VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ inzake de tenuitvoerlegging door de lidstaten van Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof.

1.

Tekst

 

|

2.

52013DC0240

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ inzake de tenuitvoerlegging door de lidstaten van Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof. /* COM/2013/0240 final */

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ

inzake de tenuitvoerlegging door de lidstaten van Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof.

INHOUDSOPGAVE

1........... Inleiding.......................................................................................................................... 4

1.1........ Achtergrond................................................................................................................... 4

1.2........ Rechtskader................................................................................................................... 5

1.3........ Algemene beginselen voor toezicht en controle op overbrenging....................................... 6

2........... Tenuitvoerlegging van de algemene bepalingen................................................................. 7

2.1........ Omzetting van de richtlijn................................................................................................ 7

2.2........ Uniform document voor toezicht en controle op overbrenging.......................................... 7

2.3........ Bevoegde autoriteiten..................................................................................................... 8

2.4........ Toezending..................................................................................................................... 8

2.5........ Raadgevend comité........................................................................................................ 8

2.6........ Periodieke verslagen....................................................................................................... 9

3........... Verslagen van de lidstaten............................................................................................... 9

3.1........ Overbrenging................................................................................................................ 10

3.2........ Uitvoer uit de Gemeenschap......................................................................................... 10

4........... Conclusies.................................................................................................................... 11

  • 1. 
    Inleiding

Bij Richtlijn 2006/117/Euratom[1] wordt een communautair systeem vastgesteld voor toezicht en controle op grensoverschrijdende overbrengingen van radioactief afval en verbruikte splijtstof teneinde een adequate bescherming van de bevolking te waarborgen. Deze richtlijn is van toepassing op grensoverschrijdende overbrengingen wanneer het land van herkomst, het land van bestemming of een land van doorvoer een lidstaat van de Gemeenschap is. Zij zorgt ervoor dat de lidstaten in kwestie in kennis worden gesteld van de overbrenging van radioactief afval en verbruikte splijtstof naar of via hun grondgebied en verplicht zijn toestemming te verlenen of redenen te geven voor weigering van toestemming voor zulke overbrengingen.

De richtlijn bepaalt dat de lidstaten periodiek verslag moeten uitbrengen aan de Commissie en dat de Commissie op haar beurt periodiek verslag uitbrengt aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité. Doel van deze verslaglegging is een nuttig overzicht te geven van de vergunningen die in de hele Gemeenschap zijn verleend en na te gaan welke problemen de lidstaten in de praktijk zijn tegengekomen bij de uitvoering van de bepalingen van de Richtlijn en de oplossingen die zij hiervoor hebben gevonden.

Dit is het eerste verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad. Na de inleiding biedt dit verslag:

  • – 
    feedback over de tenuitvoerlegging van de algemene bepalingen (hoofdstuk 4) van de richtlijn;
  • – 
    een beknopt overzicht van de informatie van de lidstaten die verslag uitbrengen aan de Commissie over de tenuitvoerlegging van de richtlijn. Deze informatie werd opgesteld in overleg met de afzonderlijke lidstaten. Nadere gegevens over de tenuitvoerlegging van de richtlijn door de lidstaten worden verstrekt in het werkdocument van de diensten van de Commissie SWD (2013)150.

In de conclusie van het verslag worden de uitdagingen geschetst waaraan meer aandacht moet worden besteed en die in nauwe samenwerking met het raadgevend comité en de lidstaten zullen worden behandeld.

1.1.        Achtergrond

Alle EU-lidstaten produceren radioactief afval dat gegenereerd wordt door talloze activiteiten zoals de elektriciteitsproductie in kernreactoren en toepassingen met radio-isotopen in de geneeskunde, de industrie, de landbouw en in onderzoek en opleiding. De werking van kernreactoren brengt tevens verbruikte splijtstof voort. "Verbruikte splijtstof" is splijtstof die is bestraald in en permanent verwijderd uit een reactorkern. Wanneer afgewerkte splijtstof uit een reactorkern wordt uitgeladen, wordt het opgeslagen in speciaal hiertoe ingerichte reservoirs om de aanvankelijke hitte- en stralingsniveaus omlaag te brengen. Vervolgens wordt de afgewerkte splijtstof over de weg, per spoor of over zee overgebracht naar een tijdelijke opslagplaats of een opwerkingsfabriek waar het zal worden opgewerkt.

