WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING begeleidend document bij het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk en het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (herschikking)

1.

Kerngegevens

Document­datum 03-04-2013
Publicatie­datum 01-11-2013
Kenmerk 8066/13 ADD 2
Van Commission
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

RAAD VAN Brussel, 3 april 2013

DE EUROPESE UNIE (OR. en)

8066/13

Interinstitutioneel dossier: ADD 2

2013/0089 (COD) i

PI 52 CODEC 711

VOORSTEL

van: de Commissie

d.d.: 2 april 2013

Nr. Comdoc.: SWD(2013) 96 final

Betreft: WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE

SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING begeleidend document bij het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 207/2009 i van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk en het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (herschikking)

Hierbij gaat voor de delegaties het voorstel van de Commissie dat bij brief van de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, aan de heer Uwe CORSEPIUS, secretaris-generaal van de Raad van de

Europese Unie, is toegezonden.

Bijlage: SWD(2013) 96 final

8066/13 ADD 2 mt

DG G 3B NL

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 27.3.2013 SWD(2013) 96 final

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE

SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING

Begeleidend document bij het

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van VERORDENING (EG) nr. 207/2009 VAN DE RAAD van 26 februari

2009

inzake het Gemeenschapsmerk

en het

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (herschikking)

{COM(2013) 161 final i} {COM(2013) 162 final i} {SWD(2013) 95 final}

NL NL

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE

SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING

Begeleidend document bij het

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van VERORDENING (EG) nr. 207/2009 VAN DE RAAD van 26 februari

2009

inzake het Gemeenschapsmerk

en het

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (herschikking)

1. C ONTEXT

In Europa kan een handelsmerk worden ingeschreven op nationaal niveau bij de diensten voor intellectuele eigendom (IPR-diensten) van de lidstaten, of op het niveau van de EU als Gemeenschapsmerk bij het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) in Alicante (“BHIM”).

Sinds de jaren ’90, toen het acquis van het merkenrecht tot stand kwam, hebben noch de richtlijn inzake merkenrecht noch de verordening inzake het Gemeenschapsmerk grote wijzigingen ondergaan. De bedrijfswereld heeft de laatste twee decennia echter ingrijpende veranderingen doorgemaakt.

2. P ROBLEEMOMSCHRIJVING

De twee voornaamste problemen die aan het licht zijn gekomen, spruiten voort uit de uiteenlopende voorschriften van het bestaande regelgevingskader alsmede uit de beperkte samenwerking tussen de merkenbureaus.

Ten eerste worden niet alle procedures door de richtlijn beschreven, is het niveau van harmonisering van het materiële recht (met inbegrip van de optionele bepalingen) ontoereikend en bestaat er in de verordening inzake het Gemeenschapsmerk slechts een vage rechtsgrond voor samenwerking tussen het BHIM en de nationale diensten voor intellectuele eigendom (IPR-diensten).

Ten tweede moeten het BHIM en de nationale IPR-diensten nauw samenwerken, willen zij enige complementariteit en interoperabiliteit tussen het stelsel van de Gemeenschapsmerken en de nationale stelsels kunnen bewerkstelligen. Niet alleen ontbreekt daarvoor echter een duidelijke rechtsgrond maar er zijn nog twee andere factoren die samenwerking in de weg staan. Deze factoren zijn de ontoereikende technische faciliteiten (IT-uitrusting) van de nationale diensten alsmede het feit dat zij niet over de nodige financiële middelen beschikken om op lange termijn gemeenschappelijke instrumenten, bijvoorbeeld gemeenschappelijke gegevensbanken voor merken met onlinezoekmogelijkheden, te ontwikkelen, te lanceren en te exploiteren.

Bovengenoemde problemen brengen een reeks opmerkelijke nadelen mee voor de bedrijfswereld. Deze gebreken leiden niet alleen tot een beperkte toegankelijkheid van de stelsels voor merkenbescherming en brengen veel rechtsonzekerheid mee terwijl zij de complementaire relatie tussen het Gemeenschapsmerk en de nationale stelsels in gevaar brengen, maar verstoren ook de gelijke concurrentievoorwaarden voor ondernemingen, hetgeen verdere negatieve gevolgen heeft voor het concurrentievermogen in de EU.

