Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (herschikking)Voor de EER relevante tekst

1.

Tekst

2.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 26/19

 

RICHTLIJN (EU) 2016/97 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 januari 2016

betreffende verzekeringsdistributie (herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 53, lid 1, en artikel 62,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Een aantal wijzigingen moet aan Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) worden aangebracht. Die richtlijn dient terwille van de duidelijkheid te worden herschikt.

 

(2)

Aangezien het voornaamste doel en onderwerp van deze herschikking de harmonisatie van nationale voorschriften inzake verzekerings- en herverzekeringsdistributie is, en die activiteiten in de hele Unie plaatsvinden, dient deze nieuwe richtlijn te worden gegrond op artikel 53, lid 1, en artikel 62 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De vorm van een richtlijn wordt passend geacht, zodat uitvoeringsbepalingen op de onder deze richtlijn vallende gebieden, indien nodig, aan eventuele specifieke kenmerken van het markt- en rechtssysteem in elke lidstaat kunnen worden aangepast. Deze richtlijn is ook bedoeld om de nationale regelingen voor de toegang tot het verzekerings- en herverzekeringsdistributiebedrijf te coördineren.

 

(3)

Deze richtlijn is echter gericht op minimale harmonisatie en mag derhalve de lidstaten niet beletten strengere voorschriften ter bescherming van de klanten te handhaven of in te voeren, mits die voorschriften stroken met het Unierecht, inclusief deze richtlijn.

 

(4)

Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen vervullen bij de distributie van verzekerings- en herverzekeringsproducten in de Unie een centrale rol.

 

(5)

Verscheidene soorten personen of instellingen, zoals agenten, makelaars, bankverzekeraars, verzekeringsondernemingen, reisagenten en autoverhuurbedrijven, kunnen verzekeringsproducten distribueren. De gelijke behandeling van marktdeelnemers en de bescherming van de klant vergen dat al deze personen en instellingen onder deze richtlijn vallen.

 

(6)

Consumenten moeten hetzelfde beschermingsniveau genieten ondanks de verschillen tussen de distributiekanalen. Om te garanderen dat hetzelfde beschermingsniveau geldt en dat de consument kan vertrouwen op vergelijkbare normen, met name op het gebied van openbaarmaking van informatie, is een gelijk speelveld tussen distributeurs essentieel.

 

(7)

Uit de toepassing van Richtlijn 2002/92/EG is gebleken dat een aantal bepalingen nader moet worden gepreciseerd om de uitoefening van het verzekeringsdistributiebedrijf te vergemakkelijken, en dat ter wille van de bescherming van de consument het toepassingsgebied van die richtlijn moet worden uitgebreid tot alle verkopen van verzekeringsproducten. Verzekeringsondernemingen die verzekeringsproducten rechtstreeks verkopen, moeten op dezelfde wijze als verzekeringsagenten en -makelaars onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.

 

(8)

Om te kunnen garanderen dat hetzelfde beschermingsniveau geldt ongeacht het verkoopkanaal waarlangs de klant een verzekeringsproduct koopt, rechtstreeks van een verzekeringsonderneming dan wel onrechtstreeks via een tussenpersoon, moet de richtlijn niet alleen op verzekeringsondernemingen of tussenpersonen van toepassing zijn maar ook op andere marktdeelnemers die als nevenactiviteit verzekeringsproducten verkopen, zoals reisbureaus en autoverhuurbedrijven, tenzij zij aan de voorwaarden voor vrijstelling voldoen.

 

(9)

Tussen de nationale bepalingen bestaan nog belangrijke verschillen die belemmeringen vormen voor de toegang tot en de uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsdistributiebedrijf in de interne markt. De interne markt in de Unie moet verder worden versterkt en er moet een echte interne markt voor levens- en schadeverzekeringsproducten en -diensten worden bevorderd.

 

(10)

Uit de huidige en recente financiële turbulenties is duidelijk gebleken hoe belangrijk het is in alle financiële sectoren voor een doeltreffende consumentenbescherming te zorgen. Het verdient daarom aanbeveling het vertrouwen van klanten te versterken en voor een eenvormiger wettelijke behandeling van de distributie van verzekeringsproducten te zorgen, teneinde overal in de Unie een adequaat niveau van consumentenbescherming tot stand te brengen. Het niveau van consumentenbescherming moet ten opzichte van Richtlijn 2002/92/EG worden verhoogd zodat er minder behoefte is aan uiteenlopende nationale maatregelen. Het is belangrijk rekening te houden met het specifieke karakter van verzekeringsovereenkomsten ten opzichte van beleggingsproducten die vallen onder Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (4). De distributie van verzekeringsovereenkomsten, met inbegrip van verzekeringen met een beleggingscomponent, moet daarom worden gereguleerd door middel van deze richtlijn en worden afgestemd op Richtlijn 2014/65/EU. De minimumnormen moeten worden verhoogd wat betreft de distributievoorschriften en een gelijk speelveld moet worden gecreëerd voor alle verzekeringen met een beleggingscomponent.

 

(11)

Deze richtlijn moet van toepassing zijn op personen wier werkzaamheden erin bestaan diensten op het gebied van verzekerings- of herverzekeringsdistributie aan derden te verlenen.

 

(12)

Deze richtlijn moet van toepassing zijn op personen wier werkzaamheden erin bestaan op basis van door de klant via een website of andere media geselecteerde criteria informatie over een of meer verzekeringsovereenkomsten te verstrekken, of een rangorde van verzekeringsproducten of een korting op de prijs van een verzekeringsovereenkomst te verstrekken, wanneer de klant aan het eind van het proces de mogelijkheid heeft rechtstreeks of onrechtstreeks een verzekeringsovereenkomst te sluiten. Deze richtlijn mag niet van toepassing zijn op websites die worden beheerd door overheidsinstanties of consumentenorganisaties, die niet gericht zijn op het sluiten van een overeenkomst, maar louter verzekeringsproducten vergelijken die op de markt beschikbaar zijn.

 

(13)

De richtlijn mag niet van toepassing zijn op louter inleidende activiteiten die bestaan uit het verstrekken van gegevens en informatie over potentiële verzekeringnemers aan verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen of -ondernemingen of van informatie over verzekerings- of herverzekeringsproducten of een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon of -onderneming aan potentiële verzekeringnemers.

 

(14)

Deze richtlijn mag niet van toepassing zijn op personen met een andere beroepswerkzaamheid, zoals belastingconsulenten, accountants of advocaten, die in het kader van die andere beroepswerkzaamheid incidenteel advies op verzekeringsgebied verstrekken, noch personen die louter informatie van algemene aard over verzekeringsproducten verstrekken, zonder het oogmerk de klant te assisteren bij de sluiting of uitvoering van een verzekerings- of een herverzekeringsovereenkomst. Deze richtlijn mag niet van toepassing zijn op het beroepshalve afhandelen van schadegevallen voor een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, en evenmin op de schaderegeling en schade-expertise.

 

(15)

Deze richtlijn mag niet van toepassing zijn op personen die verzekeringsdistributie als nevenactiviteit uitoefenen („nevenverzekeringstussenpersonen”), wanneer de premie een bepaald bedrag niet overstijgt en de gedekte risico’s beperkt zijn. Een dergelijke verzekering kan een aanvulling vormen op een goed of een dienst, met name in verband met het risico van het niet gebruikmaken van een dienst waarvan verwacht wordt dat er op een gegeven moment gebruik van gemaakt zal worden, zoals een treinreis, een lidmaatschap van een fitnessstudio of een seizoenskaart van een theater, en andere risico’s die verband houden met reizen, zoals een reisannuleringsverzekering of een verzekering tegen het verlies van bagage. Om er echter voor te zorgen dat de activiteit van verzekeringsdistributie altijd gepaard gaat met een adequaat niveau van consumentenbescherming, dient een verzekeringsonderneming of een verzekeringstussenpersoon, die de distributieactiviteit uitoefent via een nevenverzekeringstussenpersoon die is vrijgesteld van de toepassing van de vereisten van deze richtlijn, er toch voor te zorgen dat aan bepaalde basisvereisten wordt voldaan, zoals het bekendmaken van zijn identiteit en van de wijze waarop een klacht kan worden ingediend, en dat er rekening wordt gehouden met de verlangens en behoeften van de consument.

 

(16)

Deze richtlijn moet garanderen dat hetzelfde beschermingsniveau geldt en dat alle consumenten op vergelijkbare normen kunnen vertrouwen. Deze richtlijn moet een gelijk speelveld en concurrentie onder dezelfde voorwaarden bevorderen voor tussenpersonen, ongeacht of zij aan een verzekeringsonderneming verbonden zijn. Consumenten hebben er baat bij als verzekeringsproducten via verschillende kanalen en tussenpersonen met verschillende vormen van samenwerking met verzekeringsondernemingen worden gedistribueerd op voorwaarde dat zij vergelijkbare regels inzake consumentenbescherming moeten toepassen. De lidstaten dienen hier rekening mee te houden bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn.

 

(17)

Deze richtlijn moet rekening houden met de verschillende soorten distributiekanalen. De richtlijn moet bijvoorbeeld rekening houden met de kenmerken van verzekeringstussenpersonen die contractueel verplicht zijn om uitsluitend verzekeringen te distribueren van een of meer verzekeringsondernemingen (gebonden verzekeringstussenpersonen) die in sommige lidstaten bestaan en moet passende en proportionele voorwaarden creëren voor de verschillende soorten van distributie. De lidstaten moeten met name kunnen bepalen dat de verzekerings- of herverzekeringsdistributeur die verantwoordelijk is voor de activiteit van een verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon, ervoor moet zorgen dat die tussenpersoon aan de voorwaarden voor inschrijving in het register voldoet en die tussenpersoon in een register moet inschrijven.

 

(18)

Verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen die natuurlijke personen zijn, moeten bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij hun woonplaats hebben in een register worden ingeschreven. Ten aanzien van personen die dagelijks forenzen tussen de lidstaat waar zij woonachtig zijn (particuliere woonplaats) en de lidstaat van waaruit zij hun bemiddelingsactiviteit uitoefenen (professionele woonplaats), moet de lidstaat van inschrijving de lidstaat zijn waar de professionele woonplaats is gevestigd. Verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen die rechtspersonen zijn, moeten bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij hun statutaire zetel (of, indien zij volgens hun nationale recht geen statutaire zetel hebben, hun hoofdkantoor) hebben in een register worden ingeschreven. De lidstaten moeten kunnen toestaan dat andere instanties samenwerken met de bevoegde autoriteiten bij de registratie en regulering van verzekeringstussenpersonen. Verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen moeten in een register worden ingeschreven op voorwaarde dat zij voldoen aan strenge beroepsvereisten inzake bekwaamheid, betrouwbaarheid, dekking tegen beroepsaansprakelijkheid en financiële draagkracht. Tussenpersonen die reeds in lidstaten zijn geregistreerd, hoeven niet nogmaals te worden ingeschreven uit hoofde van deze richtlijn.

 

(19)

Het feit dat verzekeringstussenpersonen niet in de gehele Unie werkzaam kunnen zijn, belemmert de goede werking van de interne verzekeringsmarkt. Deze richtlijn is een belangrijke stap op weg naar betere consumentenbescherming en sterkere marktintegratie.

 

(20)

Verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen moeten ook gebruik kunnen maken van de bij het VWEU vastgestelde rechten op het gebied van vrijheid van vestiging en vrijheid van dienstverlening. Bijgevolg moet een registerinschrijving in hun lidstaat van herkomst verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen in staat stellen overeenkomstig de beginselen van vrijheid van vestiging en vrijheid van dienstverlening in andere lidstaten werkzaam te zijn, op voorwaarde dat tussen de bevoegde autoriteiten de vereiste kennisgevingsprocedures zijn gevolgd.

 

(21)

Om te zorgen voor een kwalitatief hoogwaardige dienstverlening en een effectieve consumentenbescherming, moeten de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst nauw met elkaar samenwerken bij de handhaving van de bij deze richtlijn vastgestelde verplichtingen. Indien verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersonen actief zijn in verschillende lidstaten uit hoofde van de vrijheid van dienstverlening, moet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst ervoor verantwoordelijk zijn dat wordt voldaan aan de bij deze richtlijn vastgestelde verplichtingen ten aanzien van alle activiteiten op de interne markt. Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst merkt dat op haar grondgebied niet wordt voldaan aan de verplichtingen, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst op de hoogte, die dan verplicht moet worden de nodige actie te ondernemen. Dit is met name het geval bij schendingen van de regels inzake betrouwbaarheid, beroepskennis en vakbekwaamheidsvereisten of van de gedragsregels. Bovendien moet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst in staat zijn te interveniëren, als de lidstaat van herkomst nalaat de nodige actie te ondernemen of als de actie ontoereikend is.

 

(22)

In geval van de vestiging van een bijkantoor of van een permanente aanwezigheid in een andere lidstaat is het gepast de verantwoordelijkheid voor de handhaving te verdelen over de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst. Terwijl de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst verantwoordelijk moet blijven voor de naleving van de verplichtingen die betrekking hebben op het gehele bedrijf — zoals de regels betreffende beroepsvereisten — op grond van dezelfde regels als deze die van toepassing zijn op de dienstverlening, moet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de handhaving van de regels inzake informatievereisten en gedragsregels met betrekking tot de diensten die op haar grondgebied worden geleverd. Als de bevoegde autoriteit van een land van ontvangst echter merkt dat er op haar grondgebied niet wordt voldaan aan verplichtingen met betrekking waartoe deze richtlijn geen verantwoordelijkheid toekent aan de lidstaat van ontvangst, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis die dan verplicht moet worden de nodige actie te ondernemen. Dit is met name het geval bij schendingen van de regels inzake betrouwbaarheid, beroepskennis en vakbekwaamheidsvereisten. Bovendien moet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst in staat zijn te interveniëren, als de lidstaat van herkomst nalaat de nodige actie te ondernemen of als de actie ontoereikend is.

 

(23)

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten over alle nodige middelen beschikken om te garanderen dat verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen overal in de Unie hun activiteiten op ordelijke wijze uitoefenen, ongeacht of deze activiteiten op grond van het recht van vestiging dan wel in het kader van het vrije verkeer van diensten worden verricht. Met het oog op de doeltreffendheid van het toezicht moeten alle acties die door de bevoegde autoriteiten worden ondernomen, in verhouding staan tot de aard, omvang en complexiteit van de risico’s die inherent zijn aan de activiteiten van de desbetreffende distributeur, ongeacht het belang van de betrokken distributeur voor de algehele financiële stabiliteit van de markt.

 

(24)

De lidstaten moeten één informatieloket instellen dat toegang verschaft tot hun registers voor verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen. Dit informatieloket moet ook een hyperlink naar de betrokken bevoegde autoriteit in elke lidstaat tonen. Om de transparantie te verhogen en grensoverschrijdende handel te vergemakkelijken, moet de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (European Insurance and Occupational Pensions Authority — EIOPA), die is opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5), één elektronische databank instellen van gegevens over iedere verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersoon die een voornemen kenbaar heeft gemaakt zijn recht op vrijheid van vestiging of vrijheid van dienstverlening uit te oefenen, en die databank openbaar maken en bijhouden. Hiertoe moeten de lidstaten de EIOPA onverwijld alle relevante informatie verstrekken. De databank moet telkens een hyperlink naar de betrokken bevoegde autoriteit in elke lidstaat tonen. Alle bevoegde autoriteiten van alle lidstaten moeten op hun website een hyperlink naar deze databank plaatsen.

 

(25)

Elke permanente aanwezigheid van een tussenpersoon op het grondgebied van een andere lidstaat die vergelijkbaar is met een bijkantoor moet op dezelfde wijze als een bijkantoor worden behandeld, tenzij de tussenpersoon op wettige wijze de aanwezigheid in een andere rechtsvorm opzet. Dit zou het geval kunnen zijn, naar gelang de verdere omstandigheden, zelfs indien die aanwezigheid niet formeel de vorm heeft van een bijkantoor, maar enkel bestaat uit een kantoor, beheerd door de eigen medewerkers van de tussenpersoon of door een zelfstandig persoon die echter gemachtigd is duurzaam voor die tussenpersoon op te treden zoals een agent zou doen.

