelijke overheden, met name in het kader van de inbeslagneming van aan misdrijven verbonden vermogensbestanddelen (artikel 3, lid 2, van de bovengenoemde Wet van 26 maart 2003).
Bij de uitvoering van zijn taak dient het Centraal Orgaan:
− alle gegevens in verband met inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen in strafzaken
centraal te verzamelen;
− in overleg met de procureurs des Konings of de onderzoeksrechters het specifieke beheer van
in beslag genomen vermogensbestanddelen te verzorgen en indien nodig deze van de hand te doen met toestemming van de bevoegde rechter.
4.1.2. Samenwerking op Europees niveau - uitvoering van Kaderbesluit 2003/577 i/JBZ
Kaderbesluit 2003/577 i/JBZ is in de Belgische wetgeving omgezet door de Wet van 5 augustus 2006 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 70
RESTREINT UE
Artikel 8 van die wet bepaalt dat, in het kader van de betrekkingen met de lidstaten van de EU, de nieuwe regeling van de wet van 2006 die van de wet van 20 mei 1997 betreffende de internationale samenwerking inzake de tenuitvoerlegging van inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen vervangt. Bij wijze van overgangsmaatregel staat de wet de Belgische autoriteiten echter toe om in te gaan op een verzoek om tenuitvoerlegging van een inbeslagneming van een lidstaat die het kaderbesluit nog niet heeft omgezet. De regeling van de Wet van 20 mei 1997 blijft in dat geval van toepassing.
Tot de datum van het evaluatiebezoek hebben de Belgische ervaringen echter uitgewezen dat de bevriezingsbeslissing krachtens het kaderbesluit nog maar zelden is gebruikt, voornamelijk omdat deze procedure niet tot verbeurdverklaring kan leiden.
De verzoekende staat zal zeer dikwijls de procedure van de wederzijdse rechtshulp verkiezen waarbij een verzoek wordt gedaan tot inbeslagneming van sommen geld met het oog op de uiteindelijke verbeurdverklaring daarvan.
4.1.2.1. Ervaring als beslissingsstaat
Naar gelang van het geval is hetzij de procureur des Konings hetzij de onderzoeksrechter bevoegd voor het geven van een beslissing tot bevriezing.
Er hoeven in de tenuitvoerleggingsstaat geen formaliteiten in acht te worden genomen of procedures te worden gevolgd om de geldigheid van bewijsstukken in België te waarborgen. Ieder rechtmatig in het buitenland verkregen bewijsstuk kan aan de Belgische gerechten worden overgelegd.
In België is de bevoegde autoriteit voor het ontvangen en behandelen van een beslissing tot bevriezing de procureur des Konings van de plaats waar het in beslag te nemen vermogensbestanddeel zich bevindt. Dat beginsel stoelt op artikel 4 van het kaderbesluit, waarin wordt bepaald dat verzoeken rechtstreeks van de ene rechterlijke autoriteit naar de andere rechterlijke autoriteit worden toegezonden. Sommige landen geven evenwel de voorkeur aan andere methoden, zoals Interpol of de diplomatieke weg. Wanneer het Belgisch Federaal Ministerie van Justitie een dergelijk verzoek ontvangt, wordt dat aan de bevoegde procureur des Konings overgemaakt.
Volgens de informatie die ter beantwoording van de vragenlijst is verstrekt, heeft België weinig praktische ervaring opgedaan met het geven van beslissingen tot bevriezing. Als er een beslissing tot bevriezing wordt gegeven, zoekt België een contactpunt om voor coördinatie en tenuitvoerlegging te zorgen.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 71
RESTREINT UE
België heeft geen problemen met de vertaling van verzoeken gemeld. De Belgische wet stipuleert dat het certificaat moet worden vertaald in de officiële taal of een van de officiële talen van de aangezochte staat.
4.1.2.2. Ervaring als tenuitvoerleggingsstaat
Als er in België een beslissing tot bevriezing wordt doorgezonden, wordt de zaak door de procureur des Konings aanhangig gemaakt bij de bevoegde onderzoeksrechter, die vervolgens een beslissing neemt. De tenuitvoerlegging van het verzoek is verplicht, tenzij er een bij Belgische wet bepaalde weigeringsgrond bestaat.
De autoriteit met beslissingsbevoegdheid in verband met de tenuitvoerlegging van een beslissing tot bevriezing is de onderzoeksrechter. België heeft geen centrale autoriteit aangewezen voor het uitvoeren van deze taken. Het COIV moet in kennis worden gesteld van elke inbeslagneming, de procedure voor het vasthouden van vermogensbestanddelen en alle informatie omtrent de identificatie van de personen ten aanzien van wie de beslissing tot inbeslagneming werd gegeven.
Er bestaat geen formele procedure om na te gaan of aanvullende en meer gedetailleerde informatie moet worden opgevraagd. De toetsingsmogelijkheden voor de onderzoeksrechter zijn beperkt tot het nagaan of de beslissing tot bevriezing ontvankelijk is en of er bij wet vastgestelde weigeringsgronden bestaan.
Wat de toepassing van Kaderbesluit 2003/577 i/JBZ betreft, hebben de Belgische autoriteiten in hun antwoorden op de vragenlijst enkele twijfels geuit over de meerwaarde van het kaderbesluit: zij stelden a) dat hetzelfde doel reeds wordt gediend door andere overeenkomsten, mede in het kader van de Raad van Europa, en b) dat België reeds een modern, efficiënt systeem voor het behandelen van bijstandsverzoeken in verband met beslissingen tot inbeslagneming en verbeurdverklaring heeft ingevoerd, waarbij zij onderstreepten dat de Wet van 20 mei 1997 in mogelijkheden tot internationale samenwerking voorziet. Bovendien stelden zij c) dat het bij het kaderbesluit ingevoerde systeem een aantal nadelen heeft; zo brengt de beperkte reikwijdte van de inbeslagneming van bewijsmateriaal administratieve rompslomp met zich mee. Daarnaast was er kritiek op het feit dat de rechterlijke autoriteit twee met elkaar verband houdende verzoeken moet opstellen.