Zonder de nodige aanpassingen dreigen de huidige niet optimale omstandigheden waarmee de Europese ondernemingen te maken krijgen, en het gebrek aan complementariteit tussen de merkenstelsels nog te verergeren.

Er zijn enkele veelbelovende pogingen ondernomen om praktische oplossingen te vinden voor een betere samenwerking tussen het BHIM en de nationale IPR-diensten, met name in het kader van het samenwerkingsfonds van het BHIM. Deze ervaring heeft echter de ernstige tekortkomingen van het bestaande regelgevingskader voor samenwerking aan het licht gebracht en heeft bewezen dat er grenzen zijn aan de samenwerking op vrijwillige basis.

Hoewel er initiatieven tot samenwerking zijn genomen, zijn de voordelen daarvan dus niet duurzaam gebleken en zullen de baten van de bestaande initiatieven integendeel kosten meebrengen indien de situatie blijft duren zoals zij nu is.

Het gevolg is dat hoe meer de nationale IPR-diensten aan efficiëntie inboeten, hoe minder aantrekkelijk zij worden ten aanzien van het stelsel van de Gemeenschapsmerken, met het gevaar dat houders van deze merken het gebruik ervan helemaal zullen opgeven en in plaats daarvan kiezen voor een Gemeenschapsmerk. Op lange termijn kan dit de leefbaarheid van de nationale stelsels aantasten, hetgeen indruist tegen de doelstelling dat nationale merken naast de Gemeenschapsmerken behouden moeten blijven in een systeem waarin zij harmonieus en complementair naast elkaar bestaan.

3. SUBSIDIARITEIT

Artikel 118, lid 1, VWEU markt voorziet in de vaststelling van maatregelen voor de invoering van Europese intellectuele-eigendomsrechten om te zorgen voor bescherming van deze rechten in de hele Unie, onder meer door de invoering van gecentraliseerde machtigings-, coördinatie- en controleregelingen op het niveau van de Unie. Artikel 114 VWEU bepaalt dat maatregelen worden vastgesteld inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen.

Het Gemeenschapsmerk is een autonoom Europees intellectuele-eigendomsrecht. Alleen de Europese wetgever kan de nodige wijzigingen in de verordening aanbrengen om het stelsel van Gemeenschapsmerken te verbeteren en te stroomlijnen. Hetzelfde geldt voor de nodige wijzigingen van de overeenstemmende bepalingen die reeds deel uitmaken van de richtlijn inzake merkenrecht.

Aangezien de vastgestelde problemen de invoering van gelijke concurrentievoorwaarden voor Europese ondernemingen in de weg staan (hetgeen negatieve gevolgen heeft voor hun concurrentievermogen), is het verder raadzaam maatregelen vast te stellen die de werking van de interne markt kunnen verbeteren. Dergelijke maatregelen, die het huidige niveau van harmonisering door middel van de richtlijn inzake merkenrecht moeten verhogen, kunnen alleen op het niveau van de Unie worden genomen, in het bijzonder omdat de samenhang met het stelsel van de Gemeenschapsmerken moet worden verzekerd.

Ten slotte is het BHIM een Europees regelgevend agentschap en kan de oplossing voor een ongunstige kaderregeling die doeltreffende samenwerking met de nationale diensten in de weg staat, alleen op EU-niveau worden gevonden.

4. D OELSTELLINGEN

De algemene doelstelling van de herziening is te komen tot een modernisering van het stelsel van handelsmerken in Europa, waarbij het concurrentievermogen van de Europese ondernemingen wordt verhoogd door een betere toegankelijkheid van de merkenstelsels (minder kosten, snellere behandeling en meer voorspelbaarheid), meer rechtszekerheid voor alle ondernemingen in de EU alsmede coëxistentie en complementariteit tussen het Europese stelsel en de nationale stelsels.

Tot de specifieke doelstellingen behoren de verbetering van de convergentie tussen de richtlijn inzake merkenrecht en de verordening inzake het Gemeenschapsmerk en de versterking van de samenwerking tussen het BHIM en de nationale IPR-diensten.