 

(26)

De respectieve rechten en verantwoordelijkheden van de lidstaten van herkomst en de lidstaten van ontvangst met betrekking tot het toezicht op verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen die door hen zijn ingeschreven of die uit hoofde van de vrijheid van vestiging of de vrijheid van dienstverlening op hun grondgebied het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf uitoefenen, moeten duidelijk worden vastgesteld.

 

(27)

Om problemen te kunnen oplossen wanneer een verzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon is gevestigd in een lidstaat met als enig doel om niet te hoeven voldoen aan de regels van een andere lidstaat waar hij volledig of hoofdzakelijk zijn activiteiten uitoefent, kan de mogelijkheid voor de lidstaat van ontvangst om preventieve maatregelen te nemen een goede oplossing zijn, indien zijn activiteiten het goede functioneren van de verzekerings- en herverzekeringsmarkt van de lidstaat van ontvangst ernstig in gevaar brengt, en mag niet door deze richtlijn worden belet. Deze maatregelen mogen echter geen obstakel vormen voor het vrije verkeer van diensten en de vrijheid van vestiging, of een belemmering voor grensoverschrijdende activiteiten.

 

(28)

Het is van belang een hoge mate van professionaliteit en vakbekwaamheid te garanderen bij verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen en bij de werknemers van rechtstreekse verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die betrokken zijn bij activiteiten ter voorbereiding van, tijdens en na de verkoop van verzekerings- en herverzekeringspolissen. Daarom moet de vakkennis van tussenpersonen en nevenverzekeringstussenpersonen en van werknemers van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen beantwoorden aan de mate van complexiteit van die activiteiten. Nevenverzekeringstussenpersonen moeten de bepalingen en voorwaarden van de polissen die zij distribueren kennen en, in voorkomend geval, de regels inzake het afhandelen van schadegevallen en klachten.

 

(29)

Er moet voor voortdurende opleiding en bijscholing worden gezorgd. Deze opleiding en bijscholing moeten verschillende soorten leermogelijkheden omvatten, waaronder cursussen, e-learning en mentoraat. Zaken als vorm, inhoud en vereiste getuigschriften of ander passend bewijs, zoals een inschrijving in het register of het met succes afleggen van een examen, moeten door de lidstaten worden gereguleerd.

 

(30)

De integriteitsvereisten dragen bij tot een gezonde en betrouwbare verzekeringssector en de doelstelling van een adequate bescherming van de verzekeringnemers. Deze vereisten behelzen onder meer een blanco strafblad of een ander nationaal equivalent met betrekking tot bepaalde strafbare feiten zoals schendingen op grond van de wetgeving inzake de financiële dienstverlening, betreffende oneerlijkheid, fraude of financiële criminaliteit, en andere schendingen op grond van het vennootschapsrecht, de faillissementswetgeving of de insolventiewetgeving.

 

(31)

Het is eveneens van belang dat de relevante personen in de leiding van een verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon, die betrokken zijn bij de distributie van verzekerings- of herverzekeringsproducten, alsmede de relevante werknemers van een verzekerings- of herverzekeringsdistributeur die rechtstreeks betrokken zijn bij de distributie van verzekeringen en herverzekeringen over voldoende kennis en vakbekwaamheid beschikken voor het uitoefenen van de distributieactiviteit. Een adequaat niveau van kennis en vakbekwaamheid moet worden gewaarborgd door eisen te stellen aan de kennis en beroepsvaardigheden van die personen.

 

(32)

De lidstaten hoeven echter managers en werknemers die niet rechtstreeks betrokken zijn bij de distributie van verzekerings- of herverzekeringsproducten niet als relevante personen te beschouwen. Ten aanzien van verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en -ondernemingen moeten alle personen die rechtstreeks betrokken zijn bij de distributieactiviteit over voldoende kennis en vakbekwaamheid beschikken, met bepaalde uitzonderingen, zoals degenen die zich alleen met administratieve taken bezighouden. Ten aanzien van nevenverzekeringstussenpersonen moeten ten minste de personen die verantwoordelijk zijn voor het als nevenactiviteit distribueren van verzekeringen worden beschouwd als relevante werknemers die over voldoende kennis en vakbekwaamheid moeten beschikken. Indien de verzekerings- en herverzekeringsdistributeur een rechtspersoon is, moeten de personen in de leiding die belast zijn met de uitvoering van beleid en procedures die verband houden met de activiteit van het distribueren van verzekerings- of herverzekeringsproducten ook voldoen aan de vereisten inzake kennis en vakbekwaamheid. Daartoe moet de persoon die binnen de verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersoon verantwoordelijk is voor de activiteit van het distribueren van verzekerings- of herverzekeringsproducten altijd voldoen aan de vereisten inzake kennis en vakbekwaamheid.

 

(33)

De lidstaten moeten erop toezien dat verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen die particulieren adviseren over verzekeringen met een beleggingscomponent of deze aan hen verkopen, over voldoende kennis en vakbekwaamheid met betrekking tot de bewuste producten beschikken. Een dergelijke kennis en vakbekwaamheid zijn des te belangrijker gezien de toenemende complexiteit van verzekeringen met een beleggingscomponent en de voortdurende vernieuwingen waaraan ze onderworpen zijn. De aanschaf van een verzekering met een beleggingscomponent houdt een zeker risico in en de belegger moet op de verstrekte informatie en de kwaliteit van de aangeboden beoordelingen kunnen vertrouwen. Daarnaast moeten de werknemers over voldoende tijd en middelen beschikken om de klant alle relevante informatie over de aangeboden producten te kunnen verstrekken.

 

(34)

De coördinatie van de nationale bepalingen betreffende de vereisten inzake vakbekwaamheid en de registratie van personen die het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf aanvangen en uitoefenen, kan bijdragen aan zowel de voltooiing van de interne markt voor financiële diensten als een betere bescherming van de consument op dit gebied.

 

(35)

Om de grensoverschrijdende handel te stimuleren, moeten beginselen voor de wederzijdse erkenning van de kennis en vakbekwaamheden van tussenpersonen worden ingevoerd.

 

(36)

Ondanks het bestaande Europese paspoortstelsel voor verzekeraars en tussenpersonen blijft de verzekeringsmarkt in de Unie sterk versnipperd. Om de grensoverschrijdende handel te vergemakkelijken en de transparantie voor de klant te verhogen, moeten de lidstaten de op hun grondgebied geldende regels van algemeen belang bekendmaken en moeten een centraal elektronisch register en informatie over de op verzekerings- en herverzekeringsdistributie toepasselijke regels van algemeen belang van alle lidstaten publiek beschikbaar worden gemaakt.

 

(37)

Samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten zijn ter bescherming van de consument en ter verzekering van een gezond verzekerings- en herverzekeringsbedrijf in de interne markt van wezenlijk belang. Uitwisseling van informatie moet met name worden bevorderd, zowel gedurende de registratieprocedure als op permanente basis, ten aanzien van informatie over de betrouwbaarheid en de kennis en vakbekwaamheid van de personen die verantwoordelijk zijn voor de uitoefening van het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf.

 

(38)

Er is behoefte aan geschikte en doeltreffende buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures in de lidstaten om geschillen tussen verzekeringsdistributeurs en consumenten te beslechten, zo mogelijk met gebruikmaking van bestaande procedures. Deze procedures moeten beschikbaar zijn om geschillen met betrekking tot de bij deze richtlijn vastgestelde rechten en plichten te behandelen. Dergelijke buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures zijn gericht op een snellere en goedkopere beslechting van geschillen tussen distributeurs en klanten.

 

(39)

Doordat tal van verzekeringstussenpersonen en -ondernemingen almaar meer verschillende werkzaamheden gelijktijdig uitoefenen, neemt de kans toe dat belangenconflicten ontstaan tussen deze verschillende werkzaamheden en de belangen van hun klanten. Daarom is het noodzakelijk dat er regels worden vastgesteld om te voorkomen dat dergelijke conflicten de belangen van de klant schaden.

 

(40)

De klant moet vooraf duidelijke informatie krijgen over de status van de personen die het verzekeringsproduct verkopen en over het soort vergoeding dat zij ontvangen. Deze informatie moet vóór het sluiten van de overeenkomst aan de klant worden verstrekt. De bedoeling hiervan is de relatie tussen de verzekeringsonderneming en de tussenpersoon, in voorkomend geval, alsook het soort vergoeding van de tussenpersoon te tonen.

 

(41)

Teneinde de klant in het bezit te stellen van informatie over verleende verzekeringsdistributiediensten ongeacht of hij via een tussenpersoon dan wel rechtstreeks van een verzekeringsonderneming koopt, en teneinde concurrentieverstoring te voorkomen doordat verzekeringsondernemingen ertoe worden aangezet rechtstreeks aan klanten te verkopen in plaats van via tussenpersonen om de informatievereisten te ontwijken, moeten ook verzekeringsondernemingen worden verplicht klanten informatie te verstrekken over de aard van de vergoeding die hun werknemers voor de verkoop van verzekeringsproducten ontvangen.

 

(42)

Verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen zijn onderworpen aan uniforme vereisten bij het distribueren van verzekeringen met een beleggingscomponent, als bepaald in Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad (6). In aanvulling op de informatie die vereist is in de vorm van het essentiële-informatiedocument, moeten distributeurs van verzekeringen met een beleggingscomponent aanvullende informatie verschaffen over alle distributiekosten die niet reeds zijn opgenomen in het essentiële-informatiedocument, om de klant in staat te stellen inzicht te krijgen in wat het cumulatieve effect is van die samengevoegde kosten op het rendement van de belegging. Deze richtlijn moet daarom regels vastleggen voor de verstrekking van informatie over de kosten van de distributie van verzekeringen met een beleggingscomponent.

 

(43)

Aangezien deze richtlijn bedoeld is om de bescherming van de consument te verbeteren, zijn sommige bepalingen ervan alleen van toepassing op de relatie bedrijf-klant (B2C), met name de bepalingen betreffende de gedragsregels voor verzekeringstussenpersonen of andere verkopers van verzekeringsproducten.

 

(44)

Om misleidende verkopen te vermijden, moet de verkoop van verzekeringsproducten altijd vergezeld gaan van een verlangens-en-behoeftentest op basis van de informatie die is verkregen van de klant. Een verzekeringsproduct dat wordt voorgesteld aan de klant moet altijd consistent zijn met de verlangens en behoeften van de klant en moet worden gepresenteerd op begrijpelijke wijze zodat de klant met kennis van zaken een beslissing kan nemen.

 

(45)

Wanneer voorafgaand aan de verkoop van een verzekeringsproduct advies wordt gegeven, in aanvulling op de plicht om de verlangens en behoeften van de klant te specificeren, moet een gepersonaliseerde aanbeveling aan de klant worden gedaan waarin wordt uitgelegd waarom een bepaald product het best aansluit bij de verlangens en behoeften van de klant.

 

(46)

De lidstaten moeten voorschrijven dat het vergoedingenbeleid van verzekeringsdistributeurs met betrekking tot hun werknemers of vertegenwoordigers geen afbreuk doet aan hun vermogen om in het beste belang van hun klanten te handelen of een passende aanbeveling te doen of informatie te verstrekken in een correcte, duidelijke en niet-misleidende vorm. Vergoeding gebaseerd op verkoopdoelstellingen mag geen prikkel vormen om een bepaald product aan te bevelen aan de klant.

 

(47)

Het is voor de consument van wezenlijk belang te weten of hij met een tussenpersoon te maken heeft die advies geeft op basis van een eerlijke en persoonlijke analyse. Om te beoordelen of het aantal overeenkomsten en verzekeraars dat door de tussenpersoon wordt overwogen voldoende groot is om een eerlijke en persoonlijke analyse te kunnen maken, moet onder meer rekening worden gehouden met de behoeften van de klant, het aantal verzekeraars op de markt, het marktaandeel van die verzekeraars, het aantal relevante verzekeringsproducten dat iedere verzekeraar aanbiedt en de kenmerken van die producten. Deze richtlijn mag lidstaten er niet van weerhouden om voor te schrijven dat een verzekeringstussenpersoon die advies wenst te geven op basis van een eerlijke en persoonlijke analyse over een verzekeringsovereenkomst een dergelijk advies moet geven over alle verzekeringsovereenkomsten die hij distribueert.

 

(48)

Voorafgaand aan de sluiting van een overeenkomst, ook in het geval van verkoop zonder advies, moet de klant de nodige informatie worden verstrekt over het verzekeringsproduct om hem in staat te stellen met kennis van zaken een beslissing te nemen. Een informatiedocument over het verzekeringsproduct moet gestandaardiseerde informatie bevatten over schadeverzekeringsproducten. Het moet worden opgesteld door de relevante verzekeringsonderneming of, in de betrokken lidstaten, de verzekeringstussenpersoon die het verzekeringsproduct ontwikkelt. De verzekeringstussenpersoon moet de klant de voornaamste kenmerken van de door hem verkochte verzekeringsproducten uitleggen en de werknemers moeten derhalve voldoende tijd en middelen krijgen om dit te doen.

 

(49)

In geval van groepsverzekeringen moet onder „klant” worden verstaan, de vertegenwoordiger van een groep leden die een verzekeringsovereenkomst afsluit namens een groep leden waarbij de afzonderlijke leden niet een individueel besluit kunnen nemen om zich aan te sluiten, zoals bij een verplichte bedrijfspensioenregeling. De vertegenwoordiger van de groep moet onverwijld na de inschrijving van het lid in de groepsverzekering, in voorkomend geval, het informatiedocument over het verzekeringsproduct en de informatie over de gedragsregels van de distributeur verstrekken.

 

(50)

Er moeten uniforme regels worden vastgesteld om de klant de keuze te geven van de drager waarop informatie wordt verstrekt, waarbij ook het gebruik van elektronische communicatie moet worden toegestaan wanneer dat gezien de omstandigheden van de transactie aangewezen is. De klant moet er echter voor kunnen kiezen de informatie op papier te ontvangen. Ter wille van de toegang van de klant tot informatie moet alle precontractuele informatie kosteloos toegankelijk zijn.

 

(51)

Het is minder noodzakelijk voor te schrijven dat dergelijke inlichtingen worden verstrekt wanneer de klant de herverzekering of de verzekering van commerciële en industriële risico’s wenst, of uitsluitend om verzekeringen met een beleggingscomponent te distribueren, wanneer de klant een professionele klant is als bepaald in Richtlijn 2014/65/EU.

 

(52)

Deze richtlijn moet de minimumverplichtingen van verzekeringsdistributeurs inzake informatieverstrekking aan hun klanten bepalen. Een lidstaat moet in dit verband de mogelijkheid hebben strengere bepalingen te handhaven of aan te nemen welke kunnen worden opgelegd aan de verzekeringsdistributeurs en verzekeringsondernemingen die op zijn grondgebied het verzekeringsdistributiebedrijf uitoefenen, ongeacht de bepalingen van hun lidstaat van herkomst, op voorwaarde dat die strengere bepalingen in overeenstemming zijn met het recht van de Unie, met inbegrip van Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad (7). lidstaten die naast de bepalingen van deze richtlijn de toepassing van extra voorschriften voor verzekeringsdistributeurs en voor de verkoop van verzekeringsproducten voorstellen en deze toepassen, moeten ervoor zorgen dat de uit die extra voorschriften voortvloeiende administratieve lasten in verhouding staan tot de bescherming voor de consument en beperkt blijven.

 

(53)

Koppelverkoop is een gebruikelijke strategie die overal in de Unie door verzekeringsdistributeurs wordt gehanteerd. Een dergelijke strategie kan weliswaar voor klanten voordelen opleveren, maar kan ook de vorm aannemen van praktijken waarbij onvoldoende met de belangen van de klant rekening wordt gehouden. De richtlijn mag de distributie van polissen die meerdere verzekeringsrisico’s dekken niet beletten.

 

(54)

De bepalingen van deze richtlijn ten aanzien van koppelverkoop laten de toepassing onverlet van de wetgevingshandelingen van de Unie waarin bepalingen zijn vastgesteld betreffende koppelverkooppraktijken voor bepaalde categorieën goederen of diensten.

 

(55)

Om ervoor te zorgen dat verzekeringsproducten voldoen aan de behoeften van de doelmarkt moeten verzekeringsondernemingen — en, in de lidstaten waar, verzekeringstussenpersonen verzekeringsproducten ontwikkelen om deze aan klanten te verkopen, verzekeringstussenpersonen — een procedure voorhanden hebben, hanteren en evalueren voor de goedkeuring van elk verzekeringsproduct. Indien een verzekeringsdistributeur advies geeft over verzekeringsproducten die hij niet ontwikkelt of deze voorstelt, moet hij in ieder geval in staat zijn de kenmerken ervan en de beoogde doelmarkt van die producten te begrijpen. Deze richtlijn mag de variëteit en de flexibiliteit van de methoden die ondernemingen hanteren om nieuwe producten te ontwikkelen, niet beperken.