Veertien van de zevenentwintig lidstaten hebben actieve kernreactoren en nog eens twee lidstaten hebben kernreactoren die nu buiten werking worden gesteld[2]. De meeste lidstaten hebben onderzoeksreactoren.

Elke lidstaat is volledig verantwoordelijk voor de keuze van zijn nationale beleid met betrekking tot het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstof. Verbruikte splijtstof kan worden beschouwd als bruikbare grondstof die kan worden opgewerkt, of als radioactief afval bestemd voor berging. Er moet dan ook bijzondere aandacht worden besteed aan verbruikte splijtstof. Ongeacht de keuze die de lidstaten maken voor het beheer van hun radioactief afval en verbruikte splijtstof, blijven transportverrichtingen van dergelijk materiaal tussen de lidstaten en naar en vanuit de Gemeenschap noodzakelijk.

1.2.        Rechtskader

Verrichtingen voor overbrenging van radioactief afval of verbruikte splijtstof zijn onderworpen aan een aantal voorschriften van communautaire rechtsinstrumenten[3] en internationale juridisch bindende verdragen[4] die met name betrekking hebben op het veilig vervoer van radioactief materiaal en de omstandigheden waaronder radioactief afval of verbruikte splijtstof in het land van bestemming wordt verwijderd of opgeslagen.

Ingevolge de communautaire wetgeving is het met het oog op de bescherming van de gezondheid van de werknemers en de bevolking vereist dat overbrenging van radioactief afval of verbruikte splijtstof tussen lidstaten en naar en vanuit de Gemeenschap wordt onderworpen aan een dwingend en gemeenschappelijk stelsel van voorafgaande vergunningen. Dit systeem van voorafgaande vergunningen voor overbrenging, dat in 1992 werd vastgesteld[5], werd in 2006 ingrijpend gewijzigd met de vaststelling van de richtlijn betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof, hierna de “richtlijn overbrenging"[6] genoemd. In het licht van de opgedane ervaring moesten de bepalingen van de richtlijn van 1992 worden gewijzigd ter verduidelijking en om begrippen en definities toe te voegen, oplossingen te vinden voor vraagstukken waar dit in het verleden niet was gedaan en ter vereenvoudiging van de bestaande procedure voor de overbrenging van radioactief afval tussen de lidstaten. Verder waren wijzigingen nodig om samenhang te kunnen waarborgen met andere communautaire en internationale bepalingen, en met name het Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval, waartoe de Gemeenschap op 2 januari 2006 toetrad.

De verplichtingen uit hoofde van de richtlijn overbrenging doen geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om hun verbruikte splijtstof uit te voeren voor opwerkingsdoeleinden. De richtlijn houdt echter niet in dat een lidstaat van bestemming overbrenging van radioactief afval of verbruikte splijtstof met het oog op eindbehandeling of eindberging moet accepteren, behalve wanneer het gaat om terugzending (naar het land van herkomst). Iedere weigering van een dergelijke overbrenging dient te worden gerechtvaardigd aan de hand van de in de richtlijn bepaalde criteria. De richtlijn overbrenging verbiedt voorts de uitvoer van radioactief afval of verbruikte splijtstof naar landen in Afrika, het Caribische Gebied en de Stille Oceaan (ACS) of derde landen die niet over de middelen beschikken om radioactief afval of verbruikte splijtstof veilig te beheren.

Bij de recent vastgestelde Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad[7], hierna de “richtlijn betreffende afvalstoffen” genoemd, worden aanvullende bindende voorwaarden ingevoerd voor de overbrenging van radioactief afval, met inbegrip van verbruikte splijtstof dat in geval van berging als afval wordt beschouwd. In artikel 4, lid 4, van de richtlijn betreffende afvalstoffen is in beginsel bepaald dat radioactief afval wordt geborgen in de lidstaat waar het is geproduceerd, tenzij op het moment van overbrenging een overeenkomst van kracht is tussen de betrokken lidstaat en een andere lidstaat of een derde land op grond waarvan een bergingsfaciliteit in één van deze landen zal worden gebruikt. Een dergelijke overeenkomst is echter ook onderworpen aan de door de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 2, van de richtlijn overbrenging en de bepalingen van de richtlijn betreffende afvalstoffen opgestelde criteria waarin onder meer is bepaald dat een dergelijke bergingsfaciliteit ten tijde van de overbrenging al veilig in werking moet zijn.