Als operationele doelstellingen moet ten slotte melding worden gemaakt van een verdere onderlinge aanpassing van de procedures inzake merkenrecht en de materiële regelingen, de invoering van regelgevende stimulansen om te komen tot samenwerking, de opbouw van technische capaciteit voor samenwerking op het niveau van de nationale IPR-diensten alsmede het waarborgen van langetermijnfinanciering voor deze vormen van samenwerking.

5. A NALYSE EN VERGELIJKING VAN BELEIDSOPTIES EN DE GEVOLGEN DAARVAN

De beleidsopties werden bestudeerd voor elk van de operationele doelstellingen en gemeten aan de hand van de criteria van effectiviteit (bereiken van doelstellingen) en efficiëntie (benodigde tijd, totale kosten en evenredigheid).

5.1. Onderlinge aanpassing van merkenwetgeving en procedures

Optie 1 (basisscenario): In dit geval is er geen verdere harmonisering, ondanks de kennelijke behoefte aan verdere aanpassing van het heterogene wettelijke kader.

Optie 2 (gedeeltelijke aanpassing): De aanpassing van de nationale wetten en de samenhang ervan met het stelsel van Gemeenschapsmerken zou verder worden uitgebreid door (i) aanpassing van de voornaamste procedureregels aan de verordening inzake het Gemeenschapsmerk, (ii) aanpassing van verdere materieelrechtelijke elementen die in de verordening inzake het Gemeenschapsmerk worden behandeld, en (iii) vermindering van de optionele bepalingen in de richtlijn inzake merkenrecht, in overeenstemming met de verordening inzake het Gemeenschapsmerk. Aangenomen wordt dat deze beperkte aanpassing voor lidstaten haalbaar zou zijn en binnen een redelijke termijn kan worden uitgevoerd.

Aangezien het zeer onzeker zou zijn of de vastgestelde doelstellingen kunnen worden bereikt indien de harmonisering op vrijwillige basis zou plaatsvinden (suboptie 2a), is het aangewezen de harmonisering te bewerkstellingen door middel van een juridisch verbindend instrument (suboptie 2b).

Optie 3 (volledige aanpassing): De onderlinge aanpassing zou op optie 2 worden gebaseerd maar omvat alle overblijvende aspecten van het materiële merkenrecht en de procedures. De aanpassing zou ofwel op vrijwillige basis (3a) ofwel verplicht (3b) plaatsvinden. Uit de analyse van de bestaande problemen is echter niet gebleken dat er kennelijke behoefte bestaat aan een volledige aanpassing van alle bepalingen inzake merkenrecht. Bovendien lijken de lidstaten niet bereid te zijn om deze omvangrijke oefening aan te pakken. Bijgevolg zou optie 3 onevenredig zijn ten aanzien van de reële behoeften en is de politieke haalbaarheid ervan hoogst onzeker.

Optie 4 (een enkel wetboek): Nationale merkenwetten zouden volledig worden vervangen door één enkel wetboek met eenvormige regels voor heel de EU. Bijgevolg zouden alle nationale diensten dezelfde bepalingen toepassen. Nog meer dan optie 3 zou deze optie echter duidelijk onevenredig zijn en moet zij dan ook onmiddellijk worden uitgesloten.

Doelstelling 1 – aanpassing van merkenwetten 1

Effectiviteit Efficiëntie Totaal

Grotere aanpassing van Benodig Totale Evenredigmerkenwetten en procedures de tijd kosten heid

1. Basisscenario 0 0 0 0 0

2. Gedeeltelijke aanpassing

2a. Vrijwillig ? -- - + -

2b. Verplicht ++ + - + ++

3. Volledige aanpassing

3a. Vrijwillig ? -- -- - -

3b. Verplicht ++ -- -- -- +/-

4. Een enkel wetboek ++ -- -- -- +/-

Naar verwachting zal de gekozen optie 2b een overweldigend positief effect hebben op alle gebruikers van het merkenstelsel, in het bijzonder de kleine en middelgrote ondernemingen. Op lange termijn zou het bijdragen tot meer efficiëntie en doeltreffendheid in de procedures van de nationale IPR-diensten en uiteindelijk aanzienlijke kostenbesparingen. Ten slotte zou dit duidelijke voordelen voor het BHIM opleveren, uitgaande van de gedachte dat het stelsel

