De verplichte maatschappelijke stage verdwijnt. Doodzonde.

Met dank overgenomen van M.R.J. (Michel) Rog i, gepubliceerd op maandag 16 juni 2014, 12:34.
alttekst ontbreekt in origineel bericht
Bron: CDA

Opiniestuk. Gepubliceerd op zaterdag 14 juni in verschillende regionale dagbladen.

De verplichte maatschappelijke stage verdwijnt. Doodzonde. Voor de leerling, de school en de vrijwilligersclubs.

Tienduizenden leerlingen weten hoe het is om zich belangeloos in te zetten voor de samenleving. Nog maar drie jaar geleden voerde de overheid de verplichte maatschappelijke stage in. Die laat jongeren kennismaken met vrijwilligerswerk, begeleid door de school. Leerlingen in het voortgezet onderwijs doen (minimaal) dertig uur aan vrijwilligerswerk. Zij leren om iets voor anderen te betekenen door een stage bij vrijwilligersorganisaties of maatschappelijke projecten van bedrijven.

Deze week heeft het VVD-PvdA kabinet, gesteund door D66 en GroenLinks, een streep gehaald door de maatschappelijke stage. Dat is onbegrijpelijk en wispelturig. Het pakt onherroepelijk slecht uit voor de aanwas bij vrijwilligersorganisaties en de maatschappelijke ontwikkeling van jongeren.

Onderwijs gaat over meer dan taal en rekenen. Onderwijs gaat over vorming, niet alleen van het hoofd, maar ook van de handen en het hart. Daar hoort burgerschapsvorming bij.

Voor veel kinderen is vrijwilligerswerk helaas niet vanzelfsprekend. Dat is voor mij dé reden om de stage in stand te houden.

De PvdA geeft aan ‘dat de stage niet werkt voor alle scholen en leerlingen’. Volgens mij is het juist belangrijk dat álle jongeren leren om een steentje bij te dragen aan de samenleving, ook als zij daar even geen zin in hebben. Bovendien wordt de maatschappelijke stage hoog gewaardeerd, niet alleen door leraren en ouders, maar ook door leerlingen. Dit blijkt uit de cijfers: 20 procent van de jongeren blijft na de verplichte stage vrijwilliger. De stage levert direct rendement op en geeft hoop voor het aantal vrijwilligers in de toekomst. Jong geleerd is tenslotte oud gedaan.

De verplichte stage is buitengewoon waardevol voor de samenleving én van grote economische waarde. En die waarde is vermoedelijk veel groter dan de 70 miljoen euro die dit kabinet met de afschaffing nu wil bezuinigen.

Het CDA staat niet alleen. Naast veel scholen hebben liefst achttien gewaardeerde organisaties, zoals de Zonnebloem, de Hartstichting, Staatsbosbeheer, het Nationaal Ouderenfonds en Natuurmonumenten een dringend appel gedaan op het kabinet om de stage te behouden. Zij schreven in hun brief aan de Tweede Kamer: ‘De inzet van al deze jongeren heeft veel moois teweeggebracht op al die plekken waar zij actief zijn geweest. Aanvankelijke scepsis is omgeslagen in enthousiasme bij leerlingen, ouders en docenten. Door heel veel mensen is met inzet en passie werk gemaakt van de stages’. Met de afschaffing keert het kabinet deze organisaties en de participatiesamenleving de rug toe.

De staatssecretaris zegt weliswaar dat na afschaffing van de stage scholen zelf nog facultatieve programma’s op kunnen zetten. Maar als scholen dit willen, zouden ze dit geheel zelfstandig moeten organiseren en betalen.

Volgens een enquête van Verus (voorheen Besturenraad) zal zeker een derde van alle scholen daarom de maatschappelijke stage niet meer aanbieden. Wanneer scholen niet langer in infrastructuur en financiële middelen ondersteund worden, is het lastig de stage overeind te houden.

Er is nog een belangrijk argument om het succes van de stage voort te zetten: continuïteit in beleid. In 2011-2012 is de maatschappelijke stage verplicht gesteld. Dit betekent dat scholen pas net de infrastructuur hiervoor op poten hebben gezet, vaak in samenwerking met gemeenten en vrijwilligersorganisaties. Dat is nu voor niks geweest. Het is glashelder dat de participatiesamenleving door de regeringspartijen alleen met de mond wordt beleden en niet met het hart.

De coalitie toont hiermee een symptoom van een breder probleem. Burgers kunnen niet meer rekenen op consistent beleid. Burgers moeten maar afwachten hoe voor hen het kaartspel van de deel akkoorden uitpakt. Scholen, gemeenten en vrijwilligersorganisaties klagen over een onbetrouwbare rijksoverheid. Een docent op een school uit Brabant mailde me: ‘Persoonlijk vind ik dit merkwaardig beleid van de overheid. Nog even en wij kunnen in school het woord ‘beleid’ niet meer gebruiken, want het staat bijna gelijk aan ad hoc-keuzes die met de waan van de dag ontstaan en verdwijnen’.

Ik deel de zorgen van deze docent. De coalitie verkiest een heilig geloof in individualisme boven gemeenschapszin. En zij verkiest een kille bezuiniging boven een investering in maatschappelijke betrokkenheid.