De richtlijn betreffende afvalstoffen doet geen afbreuk aan het recht van lidstaten om verbruikte splijtstof of afval van derde landen te accepteren voor ver- of opwerking of dit terug te sturen naar het land van herkomst. Het blijft de lidstaten bovendien vrij hun radioactief afval of verbruikte splijtstoffen voor ver- of opwerking over te brengen naar een andere lidstaat of een derde land. In beide gevallen blijft de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de veilige en verantwoorde berging van dit materiaal, en voor al het als bijproduct gegenereerde afval, berusten bij de lidstaat of het derde land van waaruit het radioactieve materiaal is verzonden.

1.3.        Algemene beginselen voor toezicht en controle op overbrenging

Een houder[8] die van plan is radioactief afval of verbruikte splijtstof binnen de Gemeenschap over te brengen, dan wel te doen overbrengen, dient bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst een naar behoren ingevulde aanvraag voor een vergunning in. Een aanvraag kan verschillende overbrengingen omvatten mits deze dezelfde kenmerken hebben en het om dezelfde route gaat (de landen en grenzen die doorkruist worden) en dezelfde autoriteiten bevoegd zijn.

Wanneer radioactief afval of verbruikte splijtstof in de Gemeenschap moet worden ingevoerd, moet de ontvanger een aanvraag indienen bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming. Wanneer een overbrenging plaatsvindt vanuit een lidstaat naar een derde land, nemen de bevoegde autoriteiten in het land van herkomst contact op met de relevante autoriteiten in het land van bestemming.

Overbrenging kan niet plaatsvinden voordat de bevoegde autoriteiten van het land van bestemming en van een eventueel land van doorvoer de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst in kennis hebben gesteld van hun toestemming. De in de richtlijn overbrenging vastgestelde termijn voor kennisgeving van toestemming of weigering bedraagt twee maanden na ontvangst van de aanvraag. Weigering van een lidstaat van bestemming of doorvoer moet op grond van de wetgeving inzake overbrenging en het beheer van radioactief afval of verbruikte splijtstof of op grond van relevante, nationale, EG- of international wetgeving die van toepassing is op het transport van radioactief materiaal worden gerechtvaardigd.

De bevoegde autoriteiten in de lidstaten van doorvoer of van bestemming kunnen verdere voorwaarden opleggen voor de overbrenging. De voorwaarden voor overbrenging binnen de Gemeenschap mogen echter niet strenger zijn dan die welke zijn vastgelegd bij de nationale wetgeving van een lidstaat voor de overbrenging van radioactief afval op zijn eigen grondgebied.

Wanneer niet kan worden voldaan aan de voorwaarden voor overbrenging of de overbrenging niet kan worden uitgevoerd, zien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst erop toe dat het radioactief afval of de verbruikte splijtstof in kwestie door de houder ervan wordt teruggenomen, tenzij een andere veilige regeling kan worden getroffen.

  • 2. 
    Tenuitvoerlegging van de algemene bepalingen

2.1.        Omzetting van de richtlijn

Op grond van de richtlijn overbrenging moesten de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om vóór 25 december 2008 aan deze richtlijn te voldoen.

Hoewel de meeste lidstaten zich aan deze termijn hebben gehouden, heeft een aantal lidstaten de richtlijn niet tijdig omgezet en heeft de Commissie tegen de desbetreffende lidstaten een inbreukprocedure ingeleid. De lidstaten in kwestie hebben vervolgens de maatregelen meegedeeld die zij hebben genomen om de richtlijn om te zetten en de Commissie kon deze procedures in de tweede helft van 2009 afsluiten, met uitzondering van Griekenland dat zijn omzettingsmaatregelen in september 2010 meedeelde.

Eind 2010 is de omzetting van Richtlijn 2006/117/Euratom voltooid. De richtlijn wordt nu in alle EU-lidstaten als ten uitvoer gelegd beschouwd.