Voorts werd benadrukt dat de vermogensbestanddelen of de bewijsstukken krachtens het kaderbesluit duidelijk vooraf geïdentificeerd moeten worden, hetgeen in de fase van de bewijs
9518/1/10 REV 1 PN/ec 72
RESTREINT UE
verzameling niet altijd mogelijk of zelfs wenselijk is. Om die reden, zo werd gesteld, hebben rogatoire commissies dikwijls betrekking op zowel de tenuitvoerlegging van een huiszoekingsbevel als de gelijktijdige inbeslagneming van alle bewijsstukken in verband met het onderzoek.
4.2. Verbeurdverklaring (inclusief Kaderbesluiten 2005/212 i/JBZ en 2006/783 i/JBZ)
4.2.1. Verbeurdverklaring op nationaal niveau
Vóór de Wet van 19 maart 2003 1 , bepaalde artikel 197 van het Wetboek van strafvordering (WSV)
dat vervolgingen tot invordering van geldboeten en verbeurdverklaarde zaken in naam van de procureur des Konings door de FOD Financiën worden gedaan.
De wet is echter gewijzigd vanwege de problemen die werden ondervonden bij de invordering van de verbeurdverklaarde gelden. Aan artikel 197 WSV is een nieuw artikel 197 bis toegevoegd.
Artikel 197 WSV bepaalt nu alleen nog maar dat de vervolgingen betreffende strafrechtelijke geldboetes in naam van de procureur des Konings door de directeur van registratie en domeinen worden gedaan.
Het nieuwe artikel 197 bis WSV bepaalt dat de vervolgingen tot invordering van verbeurdverklaarde zaken in naam van de procureur des Konings door de Domeinen, volgens de aanwijzingen van het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring (COIV), worden gedaan, en dat is nieuw.
Deze nieuwe bepaling verleent het COIV bij de tenuitvoerlegging van verbeurdverklaringen eigen bevoegdheden, waardoor het orgaan de procureur des Konings kan vervangen en de dienst Domeinen aanwijzingen betreffende de verbeurdverklaring kan geven. Voortaan oefent in plaats van de procureur des Konings veeleer het COIV toezicht uit op de tenuitvoerlegging van verbeurdverklaringen. Het legt niet zelf verbeurdverklaringen ten uitvoer; die taak berust bij de bevoegde diensten van de FOD Financiën. Het COIV faciliteert de tenuitvoerlegging van verbeurdverklaringen. Dat betekent dat er een speler bijgekomen is, aangezien de dienst Domeinen zijn bevoegdheden behoudt.
1 Wet van 19 maart 2003 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, van de wet van
21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen en het Koninklijk Besluit van 28 december 1950 houdende algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken, Belgisch Staatsblad, 2.5.2003.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 73
RESTREINT UE
Artikel 197 bis WSV eindigt met de bepaling dat de Domeinen de handelingen verrichten en de vorderingen instellen die vereist zijn ter inning of ter vrijwaring van de rechten die het vonnis aan de Schatkist toekent. Vóór het instellen van een vordering in rechte moet het COIV worden geraadpleegd.
Dergelijke vorderingen worden ingesteld als op het tijdstip waarop de verbeurdverklaring ten uitvoer wordt gelegd, verbeurd te verklaren goederen of gelden onrechtmatig lijken te zijn gebruikt via toezicht door een particuliere instantie (bijvoorbeeld de bank) waardoor zij gehouden worden. In dergelijke gevallen stelt de procureur des Konings tegen de overtredende instantie een gerechtelijk onderzoek in naar het onrechtmatige gebruik van verbeurdverklaarde vermogensbestanddelen of naar medeplichtigheid bij het witwassen van geld. Het is niet altijd gemakkelijk het gewenste praktische resultaat te behalen.
Daarom behoren de nodige vorderingen in rechte te worden ingesteld door de FOD Financiën na raadpleging van het COIV, bij welke gelegenheid laatstgenoemd orgaan als vertegenwoordiger van het openbaar ministerie (met bevoegdheid voor het instellen van openbare vervolging) optreedt. Bovendien kan het COIV goed nagaan of de vereiste vordering al dan niet met lopende
strafrechtelijk onderzoeken hindert 1 .
4.2.2. Verbeurdverklaring op Europees niveau
De Belgische wetgeving is in overeenstemming met de beginselen en procedures van Kaderbesluit 2005/212 i/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, alsmede van de daarbij gebruikte hulpmiddelen en de door middel daarvan verkregen
voorwerpen 2 , met inbegrip van de mogelijkheid van ruimere verbeurdverklaring (zie met name de
artikelen 42, 43, 43 bis, 43 ter en 43 quater van het Belgisch Strafwetboek). Aanvullende uitvoeringsmaatregelen zijn derhalve niet noodzakelijk.
4.2.2.1. Uitvoering van Kaderbesluit 2006/783 i/JBZ
De deskundigen werd meegedeeld dat België nog geen uitvoering heeft gegeven aan
Kaderbesluit 2006/783 i/JBZ van 6 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel van
1 Wetsontwerp houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de inbeslagneming en de
verbeurdverklaring (COIV) en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties, Memorie van Toelichting, Doc.Parl., Kamer v. volksv., zitt.ord. 2002-2003, nr. 2117/001, blz. 45.