 

(56)

Verzekeringen met een beleggingscomponent worden vaak aan klanten aangeboden als mogelijk alternatief of vervangingsmiddel voor beleggingsproducten die onder Richtlijn 2014/65/EU vallen. Om voor een consequente beleggersbescherming te zorgen en het risico van regelgevingsarbitrage te vermijden, is het van belang dat verzekeringsproducten met een beleggingscomponent niet alleen worden onderworpen aan de gedragsregels die zijn vastgesteld voor alle verzekeringsproducten, maar ook aan specifieke normen die zijn gericht op het beleggingselement in die producten. Die normen moeten onder meer betrekking hebben op het verstrekken van passende informatie, de deugdelijkheid van advies en beperkingen inzake de vergoeding.

 

(57)

Om ervoor te zorgen dat enigerlei provisie of commissie dan wel een niet-geldelijke tegemoetkoming in verband met de distributie van een verzekering met een beleggingscomponent betaald aan of betaald door een andere partij dan de klant of een persoon namens de klant, geen nadelige effecten heeft op de kwaliteit van de aan de klant verleende dienst, dient de verzekeringsdistributeur voor passende en proportionele regelingen te zorgen om die nadelige effecten te vermijden. Daartoe moet de verzekeringsdistributeur beleidsmaatregelen en procedures betreffende belangenconflicten ontwikkelen, aannemen en regelmatig herzien om nadelige effecten op de kwaliteit van de aan de klant verleende dienst te vermijden, en moet hij ervoor zorgen dat de klant op adequate wijze wordt geïnformeerd over provisies, commissies of tegemoetkomingen.

 

(58)

Teneinde naleving van deze richtlijn door verzekeringsondernemingen en personen die het verzekeringsdistributiebedrijf uitoefenen, te garanderen en ervoor te zorgen dat zij in de hele Unie op dezelfde wijze worden behandeld, moeten de lidstaten voorzien in bestuursrechtelijke sancties en andere maatregelen die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. In de mededeling van de Commissie van 8 december 2010 betreffende het versterken van sanctieregelingen in de financiële sector is een evaluatie van bestaande bevoegdheden en de praktische toepassing ervan uitgevoerd om de convergentie van de sancties en andere maatregelen te bevorderen. Daarom moeten de door de lidstaten vastgestelde bestuursrechtelijke sancties en andere maatregelen aan bepaalde essentiële vereisten voldoen op het gebied van adressaten, van in aanmerking te nemen criteria bij het opleggen van een sanctie of andere maatregel en van bekendmaking.

 

(59)

Hoewel niets de lidstaten belet regels voor zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke sancties vast te stellen voor dezelfde schendingen, mag de lidstaten niet worden voorgeschreven dat zij regels voor bestuursrechtelijke sancties vaststellen voor schendingen van deze richtlijn wanneer zij onder het nationale strafrecht vallen. Overeenkomstig hun nationale recht zijn de lidstaten niet verplicht zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke sancties voor dezelfde schendingen op te leggen, maar zij moeten dit wel kunnen doen indien hun nationaal recht zulks toestaat. Het handhaven van strafrechtelijke sancties in plaats van bestuursrechtelijke sancties voor schendingen van deze richtlijn mag de bevoegde autoriteiten evenwel niet beperken of anderszins beïnvloeden in hun vermogen om voor de toepassing van deze richtlijn tijdig met bevoegde autoriteiten in andere lidstaten samen te werken, toegang te hebben tot informatie en informatie uit te wisselen, ook nadat de desbetreffende schendingen naar de bevoegde rechterlijke instanties zijn verwezen voor strafrechtelijke vervolging.

 

(60)

De bevoegde autoriteiten moeten met name worden gemachtigd om geldboeten op te leggen die hoog genoeg zijn om actuele of potentiële winsten teniet te doen en die zelfs op grotere instellingen en de bestuurders daarvan een afschrikkend effect hebben.

 

(61)

Om voor een consequente beleggersbescherming te zorgen en het risico van regelgevingsarbitrage te vermijden, is het van belang dat, ingeval van schendingen die verband houden met de distributie van een verzekering met een beleggingscomponent, bestuursrechtelijke sancties en de andere maatregelen die door de lidstaten worden vastgesteld worden afgestemd op die in Verordening (EU) nr. 1286/2014.

 

(62)

Teneinde een consistente toepassing van de sancties in de hele Unie te garanderen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de bevoegde autoriteiten bij de vaststelling van de soort bestuursrechtelijke sancties of andere maatregelen en van de omvang van de bestuursrechtelijke geldboetes alle relevante omstandigheden in aanmerking nemen.

 

(63)

Om ervoor te zorgen dat besluiten van de bevoegde autoriteiten over schendingen een afschrikwekkende werking hebben op het publiek in het algemeen en om de marktdeelnemers op de hoogte te stellen van gedrag dat beschouwd wordt als nadelig voor de consument, moeten die besluiten worden bekendgemaakt, mits de termijn voor het instellen van een beroep is verstreken en er geen beroep is ingesteld, tenzij bekendmaking de stabiliteit van de financiële markten of een lopend onderzoek in gevaar brengt. Indien in het nationale recht is bepaald dat de sanctie of andere maatregel waartegen beroep is ingesteld, moet worden bekendgemaakt, wordt deze informatie, alsmede het resultaat van het beroep, ook zonder onnodige vertraging bekendgemaakt. Als bekendmaking van de sanctie of andere maatregel de betrokken partijen in onevenredige mate zou schaden, moet de bevoegde autoriteit in elk geval kunnen besluiten de sancties of andere maatregel niet bekend te maken of ze anoniem bekend te maken.

 

(64)

De bevoegde autoriteiten moeten over de nodige onderzoeksbevoegdheden beschikken om mogelijke schendingen op te sporen, en moeten tevens doeltreffende mechanismen opzetten om de melding van mogelijke of feitelijke schendingen mogelijk te maken.

 

(65)

Deze richtlijn moet op zowel bestuursrechtelijke sancties als andere maatregelen betrekking hebben, ongeacht of deze in nationaal recht als een sanctie dan wel als een andere maatregel worden aangemerkt.

 

(66)

Deze richtlijn moet de bepalingen van de nationale wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot strafbare feiten onverlet laten.

 

(67)

Teneinde de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van het toezicht op producten en governancevereisten voor alle producten, en, in verband met de distributie van verzekeringen met een beleggingscomponent, de omgang met belangenconflicten, de voorwaarden waaronder „inducements’ kunnen worden betaald of ontvangen, en de beoordeling van geschiktheid en adequaatheid. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

 

(68)

Technische normen voor financiële diensten moeten zorgen voor een consistente harmonisatie en een afdoende consumentenbescherming in de hele Unie. Aangezien de EIOPA een orgaan is met hooggespecialiseerde expertise, dient zij uitsluitend te worden belast met het opstellen van aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie voor te leggen ontwerpen van technische regulerings- en uitvoeringsnormen die geen beleidskeuzen vereisen.

 

(69)

De Commissie moet, overeenkomstig de Consensus over gedelegeerde handelingen tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, onverminderd de verdere herziening ervan, rekening houden met de bezwaarperiode, alsmede met de procedures van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van de datum van toezending van de gedelegeerde handeling. De Commissie moet bovendien, overeenkomstig de Consensus over gedelegeerde handelingen, onverminderd de verdere herziening ervan en, in voorkomend geval, Verordening (EU) nr. 1094/2010, passende transparantie betrachten en de juiste contacten onderhouden met het Europees Parlement en met de Raad alvorens de gedelegeerde handeling wordt aangenomen.

 

(70)

Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (8), en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (9) moet gelden voor de verwerking van gegevens door de EIOPA in het kader van deze richtlijn, onder toezicht van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

 

(71)

Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, zoals verankerd in de Verdragen.

 

(72)

Deze richtlijn mag niet te belastend zijn voor kleine en middelgrote verzekerings- en herverzekeringsdistributeurs. Een van de middelen om deze doelstelling te verwezenlijken is een juiste toepassing van het evenredigheidsbeginsel. Dit beginsel moet zowel worden toegepast op de vereisten voor verzekerings- en herverzekeringsdistributeurs als op de uitoefening van toezichthoudende bevoegdheden.

 

(73)

Vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn moet een toetsing van deze richtlijn worden uitgevoerd om rekening te houden met de marktontwikkelingen en met ontwikkelingen op andere gebieden van het recht van de Unie of met de ervaringen van de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van het recht van de Unie, met name met betrekking tot producten die onder Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (10) vallen.

 

(74)

Richtlijn 2002/92/EG moet 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn worden ingetrokken. Hoofdstuk III BIS van Richtlijn 2002/92/EG moet echter worden geschrapt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

 

(75)

De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van die Richtlijn 2002/92/EG materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit die richtlijn.

 

(76)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de termijnen voor omzetting in nationaal recht van Richtlijn 2002/92/EG onverlet te laten.

 

(77)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 en bracht een advies uit op 23 november 2012 (11).

 

(78)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

 

(79)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken, hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Toepassingsgebied

  • 1. 
    Bij deze richtlijn worden voorschriften vastgesteld inzake de toegang tot en de uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsdistributiebedrijf in de Unie.
  • 2. 
    Deze richtlijn is van toepassing op natuurlijke of rechtspersonen die in een lidstaat zijn gevestigd of zich daar wensen te vestigen voor de toegang tot en de uitoefening van de distributie van verzekerings- en herverzekeringsproducten.
  • 3. 
    Deze richtlijn is niet van toepassing op tussenpersonen die als nevenactiviteit het verzekeringsdistributiebedrijf uitoefenen(„nevenverzekeringstussenpersonen”), wanneer alle volgende voorwaarden vervuld zijn:
 

a)

de verzekering is een aanvulling op de levering van een goed of de verrichting van een dienst door een aanbieder, en dekt:

 

i)

het risico van defect, verlies van, of beschadiging van, het door die aanbieder geleverde goed of het niet-gebruik van de dienst die geleverd wordt door die aanbieder, of

 

ii)

beschadiging of verlies van bagage en andere risico’s die verbonden zijn aan een bij die aanbieder geboekte reis;

 

b)

het bedrag van de premie voor het verzekeringsproduct is, op jaarbasis pro rata berekend, niet hoger dan 600 EUR;

 

c)

in afwijking van punt b), indien de verzekering een aanvulling is op een dienst als bedoeld onder a) en de duur van de dienst gelijk is aan of minder dan drie maanden, het bedrag van de premie per persoon is niet hoger dan 200 EUR.

  • 4. 
    De lidstaten dragen er zorg voor dat de verzekeringsonderneming of de verzekeringstussenpersoon, wanneer hij zijn distributieactiviteit uitoefent via een nevenverzekeringstussenpersoon die is vrijgesteld van de toepassing van deze richtlijn overeenkomstig lid 3, ervoor zorgt dat:
 

a)

informatie over de identiteit en het adres van de verzekeringsonderneming of de verzekeringstussenpersoon en over de in artikel 14 bedoelde procedures die klanten en overige belanghebbenden de mogelijkheid bieden klachten in te dienen, ter beschikking wordt gesteld aan de klant, voordat de overeenkomst wordt gesloten;

 

b)

er passende en proportionele regelingen bestaan om te voldoen aan de artikelen 17 en 24 en om rekening te houden met de verlangens en behoeften van de klant alvorens een overeenkomst wordt voorgesteld;

 

c)

het in artikel 20, lid 5, bedoelde informatiedocument over het verzekeringsproduct ter beschikking aan de klant wordt gesteld alvorens er een overeenkomst wordt gesloten.

  • 5. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat bevoegde autoriteiten toezicht houden op de markt, inclusief de markt voor nevenverzekeringsproducten die in of vanuit hun lidstaat op de markt worden gebracht, verspreid of verkocht. De EIOPA kan dit toezicht faciliteren en coördineren.
  • 6. 
    Deze richtlijn is niet van toepassing op het verzekerings- en herverzekeringsdistributiebedrijf met betrekking tot buiten de Unie gesitueerde risico’s en verplichtingen.

Deze richtlijn doet evenmin afbreuk aan het recht van een lidstaat met betrekking tot het verzekering- en herverzekeringsdistributiebedrijf dat op zijn grondgebied uit hoofde van het vrij verrichten van diensten wordt uitgeoefend door in een derde land gevestigde verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, mits een gelijke behandeling wordt gewaarborgd voor alle personen die op deze markt het verzekerings- en herverzekeringsdistributiebedrijf uitoefenen of mogen uitoefenen.

Deze richtlijn reglementeert niet het verzekerings- en herverzekeringsdistributiebedrijf dat wordt verricht in derde landen.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de algemene moeilijkheden die hun verzekerings- of herverzekeringsdistributeurs ondervinden bij vestiging of uitoefening van het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf in een derde land.

Artikel 2

Definities

  • 1. 
    In deze richtlijn wordt verstaan onder:
 

1.

„verzekeringsdistributie”: de werkzaamheden die bestaan in het adviseren over, het voorstellen van, het realiseren van voorbereidend werk tot het sluiten van verzekeringsovereenkomsten, of in het sluiten van verzekeringsovereenkomsten, dan wel in het assisteren bij het beheer en de uitvoering van verzekeringsovereenkomsten, in het bijzonder in het geval van een schadegeval, daaronder inbegrepen het verstrekken van informatie over één of meerdere verzekeringsovereenkomsten op basis van criteria die een klant via een website of andere media kiest, en het opstellen van een ranglijst van verzekeringsproducten, met inbegrip van prijs- en productvergelijking, of van een korting op de premie van een verzekeringsovereenkomst, wanneer de klant rechtstreeks of onrechtstreeks via een website of andere media een verzekeringsovereenkomst kan sluiten;

 

2.

„herverzekeringsdistributie”: de werkzaamheden die bestaan in het adviseren over, het voorstellen van, het realiseren van voorbereidend werk tot het sluiten van herverzekeringsovereenkomsten, of in het sluiten van herverzekeringsovereenkomsten, dan wel in het assisteren bij het beheer en de uitvoering van herverzekeringsovereenkomsten, in het bijzonder in het geval van een schadegeval, ook wanneer deze werkzaamheden door een herverzekeringsonderneming worden uitgevoerd zonder tussenkomst van een herverzekeringstussenpersoon;

 

3.

„verzekeringstussenpersoon”: een natuurlijke of rechtspersoon die geen verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een werknemer van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming is en die geen nevenverzekeringstussenpersoon is, en die, tegen vergoeding, toegang heeft tot het verzekeringsdistributiebedrijf of het verzekeringsdistributiebedrijf uitoefent;

 

4.

„nevenverzekeringstussenpersoon”: een natuurlijke of rechtspersoon die geen kredietinstelling is of geen beleggingsonderneming is in de zin van artikel 4, lid 1, punten 1) en 2), van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (12) en die, tegen vergoeding, als nevenactiviteit toegang heeft tot het verzekeringsdistributiebedrijf of het verzekeringsdistributiebedrijf uitoefent, mits alle volgende voorwaarden vervuld zijn:

 

a)

de natuurlijke of rechtspersoon in kwestie heeft een andere hoofdberoepswerkzaamheid dan verzekeringsdistributie;

 

b)

de natuurlijke of rechtspersoon biedt alleen bepaalde verzekeringsproducten aan als aanvulling op een goed of dienst;

 

c)

de desbetreffende verzekeringsproducten omvatten niet de dekking van levensverzekerings- of aansprakelijkheidsrisico’s, tenzij die dekking het goed aanvult dat of de dienst aanvult die de tussenpersoon in het kader van zijn hoofdberoepswerkzaamheid aanbiedt;

 

5.

„herverzekeringstussenpersoon”: een natuurlijke of rechtspersoon die geen herverzekeringsonderneming is noch haar werknemers, en die, tegen vergoeding, toegang heeft tot het herverzekeringsdistributiebedrijf of het herverzekeringsdistributiebedrijf uitoefent;

 

6.

„verzekeringsonderneming”: een onderneming in de zin van artikel 13, punt 1, van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad (13);

 

7.