2.2.        Uniform document voor toezicht en controle op overbrenging

De richtlijn overbrenging voorziet in het gebruik van een uniform document voor alle overbrengingen binnen het toepassingsgebied van de richtlijn. Rekening houdend met eerdere ervaringen werd in april 2008 een nieuw besluit van de Commissie tot vaststelling van het uniform document voor toezicht en controle op de overbrenging van radioactieve afvalstoffen en verbruikte splijtstof bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie[9].

Voor overbrenging van radioactief afval en verbruikte splijtstof (met inbegrip van verbruikte splijtstof bestemd voor de eindberging en als zodanig als afval ingedeeld) zijn in de bijlage van het uniform document formulieren opgenomen voor: de vergunningaanvraag; de ontvangstbevestiging voor de vergunningsaanvraag; de weigering van of toestemming voor overbrenging; de beschrijving van de zending/lijst van colli en bevestiging van ontvangst van de overbrenging. Het uniform document omvat tevens een lijst van minimumeisen waaraan een correct ingevulde aanvraag moet voldoen.

Naar aanleiding van een strijdigheid tussen Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad en de toelichting bij Besluit C(2008)793 van de Commissie van 5 maart 2008 tot vaststelling van het in Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad bedoelde uniform document voor toezicht en controle op de overbrenging van radioactieve afvalstoffen en verbruikte splijtstof werd in het Publicatieblad[10] een rectificatie gepubliceerd om de tekst dienovereenkomstig aan te passen.

Ook hebben de lidstaten gewag gemaakt van bepaalde problemen bij het gebruik van het uniform document. Details over deze inconsistentie en de problemen die zich hebben voorgedaan zijn te vinden in het werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2013)150. Het raadgevend comité zal zich over deze problemen buigen.

2.3.        Bevoegde autoriteiten

De "bevoegde autoriteiten" zijn alle autoriteiten die krachtens de respectieve wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van het land van herkomst, doorvoer of bestemming gemachtigd zijn uitvoering te geven aan het toezichts- en controlesysteem voor overbrengingen van radioactief afval of verbruikte splijtstof. Om de communicatie met de Commissie te verbeteren moeten alle lidstaten de Commissie de vereiste informatie verstrekken en de contactgegevens van hun bevoegde autoriteit(en).

De lijst van bevoegde autoriteiten in de lidstaten kan tevens worden geraadpleegd op de Europa‑website van de Europese Commissie via de volgende link:

http://ec.europa.eu/energy/nuclear/transport/shipment_directive_en.htm.

2.4.        Toezending

Overeenkomstig artikel 19 van de richtlijn overbrenging werkt de Commissie aanbevelingen uit voor een veilig en doeltreffend systeem voor de toezending van documenten en informatie met betrekking tot de bepalingen van deze richtlijn. De Commissie richt tevens een elektronisch communicatieplatform op en houdt dat bij om de contactgegevens van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten te kunnen verstrekken, de talen die aanvaardbaar zijn voor de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat en alle algemene voorwaarden en eventuele aanvullende eisen van de bevoegde autoriteiten van elke lidstaat voor een vergunning voor overbrenging.

De aanbeveling van de Commissie voor een veilig en doelmatig systeem voor toezending van documenten en informatie werd in juli 2009 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie[11].

Voor het elektronische platform richtte de Commissie een website op (zie bovenstaande link) die alle relevante informatie bevat met betrekking tot de richtlijn overbrenging. De beschikbaar gestelde gegevens worden indien van toepassing bijgewerkt op basis van door elke lidstaat aan de Commissie doorgegeven informatie overeenkomstig artikel 18, lid 2, van de richtlijn.

2.5.        Raadgevend comité

Bij de uitoefening van de in de richtlijn vastgelegde taken wordt de Commissie bijgestaan door een raadgevend comité dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten. Op de eerste bijeenkomst van dit comité in mei 2007 werden het mandaat en het werkprogramma van het raadgevend comité voor de komende jaren vastgesteld. Het comité hield negen bijeenkomsten die georganiseerd en voorgezeten werden door een vertegenwoordiger van de Commissie.