2 PB L 68 van 15.3.2005, blz. 49.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 74
RESTREINT UE
wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie 1 en dat de huidige rechtsgrondslag voor
samenwerking bij de tenuitvoerlegging van een beslissing tot verbeurdverklaring, de Wet van
20 mei 1997 betreffende de internationale samenwerking inzake de tenuitvoerlegging van
inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen 2 is. Er is evenwel reeds een aanvang gemaakt met de
wetgevingsprocedure voor de uitvoering van het kaderbesluit, met het oog op de wijziging van de wet van 5 augustus 2006. Het advies over de ontwerp-uitvoeringswet ligt reeds bij de Raad van State en was toen dit verslag werd opgesteld klaar voor voorlegging aan het Parlement.
4.3. Conclusies
• België heeft een goed ontwikkeld nationaal systeem van inbeslagneming en verbeurdverklaring.
Bijzondere inbeslagneming en verbeurdverklaring van een overeenstemmend bedrag wordt toegepast zonder eigendomsvoorwaarde, maar onverminderd de rechten van derden. Krachtens artikel 35 ter van het Wetboek van strafvordering (WSV) betreffende de inbeslagneming van een overeenstemmend bedrag, alsmede artikel 42, lid 3, en artikel 43 quater van het Strafwetboek (SWB) betreffende de verbeurdverklaring van een overeenstemmend bedrag, kunnen overtreders hun vermogensbestanddelen of de daarmee overeenstemmende waarde worden ontnomen indien die uit misdrijven zijn verkregen. Er hoeft geen verband tussen het misdrijf en het in beslag genomen goed te worden gelegd. Voor een beperkt aantal misdrijven wordt bij artikel 43 quater bepaald dat de bewijslast met betrekking tot de bron van de onrechtmatige financiële voordelen door de procureur des Konings en de overtreder wordt gedeeld.
• België heeft nog geen uitvoering gegeven aan Kaderbesluit 2006/783 i/JBZ van 6 oktober 2006
inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie.
• De keuze van de bepaling waarop de inbeslagneming is gebaseerd (artikel 42, 43 bis, 43 ter of
43 quater SWB) doet er niet veel toe. Daarnaast is gebleken dat de gerechten in de praktijk moeilijk een onderscheid kunnen maken tussen enerzijds facultatieve en overeenstemmende inbeslagnemingen/verbeurdverklaringen van uit een misdrijf verkregen financiële voordelen en anderzijds verplichte inbeslagnemingen/verbeurdverklaringen van de voorwerpen en opbrengst van het misdrijf. Het grotere aantal mogelijkheden tot inbeslagneming en verbeurd
1 PB L 328 van 24.11.2006, blz. 59.
2 Belgisch Staatsblad, 3.7.1997.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 75
RESTREINT UE
verklaring en het nieuwe voorschrift voor rechters om in beslag genomen vermogensbestanddelen waardevast te beheren, hebben geleid tot een toename van de verzoekschriften. Dat heeft een opstopping bij de gerechten teweeggebracht, aangezien hun wordt verzocht uitspraak te doen over in eerste aanleg gegeven beslissingen. Er zijn wetswijzigingen voorgesteld om de leemten van artikel 505 SWB in te vullen en de regeling van inbeslagneming en verbeurdverklaring te vereenvoudigen.
• De huidige regeling heeft veel voordelen: ten eerste de nauwe samenwerking tussen de
verschillende autoriteiten die bevoegd zijn voor het identificeren, in beslag nemen, bevriezen en verbeurd verklaren van vermogensbestanddelen. Voorbeelden daarvan zijn het gebruik van verbindingsfunctionarissen van DJF-Ecofin met de CFI en het COIV, het gebruik van informanten en de instelling van contactpunten tussen de CDBC en verschillende regeringsdepartementen waarmee het overeenkomsten heeft gesloten. De DJF-CDBC staat onder toezicht van een federaal magistraat. De witwasafdeling van de CDGEFID werkt met de CFI en het openbaar ministerie samen inzake verrichtingen waartegen door de CFI bezwaar is aangetekend. Bij de CFI gedetacheerde verbindingsfunctionarissen zorgen voor samenwerking tussen de CFI en de CDGEFID, met name bij hit-and-run-operaties waarbij gelden onmiddellijk geblokkeerd kunnen worden.
• Met de oprichting van het COIV heeft België als een van de eerste EU-lidstaten een dienst
voor inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen opgericht die een onderdeel vormt van het openbaar ministerie en zodoende voor een reeks in beslag genomen vermogensbestanddelen verantwoordelijkheid van de gerechten overneemt. Het COIV biedt in het kader van zijn bijstands- en ondersteuningsactiviteiten opleidingen aan procureurs en het heeft tevens een database voor in beslag genomen en verbeurd verklaarde vermogensbestanddelen opgezet. Rechters en procureurs dienen het COIV kennisgeving te doen van inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen van vermogensbestanddelen. Dat is een noodzakelijk voorschrift want het COIV is verantwoordelijk voor de coördinatie van beslissingen tot verbeurdverklaring.
• Terwijl België internationaal met andere lidstaten zou kunnen samenwerken op grond van
Kaderbesluit 2003/577 i/JBZ, blijkt in de praktijk de voorkeur te worden gegeven aan samenwerking op grond van de Belgische wet van 20 mei 1997.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 76
RESTREINT UE
• Vanuit het gezichtspunt van de praktische uitvoering en de frequentie van toepassing,
plaatsten de Belgische autoriteiten vraagtekens bij het nut van beslissingen tot bevriezing overeenkomstig Kaderbesluit 2003/577 i/JBZ, en dit werd geopperd als discussiepunt voor de besprekingen over de invoering van een algemeen bewijsverkrijgingsbevel ter vervanging van het bewijsverkrijgingsbevel dat is ingesteld bij het Kaderbesluit van 18 december 2008.