„herverzekeringsonderneming”: een herverzekeringsonderneming in de zin van artikel 13, punt 4, van Richtlijn 2009/138/EG;

 

8.

„verzekeringsdistributeur”: een verzekeringstussenpersoon, een nevenverzekeringstussenpersoon, of een verzekeringsonderneming;

 

9.

„vergoeding”: een commissie, provisie of andere betaling, met inbegrip van economische voordelen van welke aard ook of enigerlei andere financiële of niet-financiële voordeel of stimulans, dat of die in verband met het verzekeringsdistributiebedrijf wordt aangeboden of verstrekt;

 

10.

„lidstaat van herkomst”:

 

a)

indien de tussenpersoon een natuurlijk persoon is, de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft;

 

b)

indien de tussenpersoon een rechtspersoon is, de lidstaat waar zijn statutaire zetel is gevestigd of, indien deze rechtspersoon volgens zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar zijn hoofdkantoor is gevestigd;

 

11.

„lidstaat van ontvangst”: de lidstaat waarin een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon een permanente aanwezigheid of vestiging heeft of diensten verricht en die niet zijn lidstaat van herkomst is;

 

12.

„bijkantoor”: een agentschap of bijkantoor van een tussenpersoon dat of die zich op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst bevindt;

 

13.

„nauwe banden”: nauwe banden in de zin van artikel 13, punt 17, van Richtlijn 2009/138/EG;

 

14.

„hoofdvestiging”: de plaats van waaruit de hoofdactiviteit wordt beheerd;

 

15.

„advies”: de verstrekking van een persoonlijke aanbeveling aan een klant op diens verzoek of op initiatief van de verzekeringsdistributeur met betrekking tot een of meer verzekeringsovereenkomsten;

 

16.

„grote risico’s”: grote risico’s in de zin van artikel 13, punt 27, van Richtlijn 2009/138/EG;

 

17.

„verzekering met een beleggingscomponent”: een verzekeringsproduct waarmee een waarde op vervaldag of een afkoopwaarde wordt aangeboden, en waarbij die waarde op vervaldag of afkoopwaarde geheel of gedeeltelijk is blootgesteld, direct of indirect, aan marktfluctuaties, met uitsluiting van:

 

a)

schadeverzekeringsproducten als vermeld in bijlage I bij Richtlijn 2009/138/EG (schadeverzekeringsbranches);

 

b)

levensverzekeringsovereenkomsten waarbij de contractuele uitkeringen enkel uitbetaald worden in geval van overlijden of bij onvermogen te wijten aan letsels, ziekte of invaliditeit;

 

c)

pensioenproducten die krachtens het nationale recht worden geacht voornamelijk tot doel te hebben de belegger van een pensioeninkomen te voorzien, en die de belegger het recht geven op bepaalde uitkeringen;

 

d)

officieel erkende bedrijfspensioenregelingen die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/41/EG of Richtlijn 2009/138/EG vallen;

 

e)

individuele pensioenproducten waarvoor naar nationaal recht een financiële bijdrage van de werkgever is vereist en waarbij de werkgever of de werknemer geen vrijheid heeft in de keuze van het pensioenproduct of de aanbieder;

 

18.

„duurzame drager”: ieder hulpmiddel:

 

a)

dat een klant in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op zodanige wijze op te slaan dat deze achteraf gedurende een voor het doel van de informatie toereikende periode kan worden geraadpleegd, en

 

b)

waarmee de opgeslagen informatie ongewijzigd kan worden gereproduceerd.

  • 2. 
    Voor de toepassing van de punten 1) en 2) van lid 1 geldt dat geen van de volgende werkzaamheden als verzekeringsdistributie of herverzekeringsdistributie wordt beschouwd:
 

a)

het incidenteel verstrekken van informatie aan een klant in de context van een andere beroepswerkzaamheid, mits:

 

i)

de informatieverstrekker geen verdere stappen onderneemt om te assisteren bij de sluiting of uitvoering van een verzekeringsovereenkomst;

 

ii)

het doel van die activiteit niet bestaat in het assisteren van de klant bij de sluiting of uitvoering van de herverzekeringsovereenkomst;

 

b)

het beroepshalve afhandelen van schadegevallen voor een verzekerings- of een herverzekeringsonderneming en schaderegeling en schade-expertise;

 

c)

het louter verstrekken van gegevens en informatie over potentiële verzekeringnemers aan verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen of verzekerings- of herverzekeringsondernemingen mits de informatieverstrekker geen verdere stappen onderneemt om te assisteren bij de sluiting van een verzekerings- of herverzekeringsovereenkomst;

 

d)

het louter verstrekken van informatie over verzekerings- of herverzekeringsproducten of een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon of een verzekerings- of herverzekeringsonderneming aan potentiële verzekeringsnemers mits de informatieverstrekker geen verdere stappen onderneemt om te assisteren bij de sluiting van een verzekerings- of herverzekeringsovereenkomst.

HOOFDSTUK II

INSCHRIJVINGSVEREISTEN

Artikel 3

Registerinschrijving

  • 1. 
    Verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen worden bij een bevoegde autoriteit in hun lidstaat van herkomst in een register of in registers ingeschreven.

Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, en hun werknemers hoeven niet te worden ingeschreven uit hoofde van deze richtlijn.

Onverminderd het bepaalde in de eerste alinea kunnen de lidstaten bepalen dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en -tussenpersonen of andere lichamen met de bevoegde autoriteiten kunnen samenwerken voor de registerinschrijving van verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen alsmede voor het toepassen van de in artikel 10 bepaalde vereisten.

Meer bepaald kunnen verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen worden ingeschreven door een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon, of door een vereniging van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of van verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen, onder toezicht van een bevoegde autoriteit.

Een verzekerings-, herverzekerings- of een nevenverzekeringstussenpersoon mag onder de verantwoordelijkheid van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of van een andere tussenpersoon handelen. In dat geval kunnen de lidstaten bepalen dat de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon of andere tussenpersoon ervoor moet zorgen dat de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon of de nevenverzekeringstussenpersoon aan de voorwaarden voor registratie voldoet, inclusief de voorwaarden vermeld in lid 6, eerste alinea, onder c).

De lidstaten kunnen ook bepalen dat de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of andere tussenpersoon die de verantwoordelijkheid voor de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon of de nevenverzekeringstussenpersoon neemt, die tussenpersoon of nevenverzekeringstussenpersoon inschrijft.

De lidstaten hoeven het in de eerste alinea bedoelde vereiste niet toe te passen op alle natuurlijke personen die voor een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon of voor een nevenverzekeringstussenpersoon werken en die het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf uitoefenen.

De lidstaten zorgen ervoor dat in de registers de namen worden vermeld van de tot de leiding van de verzekerings- of herverzekeringsdistributeur behorende natuurlijke personen die verantwoordelijk zijn voor de verzekerings- of herverzekeringsdistributie.

In de registers wordt bovendien aangegeven in welk land of welke landen de tussenpersoon zijn activiteiten uitoefent krachtens de regels inzake de vrijheid van vestiging of het vrije verkeer van diensten.

  • 2. 
    De lidstaten kunnen meer dan één register voor verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen instellen mits zij criteria vastleggen op grond waarvan tussenpersonen worden ingeschreven.

De lidstaten richten een onlineregistratiesysteem op. Dat systeem is makkelijk toegankelijk en maakt het mogelijk het inschrijvingsformulier rechtstreeks online in te vullen.

  • 3. 
    Ingeval er meer dan een register is in een lidstaat, richt die lidstaat één informatieloket op, waardoor een vlotte en snelle openbare toegang mogelijk is tot informatie uit die registers, die elektronisch worden samengesteld en geactualiseerd worden. Dit loket verschaft tevens de identificatiegegevens van de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat van herkomst.
  • 4. 
    De EIOPA stelt een centraal elektronisch register in van gegevens over verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen die overeenkomstig hoofdstuk III hun voornemen kenbaar hebben gemaakt grensoverschrijdende werkzaamheden uit te oefenen; zij maakt dit register openbaar op haar website en werkt het bij. Hiertoe verstrekken de lidstaten de EIOPA onverwijld alle relevante informatie. Dit register bevat links naar en is toegankelijk vanuit de websites van alle bevoegde autoriteiten in de lidstaten.

De EIOPA heeft recht van toegang tot de gegevens opgeslagen in het in de eerste alinea vermelde register. De EIOPA en de bevoegde autoriteiten hebben het recht deze gegevens te wijzigen. Gegevenssubjecten wier persoonlijke gegevens worden opgeslagen in het register en worden uitgewisseld, hebben recht op toegang tot deze opgeslagen gegevens en recht op passende informatie.

De EIOPA zet een website op met links naar elk uniek informatieloket of, in voorkomend geval, register dat de lidstaten overeenkomstig lid 3 instellen.

De lidstaten van herkomst zorgen ervoor dat de registerinschrijving van verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen slechts mogelijk is indien aan de in artikel 10 bedoelde relevante vereisten is voldaan.

De geldigheid van de registerinschrijving wordt regelmatig door de bevoegde instanties herzien.

De lidstaten van herkomst zorgen ervoor dat de registerinschrijvingen van verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen die niet langer aan de in artikel 10 bedoelde vereisten voldoen, onverwijld worden doorgehaald. In voorkomend geval stelt de lidstaat van herkomst de lidstaat van ontvangst in kennis van deze doorhaling.

  • 5. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat aanvragen van tussenpersonen tot opname in het register binnen drie maanden na de indiening van een volledige aanvraag worden behandeld en dat de aanvrager onverwijld van de beslissing in kennis wordt gesteld.
  • 6. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat om de volgende informatie wordt verzocht, als voorwaarde voor de registerinschrijving van verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen:
 

a)

de identiteit van aandeelhouders of leden — natuurlijke of rechtspersonen — die een deelneming van meer dan 10 % in de tussenpersoon bezitten, alsook het bedrag van die deelnemingen;

 

b)

de identiteit van personen die nauwe banden met de tussenpersoon hebben;

 

c)

informatie waaruit blijkt dat die deelnemingen of nauwe banden geen belemmering vormen voor de juiste uitoefening van de toezichthoudende taken van de bevoegde autoriteit.

De lidstaten zorgen ervoor dat de tussenpersonen de bevoegde autoriteiten zonder onnodige vertraging op de hoogte brengen van enige verandering van de krachtens dit lid verstrekte informatie.

  • 7. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten de registerinschrijving weigeren indien de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een derde land die van toepassing zijn op één of meer natuurlijke of rechtspersonen met wie de tussenpersoon nauwe banden heeft, of moeilijkheden in verband met de toepassing van die bepalingen, een belemmering vormen voor de juiste uitoefening van hun toezichthoudende taken.

HOOFDSTUK III

VRIJHEID VAN DIENSTVERLENING EN VRIJHEID VAN VESTIGING

Artikel 4

Uitoefening van de vrijheid van dienstverlening

  • 1. 
    Elke verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon die voornemens is voor het eerst op het grondgebied van een andere lidstaat werkzaamheden uit hoofde van het vrij verrichten van diensten uit te oefenen, verstrekt de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst de volgende informatie:
 

a)

de naam, het adres en, in voorkomend geval, het registerinschrijvingsnummer van de tussenpersoon;

 

b)

de lidstaat of lidstaten waar de tussenpersoon voornemens is werkzaamheden uit te oefenen;

 

c)

de categorie waartoe de tussenpersoon behoort en, in voorkomend geval, de naam van elke verzekerings- of herverzekeringsonderneming die hij vertegenwoordigt;

 

d)

de relevante verzekeringsbranches, indien van toepassing.

  • 2. 
    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst deelt de in lid 1 bedoelde informatie binnen een maand na ontvangst ervan mede aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, die de ontvangst ervan onverwijld bevestigt. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst stelt de verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon er schriftelijk van in kennis dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst de informatie heeft ontvangen en dat de tussenpersoon zijn werkzaamheden in de lidstaat van ontvangst kan aanvangen. In voorkomend geval, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst tegelijkertijd aan de tussenpersoon mede dat informatie betreffende de wettelijke bepalingen als bedoeld in artikel 11, lid 1, die van toepassing zijn in de lidstaat van ontvangst, beschikbaar is in de in artikel 11, leden 3 en 4, bedoelde vorm alsmede dat de tussenpersoon moet voldoen aan die bepalingen om zijn werkzaamheden in de lidstaat van ontvangst te kunnen aanvangen.
  • 3. 
    In geval van wijziging van een van de overeenkomstig lid 1 verstrekte gegevens, stelt de verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon ten minste één maand voor de doorvoering van de wijziging de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst schriftelijk van deze wijziging in kennis. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst stelt op haar beurt zo snel mogelijk, en in elk geval niet later dan één maand nadat zij de informatie ontvangen heeft, de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst van de wijziging in kennis.

Artikel 5

Niet-nakoming van de verplichtingen bij de uitoefening van het recht tot het vrij verrichten van diensten

  • 1. 
    Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst redenen heeft om aan te nemen dat een verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon die uit hoofde van de vrijheid van dienstverlening op haar grondgebied werkzaamheden uitoefent, de bij deze richtlijn vastgestelde verplichtingen niet nakomt, stuurt zij deze bevindingen door naar de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst.

Nadat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de uit hoofde van de eerste alinea van dit lid ontvangen informatie heeft beoordeeld, neemt zij in voorkomend geval bij de eerste gelegenheid passende maatregelen om de situatie te verhelpen. Zij stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst op de hoogte van dergelijke getroffen maatregelen.

Indien de verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon, ondanks de door de lidstaat van herkomst getroffen maatregelen of omdat die maatregelen ontoereikend blijken te zijn of niet voorhanden zijn, blijft handelen op een wijze die duidelijk strijdig is met de belangen van een groot aantal consumenten van de lidstaat van ontvangst of met het goed functioneren van de verzekerings- of de herverzekeringsmarkten, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, na de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst daarvan op de hoogte te hebben gebracht, passende maatregelen nemen om verdere onregelmatigheden te voorkomen met inbegrip van, voor zover zulks volstrekt noodzakelijk is, het de tussenpersoon beletten op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst nieuwe activiteiten te ontplooien.

Voorts mag de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst of de lidstaat van ontvangst de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de EIOPA doorverwijzen en om haar bijstand verzoeken. In dit geval kan de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden.

  • 2. 
    Lid 1 doet niets af aan de bevoegdheid van de lidstaat van ontvangst om passende maatregelen te treffen ter voorkoming of bestraffing van op zijn grondgebied gepleegde onregelmatigheden, wanneer onmiddellijk optreden noodzakelijk is om de rechten van consumenten te beschermen. Deze bevoegdheid betreft de mogelijkheid te voorkomen dat verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen nieuwe activiteiten ontplooien op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst.
  • 3. 
    De maatregelen die uit hoofde van dit artikel door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst worden getroffen, worden onverwijld medegedeeld aan de betrokken verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon in een met redenen omkleed document en gemeld aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, de EIOPA en de Commissie.

Artikel 6

Uitoefening van de vrijheid van vestiging

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat elke verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon die voornemens is op het grondgebied van een andere lidstaat uit hoofde van de vrijheid van vestiging een bijkantoor of permanente aanwezigheid te vestigen, eerst de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst daarvan in kennis stelt en die bevoegde autoriteit de volgende informatie verstrekt:
 

a)

de naam, het adres en, in voorkomend geval, het registerinschrijvingsnummer van de tussenpersoon;

 

b)

de lidstaat waar de tussenpersoon voornemens is een bijkantoor of permanente aanwezigheid te vestigen;

 

c)

de categorie waartoe de tussenpersoon behoort en, in voorkomend geval, de naam van elke verzekerings- of herverzekeringsonderneming die hij vertegenwoordigt;

 

d)

de relevante verzekeringsbranches, indien van toepassing;

 

e)

het adres in de lidstaat van ontvangst waar documenten kunnen worden opgevraagd;

 

f)

de naam van de personen die voor het beheer van het bijkantoor of permanente aanwezigheid verantwoordelijk zijn.

Elke permanente aanwezigheid van een tussenpersoon op het grondgebied van een andere lidstaat die gelijkstaat aan een bijkantoor wordt op dezelfde wijze behandeld, tenzij de tussenpersoon die permanente aanwezigheid in een andere rechtsvorm opzet.

