BESLUIT VAN DE RAAD waarbij bepaalde lidstaten worden gemachtigd, in het belang van de Europese Unie, de toetreding van Andorra tot het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen te aanvaarden

1.

Kerngegevens

Document­datum 05-06-2015
Publicatie­datum 08-06-2015
Kenmerk 8933/15
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Raad van de Europese Unie Brussel, 5 juni 2015 (OR. en)

8933/15

Interinstitutioneel dossier: 2011/0443 (NLE) i

JUSTCIV 117 AND 2

WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN

Betreft: BESLUIT VAN DE RAAD waarbij bepaalde lidstaten worden gemachtigd, in het belang van de Europese Unie, de toetreding van Andorra tot het

Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen te aanvaarden BESLUIT (EU) 2015/... VAN DE RAAD

van

waarbij bepaalde lidstaten worden gemachtigd, in het belang van de Europese Unie, de toetreding van Andorra tot het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten

van internationale ontvoering van kinderen te aanvaarden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 3, in samenhang met artikel 218,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement 1 ,

1 Advies van 11 februari 2015 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie heeft de

Europese Unie zich als een van haar doelen gesteld de bescherming van de rechten van het kind te bevorderen. Maatregelen om kinderen te beschermen tegen ongeoorloofde overbrenging of het niet doen terugkeren van kinderen beschouwt zij als een essentieel onderdeel van dit beleid.

(2) De Unie heeft Verordening (EG) nr. 2201/2003 i van de Raad 1 (de "Verordening Brussel II

bis") vastgesteld, die als doel heeft kinderen te beschermen tegen de schadelijke gevolgen van ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren, procedures vast te stellen om hun onmiddellijke terugkeer naar de staat van gewone verblijfplaats te verkrijgen en het omgangs- en gezagsrecht te waarborgen.

(3) Verordening (EG) nr. 2201/2003 i, vormt een aanvulling op en versterking van het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van

internationale ontvoering van kinderen (hierna "het Verdrag van 's Gravenhage van 1980", genoemd), waarbij een internationaal systeem van verplichtingen en samenwerking tussen de verdragsluitende staten en centrale autoriteiten wordt ingesteld om te zorgen voor de onmiddellijke terugkeer van een kind dat ongeoorloofd is overgebracht of ongeoorloofd wordt vastgehouden.

(4) Alle lidstaten van de Unie zijn partij bij het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980.

1 Verordening (EG) nr. 2201/2003 i van de Raad van 27 november 2003 betreffende de

bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (PB L 338 van 23.12.2003, blz. 1).

(5) De Unie moedigt derde landen aan toe te treden tot het Verdrag van 's-Gravenhage van

1980 en ondersteunt de correcte tenuitvoerlegging van het Verdrag van 's-Gravenhage van

1980, onder andere door samen met de lidstaten deel te nemen aan de bijzondere

commissies die regelmatig worden georganiseerd door de Haagse Conferentie voor

internationaal privaatrecht.

(6) Een gemeenschappelijk wettelijk kader tussen de lidstaten van de Unie en derde staten is waarschijnlijk de beste oplossing voor gevoelige zaken als internationale ontvoering

van kinderen.

(7) Volgens artikel 38, vierde alinea, van het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 is dat

Verdrag van toepassing tussen de toetredende staat en de verdragsluitende staten die verklaard hebben de toetreding te aanvaarden.

(8) Het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 staat niet toe dat regionale organisaties voor economische integratie zoals de Unie partij bij het Verdrag worden. De Unie kan derhalve niet tot het Verdrag toetreden en ook geen verklaring van aanvaarding van de toetreding van een toetredende staat neerleggen.

(9) Volgens advies 1/13 van het Hof van Justitie van de Europese Unie behoren verklaringen van aanvaarding in het kader van het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 tot de

exclusieve externe bevoegdheid van de Unie.

(10) Andorra heeft op 6 april 2011 zijn akte van toetreding tot het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 neergelegd. Het Verdrag is op 1 juli 2011 ten aanzien van Andorra in werking getreden.

(11) Meerdere lidstaten hebben de toetreding van Andorra tot het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 reeds aanvaard. Een stand van zaken ten aanzien van Andorra heeft tot de

conclusie geleid dat de lidstaten die de toetreding van Andorra nog niet hebben aanvaard, wel in staat zijn om in het belang van de Unie de toetreding van Andorra, overeenkomstig de bepalingen van artikel 38 van het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980, te aanvaarden.

(12) De lidstaten die de toetreding van Andorra nog niet hebben aanvaard, zouden daarom moeten worden gemachtigd om, in het belang van de Unie, hun verklaring van aanvaarding van de toetreding van Andorra neer te leggen overeenkomstig de voorwaarden van dit besluit. Het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Slowaakse Republiek en de Republiek Finland, die de toetreding van Andorra tot het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 reeds hebben aanvaard, moeten geen nieuwe verklaringen van aanvaarding

neerleggen aangezien de bestaande verklaringen krachtens het internationaal publiekrecht van kracht blijven.

(13) Het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn gebonden door Verordening (EG) nr. 2201/2003 i en nemen [dan ook] deel aan de vaststelling en de toepassing van dit besluit.

(14) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van

Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat niet bindend is voor noch van toepassing in Denemarken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    De lidstaten die dat nog niet hebben gedaan, worden gemachtigd om, in het belang van de Unie, de toetreding van Andorra tot het Verdrag van ’s-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen ("het Verdrag van ’s-Gravenhage van 1980") te aanvaarden.
  • 2. 
    Deze lidstaten leggen uiterlijk… * in het belang van de Unie, een verklaring van

    aanvaarding van toetreding van Andorra tot het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 neer,

    die als volgt luidt:

    "[VOLLEDIGE NAAM VAN DE LIDSTAAT] verklaart, in het belang van de Europese Unie, de toetreding van Andorra tot het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen te aanvaarden".

Artikel 2

De lidstaten die hun verklaring van aanvaarding van toetreding van Andorra tot het Verdrag van ’s Gravenhage van 1980 hebben neergelegd vóór de datum waarop dit besluit is vastgesteld, leggen geen nieuwe verklaring af.

  • PB: Datum invoegen. Twaalf maanden na de datum waarop dit besluit wordt vastgesteld.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot alle lidstaten, met uitzondering van het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Slowaakse Republiek en de Republiek Finland.

Gedaan te ...,

Voor de Raad De voorzitter


3.

Herziene versies, correcties en addenda

8 jun
'15
COUNCIL DECISION authorising certain Member States to accept, in the interest of the European Union, the accession of Andorra to the 1980 Hague Convention on the Civil Aspects of International Child Abduction
LEGISLATIVE ACTS AND OTHER INSTRUMENTS

8933/15 COR 1
 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.