• Aangezien de deskundigen niet beschikten over concrete voorbeelden en cijfers, waren zij niet
in staat om te bepalen hoe uitgebreid of doeltreffend de internationale samenwerking op basis van het Belgische rechtsstelsel feitelijk is.
-
5.BESCHERMING VAN DE FINANCIËLE BELANGEN VAN DE
GEMEENSCHAPPEN
5.1. Beschikbare mechanismen, met name samenwerking met OLAF
5.1.1. OLAF – Administratie der Douane en Accijnzen
De Administratie der Douane en Accijnzen brengt de Europese Commissie elk kwartaal verslag uit over fraude en onregelmatigheden in verband met de inning van de traditionele eigen middelen (voor eigen middelen boven de 10 000 EUR) en over het standpunt in zaken die reeds gerapporteerd maar nog niet gesloten zijn.
Die verslagen worden elektronisch via de WEB - OWNRES -applicatie doorgezonden en bevatten, waar van toepassing, een verwijzing naar de melding van gevallen die worden bestreken door Verordening (EG) nr. 515/97 i van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften.
In de verslagen worden per geval de fase van de administratieve of gerechtelijke procedure en de financiële gevolgen vermeld. Voor plaatselijke afdelingen zijn gestandaardiseerde procedures ingesteld om de gevallen van fraude en onregelmatigheden in samenhang met de inning van de traditionele eigen middelen in OWNRES - WEB in te voeren.
Wat de bevoegdheid van de Administratie der Douane en Accijnzen betreft, worden voor de samenwerking met OLAF met name in verband met de traditionele eigen middelen bij voorkeur de instrumenten voor administratieve bijstand gebruikt.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 77
RESTREINT UE
5.1.2. OLAF – Rechterlijke autoriteiten
De betrekkingen van OLAF met de rechterlijke autoriteiten bij de behandeling van door OLAF en/of de Europese Commissie gemelde onregelmatigheden zijn geregeld in een omzendbrief (nr. 9/2003) van het College van procureurs-generaal.
Het federaal parket is aangewezen om als tussenschakel tussen OLAF en de Belgische rechterlijke autoriteiten te fungeren. Alle verslagen worden doorgeleid naar de federale procureur met een afschrift aan de hoofdcoördinator van Ecofinfisc, het expertisenetwerk van het College van procureurs-generaal. Deze dossiers kunnen derhalve opgevolgd worden.
Het federaal parket heeft een bijzondere procedure ingevoerd voor de behandeling van gevallen die afkomstig zijn van OLAF. Volgens de desbetreffende nota wordt de zaak geanalyseerd door een Belgische politieafdeling die gespecialiseerd is in gevallen van corruptie en fraude in samenhang met overheidsopdrachten. Over de zaak wordt vervolgens een procedure ingesteld op Belgisch niveau om het bevoegde vervolgingsorgaan te bepalen. Dikwijls zal dat het parket van Brussel of het federaal parket zijn indien de aard der zaak bij uitstek internationaal is.
5.1.3. OLAF - Politieautoriteiten
Wat de Federale Politie betreft, verloopt de samenwerking met OLAF hoofdzakelijk via de Directie van de bestrijding van de economische en financiële criminaliteit.
OLAF speelt een cruciale rol bij het opsporen van misdrijven die waarschijnlijk aanleiding geven tot gerechtelijke procedures. Het beschikt over aanzienlijke middelen en kan grote faciliterende diensten verlenen bij lopende onderzoeken. Door regelmatige contacten kan er een waardevolle samenwerking bestaan.
In de antwoorden op de vragenlijst werd verklaard dat de Federale Politie van OLAF op de volgende punten ondersteuning verwacht:
− voorafgaand administratief onderzoek;
− overdracht van interne gegevens;
− voorbereiding van operaties;
− evaluatie van de informatie over een bepaald fraudegeval, operationele analyses;
9518/1/10 REV 1 PN/ec 78
RESTREINT UE
− verwerking en interpretatie van documenten;
− facilitering van internationale samenwerking;
− alle voorzorgsmaatregelen bij het voorafgaande administratieve onderzoek om te garanderen
dat het daaropvolgende strafrechtelijke onderzoek doeltreffend is (door bijvoorbeeld maatregelen te treffen om de hoofdpersonen in het gevoerde of te voeren onderzoek niet te alarmeren of te informeren);
− fungeren als tussenschakel voor het doorgeven van informatieverzoeken van de rechterlijke
autoriteiten aan de bevoegde Commissiediensten, indien dat passend is;
− toezending van de interne onderzoeksverslagen in een van de landstalen van België.
De ervaring heeft geleerd dat er regelmatig om bijstand van OLAF wordt verzocht bij fraudegevallen waardoor de financiële belangen van de Europese Commissie worden geschaad.
5.1.4. OLAF - CFI
De CFI is de enige FIU die een samenwerkingsovereenkomst met OLAF heeft gesloten. Die overeenkomst is mogelijk gemaakt door de wet van 11 januari 1993 en meer bepaald door artikel 17, lid 2, waarin de uitzonderingen zijn vermeld op het beginsel van strikte vertrouwelijkheid dat geldt voor de leden en de personeelsleden van de Cel, de bij de Cel gedetacheerde politiefunctionarissen en ambtenaren en de externe deskundigen van wier diensten de Cel gebruikmaakt.
De informatieverzoeken van de CFI aan OLAF vallen niet onder de regel van strikte vertrouwelijkheid.