  • 2. 
    Tenzij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, gelet op de voorgenomen distributieactiviteiten, redenen heeft om te twijfelen aan de toereikendheid van de organisatiestructuur of de financiële positie van de verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon, doet zij de in lid 1 bedoelde informatie binnen een maand na ontvangst ervan toekomen aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, die de ontvangst ervan onverwijld bevestigt. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst stelt de verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon er schriftelijk van in kennis dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst de informatie heeft ontvangen.

Binnen een maand na ontvangst van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde informatie deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst de wettelijke bepalingen als bedoeld in artikel 11, lid 1, die van toepassing zijn op haar grondgebied, in de in artikel 11, leden 3 en 4, bedoelde vorm, mede aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst deelt die informatie mede aan de tussenpersoon en deelt hem mede dat hij zijn werkzaamheden in de lidstaat van ontvangst kan aanvangen, mits hij voldoet aan die wettelijke bepalingen.

Indien geen informatie is ontvangen binnen de in de tweede alinea gestelde termijn, kan de verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon het bijkantoor oprichten en zijn werkzaamheden aanvangen.

  • 3. 
    Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst weigert de in lid 1 bedoelde informatie aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst te doen toekomen, deelt zij binnen een maand na ontvangst van alle in lid 1 bedoelde informatie aan de verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon de redenen voor deze weigering mee.

Tegen een in de eerste alinea bedoelde weigering of enig ander verzuim van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de in artikel 1 bedoelde informatie mede te delen, staat beroep open bij de rechter in de lidstaat van herkomst.

  • 4. 
    In geval van wijziging van een van de overeenkomstig lid 1 verstrekte gegevens, stelt de verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon ten minste één maand voor de doorvoering van de wijziging de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van deze wijziging in kennis. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst stelt op haar beurt zo snel mogelijk, en in elk geval niet later dan één maand nadat zij de informatie ontvangen heeft, de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst van de wijziging in kennis.

Artikel 7

Verdeling van bevoegdheden tussen de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst

  • 1. 
    Indien de hoofdvestiging van een verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon zich in een andere lidstaat bevindt dan de lidstaat van herkomst, kan de bevoegde autoriteit van die andere lidstaat met de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst overeenkomen dat zij als bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst optreedt met betrekking tot de bepalingen van de hoofdstukken IV, V, VI en VII. In geval van een dergelijke overeenkomst stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon en de EIOPA hiervan onverwijld in kennis.
  • 2. 
    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst is ervoor verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat de door de vestiging op haar grondgebied verrichte diensten voldoen aan de verplichtingen die in de hoofdstukken V en VI en in de op grond van die bepalingen genomen maatregelen worden gesteld.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst heeft het recht om de door de vestiging getroffen regelingen aan een onderzoek te onderwerpen en de wijzigingen te verlangen die noodzakelijk zijn om de bevoegde autoriteit in staat te stellen de verplichtingen die in de hoofdstukken V en VI en in de op grond van die bepalingen genomen maatregelen zijn neergelegd, te doen nakomen met betrekking tot de op het grondgebied van die lidstaat door de vestiging verrichte diensten of activiteiten.

Artikel 8

Niet-nakoming van de verplichtingen bij de uitoefening van de vrijheid van vestiging

  • 1. 
    Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst constateert dat een verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon niet de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen naleeft die in die lidstaat zijn vastgesteld ter uitvoering van de bepalingen van de hoofdstukken V en VI, kan die autoriteit passende maatregelen treffen.
  • 2. 
    Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst redenen heeft om aan te nemen dat een verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon die via een vestiging op zijn grondgebied werkzaamheden uitoefent, de bij deze richtlijn vastgestelde verplichtingen niet nakomt en indien die bevoegde autoriteit geen verantwoordelijkheid heeft overeenkomstig artikel 7, lid 2, stuurt hij deze bevindingen door naar de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst. Nadat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de ontvangen informatie heeft beoordeeld, neemt zij in voorkomend geval en bij de eerste gelegenheid passende maatregelen om de situatie te verhelpen. Zij stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst op de hoogte van dergelijke getroffen maatregelen.
  • 3. 
    Indien de verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon, ondanks de door de lidstaat van herkomst getroffen maatregelen of omdat die maatregelen ontoereikend blijken te zijn of niet voorhanden zijn, blijft handelen op een wijze die duidelijk strijdig is met de belangen van een groot aantal consumenten van de lidstaat van ontvangst of met het goed functioneren van de verzekerings- of de herverzekeringsmarkten, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, na de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst daarvan op de hoogte te hebben gebracht, passende maatregelen nemen om verdere onregelmatigheden te voorkomen met inbegrip van, voor zover zulks volstrekt noodzakelijk is, het de tussenpersoon beletten op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst nieuwe activiteiten te ontplooien.

Voorts mag de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst of van de lidstaat van ontvangst de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de EIOPA doorverwijzen en om haar bijstand verzoeken. In dit geval kan de EIOPA optreden overeenkomstig de haar krachtens dat artikel verleende bevoegdheden.

  • 4. 
    De leden 2 en 3 doen niets af aan de bevoegdheid van de lidstaat van ontvangst om passende en niet-discriminerende maatregelen te treffen ter voorkoming of bestraffing van op zijn grondgebied gepleegde onregelmatigheden, wanneer onmiddellijk optreden noodzakelijk is om de rechten van consumenten in de lidstaat van ontvangst te beschermen, zolang gelijkwaardige maatregelen van de lidstaat van herkomst ontoereikend zijn of niet voorhanden zijn. In dergelijke situaties hebben de lidstaten van herkomst de mogelijkheid te voorkomen dat de betrokken verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon nieuwe activiteiten ontplooit op hun grondgebied.
  • 5. 
    De maatregelen die uit hoofde van dit artikel door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst worden getroffen, worden zonder onnodige vertraging medegedeeld aan de betrokken verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon in een met redenen omkleed document en gemeld aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, de EIOPA en de Commissie.

Artikel 9

Bevoegdheden met betrekking tot nationale bepalingen die om redenen van algemeen belang zijn vastgesteld

  • 1. 
    Deze richtlijn doet niets af aan de bevoegdheid van de lidstaten van ontvangst om passende en niet-discriminerende maatregelen te treffen ter voorkoming of bestraffing van op hun grondgebied gepleegde onregelmatigheden die in strijd zijn met hun in artikel 11, lid 1, bedoelde wettelijke bepalingen, voor zover volstrekt noodzakelijk. In dergelijke situaties, hebben de lidstaten van herkomst de mogelijkheid te voorkomen dat verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen nieuwe werkzaamheden ontplooien op hun grondgebied.
  • 2. 
    Deze richtlijn doet niets af aan de bevoegdheid van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst om passende maatregelen te treffen om te voorkomen dat een verzekeringsdistributeur die in het kader van het vrije verkeer van diensten of, in voorkomend geval, de vrijheid van vestiging gevestigd is in een andere lidstaat, werkzaamheden uitoefent op haar grondgebied, indien de relevante werkzaamheden volledig of hoofdzakelijk gericht zijn op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst met als enig doel om niet te hoeven voldoen aan de regels die van toepassing zouden zijn als die verzekeringsdistributeur zijn verblijfplaats of statutaire zetel in die lidstaat van ontvangst zou hebben, en bovendien, indien zijn werkzaamheden het goede functioneren van de verzekerings- en herverzekeringsmarkten in de lidstaat van ontvangst ernstig in gevaar brengen met betrekking tot de bescherming van de consument. In dat geval kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan op de hoogte te hebben gebracht, met betrekking tot die verzekeringsdistributeur alle passende maatregelen nemen die nodig zijn om de rechten van de consument in de lidstaat van ontvangst te beschermen. De betrokken bevoegde autoriteiten kunnen de zaak doorverwijzen naar de EIOPA en haar om assistentie verzoeken overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010, en in dat geval mag de EIOPA optreden overeenkomstig de bevoegdheden die haar krachtens dat artikel zijn verleend indien er geen overeenstemming wordt bereikt tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst en de lidstaat van herkomst.

HOOFDSTUK IV

ORGANISATORISCHE VEREISTEN

Artikel 10

Vereisten inzake vakbekwaamheid en organisatorische vereisten

  • 1. 
    De lidstaten van herkomst zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsdistributeurs en werknemers van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die het verzekerings- en herverzekeringsdistributiebedrijf uitoefenen, beschikken over adequate kennis en vakbekwaamheid om hun taken naar behoren te kunnen vervullen.
  • 2. 
    De lidstaten van herkomst zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, werknemers van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en werknemers van verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen voldoen aan de vereisten op het gebied van voortdurende beroepsopleiding en bijscholing om goed te kunnen blijven presteren naar gelang de rol die zij spelen en de relevante markt.

Daartoe voeren de lidstaten van herkomst regelingen in en maken deze bekend om de kennis en vakbekwaamheid van verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en werknemers van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en werknemers van verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen op effectieve wijze te controleren en beoordelen, op basis van ten minste 15 uur beroepsopleiding of bijscholing per jaar, rekening houdend met de aard van de verkochte producten, het soort distributeur, de rol die zij spelen, en de werkzaamheid die zij verrichten in de verzekerings- of herverzekeringsdistributeur.

De lidstaten van herkomst mogen voorschrijven dat de succesvolle afronding van de opleiding en bijscholing wordt aangetoond door het behalen van een getuigschrift.

De lidstaten passen de vereisten op het gebied van kennis en vakbekwaamheid aan al naargelang de specifieke werkzaamheid van de verzekerings- of herverzekeringsdistributeur en de gedistribueerde producten, in het bijzonder in het geval van nevenverzekeringstussenpersonen. De lidstaten kunnen voorschrijven dat de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of -tussenpersoon in de in artikel 3, lid 1, derde alinea, bedoelde gevallen en voor werknemers van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf uitoefenen, moet nagaan of de kennis en vakbekwaamheid van de tussenpersonen in overeenstemming zijn met de in lid 1 bedoelde verplichtingen en dat zij hun in voorkomend geval een opleiding of bijscholing moeten verstrekken die beantwoordt aan de vereisten betreffende de door deze tussenpersonen aangeboden producten.

De lidstaten hoeven de in lid 1 en in de eerste alinea van onderhavig lid bedoelde vereisten niet toe te passen op alle natuurlijke personen die in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of voor een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon werken en het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf uitoefenen. De lidstaten zorgen ervoor dat de relevante personen in de leiding van die ondernemingen die verantwoordelijk zijn voor distributie inzake verzekerings- en herverzekeringsproducten alsmede iedere andere persoon die zich rechtstreeks met verzekerings- of herverzekeringsdistributie bezighoudt, het bewijs leveren te beschikken over de kennis en vakbekwaamheid die relevant is voor de vervulling van hun taken.

Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen tonen aan dat zij voldoen aan de relevante vereisten op het gebied van beroepskennis en vakbekwaamheid als vastgelegd in bijlage I.

  • 3. 
    Natuurlijke personen die werkzaam zijn in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, of verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon, die het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf uitoefenen, zijn betrouwbaar. Zij hebben ten minste een blanco strafblad of enig ander nationaal equivalent met betrekking tot ernstige strafbare feiten in verband met vermogensdelicten of andere met financiële activiteiten verband houdende delicten en zij mogen niet voorheen failliet zijn verklaard, tenzij rehabilitatie overeenkomstig het nationale recht heeft plaatsgevonden.

In overeenstemming met artikel 3, lid 1, derde alinea, kunnen de lidstaten toestaan dat de verzekerings- of herverzekeringsdistributeur de betrouwbaarheid van zijn werknemers en, in voorkomend geval, van zijn verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen verifieert.

De lidstaten hoeven het in de eerste alinea van dit lid bedoelde vereiste niet toe te passen op alle natuurlijke personen die in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of voor een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon werken, als die natuurlijke personen niet rechtstreeks betrokken zijn bij verzekerings- of herverzekeringsdistributie. De lidstaten zorgen ervoor dat de personen in de leiding die verantwoordelijk zijn voor, en alle medewerkers die zich rechtstreeks bezighouden met, verzekerings- of herverzekeringsdistributie, aan dat vereiste voldoen.

Wat betreft nevenverzekeringstussenpersonen zorgen de lidstaten ervoor dat de personen die verantwoordelijk zijn voor het als nevenactiviteit distribueren van verzekeringen voldoen aan het vereiste als bedoeld in de eerste alinea.

  • 4. 
    Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen zijn in het bezit van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering die het gehele grondgebied van de Unie dekt, of een andere vergelijkbare garantie voor aansprakelijkheid wegens beroepsnalatigheid, voor een bedrag van ten minste 1 250 000 EUR, per schadegeval, en in totaal 1 850 000 EUR per jaar voor alle schadegevallen, tenzij die verzekering of vergelijkbare garantie reeds wordt geboden door een verzekeringsonderneming, herverzekeringsonderneming of andere onderneming in naam waarvan de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon handelt of bevoegd is te handelen, of die onderneming volledig aansprakelijk is voor het handelen van de tussenpersoon.
  • 5. 
    De lidstaten schrijven voor dat nevenverzekeringstussenpersonen in het bezit zijn van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering of een andere vergelijkbare garantie op een niveau dat door de lidstaten wordt vastgesteld waarbij rekening wordt gehouden met de aard van de verkochte producten en de verrichte activiteit.
  • 6. 
    De lidstaten treffen alle nodige maatregelen om de klanten te beschermen tegen het onvermogen van de verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon om de premie aan de verzekeringsonderneming over te dragen of het bedrag van de schadevergoeding of premierestitutie aan de verzekerde over te dragen.

Die maatregelen hebben een of meer van de volgende vormen:

 

a)

bij wet of bij overeenkomst vastgestelde bepalingen inhoudende dat door de klant aan de tussenpersoon betaalde bedragen worden geacht aan de onderneming te zijn betaald, terwijl door de onderneming aan de tussenpersoon betaalde bedragen, totdat de klant deze bedragen werkelijk ontvangt, worden geacht niet aan de klant te zijn betaald;

 

b)

een bepaling volgens welke de tussenpersoon over een financiële draagkracht moet beschikken die permanent 4 % van het totaal van de jaarlijks ontvangen premies beloopt, met een minimum van 18 750 EUR;

 

c)

een bepaling volgens welke het geld van klanten via strikt gescheiden klantenrekeningen moet worden overgemaakt en uit deze rekeningen in geval van faillissement geen andere schuldeisers mogen worden betaald;

 

d)

een bepaling volgens welke een garantiefonds moet worden opgericht.

  • 7. 
    De EIOPA past regelmatig de in lid 4 en lid 6 bedoelde bedragen aan de veranderingen in het door Eurostat bekendgemaakte Europees indexcijfer van de consumentenprijzen aan. De eerste aanpassing vindt uiterlijk 31 december 2017 plaats en daarna steeds om de vijf jaar.

De EIOPA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen waardoor het in lid 4 en lid 6 bedoelde basisbedrag in euro wordt aangepast volgens de procentuele mutatie van het in de eerste alinea van dit lid bedoelde indexcijfer gedurende de periode tussen 1 januari 2013 en 31 december 2017, of tussen de laatste aanpassingsdatum en de volgende aanpassingsdatum, en naar boven wordt afgerond op het dichtstbij gelegen meervoud van 10 EUR.

De EIOPA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk 30 juni 2018 bij de Commissie in, en de daaropvolgende ontwerpen van technische reguleringsnormen om de vijf jaar.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de tweede en derde alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

  • 8. 
    Om ervoor te zorgen dat zij voldoen aan de vereisten als bedoeld in de leden 1, 2 en 3 keuren de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen hun interne beleidsmaatregelen en passende interne procedures goed, passen zij deze toe en evalueren zij deze regelmatig.

Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen creëren een functie die toeziet op het goed toepassen van de goedgekeurde beleidsmaatregelen en procedures.

Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen leggen bestanden aan, beheren deze en houden deze bij, van alle relevante documentatie met betrekking tot de toepassing van de leden 1, 2 en 3. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen maken de naam van de persoon die verantwoordelijk is voor die functie, op verzoek, bekend aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst.