Het raadgevend comité formuleerde een advies:

  • – 
    over de oprichting en het gebruik van het uniform document;
  • – 
    over de aanbeveling van de Commissie betreffende criteria voor de uitvoer van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof naar derde landen;
  • – 
    over de aanbeveling van de Commissie voor een veilig en doelmatig systeem voor toezending van documenten.

De adviezen van het comité zijn in de notulen opgenomen.

Uit de tot op heden opgedane ervaring blijkt dat het raadgevend comité een goed en nuttig instrument is om de vertegenwoordigers van de lidstaten in staat te stellen hun ervaringen onderling en met de Commissie uit te wisselen.

2.6.        Periodieke verslagen

De lidstaten zijn verplicht voor het eerst eind 2011 en vervolgens om de drie jaar verslag uit te brengen aan de Commissie over de tenuitvoerlegging van de richtlijn overbrenging. Op basis van de verslagen van de lidstaten heeft de Commissie dit eerste samenvattend verslag opgesteld voor het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité om een nuttig overzicht te verschaffen van de in de Gemeenschap verleende vergunningen, terwijl ook de aandacht wordt gevestigd op de moeilijkheden die de lidstaten in de praktijk ondervinden en de toegepaste oplossingen.

Het raadgevend comité werd overeenkomstig artikel 20 en de in artikel 21 van de richtlijn vastgelegde procedures geraadpleegd over het ontwerpverslag en het bijbehorend werkdocument. Het raadgevend comité had geen belangrijke opmerkingen. De commentaren hadden hoofdzakelijk betrekking op aanpassing van contactgegevens.

Bij de verslaglegging moet met name aandacht worden besteed aan gevallen van terugzending naar aanleiding van niet-vergunde overbrenging en niet-aangegeven radioactief afval (artikel 4 van de richtlijn). De Commissie is in het kader van dit eerste verslag niet op de hoogte gebracht van gevallen die onder de bepalingen van artikel 4 vallen.

  • 3. 
    Verslagen van de lidstaten

Om de rapportageprocedure te stroomlijnen heeft de Commissie de lidstaten een modelverslag in twee delen ter beschikking gesteld. Het eerste deel heeft betrekking op informatie over de tenuitvoerlegging van de richtlijn, het tweede deel op informatie over overbrengingen. Alle lidstaten hebben een verslag ingediend bij de Commissie. Deze informatie werd vervolgens door de Commissie geanalyseerd en punten die verdere toelichting vergden werden indien nodig bilateraal met de desbetreffende lidstaat besproken. De voornaamste elementen van de verslagen van de lidstaten zijn samengevat in dit verslag. Nadere bijzonderheden zijn te vinden in het werkdocument van de diensten van de Commissie.

Over het algemeen werden door de lidstaten geen grote problemen gemeld bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn. Sommige lidstaten toonden zich wel bezorgd over de volgende aspecten:

  • – 
    Het feit dat er geen harmonisering bestaat op het vlak van vrijgaveniveaus voor radioactief afval in de EU kan ertoe leiden dat materiaal dat radioactieve stoffen bevat in een lidstaat wordt vrijgegeven terwijl dat in een andere lidstaat wel als radioactief afval wordt beschouwd.
  • – 
    Grensoverschrijdende overbrenging van sommig afval dat in de natuur voorkomend radioactief materiaal bevat (NORM[12]-afval) en niet het resultaat is van toegestane activiteiten in de zin van de geldende basisnormen voor de bescherming. Dit soort afval valt noch onder deze richtlijn noch onder de richtlijn betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën[13].

Beide punten zullen binnen het raadgevend comité verder worden onderzocht en behandeld.

3.1.        Overbrenging

De richtlijn overbrenging bepaalt dat overbrenging van radioactief afval en verbruikte splijtstof alleen mag plaatsvinden met de voorafgaande geïnformeerde toestemming van de bevoegde autoriteiten in alle betrokken lidstaten.

Veertien van de 27 lidstaten hebben toestemming verleend voor overbrengingen die binnen het toepassingsgebied van de richtlijn vallen. Het gaat hier om een relatief gering aantal vergunningen. In de door dit verslag bestreken periode (2008-2011) werden volgens opgaven van de lidstaten 161 vergunningen[14] afgegeven in het kader van de richtlijn. Van de vergunningen had 74% betrekking op overbrenging van afval, de overige 26% had betrekking op overbrenging van verbruikte splijtstof.