1 Scores: positief effect: van licht positief (+) tot sterk positief (++); negatief effect: van licht negatief (-)

tot sterk negatief (--); onzeker resultaat: (?); geen effect: 0.

van Gemeenschapsmerken als benchmark kan dienen terwijl het Bureau als taak krijgt de activiteiten inzake convergentie van praktijken en instrumenten met de nationale diensten te ondersteunen en te coördineren. Bovendien zal één van de prioritaire harmoniseringsmaatregelen, de invoering van het “één-klasse-per-taks”-systeem, samengaan met een desbetreffende aanpassing van de aanvrage om een Gemeenschapsmerk, hernieuwing van de klassetaksen, die de gebruikers verder ten goede zal komen.

5.2. Gebrek aan duidelijke rechtsgrond voor samenwerking

Optie 1 (basisscenario): Er wordt niet voorzien in een specifieke rechtsgrond voor samenwerking.

Optie 2: Er wordt een duidelijke rechtsgrond ingevoerd om samenwerking tussen het BHIM en de nationale diensten mogelijk te maken (optionele samenwerking) teneinde praktijken te harmoniseren en gemeenschappelijke instrumenten en gegevensbanken te ontwikkelen. Gelet op de niet-verbindende aard hiervan kan niet worden verwacht dat alle bureaus deelnemen.

Optie 3: De nationale diensten en het BHIM zouden tot samenwerking worden verplicht (verplichte samenwerking). De doelstellingen inzake samenwerking worden duidelijk omschreven om toezicht op de uitvoering mogelijk te maken. Bijgevolg wordt de deelname van alle diensten verzekerd en krijgen zij het gemakkelijker, ten aanzien van hun begrotingsautoriteiten, om de toewijzing van middelen aan gemeenschappelijke projecten met andere IPR-diensten te rechtvaardigen en kan het BHIM zijn uitgaven voor samenwerking intern gemakkelijker rechtvaardigen.

Doelstelling 2 – voorzien in een passende rechtsgrond voor samenwerking

Effectiviteit Efficiëntie Totaal

Meer stimulansen voor Benodig Totale Evenredigsamenwerking de tijd kosten heid

1. Basisscenario 0 0 0 0 0

2. Rechtsgrond voor optionele ? + + ? ? samenwerking

3. Rechtsgrond voor verplichte ++ + + + + samenwerking

De gekozen optie 3 zorgt voor volledige samenwerking in het proces van convergentie van praktijken en ontwikkeling van gemeenschappelijke instrumenten en zou dus voldoen aan de verwachtingen van de gebruikers. Voor de nationale diensten zou de gekozen optie leiden tot aanzienlijke efficiëntiewinsten en minder kosten op middellange en lange termijn. De nationale bureaus zouden kunnen voortbouwen op de ervaring die zij hebben opgedaan in het kader van het samenwerkingsfonds van het BHIM, en het bestaande regelgevingskader verder ontwikkelen hetgeen een vlotte overgang gemakkelijker maakt. Het BHIM heeft duidelijk getoond in staat te zijn dergelijke grootschalige samenwerkingsprojecten daadwerkelijk en binnen een korte termijn te kunnen beheren en zal voordelen kunnen halen uit de gemeenschappelijke projecten.

5.3. Opbouw van capaciteit voor samenwerking inzake technische faciliteiten

Optie 1: Het zou aan elke IPR-dienst worden overgelaten de nodige faciliteiten aan te schaffen en te ontwikkelen.

Optie 2: Het zou mogelijk worden de vereiste faciliteiten en instrumenten ter beschikking te stellen in het kader van een vrijwillige samenwerking.