Artikel 11

Bekendmaking van regels van algemeen belang

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat hun bevoegde autoriteiten op passende wijze de relevante nationale wettelijke voorschriften ter bescherming van het algemeen belang bekendmaken, inclusief informatie over de vraag of en hoe de lidstaat ervoor heeft gekozen de strengere bepalingen van artikel 29, lid 3, die van toepassing zijn op de uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsdistributiebedrijf op hun grondgebied, toe te passen.
  • 2. 
    Lidstaten die naast de bepalingen van deze richtlijn de toepassing van extra voorschriften voor verzekeringsdistributie voorstellen en deze toepassen, zorgen ervoor dat de uit die extra voorschriften voortvloeiende administratieve lasten in verhouding staan tot de bescherming voor de consument. De lidstaten blijven die voorschriften bewaken om ervoor te zorgen dat zij in overeenstemming blijven met dit lid.
  • 3. 
    De EIOPA neemt op haar website de hyperlinks naar de websites van de bevoegde autoriteiten op waar informatie over de regels van algemeen belang wordt bekendgemaakt. Deze informatie wordt door de nationale bevoegde autoriteiten regelmatig bijgewerkt en door de EIOPA op haar website gepubliceerd, waarbij de nationale regels van algemeen belang volgens de relevante deelgebieden van het recht worden gecategoriseerd.
  • 4. 
    Elke lidstaat stelt een centraal contactpunt in dat verantwoordelijk is voor het verstrekken van informatie over de regels van algemeen belang in die lidstaat. Dit contactpunt moet een passende bevoegde autoriteit zijn.
  • 5. 
    Vóór 23 februari 2019 onderzoekt de EIOPA in een verslag de regels van algemeen belang die de lidstaten overeenkomstig dit artikel hebben bekendgemaakt in het kader van de goede werking van deze richtlijn en de interne markt, en stelt zij de Commissie van deze regels in kennis.

Artikel 12

Bevoegde autoriteiten

  • 1. 
    De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die gemachtigd zijn te zorgen voor de uitvoering van deze richtlijn. De lidstaten stellen de Commissie van deze aanwijzing en van de eventuele taakverdeling in kennis.
  • 2. 
    De in lid 1 van dit artikel bedoelde autoriteiten zijn ofwel overheidsinstanties ofwel lichamen die zijn erkend bij de nationale wetgeving of door overheidsinstanties die bij de nationale wetgeving uitdrukkelijk daartoe zijn gemachtigd. Zij mogen geen verzekerings- of herverzekeringsondernemingen zijn of verenigingen waarvan leden direct of indirect verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen zijn, onverminderd de mogelijke samenwerking tussen bevoegde autoriteiten en overige organen die uitdrukkelijk wordt voorzien in artikel 3, lid 1.
  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten bezitten alle bevoegdheden die nodig zijn voor de vervulling van hun taken op grond van deze richtlijn. Elke lidstaat zorgt ervoor dat, indien meer dan één autoriteit op zijn grondgebied bevoegd is, een nauwe samenwerking wordt bevorderd zodat de autoriteiten zich doeltreffend van hun respectieve taken kunnen kwijten.

Artikel 13

Samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten

  • 1. 
    De bevoegde autoriteiten van verschillende lidstaten werken onderling samen en wisselen relevante informatie uit over verzekerings- en herverzekeringsdistributeurs om een goede toepassing van deze richtlijn te verzekeren.
  • 2. 
    Met name delen de bevoegde autoriteiten, zowel gedurende de registratieprocedure als op permanente basis, relevante informatie over de betrouwbaarheid, de beroepskennis en vakbekwaamheid van verzekerings- en herverzekeringsdistributeurs met elkaar.
  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten wisselen tevens gegevens uit over verzekerings- en herverzekeringsdistributeurs tegen wie een sanctie of andere maatregel als bedoeld in hoofdstuk VII is getroffen die de registerdoorhaling van die distributeurs tot gevolg kan hebben.
  • 4. 
    Eenieder die in het kader van deze richtlijn gegevens moet ontvangen of verstrekken, is aan het beroepsgeheim gebonden op de wijze als bepaald in artikel 64 van Richtlijn 2009/138/EG.

Artikel 14

Klachten

De lidstaten zorgen voor de instelling van een procedure die klanten en andere belanghebbenden, met name de consumentenorganisaties, de mogelijkheid biedt klachten over verzekerings- en herverzekeringsdistributeurs in te dienen. In alle gevallen ontvangen de klagers een antwoord.

Artikel 15

Buitengerechtelijke geschillenbeslechting

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat er adequate en doeltreffende, onpartijdige en onafhankelijke buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures worden ingevoerd voor de beslechting van geschillen tussen klanten en verzekeringsdistributeurs met betrekking tot de uit deze richtlijn voortvloeiende rechten en plichten overeenkomstig de relevante wetgevingshandelingen van de Unie en het nationale recht, waarbij in voorkomend geval van bestaande organen gebruik wordt gemaakt. De lidstaten zorgen er voor dat dergelijke procedures van toepassing zijn op, en dat de bevoegdheid van de relevante organen daadwerkelijk reikt tot, verzekeringsdistributeurs tegen wie procedures worden ingesteld.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde organen samenwerken bij de afhandeling van grensoverschrijdende geschillen met betrekking tot uit deze richtlijn voortvloeiende rechten en plichten.

Artikel 16

Beperking met betrekking tot het gebruik van tussenpersonen

De lidstaten zorgen ervoor dat de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en tussenpersonen bij gebruikmaking van de diensten van verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersonen, alleen gebruikmaken van de verzekerings- en herverzekeringsdistributiediensten van ingeschreven verzekerings- en herverzekeringspersonen of nevenverzekeringstussenpersonen, daaronder inbegrepen die bedoeld in artikel 1, lid 3.

HOOFDSTUK V

INFORMATIEVEREISTEN EN GEDRAGSREGELS

Artikel 17

Algemeen beginsel

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer verzekeringsdistributeurs aan verzekeringsdistributie doen, zij zich altijd op loyale, billijke en professionele wijze voor de belangen van hun klanten inzetten.
  • 2. 
    Onverminderd Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (14), zorgen de lidstaten ervoor dat alle door de verzekeringsdistributeur aan klanten of potentiële klanten verstrekte informatie die verband houdt met het onderwerp van deze richtlijn, met inbegrip van publicitaire mededelingen, correct, duidelijk en niet misleidend is. Publicitaire mededelingen zijn altijd duidelijk als zodanig herkenbaar.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat een verzekeringsdistributeur niet wordt beloond of de prestaties van zijn werknemers niet zodanig beloont of beoordeelt dat er conflicten ontstaan met zijn plicht in het belang van zijn klanten te handelen. Met name hanteert een verzekeringsdistributeur op beloningsgebied, op het gebied van verkoopdoelen of anderszins, geen regeling die hemzelf of zijn werknemers ertoe kan aanzetten een klant een bepaald verzekeringsproduct aan te bevelen, terwijl de verzekeringsdistributeur een ander verzekeringsproduct zou kunnen aanbieden dat beter aan de behoeften van de desbetreffende klant zou voldoen.

Artikel 18

Door de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming te verstrekken algemene informatie

De lidstaten zorgen ervoor dat:

 

a)

de verzekeringstussenpersoon de klant tijdig, vóórdat een verzekeringsovereenkomst gesloten wordt, de volgende informatie meedeelt:

 

i)

zijn identiteit en adres, en het feit dat hij een verzekeringstussenpersoon is;

 

ii)

of hij advies over de verkochte verzekeringsproducten verstrekt;

 

iii)

de in artikel 14 bedoelde procedure die klanten en belanghebbenden de mogelijkheid biedt klachten over verzekeringstussenpersonen en over de in artikel 15 bedoelde buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures in te dienen;

 

iv)

het register waarin hij is ingeschreven en hoe zijn registratie kan worden geverifieerd, en

 

v)

of hij de klant vertegenwoordigt dan wel in naam en voor rekening van de verzekeringsonderneming optreedt;

 

b)

de verzekeringsonderneming de klant tijdig, vóórdat een verzekeringsovereenkomst gesloten wordt, de volgende informatie meedeelt:

 

i)

haar identiteit en adres, en het feit dat zij een verzekeringsonderneming is;

 

ii)

of zij advies over de verkochte verzekeringsproducten verstrekt;

 

iii)

de in artikel 14 bedoelde procedure die klanten en belanghebbenden de mogelijkheid biedt klachten over verzekeringsondernemingen en over de in artikel 15 bedoelde buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures in te dienen.

Artikel 19

Belangenconflicten en transparantie

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat een verzekeringstussenpersoon tijdig, voordat een verzekeringsovereenkomst gesloten wordt, de klant ten minste de volgende informatie verstrekt:
 

a)

of hij een rechtstreekse of middellijke deelneming van 10 % of meer van de stemrechten of van het kapitaal van een bepaalde verzekeringsonderneming bezit;

 

b)

of een bepaalde verzekeringsonderneming of een bepaalde moedermaatschappij van een verzekeringsonderneming een rechtstreekse of middellijke deelneming van 10 % of meer van de stemrechten of van het kapitaal van de verzekeringstussenpersoon bezit;

 

c)

met betrekking tot de voorgestelde of geadviseerde overeenkomst:

 

i)

dat hij adviseert op grond van een onpartijdige en persoonlijke analyse;

 

ii)

dat hij een contractuele verplichting heeft om uitsluitend met een of meer verzekeringsondernemingen verzekeringsdistributiezaken te doen, in welk geval hij tevens de namen van deze verzekeringsondernemingen moet meedelen, of

 

iii)

dat hij geen contractuele verplichting heeft om uitsluitend met een of meer verzekeringsondernemingen verzekeringsdistributiezaken te doen en niet adviseert op grond van een onpartijdige en persoonlijke analyse, in welk geval hij tevens de namen moet meedelen van de verzekeringsondernemingen waarmee hij zaken doet of kan doen;

 

d)

de aard van de vergoeding die hij met betrekking tot de verzekeringsovereenkomst ontvangt;

 

e)

of hij met betrekking tot de verzekeringsovereenkomst werkt:

 

i)

op basis van een provisie, dit wil zeggen een rechtstreeks door de klant betaalde vergoeding;

 

ii)

op basis van enigerlei commissie, dit wil zeggen een in de verzekeringspremie begrepen vergoeding;

 

iii)

op basis van enigerlei andere soort vergoeding, met inbegrip van economische voordelen van welke aard ook die dat in verband met de verzekeringsovereenkomst worden aangeboden of verstrekt, of

 

iv)

op basis van een combinatie van enigerlei soort vergoeding als bepaald in de punten i), ii) en iii).

  • 2. 
    Indien een provisie rechtstreeks door de klant moet worden betaald, geeft de verzekeringstussenpersoon de hoogte van het bedrag aan, of indien dat niet mogelijk is, de methode om het bedrag te berekenen.
  • 3. 
    Indien de klant uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst na het sluiten van die overeenkomst andere betalingen moet uitvoeren dan de premies en de geplande betalingen, deelt de verzekeringstussenpersoon ook voor elk van die betalingen de in dit artikel bedoelde informatie mee.
  • 4. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat een verzekeringsonderneming de klant tijdig, voordat een verzekeringsovereenkomst gesloten wordt, de aard van de vergoeding meedeelt die haar werknemers ontvangen met betrekking tot de verzekeringsovereenkomst.
  • 5. 
    Indien de klant uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst na het sluiten van die overeenkomst andere betalingen moet uitvoeren dan de premies en de geplande betalingen, deelt de verzekeringsonderneming ook voor elk van die betalingen de in dit artikel bedoelde informatie mee.

Artikel 20

Advies, en normen voor de verkoop indien geen advies wordt verstrekt

  • 1. 
    Voorafgaand aan de sluiting van een verzekeringsovereenkomst stelt de verzekeringsdistributeur op basis van de door de klant verstrekte informatie de verlangens en behoeften van de klant vast en verstrekt hij de klant objectieve informatie over het verzekeringsproduct, in een begrijpelijke vorm, om hem in staat te stellen met kennis van zaken een beslissing te nemen.

Iedere voorgestelde verzekeringsovereenkomst is in overeenstemming met de verlangens en behoeften van de klant.

Wanneer voorafgaand aan de verkoop van een specifiek verzekeringsproduct advies wordt gegeven, doet de verzekeringsdistributeur een gepersonaliseerde aanbeveling aan de klant waarin wordt uitgelegd waarom een bepaald product het best aansluit bij de verlangens en behoeften van de klant.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde bijzonderheden variëren naargelang van de ingewikkeldheidsgraad van het aangeboden verzekeringsproduct en het soort klant.
  • 3. 
    Wanneer een verzekeringstussenpersoon de klant meedeelt dat hij adviseert op grond van een objectieve en persoonlijke analyse, baseert hij zijn advies op een analyse van een toereikend aantal op de markt verkrijgbare verzekeringsovereenkomsten, zodat hij aan de hand van professionele criteria in staat is een persoonlijke aanbeveling te doen over een verzekeringsovereenkomst die aan de behoeften van de klant voldoet.
  • 4. 
    Onverminderd de artikelen 183 en 184 van Richtlijn 2009/138/EG, verstrekt de verzekeringsdistributeur, voorafgaand aan de sluiting van een overeenkomst en ongeacht of advies wordt gegeven en ongeacht of het verzekeringsproduct deel uitmaakt van een pakket in de zin van artikel 24 van deze richtlijn, rekening houdend met de complexiteit van het verzekeringsproduct en het soort klant, deze laatste in een begrijpelijke vorm de relevante informatie over het verzekeringsproduct om de klant in staat te stellen met kennis van zaken een beslissing te nemen.
  • 5. 
    Voor de distributie van schadeverzekeringsproducten als opgesomd in bijlage I bij Richtlijn 2009/138/EG, wordt de in lid 4 van dit artikel bedoelde informatie verstrekt in de vorm van een gestandaardiseerd informatiedocument over het verzekeringsproduct, op papier of op een andere duurzame drager.
  • 6. 
    Het in lid 5 bedoelde informatiedocument over het verzekeringsproduct wordt opgesteld door de ontwikkelaar van het schadeverzekeringsproduct.
  • 7. 
    Het informatiedocument over het verzekeringsproduct:
 

a)

is een kort en zelfstandig document;

 

b)

is op zodanige wijze vormgegeven dat het duidelijk en gemakkelijk leesbaar is, met gebruikmaking van tekens van leesbare grootte;

 

c)

is, terwijl het oorspronkelijk in kleur is, niet minder begrijpelijk als het in zwart-wit wordt afgedrukt of gefotokopieerd;

 

d)

is geschreven in de officiële talen, of in een van de officiële talen, die gebruikt worden in het deel van de lidstaat waar het verzekeringsproduct wordt aangeboden, of, indien de klant en de distributeur dit overeenkomen, in een andere taal;

 

e)

is accuraat en niet misleidend;

 

f)

heeft als titel „informatiedocument over het verzekeringsproduct’ bovenaan de eerste bladzijde;

 

g)

bevat een verklaring dat de volledige pre-contractuele en contractuele informatie over het product in andere documenten wordt verstrekt.

De lidstaten mogen bedingen dat het informatiedocument over het verzekeringsproduct moet worden verstrekt tezamen met de informatie die vereist is overeenkomstig overige desbetreffende wetgevingshandelingen van de Unie of het nationale recht op voorwaarde dat aan alle vereisten van de eerste alinea is voldaan.

  • 8. 
    Het informatiedocument over het verzekeringsproduct bevat de volgende gegevens:
 

a)

informatie over het soort verzekering;

 

b)

een samenvatting van de verzekeringsdekking, inclusief de belangrijkste verzekerde risico’s, de verzekerde som en, in voorkomend geval, de geografische dekking en een samenvatting van de uitgesloten risico’s;

 

c)

wijze en duur van betaling van de premies;

 

d)

belangrijkste uitsluitingen, in welke gevallen geen vraag voor schadevergoeding kunnen worden ingediend;

 

e)

verplichtingen bij het begin van de overeenkomst;

 

f)

verplichtingen tijdens de looptijd van de overeenkomst;

 

g)

verplichtingen bij aangifte van een schadegeval;

 

h)

de looptijd van de overeenkomst, met vermelding van de begin- en einddatum;

 

i)

wijze van beëindiging van de overeenkomst.

  • 9. 
    De EIOPA ontwikkelt, na raadpleging van nationale autoriteiten en na consumententoetsing, ontwerpen van technische uitvoeringsnormen betreffende een gestandaardiseerde presentatievorm van het informatiedocument over het verzekeringsproduct, waarbij de gegevens worden gepresenteerd als bedoeld in lid 8.