In de meeste gevallen ging het om overbrenging tussen lidstaten. Nadere informatie is te vinden in het bijgevoegde werkdocument van de diensten van de Commissie.

3.2.        Uitvoer uit de Gemeenschap

Onverminderd de bevoegdheid van elke lidstaat om zelf zijn beleid te bepalen betreffende de cyclus van verbruikte splijtstof en zoals reeds vermeld, doet de richtlijn overbrenging geen afbreuk aan het recht van een lidstaat om verbruikte splijtstof voor opwerkingsdoeleinden uit te voeren, rekening houdend met de beginselen van de gemeenschappelijke markt op het gebied van kernenergie en met name het vrij verkeer van goederen binnen de EU. Artikel 16, lid 1, van de richtlijn vermeldt duidelijk onder welke voorwaarden overbrenging naar het buitenland verboden is. Het gaat er met name om dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten geen toestemming mogen verlenen voor overbrenging naar een derde land dat niet beschikt over de administratieve en technische capaciteit en de regelgevingsstructuur om het radioactief afval of de verbruikte splijtstof veilig te beheren, zoals in het gezamenlijk Verdrag is vastgesteld.

Met het oog hierop en na overeenkomstig de procedure van artikel 21 overleg te hebben gepleegd met het raadgevend comité, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 2, en rekening houdend met onder meer de relevante veiligheidsnormen van het Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA), criteria vastgesteld die het de lidstaten vergemakkelijken te beoordelen of voldaan is aan de eisen voor uitvoer. Deze criteria zijn als aanbeveling van de Commissie in december 2008 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie[15].

Het aantal door de lidstaten opgegeven vergunningen voor uitvoer naar derde landen blijft relatief laag (17% van het totale aantal opgegeven vergunningen). Negen lidstaten meldden in totaal 28 vergunningen te hebben verleend voor uitvoer buiten de EU naar Rusland, China, Zwitserland, Japan en de VS. Zestien van deze vergunningen hadden betrekking op de overbrenging van verbruikte splijtstof voor opwerking (6 vergunningen voor verbruikte splijtstof van kernreactoren) of opwerking en opslag (10 vergunningen voor verbruikte splijtstof van onderzoeksreactoren). De overige 12 vergunningen werden verleend voor radioactief afval dat werd teruggebracht naar het land van herkomst (d.w.z. radioactief afval afkomstig van de verwerking van besmet materiaal in een van de lidstaten).

De lidstaten vermeldden dat overbrenging en uitvoer onder toezicht geschiedde en gecontroleerd werd in overeenstemming met de procedures en bepalingen die zijn vastgesteld in de richtlijn overbrenging. De Commissie kan aan de hand van de ingediende informatie echter niet nagaan of volledig is voldaan aan alle uitvoercriteria van de aanbeveling van de Commissie. Met name kan zij nagaan of de faciliteiten voor de behandeling van bestraalde splijtstof in derde landen daadwerkelijk zijn onderworpen aan een IAEA-veiligheidscontroleovereenkomst, samenhangend met de ondertekening en ratificatie van het non-proliferatieverdrag en de daarmee verband houdende aanvullende protocollen, en of voldaan is aan de eisen voor een hoog veiligheidsniveau overeenkomstig de richtlijn betreffende afvalstoffen.

De Commissie merkt in de verslagen van de lidstaten tevens een algemene samenhang en complementariteit op met de nationale verslagen die zijn opgesteld in het kader van de gezamenlijke internationale overeenkomst inzake de veiligheid van het beheer van afgewerkte splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactieve afvalstoffen, omdat hierin hoofdzakelijk het rechtskader en de verantwoordelijkheden worden beschreven.

  • 4. 
    Conclusies

De richtlijn overbrenging is in alle EU-lidstaten naar behoren omgezet. De algemene bepalingen in het kader van de richtlijn zijn uitgevoerd door het vaststellen en bekendmaken van het besluit en de aanbevelingen van de Commissie en de oprichting van het raadgevend comité.

