Voorlopig verslag - Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het creëren van de mogelijkheid tot maximering van het gebruik van meeneembare studiefinanciering

Dit voorlopig verslag is onder nr. A toegevoegd aan wetsvoorstel 33453 - Creëren van de mogelijkheid tot maximering van het gebruik van meeneembare studiefinanciering i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het creëren van de mogelijkheid tot maximering van het gebruik van meeneembare studiefinanciering; Voorlopig verslag
Document­datum 27-02-2013
Publicatie­datum 27-02-2013
Nummer KST33453A
Kenmerk 33453, nr. A
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2012–2013

33 453

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het creëren van de mogelijkheid tot maximering van het gebruik van meeneembare studiefinanciering

A

VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP1

Vastgesteld 26 februari 2013

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven de volgende vragen en opmerkingen aan de regering voor te leggen.

  • 1. 
    Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van dit wetsvoorstel en hebben daarover een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgenomen Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het creëren van de mogelijkheid tot maximering van het gebruik van meeneembare studiefinanciering. Graag maken zij gebruik van de mogelijkheid de regering hierover enkele vragen te stellen.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel een plafond in te stellen voor het gebruik van meeneembare studiefinanciering. Zij hebben begrip voor de aanleiding daartoe, namelijk de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie die strekt tot gelijke behandeling van Nederlanders en migrerende werknemers waar het gaat om de sociale positie. De wijze waarop het voorliggende voorstel de gevolgen van deze uitspraak verdisconteert – het nogal botte instrument van een plafond – roept bij deze leden een aantal vragen op.

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dupuis (VVD), Linthorst (PvdA), Kox (SP), Sylvester (PvdA), Essers (CDA), Engels (D66), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU) Schaap (VVD), Smaling (SP), Flierman (CDA) (voorzitter), Lokin-Sassen (CDA), Backer (D66), Ganzevoort (GL) (vice-voorzitter), De Lange (OSF), Koole (PvdA), Sent (PvdA), Vlietstra (PvdA), Van Strien (PVV), Sörensen (PVV), Frijters-Klijnen (PVV), Bruijn (VVD)

  • 2. 
    Algemeen

Kosten en baten internationalisering

De leden van de PvdA-fractie menen dat meeneembare studiefinanciering voor het volgen van een studie in het buitenland veel studenten belangrijke kansen biedt. Met teleurstelling constateren zij dat beperkingen voor de aanvraagmogelijkheden worden ingebouwd uit ogenschijnlijk louter budgettaire overwegingen. Zij zouden hier meer begrip voor kunnen opbrengen als de regering met een inhoudelijke onderbouwing van de voorgestelde wetswijziging zou komen en vragen de regering hierbij gaarne om deze te verschaffen.

Naast de kosten die voor de overheid zijn verbonden aan meeneembare studiefinanciering vragen de leden van de PvdA-fractie graag aandacht voor de baten van studeren. Er is mogelijk sprake van gederfde baten als studenten geen studie in het buitenland volgen, zowel voor de studenten zelf (vanwege een lager inkomen) als voor de overheid (vanwege lagere belastinginkomsten). Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie een berekening van de gemiddelde gederfde baten per student alsmede cijfermatig inzicht in de manier waarop deze door de regering in overweging genomen zijn bij de voorliggende wetswijziging.

Daarnaast derft de overheid inkomsten omdat ouders van studenten die een volledige studie in het buitenland volgen en die geen studiefinanciering mee kunnen nemen een deel van de kosten voor levensonderhoud als aftrekpost voor de belasting kunnen opvoeren. Dit kan totdat het studerende kind 30 jaar wordt. Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie een berekening van de gemiddelde gederfde inkomsten per student die zonder studiefinanciering in het buitenland studeert, van de maximale gederfde inkomsten voor de overheid, alsmede cijfermatig inzicht in de manier waarop deze door de regering in overweging genomen zijn bij de voorliggende wetswijziging.

Berekening financiële risico loslaten 3 uit 6-eis

De leden van de PvdA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het gemiddelde beursbedrag dat studenten zouden ontvangen circa € 5000 bedraagt.2 Voorts verwijst de regering hierin naar een onderzoek van het Center for Higher Education Policy Studies (CHEPS) waaruit blijkt dat zonder 3 uit 6-eis naar schatting maximaal 8000 extra WSF-beursgerechtigde kinderen van migrerende EU-werknemers aanspraak kunnen maken op meeneembare studiefinanciering. Zo komt de regering tot een berekening van het financiële risico voor de overheidsuitgaven van circa € 40 miljoen (€ 5000 x 8000). Echter, in de studie van CHEPS wordt uitgegaan van een gemiddelde subsidie per uitwonende student onder de Wet studiefinanciering van € 6404,76. Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie een toelichting van de regering op het verschil tussen deze twee bedragen.

Alternatieve criteria meeneembare studiefinanciering

De uitspraak van het Hof leidt zonder nader beleid tot een potentiële toename van de aanspraken op meeneembare studiefinanciering van maximaal 40 miljoen euro, begrijpen de leden van de GroenLinks-fractie. Welke alternatieve criteria voor de meeneembare studiefinanciering zijn overwogen (naast de 3 uit 6-regel) om te bewerkstelligen dat deze studiefinanciering primair beschikbaar blijft voor studenten uit Nederland

Kamerstukken II 2012/13, nr. 3, p. 2.

en uit gezinnen van in Nederland werkzame migrerende werknemers, zonder het risico van uitdijende aanspraken op deze financiering uit andere delen van de Europese Unie? Op welke gronden zijn deze alternatieve criteria verworpen? Graag een reactie.