Optie 3: In deze optie worden de vereiste faciliteiten beschikbaar gesteld door middel van een kader voor verplichte samenwerking. Alleen deze optie kan waarborgen dat alle bureaus hun voordeel halen uit en inzetten op de ontwikkeling van gemeenschappelijke instrumenten en gegevensbanken.

Doelstelling 3 – Opbouw van technische capaciteit in de nationale IPR-diensten

Effectiviteit Efficiëntie Totaal

Grotere zekerheid in het Benodig Totale Evenredigverkrijgen van faciliteiten de tijd kosten heid

1. Basisscenario 0 0 0 0 0

2. Optionele toegang tot ? ? + + ? instrumenten

3. Verplichte toegang tot ++ + + + + instrumenten

Volgens de gekozen optie 3 zullen gebruikers naar verwachting kunnen rekenen op convergente en technologisch aangepaste IT-oplossingen. Dit zal leiden tot een betere toegankelijkheid, meer efficiëntie en lagere kosten. De IPR-diensten genieten het voordeel van sterkere samenwerking dankzij betere toegang tot IT-ontwikkeling. De gekozen optie zou ook voordelig zijn voor het BHIM.

5.4. Opbouw van samenwerkingscapaciteit met betrekking tot financiering

5.4.1. Financiering in het algemeen

Optie 1: Elke IPR-dienst en het BHIM zouden de volledige kosten van hun samenwerkingsactiviteiten dragen. Dit zou lidstaten ervan kunnen weerhouden deel te nemen aan de samenwerkingsregeling en de optie zou derhalve voorbijschieten aan de voorgestelde doelstelling.

Optie 2: Samenwerkingactiviteiten worden gefinancierd uit de EU-begroting. Gelet op de huidige budgettaire beperkingen zou het echter erg onwaarschijnlijk zijn dat hiervoor een grote bijdrage uit de EU-begroting beschikbaar wordt gesteld.

Optie 3: Financiering uit de begroting van het BHIM met gebruik van de jaarlijkse inkomsten van het BHIM. Er zou een passend financieringsmechanisme worden opgesteld, met inbegrip van controlemechanismen om te waarborgen dat de bijdragen alleen worden gebruikt voor de specifiek daartoe aangewezen doelen en aan criteria inzake naleving worden onderworpen. Het BHIM heeft een aanzienlijk overschot opgebouwd dat reeds gedeeltelijk voor projecten van het samenwerkingsfonds wordt gebruikt. Bovendien overschrijden de jaarlijkse resultaten van het BHIM voortdurend de operationele uitgaven van het Bureau. De nieuwe samenwerkingsactiviteiten kunnen derhalve worden gefinancierd uit de jaarlijkse inkomsten en/of het bestaande overschot, waardoor voldoende financieringsbronnen ter beschikking komen. De kosten van de samenwerking tussen het BHIM en de nationale bureaus zouden jaarlijks 17 tot 20 miljoen EUR belopen, hetgeen overeenstemt met ongeveer 10 % van de operationele inkomsten van het BHIM. De begrotingsvooruitzichten tonen dat optie 3 de begroting van het BHIM niet uit evenwicht zou brengen.

Doelstelling 4 – Langetermijnfinanciering veiligstellen

Optie Evaluatiecriteria

Het veiligstellen van Effectiviteit Efficiëntie Algemelangetermijnfinanciering (behalen van ne

doelstellingen) beoordeling

Meer zekerheid over Benodigde tijd Totale kosten financiering

1. Financiering door lidstaten 0 0 0 0

2. Financiering uit EU-begroting ? ? 0 -

3. Financiering uit BHIM-begroting ++ ++ 0 ++

5.4.2. Financiering uit BHIM-begroting – financieringsmechanisme

In het verslag worden twee mogelijke financieringsmodellen geanalyseerd: financiering met vaste bedragen op basis van overeengekomen verdelingscriteria (3.1a) en projectmatige financiering op basis van subsidies (3.2a). Deze evaluatie leidt tot de conclusie dat laatstgenoemde optie geschikter zou zijn om de gestelde doelen te bereiken.