De EIOPA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 23 februari 2017 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend om de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

Artikel 21

Door de nevenverzekeringstussenpersoon te verstrekken informatie

De lidstaten zien erop toe dat de nevenverzekeringstussenpersoon voldoet aan artikel 18, onder a), i), iii) en iv), en artikel 19, lid 1, onder d).

Artikel 22

Vrijstelling van informatieverstrekking en flexibiliteitsclausule

  • 1. 
    De in de artikelen 18, 19 en 20 bedoelde informatie hoeft niet te worden verstrekt wanneer de verzekeringsdistributeur distributieactiviteiten uitvoert met betrekking tot de verzekering van grote risico’s.

De lidstaten kunnen bepalen dat de in de artikelen 29 en 30 bedoelde informatie van deze richtlijn niet hoeft te worden verstrekt aan een professionele klant als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 10, van Richtlijn 2014/65/EU.

  • 2. 
    De lidstaten mogen strengere bepalingen betreffende de vereisten op het gebied van de in dit hoofdstuk bedoelde informatie handhaven of aannemen, indien deze bepalingen in overeenstemming zijn met het Unierecht. De lidstaten stellen de EIOPA en de Commissie in kennis van dergelijke nationale bepalingen.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat hun bevoegde autoriteiten op passende wijze de informatie bekendmaken over de vraag of en hoe de lidstaat ervoor heeft gekozen de strengere bepalingen op grond van dit lid toe te passen.

De lidstaten kunnen met name bepalen dat het geven van het in artikel 20, lid 1, derde alinea, bedoelde advies voor de verkoop van enigerlei verzekeringsproduct, of voor een bepaalde soort verzekeringsproducten, verplicht is. In dat geval moet door de verzekeringsdistributeurs, met inbegrip van distributeurs die hun activiteiten uitoefenen op grond van het vrije verkeer van diensten of de vrijheid van vestiging, worden voldaan aan dergelijke strengere bepalingen bij het sluiten van verzekeringsovereenkomsten met klanten die hun gewone verblijfplaats of vestiging in die lidstaat hebben.

  • 3. 
    De lidstaten kunnen het aanbieden of aanvaarden van provisies, commissies of overige geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen die worden betaald of verstrekt aan verzekeringsdistributeurs door een derde partij of een persoon die in verband met de distributie van verzekeringsproducten voor rekening van een derde partij handelt, verbieden of beperken.
  • 4. 
    Teneinde met alle passende middelen een hoge mate van transparantie te bereiken, zorgt de EIOPA ervoor dat informatie over de nationale bepalingen waarvan zij in kennis wordt gesteld, tevens aan de klanten, en de verzekerings- en herverzekeringsdistributeurs wordt meegedeeld.
  • 5. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat, indien de verzekeringsdistributeur verantwoordelijk is voor het verstrekken van verplichte bedrijfspensioenregelingen, en de werknemer lid wordt van een dergelijke regeling zonder de individuele beslissing te hebben genomen om zich aan te sluiten bij de betrokken regeling, de in dit hoofdstuk bedoelde informatie onverwijld na zijn inschrijving voor de betrokken regeling aan de werknemer wordt verstrekt.

Artikel 23

Voorwaarden inzake informatie

  • 1. 
    Alle informatie die op grond van de artikelen 18, 19, 20 en 29 moet worden meegedeeld, wordt aan de klanten verstrekt:
 

a)

op papier;

 

b)

op duidelijke, nauwkeurige en voor de klant begrijpelijke wijze;

 

c)

in een officiële taal van de lidstaat waar het risico is gelegen of van de lidstaat van de verbintenis of in elke andere taal die door de partijen is overeengekomen, en

 

d)

kosteloos.

  • 2. 
    In afwijking van lid 1, punt a), van dit artikel, mag de in de artikelen 18, 19, 20 en 29 bedoelde informatie via een van de volgende media aan de klant worden verstrekt:
 

a)

op een andere duurzame drager dan papier, mits de voorwaarden in lid 4 van dit artikel zijn vervuld, of

 

b)

via een website, mits de voorwaarden in lid 5 van dit artikel zijn vervuld.

  • 3. 
    Indien de in de artikelen 18, 19, 20 en 29 bedoelde informatie op een andere duurzame drager dan papier of via een website wordt verstrekt, wordt echter op verzoek van klant hem kosteloos een papieren versie verstrekt.
  • 4. 
    De in de artikelen 18, 19, 20 en 29 bedoelde informatie mag op een andere duurzame drager dan papier worden verstrekt indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:
 

a)

het gebruik van de duurzame drager past in de context waarin de verzekeringsdistributeur met de klant zakendoet, en

 

b)

de klant heeft de keuze gekregen tussen informatie op papier of op een andere duurzame drager en heeft voor die laatste drager gekozen.

  • 5. 
    De in de artikelen 18, 19, 20 en 29 bedoelde informatie mag via een website worden verstrekt indien de informatie persoonlijk aan de klant is gericht of indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:
 

a)

verstrekking van die informatie via een website past in de context waarin de verzekeringsdistributeur met de klant zakendoet;

 

b)

de klant heeft ingestemd met verstrekking van die informatie via een website;

 

c)

de klant is elektronisch in kennis gesteld van het adres van de website en van de plaats op de website waar die informatie te vinden is;

 

d)

de toegang tot die informatie via de website blijft gegarandeerd zolang raadpleging ervan door de klant redelijkerwijze nodig is.

  • 6. 
    Voor de toepassing van de leden 4 en 5 wordt de verstrekking van de informatie op een andere duurzame drager dan papier of via een website geacht te passen in de context waarin de verzekeringsdistributeur met de klant zakendoet, als bewezen is dat de klant regelmatig toegang tot internet heeft. De verstrekking door de klant van een e-mailadres wordt als dergelijk bewijs beschouwd.
  • 7. 
    In geval van verkoop per telefoon wordt de door de verzekeringsdistributeur voor de sluiting van de overeenkomst aan de klant verstrekte informatie, inclusief het informatiedocument over het verzekeringsproduct, verstrekt in overeenstemming met de voorschriften van de Unie die gelden voor de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten. Bovendien wordt, zelfs indien de klant ervoor heeft gekozen informatie te ontvangen op een andere duurzame drager dan papier overeenkomstig lid 4, onmiddellijk na de sluiting van de verzekeringsovereenkomst informatie overeenkomstig lid 1 of lid 2 door de verzekeringsdistributeur aan de klant verstrekt.

Artikel 24

Koppelverkoop

  • 1. 
    Wanneer een verzekeringsproduct wordt aangeboden samen met een nevenproduct dat of -dienst die geen verzekering is, als onderdeel van een pakket of dezelfde overeenkomst, deelt de verzekeringsdistributeur de klant mee of de verschillende componenten van het pakket afzonderlijk kunnen worden gekocht en, zo ja, verstrekt hij een adequate beschrijving van de verschillende componenten van de overeenkomst of het pakket, alsmede afzonderlijke informatie over de kosten en lasten van elke component.
  • 2. 
    In het in lid 1 bedoelde geval en indien het risico of de verzekeringsdekking die uit die overeenkomst of dat pakket, aangeboden aan een klant, voortvloeien, verschillen van het risico en de verzekeringsdekking die aan de verschillende componenten afzonderlijk verbonden zijn, geeft de verzekeringsdistributeur een adequate beschrijving van de verschillende componenten van de overeenkomst of het pakket en van de wijze waarop de interactie ervan het risico en de verzekeringsdekking wijzigt.
  • 3. 
    Indien een verzekeringsproduct een nevenproduct is bij een goed dat of dienst die geen verzekering is, als onderdeel van een pakket of dezelfde overeenkomst, biedt de verzekeringsdistributeur de klant de mogelijkheid om het goed of de dienst afzonderlijk aan te schaffen. Dit lid is niet van toepassing indien een verzekeringsproduct een nevenproduct is bij een beleggingsdienst of -activiteit als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 2, van Richtlijn 2014/65/EU, een kredietovereenkomst als gedefinieerd in artikel 4, punt 3, van Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad (15), of een betaalrekening als gedefinieerd in artikel 2, punt 3, van Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad (16).
  • 4. 
    De EIOPA kan richtsnoeren ontwikkelen voor de beoordeling van en het toezicht op koppelverkoop, waarin wordt aangegeven in welke situaties koppelverkoop in strijd is met de in artikel 17 vastgestelde verplichtingen.
  • 5. 
    Dit artikel mag de distributie van verzekeringsproducten die meerdere soorten risico’s dekken niet beletten.
  • 6. 
    In de in de leden 1 en 3 bedoelde gevallen zorgen de lidstaten ervoor dat een verzekeringsdistributeur de verlangens en behoeften van de klant aangeeft met betrekking tot de verzekeringsproducten die deel uitmaken van het gehele pakket of dezelfde overeenkomst.
  • 7. 
    De lidstaten mogen strengere bijkomende maatregelen aannemen of handhaven of in individuele gevallen ingrijpen om de verkoop van een verzekering samen met een nevendienst of -product die geen verzekering is, als onderdeel van een pakket of dezelfde overeenkomst, te verbieden wanneer zij kunnen aantonen dat deze praktijken nadelig zijn voor de consument.

Artikel 25

Toezicht op producten en governancevereisten

  • 1. 
    Verzekeringsondernemingen, alsmede tussenpersonen die verzekeringsproducten ontwikkelen voor verkoop aan klanten, zorgen voor handhaving, toepassing en toetsing van een procedure voor de goedkeuring van elk verzekeringsproduct, of van significante aanpassingen van bestaande verzekeringsproducten, vóór het in de handel wordt gebracht of onder klanten wordt gedistribueerd.

Het productgoedkeuringsproces staat in verhouding tot en past bij de aard van het verzekeringsproduct.

Tijdens het productgoedkeuringsproces wordt een beoogde doelmarkt voor elk product gespecificeerd, wordt gewaarborgd dat alle desbetreffende risico’s voor een dergelijke beoogde doelmarkt geëvalueerd zijn en dat de geplande distributiestrategie in samenhang is met de beoogde doelmarkt, en worden redelijke stappen genomen om ervoor te zorgen dat het verzekeringsproduct gedistribueerd wordt op de beoogde doelmarkt.

De verzekeringsonderneming begrijpt en toetst ook regelmatig de verzekeringsproducten die zij aanbiedt of in de handel brengt, waarbij rekening wordt gehouden met alle gebeurtenissen die materiële gevolgen kunnen hebben voor het potentiële risico voor de beoogde doelgroep, om ten minste te beoordelen of het verzekeringsproduct blijft beantwoorden aan de behoeften van de beoogde doelgroep en of de geplande distributiestrategie passend blijft.

Verzekeringsondernemingen, alsmede tussenpersonen die verzekeringsproducten ontwikkelen, verstrekken aan distributeurs alle adequate informatie over het verzekeringsproduct en het productgoedkeuringsproces, met inbegrip van de geïdentificeerde doelmarkt van het verzekeringsproduct.

Wanneer een verzekeringsdistributeur adviseert over verzekeringsproducten die hij niet zelf ontwikkelt, of dergelijke producten aanbiedt, beschikt hij over adequate regelingen om de in de vijfde alinea genoemde informatie te verkrijgen en de kenmerken en de beoogde doelgroep van elk verzekeringsproduct te begrijpen.

  • 2. 
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 38 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in dit artikel vermelde beginselen verder uit te werken, op proportionele wijze rekening houdend met de verrichte activiteiten, de aard van de verkochte verzekeringsproducten en de aard van de distributeur.
  • 3. 
    De beleidsmaatregelen, processen en regelingen bedoeld in dit artikel laten alle andere vereisten van deze richtlijn onverlet, met inbegrip van de vereisten inzake openbaarmaking, geschiktheid of adequaatheid, vaststelling van en omgang met belangenconflicten, en „inducements”.
  • 4. 
    Dit artikel is niet van toepassing op verzekeringsproducten die betrekking hebben op de verzekering van grote risico’s.

HOOFDSTUK VI

AANVULLENDE VEREISTEN MET BETREKKING TOT VERZEKERINGSPRODUCTEN MET EEN BELEGGINGSCOMPONENT

Artikel 26

Toepassingsgebied van bijkomende vereisten

In dit hoofdstuk worden voorschriften vastgelegd die een aanvulling vormen op deze die gelden voor het verzekeringsdistributiebedrijf overeenkomstig de artikelen 17, 18, 19 en 20, wanneer dit wordt verricht met betrekking tot de verkoop van verzekeringen met een beleggingscomponent door:

 

a)

een verzekeringstussenpersoon, of

 

b)

een verzekeringsonderneming.

Artikel 27

Voorkoming van belangenconflicten

Onverminderd artikel 17, treft en handhaaft een verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming die zich bezighoudt met de distributie van verzekeringen met een beleggingscomponent, doeltreffende organisatorische en administratieve regelingen om alle redelijke maatregelen te kunnen nemen teneinde te voorkomen dat de belangen van de klanten door belangenconflicten, als bepaald in artikel 28, worden geschaad. Die regelingen staan in verhouding tot de verrichte activiteiten, de verkochte verzekeringsproducten en het soort distributeur.

Artikel 28

Belangenconflicten

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen alle passende maatregelen nemen om belangenconflicten te onderkennen die zich bij het verrichten van verzekeringsdistributiebedrijf voordoen tussen henzelf, met inbegrip van hun bestuurders en werknemers, of een persoon die rechtstreeks of niet rechtstreeks met hen verbonden is door een zeggenschapsband, en hun klanten of tussen hun klanten onderling.
  • 2. 
    Indien de door een verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming overeenkomstig artikel 27 getroffen organisatorische of administratieve regelingen voor de omgang met belangenconflicten ontoereikend zijn om redelijkerwijs te mogen aannemen dat het risico dat de belangen van de klant worden geschaad, zal worden voorkomen, maakt de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming tijdig, voordat een verzekeringsovereenkomst wordt gesloten, op heldere wijze de algemene aard of de bronnen van belangenconflicten bekend aan de klant.
  • 3. 
    De in lid 2 van dit artikel bedoelde bekendmaking, in afwijking van artikel 23, lid 1:
 

a)

wordt op een duurzame drager gedaan, en

 

b)

bevat voldoende details, rekening houdend met het type klant, zodat de klant in staat wordt gesteld met kennis van zaken een beslissing te nemen met betrekking tot de verzekeringsdistributieactiviteiten waarover het belangenconflict is ontstaan.

  • 4. 
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 38 gedelegeerde handelingen vast te stellen om:
 

a)

de maatregelen te omschrijven die redelijkerwijze van verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen mogen worden verwacht om belangenconflicten bij het verrichten van het verzekeringsdistributiebedrijf te onderkennen, te voorkomen, te beheren en openbaar te maken;

 

b)

deugdelijke criteria vast te stellen ter bepaling van de soorten belangenconflicten die de belangen van de klanten of potentiële klanten van de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming kunnen schaden.

Artikel 29

Informatieverstrekking aan klanten

  • 1. 
    Onverminderd artikel 18 en artikel 19, leden 1 en 2, wordt tijdig, voordat er een overeenkomst wordt gesloten, passende informatie verstrekt aan klanten of potentiële klanten met betrekking tot de distributie van verzekeringen met een beleggingscomponent, en met betrekking tot alle kosten en bijbehorende lasten. Deze informatie behelst ten minste het volgende:
 

a)

indien advies wordt verstrekt, of de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming de klant een periodieke beoordeling zal verstrekken van de geschiktheid van de aan die klant aanbevolen verzekering met een beleggingscomponent, als bedoeld in artikel 30;

 

b)

met betrekking tot de informatie over verzekeringen met een beleggingscomponent en voorgestelde beleggingsstrategieën, passende toelichting en waarschuwingen over de risico’s verbonden aan de verzekeringen met een beleggingscomponent of aan bepaalde voorgestelde beleggingsstrategieën;

 

c)

met betrekking tot de informatie over alle kosten en bijbehorende lasten die moet worden verstrekt, informatie in verband met de distributie van de verzekering met een beleggingscomponent, waartoe eveneens de kosten voor advies behoren en, in voorkomend geval, de kosten van de verzekering met een beleggingscomponent die aan de klant wordt aanbevolen of aangeboden, en de manier waarop de klant deze kan betalen, met inbegrip van eventuele betalingen door derden.