Overeenkomstig artikel 17, lid 2, informeer de CFI OLAF wanneer een ingediend dossier betrekking heeft op het witwassen van de opbrengst van een misdrijf in samenhang met fraude ten nadele van de financiële belangen van de EU.
5.1.5. Deelname van OLAF aan onderzoeken
De wet voorziet niet in de deelname van OLAF aan onderzoeken (behalve in het geval van gemeenschappelijke onderzoeksteams - zie hierboven). Niets belet de onderzoeksrechter echter om gebruik te maken van de bijstand van OLAF inzake technische aangelegenheden, bijvoorbeeld bij het documenteren en analyseren van de feiten. De bijstand van OLAF wordt tevens gewaardeerd bij het vergemakkelijken van de verrichting van formaliteiten, zoals de ontheffing van de zwijgplicht voor ambtenaren, van hun immuniteit of van de onschendbaarheid van gebouwen.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 79
RESTREINT UE
De ervaring heeft geleerd dat er regelmatig om bijstand van OLAF wordt verzocht bij fraudegevallen waardoor de financiële belangen van de Europese Unie worden geschaad.
Op OLAF kan als deskundige een beroep worden gedaan hetzij met toestemming van de magistraat, hetzij in het kader van een gemeenschappelijk onderzoeksteam. Dat geldt met name voor de operationele analisten van OLAF. Hun deskundigheid, vooral die van de eenheid Magistraten, kan ook nuttig zijn, met name bij strafrechtelijke procedures in de landen die bij de onderzoeken betrokken zijn.
Wat de bevoegdheid van de Administratie der Douane en Accijnzen betreft, wordt voor de samenwerking met OLAF met name in verband met de traditionele eigen middelen bij voorkeur gebruik gemaakt van de instrumenten voor administratieve bijstand (toepassing van de bovengenoemde Verordening (EG) nr. 515/97 i).
Krachtens artikel 9, lid 3 1 , van de Wet van 9 december 2004 betreffende de wederzijdse internationale
rechtshulp in strafzaken en tot wijziging van artikel 90 ter van het Wetboek van strafvordering kunnen OLAF-functionarissen als deskundigen deel uitmaken van een onderzoeksteam. Onderzoeksverslagen van OLAF zijn toegestaan als bewijsmateriaal. (OLAF-verslagen moeten worden opgesteld met inachtneming van de bij het Belgisch recht vastgestelde procedures.) OLAF beschikt over de technische expertise en is in staat om in alle lidstaten en zelfs in derde landen onderzoek te verrichten zonder buitensporige administratieve formaliteiten. OLAF-functionarissen mogen geen dwangmaatregelen uitvoeren (inbeslagneming, toegang tot het terrein of de gebouwen van het economisch subject zonder diens toestemming).
5.1.6. OLAF - Commissie voor de coördinatie van de fraudebestrijding in de economische
sectoren (ICCF) De "Interdepartementale Commissie voor de coördinatie van de fraudebestrijding in de economische sectoren en voor de toepassing van Verordening (EEG) nr. 595/91 i - ICCF" zendt OLAF elk kwartaal een verslag toe overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1848/2006 i van de Commissie van 14 december 2006 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering
1 Artikel 9, § 3. In de in artikel 8, 4, bedoelde overeenkomst kan worden overeengekomen dat
vertegenwoordigers van derde landen, van Eurojust, van Europol of van OLAF als deskundigen deel uitmaken van deze onderzoeksteams. Zij mogen aanwezig zijn bij handelingen van opsporing of van gerechtelijk onderzoek, mits instemming van de in § 1 bedoelde magistraat. Zij mogen zelf geen daden van die aard verrichten.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 80
RESTREINT UE
van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en terugvordering van bedragen die in dat kader onverschuldigd zijn betaald, alsmede de organisatie van een informatiesysteem op dit gebied en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 595/91 i van de Raad. De ICCF coördineert die verslaggeving op nationaal niveau.
In de antwoorden op de vragenlijst werd gesteld dat de ICCF het volgende van OLAF verwacht:
− specifieke informatie over fraude op basis waarvan er gerechtelijke procedures kunnen
worden ingesteld;
− instandhouding van de informatiestroom na het begin van de gerechtelijke procedure;
− het innemen van duidelijke standpunten.
5.1.7. OLAF – Belgische betaalorganen (BIRB)
Indien er tijdens de controles van de Belgische betaalorganen (Belgisch interventie- en restitutiebureau - BIRB) onregelmatigheden worden ontdekt, worden de feiten geregistreerd en doorgezonden naar de handelsdiensten van het BIRB. De melding aan alle buitendiensten geschiedt vervolgens langs de gebruikelijke weg.
De Vlaamse overheid heeft de betrokken dienst een administratieve instructie over OLAF toegezonden.
Voor het Waals Gewest is er geen wetgeving over voorafgaande rapportage aan OLAF. Er worden geen gevallen aan OLAF gemeld tenzij ze aan de betrokkene zijn meegedeeld. Het Waals Gewest geeft aanwijzingen voor de invordering van middelen in verband met onregelmatigheden en ten onrechte betaalde hulp.
In het BIRB wordt er tussen de verschillende diensten over alle vermoedelijke of geconstateerde fraudegevallen informatie uitgewisseld.
Binnen de Vlaamse overheid wordt er uitgebreid samengewerkt met de juristen van OLAF, dat maandelijks een overzicht van de stand van de gebruikelijke procedures toezendt.
Het Waals Gewest stelt de gerechtelijke invordering van ten onrechte ontvangen bedragen in en houdt OLAF middels kwartaalverslagen op de hoogte van de follow-up van de procedures.