Gebruik van BHIM-begroting – financieringsmechanisme

Opties met betrekking tot de Effectiviteit: Efficiëntie Algemene financiering uit de BHIM-begroting veiligstellen beoordeling

van Nauwkeurige Complexiteit en

Financieringsmechanisme langetermijngerichtheid van transparantie

financiering financiering

1a. Vaste bedragen op basis van +/- - - - verdelingssleutel

2a. Projectmatige financiering op basis van ++ ++ + ++ subsidies

5.4.3. Financiering uit BHIM-begroting – financieringsbron

Uit de analyse van de opties, met name de financiering uit de operationele BHIM-begroting (3.1b), uit specifieke BHIM-inkomsten (3.2b) en door verder gebruik van de opgebouwde financiële reserve (3.3b), blijkt dat de meest geschikte optie erin bestaat de samenwerkingsactiviteiten te financieren uit de jaarlijkse inkomsten van het BHIM in hun geheel.

Gebruik van BHIM-begroting – financieringsbron

Opties met betrekking tot de Effectiviteit: Efficiëntie Algemene financiering uit de BHIM-begroting veiligstellen beoordeling

van Nauwkeu Relevantie Risico

Financieringsbron langetermijnrige (bron t.o.v. voor

financiering gerichtheid doel) BHIM- van begroting

financiering

1b. Financiering uit operationele begroting ++ + 0 +/- +

2b. Financiering uit specifieke inkomsten ++ - - 0 0

(vernieuwingstaksen)

3b. Gebruik van overschot (verhoging van -- + 0 0 - toegewezen bedragen aan samenwerkingsfonds)

5.4.4. Effecten van de geselecteerde optie

De gebruikers zouden duidelijk voordeel halen uit de nieuwe samenwerkingsregeling. Verder zouden zij geen gevolgen ondervinden van het gebruik van de BHIM-begroting voor de financiering van gemeenschappelijke projecten met nationale IPR-diensten. Doordat voldoende geld ter beschikking wordt gesteld voor de financiering van samenwerkingsactiviteiten, krijgen nationale IPR-diensten de mogelijkheid om deel te nemen aan en zich in te zetten voor samenwerkingsprojecten over een lange termijn. De financiering van de samenwerkingsactiviteiten door het BHIM zou aanzienlijke gevolgen hebben voor zijn begroting. Geconcludeerd kan worden dat de BHIM-begroting de bijkomende uitgaven voor financiering van projecten van samenwerking met de nationale diensten zou kunnen putten uit zijn jaarlijkse operationele resultaten. Daarbij kan ook rekening worden gehouden met de gevolgen die voortvloeien uit de aanpassing van de BHIM- taksen door de invoering van het één-klasse-per-taks”-systeem. Bijgevolg zal de gekozen optie de begroting van het BHIM niet uit evenwicht brengen.

6. T OEZICHT EN EVALUATIE

Drie jaar na het verstrijken van de omzettingstermijn zouden de lidstaten bij de Commissie een verslag indienen over de tenuitvoerlegging van de nieuwe bepalingen van de richtlijn. Op basis van deze input zou de Commissie een verslag opmaken met daarin een evaluatie van de doeltreffendheid van de genomen maatregelen. Verder zouden de uit de BHIM-begroting gefinancierde samenwerkingsactiviteiten aan een controle worden onderworpen en wordt het toezicht uitgeoefend overeenkomstig de financiële regels die van toepassing zijn op het BHIM, met name was de subsidieprocedures betreft. De vooruitgang in de convergentie van praktijken en instrumenten zou jaarlijks worden gemeten op basis van de samenvattende verslagen van het BHIM. Vijf jaar na de inwerkingtreding van de wijzigingen in de verordening inzake het Gemeenschapsmerk (en indien van toepassing, ook van de richtlijn inzake merkenrecht) kan de Commissie het nieuwe regelgevingskader voor samenwerking herzien, waarbij de aandacht vooral zal uitgaan naar het financieringsmechanisme voor de samenwerking. De herziening moet gebaseerd zijn op de jaarlijkse samenvattende verslagen die het BHIM opstelt.


3.

Behandeld document

3 apr
'13
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (Herschikking)
PROPOSAL
Secretary-General of the European Commission
8066/13
 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.