  • 3. 
    Invulling ministeriële regeling: plafond en instroommomenten

De leden van de VVD-fractie vinden de methode van het stellen van een plafond complex en vragen of deze goed is uit te leggen. Wat zijn de implicaties voor studenten wat betreft de inschrijving? Kan dat door het gehele jaar, op twee momenten of op één moment in het jaar? Buitenlandse universiteiten hebben vaak twee momenten per jaar waarop semesters beginnen. Worden de inschrijfmomenten daarop afgestemd of vallen er gaten?

Verder hebben de leden van de VVD-fractie vragen over het moment waarop het plafond wordt vastgesteld. Pas tijdens de behandeling in de Tweede Kamer gaf de minister de toelichting dat het plafond pas gesteld wordt gaande weg, als blijkt dat de inschrijvingen van «onbedoelde gevallen» uit de hand lopen. Het plafond wordt dus niet vooraf gesteld. Voor iedereen die zich tot dan toe heeft ingeschreven kan dit plafond dan niet met terugwerkende kracht worden toegepast, maar voor iedereen die na de aankondiging komt, is het wel van toepassing. In theorie is het dan mogelijk dat het plafond geheel gevuld is met «onbedoelde gevallen» die zich massaal in de eerste maanden inschrijven en dat «bedoelde gevallen» – Nederlandse studenten met een binding met NL – achter het net vissen. Wat gebeurt er dan? Hoeveel risico van overschrijden is er op jaarbasis indien een plafond pas reactief wordt gesteld?

De leden van de PvdA-fractie lezen in de nota naar aanleiding van het verslag dat om redenen van uitvoerbaarheid is gekozen voor het «wie het eerst komt, die het eerst maalt»-principe.3 Het is blijkens deze nota de bedoeling om in de ministeriële regeling waarin het financiële plafond kan worden vastgesteld, ook één moment vast te stellen vanaf wanneer kan worden aangevraagd (waarschijnlijk: 1 april). Echter, studies kennen verschillende instroommomenten. Deelt de regering de mening van de leden van de PvdA-fractie dat een datum als 1 april studenten benadeelt die in de tweede helft van een academisch jaar in willen stromen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt zij daaraan?

De leden van de PvdA-fractie merken verder op dat de komende periode nauwlettend door de regering gemonitord zal worden hoe het gebruik van meeneembare studiefinanciering zich ontwikkelt en of er een verdringingseffect optreedt. Op termijn zal door de regering bekeken worden of er alternatieve oplossingen moeten komen om een dergelijk verdringingseffect tegen te gaan. Graag vernemen de leden van de PvdA-fractie welke alternatieve oplossingen de regering overweegt om een dergelijk verdringingseffect tegen te gaan en hoe deze zich in detail verhouden tot het voorgestelde plafond.

In het voorliggende voorstel wordt door het plafondmechanisme het recht op meeneembare studiefinanciering de facto omgezet in een voorziening met een maximale omvang, constateren de leden van de GroenLinks-fractie. Deelt de regering de visie van deze leden dat dat de rechtszekerheid van studenten die een internationale studie overwegen vermindert, omdat zij anders dan voorheen niet weten of zij daadwerkelijk aanspraak kunnen maken op deze studiefinanciering? Zo ja, op welke

Kamerstukken II 2012/13, 33 453, nr. 6, p. 8.

3

principiële gronden is deze vermindering van rechtsgeldige aanspraken gebaseerd?

Nu de groep studenten die aanspraak zou kunnen maken op de meeneembare studiefinanciering niet beperkt wordt door heldere en eenduidige criteria, maar slechts een plafond wordt ingesteld voor het aantal aanvragers, is de kans reëel dat deze studenten, ook als zij uit andere delen van de Europese Unie komen, ervoor zullen kiezen zich aan een Nederlandse universiteit in te schrijven en gebruik te maken van de reguliere studiefinanciering. Welke gedragseffecten verwacht de regering op dit punt en welke bedragen zijn daarmee gemoeid? Graag een reactie van de regering.

  • 4. 
    Uitzonderingsregel zittende studenten

De leden van de PvdA-fractie lezen voorts in de nota naar aanleiding van het verslag dat de regering voornemens is alleen een plafond te stellen aan het aantal (nieuwe) aanvragen om daarmee de groep zittende studenten ongemoeid te laten.4 Als een zittende student met Nederlandse studiefinanciering een volledige bacheloropleiding in het buitenland heeft afgerond en vervolgens een volledige masteropleiding in het buitenland wil volgen, geldt de aanvraag voor meeneembare studiefinanciering van deze student dan als een nieuwe aanvraag en zou deze aanvraag afgewezen kunnen worden als het plafond is bereikt? Graag een reactie van de regering op deze vraag.

  • 5. 
    Tot slot

De leden van de VVD-fractie vinden de regeling in strijd met wat Europa bedoelt. Het vrije verkeer van werknemers wordt te strikt uitgelegd, zo lijkt het. Derhalve spreken zij van harte steun uit voor de met algemene stemmen in de Tweede Kamer aangenomen motie Bisschop en Rog5, waarin de minister wordt verzocht dit bij de Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport (OJCS) ter sprake te brengen teneinde verheldering dan wel aanpassing van de verordening te bewerkstelligen. De vraag is of Nederland de uitspraak van het Hof naast zich neer had kunnen leggen, aldus deze leden.

De commissie ziet met belangstelling uit naar de reactie van de regering en ontvangt de memorie van antwoord graag binnen vier weken na vaststelling van dit voorlopig verslag.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en

Wetenschap

Flierman

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Bergman

4  Kamerstukken II 2012/13, 33 453, nr. 6, p. 7.

5  Kamerstukken II 2012/13, 33 453, nr. 12.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.