9518/1/10 REV 1 PN/ec 81
RESTREINT UE
5.2. Conclusies
• De Belgische autoriteiten nemen deel aan de bescherming van de financiële belangen van de
Europese Unie. Overeenkomstig de EU-voorschriften is er speciale wetgeving in het nationaal recht opgenomen en zijn er gespecialiseerde organisaties (zoals het interventie- en restitutiebureau) opgericht.
• Er zijn verschillende vormen van samenwerking tussen de Belgische autoriteiten en OLAF.
Aangezien OLAF geen rechtshandhavingsautoriteit is, heeft het niet rechtstreeks toegang tot gegevensbestanden die worden bijgehouden door rechtshandhavingsautoriteiten, maar de daarin opgeslagen informatie kan wel worden verkregen met behulp van de rechterlijke autoriteiten. Naar verluidt heeft de informatiestroom tussen die instanties geen last van obstakels. OLAF wordt in kennis gesteld van fraudegevallen die onder zijn bevoegdheid vallen.
• Het Belgische Wetboek van strafvordering biedt functionarissen van OLAF de mogelijkheid
om als deskundige auditors aan onderzoeksteams deel te nemen. Zij hebben echter geen toestemming om dwangmaatregelen te verrichten. OLAF zou een bepaalde rol vervullen bij het opsporen van misdrijven in België. Tijdens het evaluatiebezoek heeft het team echter geen cijfers gekregen over schendingen van de financiële belangen van de EU of over de samenwerking met OLAF (bijvoorbeeld de deelname aan gemeenschappelijke onderzoeksteams); daardoor was het niet mogelijk de mate van doeltreffendheid te beoordelen.
-
6.AANBEVELINGEN
Het evaluatieteam achtte het passend een aantal aanbevelingen te doen aan de Belgische autoriteiten. Dat laat het feit onverlet dat België terecht een goede naam heeft als het gaat over het voeren van een stringent beleid ten aanzien van financiële misdrijven en financieel onderzoek. Aan het evaluatieteam is gebleken dat gezien de huidige opzet, de samenwerking tussen de verschillende actoren over het algemeen goed is en dat alle beroepsmatig betrokkenen zeer gemotiveerd zijn en met grote inzet hun functie uitoefenen.
De deskundigen vatten hun suggesties samen in de vorm van de volgende aanbevelingen:
9518/1/10 REV 1 PN/ec 82
RESTREINT UE
6.1. Aanbevelingen aan België
-
1.Ondanks de geconstateerde hoge specialisatiegraad en deskundigheid - met name binnen de
DJF – zou er moeten worden gekeken naar de mogelijke gevolgen op middellange en lange termijn van het gebrek aan stimulansen voor jonge ambtenaren met het oog op het aantrekken van nieuwe personeelsleden voor het bestrijden van financiële misdrijven en het verrichten van financieel onderzoek, alsmede om de vereiste specialisatiegraad te handhaven, (zie punt 2.3.1).
-
2.Ondanks de door de reorganisatie van de politiediensten gebrachte verbetering zou er aandacht
moeten worden besteed aan de nog steeds bestaande versnippering van bevoegdheden en capaciteit bij de onderzoeken naar financiële misdrijven (zie punt 2.3.1).
-
3.België zou moeten nagaan of het feit dat de Bijzondere Belastinginspectie (BBI) geen
bevoegdheden heeft voor het verrichten van strafrechtelijk onderzoek in combinatie met artikel 29 WSV, op grond waarvan de aangifte van belastingmisdrijven uitsluitend via de hiërarchie van de binnenlandse belastingsadministratie verloopt, geen belemmerende werking heeft op de vervolging van belastingfraude (zie punt 2.3.1).
-
4.Er zou moeten worden onderzocht of artikel 44 van de wet op het politieambt in zijn huidige vorm
het delen van inlichtingen tussen verschillende rechtshandhavingsinstanties, met name douane en politie, wel vergemakkelijkt (zie punt 2.3.1).
-
5.De capaciteit van het openbaar ministerie voor het efficiënt omgaan met financiële misdrijven zou
evaluatie behoeven (zie punt 2.3.2).
-
6.De bij het federale parket en de gerechten voorhanden deskundigheid op het gebied van financiële
misdrijven zou moeten worden geëvalueerd en wellicht worden uitgebreid (zie punten 2.3.2 en 3.4).
-
7.Om de specialisatie van de instanties voor strafrechtelijke vervolging in verband met het
onderzoek naar financiële overtredingen te weerspiegelen, zou moeten worden overwogen om voor dergelijke dossiers in rechtbanken en hoven gespecialiseerde rechters te benoemen en de betrokken procureurs en onderzoeksrechters te verplichten om speciale opleiding te volgen over onder meer financiële onderwerpen (zie punt 3.4).
9518/1/10 REV 1 PN/ec 83
RESTREINT UE
-
8.Er zou moeten worden bekeken waarom het COIV niet alle beslissingen ontvangt in verband met
goederen die onder de definitie van "vermogensbestanddelen" vallen, aangezien er geen meldingsplicht bestaat bij een waarde aan vermogensbestanddelen van minder dan 2500 EUR (zie punt 2.3.2).
-
9.Er zou moeten worden onderzocht of de effectiviteit van het COIV en het rapportagevolume van
sommige actoren geen baat zouden hebben bij de introductie van online-rapportage aan dat orgaan (zie punt 2.3.2).
-
10.België zou een evaluatie moeten maken van de langdurige besluitvormingsprocedure die nodig is
om te bepalen of er al dan niet aan een Europol-analysebestand wordt deelgenomen (zie punt 3.4).
-
11.Er zou een evaluatie moeten worden gemaakt van de samenwerking van de Administratie der
Douane en Accijnzen met Europol in strafzaken (zie punt 3.4).