Na evaluatie van de door de lidstaten in hun eerste verslagleggingsronde ingediende informatie, merkt de Commissie op dat de richtlijn nu volledig wordt uitgevoerd zodat een adequate bescherming van de bevolking wordt gewaarborgd. De richtlijn biedt een goed gestructureerd en operationeel kader voor toezicht en controle op overbrenging in alle lidstaten en zorgt ervoor dat grensoverschrijdende overbrenging van radioactief afval en verbruikte splijtstof alleen plaatsvindt met voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteiten van alle betrokken lidstaten.

Bij de uitvoering van de richtlijn overbrenging hebben zich nog geen ernstige problemen voorgedaan. Vragen in verband met de NORM-afval en vrijgaveniveaus met betrekking tot overbrenging van radioactief afval zullen verder worden behandeld in het bij deze richtlijn opgerichte raadgevend comité.

De Commissie stelt, wat de overbrenging van radioactief afval en verbruikte splijtstof betreft vast dat de bestaande bepalingen, met name de bepalingen tot uitvoering van de richtlijn tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren, de bevoegde nationale autoriteiten in staat stellen toezicht te houden op deze overbrenging op hun grondgebied.

Dit verslag biedt een eerste beknopt overzicht van de vergunningen die in het kader van de richtlijn overbrenging in de Gemeenschap zijn verleend. Het gaat om een relatief gering aantal en er wordt een duidelijk beeld geschetst van de situatie met betrekking tot uitvoer naar landen buiten de EU. Hoewel de uitvoercriteria van de Commissie alleen bekendgemaakt zijn als aanbeveling en juridisch dus niet bindend zijn, zal volledige naleving in de praktijk door de lidstaten een heikel punt blijven dat in nauwe samenwerking met het raadgevend comité verder moet worden onderzocht.

Bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn betreffende afvalstoffen worden de lidstaten verzocht concrete besluiten te nemen voor een veilig beheer van hun radioactief afval en verbruikte splijtstof. Dit zal tevens zeker een impact hebben op overbrenging binnen, in en uit de EU. In toekomstige verslagen zal dan ook informatie worden verstrekt over de verdere ontwikkeling van radioactief afval en verbruikte splijtstof.

Ten slotte is in de verslagperiode van drie jaar geen melding gemaakt van ongelukken die geleid hebben tot een lozing van radioactieve stoffen in het milieu waarbij sprake was van nationale of grensoverschrijdende transportbewegingen met radioactieve afvalstoffen of verbruikte splijtstof.

[1]                      PB L 337 van 5.12.2006, blz. 21.

[2]               De veertien lidstaten met actieve kernreactoren zijn België, Bulgarije, Tsjechië, Finland, Griekenland, Duitsland, Hongarije, Nederland, Roemenië, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Italië en Litouwen hebben alleen kernreactoren die buiten werking worden gesteld.

[3]               Met name Richtlijn nr. 96/92/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren.

                PB L 159 van 29.6.1996, blz. 1.

[4]               Met name het Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval.

[5]               Richtlijn 92/3/Euratom van de Raad van 3 februari 1992; PB L 35 van 12.2.1992, blz. 24.

[6]               Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof.

[7]               Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad van 19 juli 2011 tot vaststelling van een communautair kader voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval. PB L 199 van 2.8.2011, blz. 48.

[8]               "Houder": iedere natuurlijke of rechtspersoon die vóór de overbrenging van radioactief afval of verbruikte splijtstof krachtens het toepasselijke nationale recht verantwoordelijk is voor dergelijk materiaal en de uitvoering van deze overbrenging naar een ontvanger plant;

[9]               PB L 107 van 17.4.2008, blz. 32.

[10]             PB L 343 van 23 december 2011, blz. 149.

[11]             PB L 177 van 8.7.2009, blz. 5.

[12]             Natuurlijke radioactieve materialen (naturally occurring radioactive materials - NORM).

[13]             Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006.

[14]             Hierbij moet worden opgemerkt dat sommige vergunningen werden afgegeven voor verschillende overbrengingen die over een bepaalde periode werden uitgevoerd die de huidige verslagleggingsperiode kan overschrijden.

[15]             PB L 338 van 17.12.2008, blz. 69.

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.