-
12.Er zou een evaluatie moeten komen van de opleiding van belastings-, douane- en
politiefunctionarissen over dit onderwerp en van de doorlopende informatieverstrekking aan hen over nieuwe tendensen en modi operandi op het gebied van criminaliteit (zie punt 2.3.3).
-
13.Alle wetgeving van de Europese Unie over dit onderwerp zou moeten worden uitgevoerd (zie
de punten 3.1.2.2, 4.2.2.1 en 4.3).
-
14.Er zou moeten worden bekeken of er een centrale database voor bankrekeningen
(vergelijkbaar met de Franse FICOBA) moet worden opgezet, wat een manier zou kunnen zijn om financiële onderzoeken en onderzoeken naar financiële misdrijven te faciliteren (zie punt 3.1.1).
-
15.België dient 18 maanden na de evaluatie een follow-up van deze aanbevelingen te verrichten
en verslag over de voortgang uit te brengen aan de Multidisciplinaire Groep georganiseerde criminaliteit (MDG).
9518/1/10 REV 1 PN/ec 84
RESTREINT UE
6.2. Aanbevelingen aan de Europese Unie, haar lidstaten, instellingen en agentschappen 6.2.1. Aan de lidstaten
De lidstaten zouden de mogelijkheid moeten overwegen om tijdens het onderzoeksstadium vermogensbestanddelen in beslag te nemen, zoals dat in het Belgische rechtsstelsel kan; daarnaast zouden zij oog moeten hebben voor de voorbeeldige rol die het Belgische COIV daarbij vervult (zie punt 2.3.2).
6.2.2. Aan de EU
Aangezien er door de Belgische autoriteiten slechts zelden gebruik wordt gemaakt van de beslissing tot bevriezing krachtens Kaderbesluit 2003/577 i/JBZ, zou de Europese Unie moeten analyseren waarom dat zo is en of dat in andere lidstaten ook het geval is (zie punt 4.1.2).
____________________
9518/1/10 REV 1 PN/ec 85
RESTREINT UE
BIJLAGE A PROGRAMME FOR VISIT
Mardi 24 novembre 2009
09.30 Représentant du Ministre de la Justice, SPF Justice (DG Législation, Libertés et
Droits fondamentaux et Service de la politique criminelle), Commission Interdépartementale pour la Coordination de la Lutte contre la fraude dans les secteurs économiques et pour l’application du règlement CE n° 595/51 (CICF) et Collège pour la lutte contre la fraude fiscale et sociale (Mr. Devlies) Lunch
14.30- Réseau d’expertise ECOFINFISC du Collège des procureurs généraux et Parquet fédéral
Mercredi 25 novembre 2009
Matin Organe central pour la Saisie et la Confiscation (OCSC)
Lunch 14.30 Section financière du Parquet de 1ère instance de Bruxelles et magistrat(s)
d'instruction
Jeudi 26 novembre 2009
09.00 Secrétaire d'Etat à la fraude (Mr. Clerfayt), Comité permanent de lutte contre la fraude fiscale (CAF), Administration de la Fiscalité des Entreprises et des Revenus (AFER), Administration des Douanes et Accises et Administration de l’Inspection Spéciale des Impôts (ISI)
Lunch 14.00-16.00 Cellule de Traitement des Informations Financières (CTIF) 16.00- Commission bancaire, financière et assurances (CBFA)
Vendredi 27 novembre 2009
09.30-12.00 Police fédérale (Direction de la lutte contre la criminalité économique et financière)
________________
9518/1/10 REV 1 PN/ec 86
RESTREINT UE
BIJLAGE B LIST OF PERSONS INTERVIEWED
SPF Justice
Hubert PONCELET, Conseiller du Ministre de la Justice
Daniel FLORE, Conseiller général, DG Législation, Direction du droit pénal
Fabienne BULTOT, Attaché, Service de Politique criminelle
Stéphanie BOSLY, Attaché, DG Législation, Direction du droit pénal, Service de droit pénal européen
Jessica FAILLA, Attaché, DG Législation, Direction du droit pénal, Service de droit pénal spécial Laurence MAINFROID, Attaché, DG Législation, Direction du droit pénal, Service de droit pénal général
SPF Economie
Dirk DE MAESENEER, Inspecteur-Directeur
Collège des procureurs généraux
Patrick DE WOLF, Avocat général, coordinateur principal du réseau d'expertise ECOFINFISC et du réseau d'expertise en matière de lutte contre la corruption
Parquet fédéral
Erwin DERNICOURT, magistrat fédéral
OCSC
Francis DESTERBECK, Directeur
Parquet de 1ère instance de Bruxelles
Patrick CAROLUS, Substitut du Procureur du Roi, Chef de la section financière
Paul D’HAEYER, Substitut du Procureur du Roi
Jean-Claude VAN ESPEN, juge d’instruction
Michel CLAISE, juge d’instruction
SPF Finances
Jean-François SMETS, Conseiller du Secrétaire d’Etat adjoint au Ministre des Finances
Joke DESCHACHT, Inspecteur Principal à la direction II/3 des Services Centraux de l'Afer, secteur TVA
Marie-Christine JANS, Inspecteur à la Direction II/1, secteur CD
Marc SIMON, Directeur Service 4/1 de l'AAF, collaborateur du CAF
Christophe CHARLES, Inspecteur, service 1 de l'Administration centrale ISI
Laurent WATERSCHOOT, Inspecteur, Service Recouvrement & Contentieux, Douanes & Accises Jean-Frédéric ANDRE, Inspecteur, Service Gestion des Groupes Cibles, Douanes & Accises
Gien-Kuo WANG, Inspecteur, Service Gestion des Groupes Cibles, Douanes & Accises
9518/1/10 REV 1 PN/ec 87
RESTREINT UE
CTIF
Jean-Claude DELEPIERE, Président
Marc PENNA, Conseiller
CBFA
Stéphane DE MAGHT
Police fédérale
Johan DENOLF, directeur, Direction criminalité économique et financière (DJF)
Danièle GOFFINET, adjoint du directeur DJF
Johan DE VOLDER, adjoint du directeur DJF
Jan BUYS, adviseur stratégie, gestion et analyse auprès du directeur DJF
Stefan PRINS, officier responsable pour BTS/GLI de la direction DJF
Luc BEIRENS, chef de service de la Federal Computer Crime Unit (FCCU)
Pieter DE MEY, chef de service de l’Office Central de la lutte contre la criminalité économique et financière (OCDEFO)
Marc DE BACKER, officier de la section Blanchiment de l'OCDEFO
Nico GEYSEN, officier de liaison de l'OCDEFO auprès de l’Organe central de Saisie et
Confiscation (OCSC)
Alain LUYCKX, chef de service de l’Office Central de la lutte contre la corruption (OCRC)
Alain BOUCAR, chef de service de l’Office Central de la lutte contre les faux (OCRF)
Georges CEUPPENS, chef de service de la Federal Unit against swindling and for Ecofin documentation (FUSE)
Marc VERVAENEN, adjoint du directeur, direction pour la coopération policière internationale
(CGI)
_________________
9518/1/10 REV 1 PN/ec 88
RESTREINT UE
BIJLAGE C LIST OF ABBREVIATIONS/GLOSSARY OF TERMS
ACRONYM ACRONYM IN THE ABBREVIATION ORIGINAL LANGUAGE ENGLISH EXPLANATION
TERM (FRENCH/DUTCH) AFER Administration de la Fiscalité Corporate and Income Tax
des Entreprises et des Revenus Administration
AFSCA Agence fédérale pour la Federal Agency for Food Safety Sécurité de la Chaîne
alimentaire
ARO -/- Asset Recovery Office
ASA Agence pour la Simplification Agency for Administrative administrative Simplification
BCE Banque-Carrefour des Crossroads Bank for Businesses Entreprises
BIRB Bureau d'Intervention et Belgian Intervention and
Restitution Belge Refunds Bureau
CAF Comité permanent de lutte Standing Committee for the contre la fraude fiscale Fight against Tax Fraud
CARIN -/- Camden Assets Recovery
Inter-Agency Network
CBFA Commission bancaire, Belgian Banking, Finance and financière et assurances Insurance Commission
CIC Code d’Instruction Criminelle Code of Criminal Procedure
CICF Commission Interdepartmental Coordinating Interdépartementale pour la Committee on Combating Fraud Coordination de la Lutte contre in the Business Sector
la fraude dans les secteurs économiques
CIP Cellule interdépartementale de Interdepartmental Prevention
Prévention Unit
CMSA Cellule Multidisciplinaire de Multidisciplinary Unit on Fraud Lutte contre la Fraude pour la Prevention for the Safety of the Sécurité de la Chaîne Food Chain
Alimentaire
CP Code Pénal Penal Code
9518/1/10 REV 1 PN/ec 89
RESTREINT UE
ACRONYM ACRONYM IN THE ABBREVIATION ORIGINAL LANGUAGE ENGLISH EXPLANATION
TERM (FRENCH/DUTCH) CTIF Cellule du Traitement des Belgian Financial Intelligence
Informations Financières Processing Unit
DGCM Direction Générale du Contrôle Directorate-General for et de la Médiation Supervision and Mediation
DGJ Direction Générale de la Police Criminal Investigation
Judiciaire Department
DIV Dienst voor Inschrijving van de Belgian motor vehicle database Voertuigen
DJF Direction pour la lutte contre la Economic and Financial Crime criminalité économique et Directorate
financière organisée
EAGGF -/- European Agricultural Guidance and Guarantee Fund
EIS -/- Europol Information System
FCCU -/- Federal Computer Crime Unit
FCIC -/- Financial Crime Information
Centre
FEDICT Service public fédéral FPS Information and
Technologie de l’Information et Communication Technology de la Communication
FPS Service Public Fédéral Federal Public Service
FUSE -/- Federal Unit against Swindling and for Economic and Financial Documentation
ISI Inspection Spéciale des Impôts Special Tax Inspectorate
JIT -/- Joint Investigation Team
NSP -/- National Security Plan
OCDEFO l’Office central pour la lutte Central Organised Economic contre la criminalité and Financial Crime Office
économique et financière grave
OCRC Office central pour la répression Central Anti-Corruption Office contre la corruption
9518/1/10 REV 1 PN/ec 90
RESTREINT UE
ACRONYM ACRONYM IN THE ABBREVIATION ORIGINAL LANGUAGE ENGLISH EXPLANATION
TERM (FRENCH/DUTCH) OCRF L’Office central pour la Central Office for Combating
répression des faux Forgeries
OCSC l’Organe Central pour la Saisie Central Body for Seizure and et la Confiscation Confiscation
OCTA -/- Organised Crime Threat
Assessment
OLAF Office européen de lutte anti European Anti-Fraud Office fraude
PJF Directions judiciaires Decentralised Criminal déconcentrées (dites PJF). Investigation Directorate
ROCTA -/- Russian Organised Crime
Threat Assessment
SPF Service Public Fédéral Federal Public Service
(now used in Belgium instead of "Ministry")
STR -/- Suspicious Transaction Report
VIES -/- VAT Information Exchange
System (V.I.E.S.)
____________________
9518/1/10 REV 1 PN/ec 91