De informatie over alle kosten en lasten, met inbegrip van kosten en lasten in verband met de distributie van de verzekering met een beleggingscomponent, die niet het gevolg zijn van de ontwikkeling van onderliggende marktrisico’s, worden samengevoegd zodat de klant inzicht krijgt in de totale kosten, alsook in het cumulatieve effect op het rendement op de belegging, en omvat, indien de klant hierom verzoekt, een puntsgewijze uitsplitsing van kosten en lasten. Indien van toepassing wordt dergelijke informatie regelmatig en ten minste jaarlijks aan de klant verstrekt, gedurende de looptijd van de belegging.

De in dit lid bedoelde informatie wordt in een begrijpelijke vorm en op zodanige wijze verstrekt dat de klanten of potentiële klanten redelijkerwijze in staat zijn de aard en de risico’s van de aangeboden verzekering met een beleggingscomponent te begrijpen en derhalve met kennis van zaken beleggingsbeslissingen te nemen. De lidstaten kunnen toestaan dat deze informatie in gestandaardiseerde vorm wordt verstrekt.

  • 2. 
    Onverminderd artikel 19, lid 1, onder d) en e), en lid 3, en artikel 22, lid 3, zorgen de lidstaten ervoor dat verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen aan hun verplichtingen overeenkomstig artikel 17, lid 1, artikel 27 of artikel 28 hebben voldaan indien zij een provisie of commissie betalen of ontvangen, dan wel een niet-geldelijke tegemoetkoming geven of ontvangen in verband met de distributie van een verzekering met een beleggingscomponent of nevendienst, aan of van een ander dan de klant of een persoon die voor rekening van de klant handelt, uitsluitend indien de betaling of de tegemoetkoming:
 

a)

geen afbreuk doet aan de kwaliteit van de aan de klant verleende dienst, en

 

b)

geen afbreuk doet aan de plicht van de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming om zich op loyale, billijke en professionele wijze in te zetten voor de belangen van haar klanten.

  • 3. 
    De lidstaten kunnen aan distributeurs strengere eisen opleggen betreffende de in dit artikel bedoelde zaken. Met name kunnen de lidstaten daarnaast het aanbieden of aanvaarden van provisie, commissies of niet-geldelijke tegemoetkomingen van derden in verband met het verstrekken van verzekeringsadvies verbieden of verder beperken.

Strengere eisen kunnen betekenen dat dergelijke provisies, commissies of niet-geldelijke tegemoetkomingen aan de klant worden terugbetaald of afgetrokken van de door de klant te betalen provisies.

De lidstaten kunnen bepalen dat het in artikel 30 bedoelde advies voor de verkoop van enigerlei verzekering met een beleggingscomponent, of voor bepaalde soorten verzekeringen met een beleggingscomponent, verplicht is.

De lidstaten kunnen voorschrijven dat indien een verzekeringstussenpersoon de klant meedeelt dat het advies op onafhankelijke basis wordt verstrekt, de tussenpersoon een toereikend aantal op de markt verkrijgbare verzekeringsproducten beoordeelt die voldoende gediversifieerd zijn wat soort en productaanbieders betreft om te waarborgen dat de doelstellingen van de klant naar behoren kunnen worden verwezenlijkt en niet beperkt blijven tot verzekeringsproducten die worden uitgegeven of verstrekt door entiteiten die nauwe banden hebben met de tussenpersoon.

Aan de in dit lid bedoelde strengere eisen van een lidstaat moet worden voldaan door alle verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen, met inbegrip van deze die hun activiteiten uitoefenen op grond van het vrije verkeer van diensten of de vrijheid van vestiging, bij het sluiten van verzekeringsovereenkomsten met klanten die hun gewone verblijfplaats of vestiging in die lidstaat hebben.

  • 4. 
    Onverminderd lid 3 van dit artikel is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 38 gedelegeerde handelingen vast te stellen om:
 

a)

de criteria te bepalen om te beoordelen of „inducements” die betaald zijn of ontvangen zijn door een verzekeringstussenpersoon of een verzekeringsonderneming geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de aan de klant verleende dienst;

 

b)

de criteria te bepalen om te beoordelen of verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen die „inducements” betalen of ontvangen, voldoen aan de verplichting op eerlijke, billijke en professionele wijze te handelen in het belang van de klant.

  • 5. 
    In de in lid 4 bedoelde gedelegeerde handelingen wordt rekening gehouden met het volgende:
 

a)

de aard van de diensten die aan de klant of potentiële klant worden aangeboden of voor hem worden verricht, rekening houdend met de soort, het voorwerp, de omvang en de frequentie van de transacties;

 

b)

de aard van de aangeboden of in overweging genomen producten, met inbegrip van verschillende soorten verzekeringen met een beleggingscomponent.

Artikel 30

Beoordeling van de geschiktheid en adequaatheid, en verslaglegging aan klanten

  • 1. 
    Onverminderd artikel 20, lid 1, wint de verzekeringstussenpersoon of de verzekeringsonderneming wanneer zij advies verstrekken over een verzekering met een beleggingscomponent tevens de nodige informatie in betreffende de kennis en ervaring van de klant of potentiële klant op beleggingsgebied met betrekking tot de specifieke soort product of dienst, diens financiële situatie, met inbegrip van diens vermogen om verliezen te dragen, en diens beleggingsdoelstellingen, met inbegrip van diens risicotolerantie, teneinde de verzekeringstussenpersoon of de verzekeringsonderneming in staat te stellen om de klant of potentiële klant de verzekeringen met een beleggingscomponent te kunnen aanbevelen, die voor die persoon geschikt zijn en die, met name, stroken met diens risicotolerantie en vermogen om verliezen te dragen.

De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer een verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming beleggingsadvies verstrekt waarbij een op grond van artikel 24 gebundeld pakket van diensten of producten wordt aanbevolen, de gehele bundel geschikt is.

  • 2. 
    Onverminderd artikel 20, lid 1, dragen de lidstaten er zorg voor dat verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen, wanneer zij andere verzekeringsdistributieactiviteiten uitoefenen dan deze bedoeld in lid 1 van dit artikel, met betrekking tot verkoop zonder advies, de klant of potentiële klant vragen informatie te verstrekken over diens kennis en ervaring op het beleggingsgebied met betrekking tot de specifieke soort product of dienst die men voornemens is aan te bieden of die wordt verlangd, zodat de verzekeringstussenpersoon of de verzekeringsonderneming kan beoordelen of de in overweging genomen verzekeringsdienst of het in overweging genomen verzekeringsproduct adequaat is voor de klant. Wanneer er een bundel van diensten of producten op grond van artikel 24 wordt overwogen, wordt bij de beoordeling nagegaan of het gehele gebundelde pakket adequaat is.

Indien de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming op grond van de uit hoofde van de eerste alinea ontvangen informatie oordeelt dat het product voor de klant of potentiële klant niet adequaat is, waarschuwt de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming de klant of potentiële klant. Deze waarschuwing mag in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt.

Indien klanten of potentiële klanten de in de eerste alinea bedoelde informatie niet verstrekken of indien zij onvoldoende informatie over hun kennis en ervaring verstrekken, waarschuwt de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming hen dat hij respectievelijk zij niet in een positie verkeert om vast te stellen of het in overweging genomen product voor hen adequaat is. Deze waarschuwing mag in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt.

  • 3. 
    Onverminderd artikel 20, lid 1, kunnen de lidstaten, wanneer er geen advies wordt verstrekt met betrekking tot verzekeringen met een beleggingscomponent, afwijken van de in lid 2 van dit artikel bedoelde verplichtingen, zodat verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen het verzekeringsdistributiebedrijf op hun grondgebied mogen uitoefenen zonder, zoals bepaald in lid 2 van dit artikel, informatie in te hoeven winnen of vast te hoeven stellen hetgeen in lid 2 van dit artikel is bepaald, indien aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
 

a)

de activiteiten hebben betrekking op een van de volgende verzekeringen met een beleggingscomponent:

 

i)

overeenkomsten waarbij de beleggingspositie alleen afhangt van onderliggende financiële instrumenten die aangemerkt kunnen worden als niet-complex in de zin van Richtlijn 2014/65/EU, en waarvan de structuur niet zodanig is dat klanten de daaraan verbonden risico’s moeilijk kunnen beoordelen, of

 

ii)

andere niet-complexe verzekeringsgebaseerde beleggingen voor de toepassing van dit lid;

 

b)

de verzekeringsdistributieactiviteit wordt verricht op initiatief van de klant of potentiële klant;

 

c)

aan de klant of potentiële klant is duidelijk meegedeeld dat bij het verrichten van deze verzekeringsdistributieactiviteit de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming niet verplicht is de adequaatheid van de aangeboden verzekering met een beleggingscomponent of de aangeboden verzekeringsdistributieactiviteit te beoordelen en dat de klant of potentiële klant derhalve niet de overeenkomstige bescherming van de toepasselijke bepalingen betreffende de gedragsregels geniet. Deze waarschuwing mag in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt;

 

d)

de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming voldoet aan de in artikelen 27 en 28 vastgelegde verplichtingen.

Alle verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen, met inbegrip van deze die hun activiteiten uitoefenen op grond van het vrije verkeer van diensten of de vrijheid van vestiging, voldoen bij het sluiten van verzekeringsovereenkomsten met klanten die hun gewone verblijfplaats of vestiging in een lidstaat hebben die geen gebruik maakt van de in dit lid bedoelde afwijking, aan de in die lidstaat toepasselijke bepalingen.

  • 4. 
    De verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming legt een dossier aan met het of de tussen de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming en de klant overeengekomen document(en), waarin de rechten en plichten van beide partijen worden beschreven, alsmede de overige voorwaarden waarop de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming diensten voor de klant zal verrichten. De rechten en plichten van beide partijen bij de overeenkomst kunnen worden opgenomen door middel van verwijzing naar andere documenten of wetsteksten.
  • 5. 
    De verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming verstrekt de klant deugdelijke verslagen over de verrichte dienst op een duurzame drager. Deze verslagen bevatten periodieke mededelingen aan klanten, rekening houdend met de soort en de complexiteit van de betrokken verzekeringen met een beleggingscomponent en de aard van de voor de klant verrichte dienst, alsook, in voorkomend geval, de kosten van de transacties en de diensten die voor rekening van de klant werden verricht.

Bij het verstrekken van advies over een verzekering met een beleggingscomponent, verstrekt de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming vóór het sluiten van de overeenkomst, de klant een geschiktheidsverklaring op een duurzame drager waarin het verstrekte advies is gespecificeerd, alsook hoe dit advies aan de voorkeuren, doelstellingen en andere kenmerken van de klant beantwoordt. De voorwaarden als bepaald in artikel 23, leden 1 tot en met 4, zijn van toepassing.

Wanneer de overeenkomst wordt gesloten door middel van een techniek voor communicatie op afstand die de voorafgaande verstrekking van de geschiktheidsverklaring belet, kan de verzekeringstussenpersoon of de verzekeringsonderneming de geschiktheidsverklaring verstrekken op een duurzame drager onmiddellijk nadat de klant door een overeenkomst is gebonden, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

a)

de klant heeft ingestemd met de ontvangst van de geschiktheidsverklaring zonder onnodige vertraging na het sluiten van de overeenkomst, en

 

b)

de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming heeft de klant de mogelijkheid geboden de sluiting van de overeenkomst uit te stellen teneinde de geschiktheidsverklaring voorafgaand aan die sluiting te ontvangen.

Indien een verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming de klant ervan op de hoogte heeft gebracht dat zij een periodieke geschiktheidsbeoordeling zal uitvoeren, bevat het periodieke rapport een bijgewerkte verklaring van de manier waarop de verzekering met een beleggingscomponent beantwoordt aan de voorkeuren, doelstellingen en andere kenmerken van de klant.

  • 6. 
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 38 gedelegeerde handelingen vast te stellen om te bepalen hoe verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen de in dit artikel neergelegde beginselen moeten in acht nemen wanneer zij het verzekeringsdistributiebedrijf verrichten voor hun klanten, inclusief aangaande de informatie die moet worden verkregen bij het beoordelen van de geschiktheid en adequaatheid van verzekeringen met een beleggingscomponent voor hun klanten, de criteria voor de beoordeling van niet-complexe verzekeringen met een beleggingscomponent ten behoeve van lid 3, onder a), ii), van dit artikel, en de inhoud en vorm van documenten en overeenkomsten voor het verlenen van diensten aan klanten en het verstrekken van periodieke rapporten aan klanten over de verleende diensten. In deze gedelegeerde handelingen wordt rekening gehouden met het volgende:
 

a)

de aard van de diensten die aan de klant of potentiële klant worden aangeboden of voor hem worden verricht, rekening houdend met de soort, het voorwerp, de omvang en de frequentie van de transacties;

 

b)

de aard van de aangeboden of in overweging genomen producten, met inbegrip van verschillende soorten verzekeringen met een beleggingscomponent;

 

c)

de al dan niet professionele aard van de klant of potentiële klant.

  • 7. 
    Uiterlijk op 23 augustus 2017 ontwikkelt de EIOPA richtsnoeren voor de beoordeling van verzekeringen met een beleggingscomponent die een structuur hebben die zodanig is dat klanten de daaraan verbonden risico’s moeilijk kunnen beoordelen als bedoeld in lid 3, onder a), i), en vervolgens werkt de EIOPA deze richtsnoeren regelmatig bij.
  • 8. 
    De EIOPA kan richtsnoeren ontwikkelen voor de beoordeling van verzekeringen met een beleggingscomponent die ten behoeve van lid 3, onder a), ii), als niet-complex zijn ingedeeld, rekening houdend met de op grond van lid 6 vastgestelde gedelegeerde handelingen, en kan deze richtsnoeren vervolgens periodiek bijwerken.

HOOFDSTUK VII

SANCTIES EN MAATREGELEN

Artikel 31

Bestuursrechtelijke sancties en andere maatregelen

  • 1. 
    Onverminderd de toezichtbevoegdheden van de bevoegde autoriteiten en het recht van de lidstaten om strafrechtelijke sancties vast te stellen en op te leggen, zorgen de lidstaten ervoor dat hun bevoegde autoriteiten bestuursrechtelijke sancties en andere maatregelen kunnen opleggen met betrekking tot alle schendingen van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn, en nemen zij alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden uitgevoerd. De lidstaten zorgen ervoor dat hun bestuursrechtelijke sancties en andere maatregelen doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
  • 2. 
    De lidstaten kunnen besluiten geen voorschriften vast te stellen voor bestuursrechtelijke sancties op grond van deze richtlijn voor schendingen ten aanzien waarvan reeds strafrechtelijke sancties krachtens hun nationale recht gelden. In dergelijk geval stellen zij de Commissie in kennis van de betrokken strafrechtelijke bepalingen.
  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten oefenen hun toezichthoudende bevoegdheden, met inbegrip van onderzoeksbevoegdheden en bevoegdheden om sancties als bepaald in dit hoofdstuk op te leggen, uit in overeenstemming met hun nationale rechtskader, op een van de volgende manieren:
 

a)

rechtstreeks;

 

b)

in samenwerking met andere autoriteiten;

 

c)

door middel van een verzoek aan de bevoegde rechterlijke instanties.

  • 4. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat als verzekerings- of herverzekeringsdistributeurs aan verplichtingen onderworpen zijn, bij een schending van een dergelijke verplichting bestuursrechtelijke sancties en andere maatregelen kunnen worden opgelegd aan de leden van het leidinggevend of toezichthoudend orgaan, en aan alle andere natuurlijke of rechtspersonen die uit hoofde van het nationale recht voor dergelijke schending verantwoordelijk zijn.
  • 5. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat tegen bestuursrechtelijke sancties en andere maatregelen uit hoofde van dit artikel beroep mogelijk is.
  • 6. 
    Aan de bevoegde autoriteiten worden alle onderzoeksbevoegdheden toegekend die nodig zijn voor de vervulling van hun taken. Bij de uitoefening van hun bevoegdheden tot het opleggen van bestuursrechtelijke sancties of andere maatregelen, werken de bevoegde autoriteiten nauw met elkaar samen om ervoor te zorgen dat die sancties en maatregelen het gewenste resultaat opleveren, en om bij grensoverschrijdende zaken hun optreden te coördineren, en zorgen zij ervoor dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor rechtmatige verwerking van gegevens in overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001.

Wanneer de lidstaten er overeenkomstig lid 2 van dit artikel voor hebben gekozen strafrechtelijke sancties vast te stellen voor schendingen van de in artikel 33 bedoelde bepalingen, zorgen zij ervoor dat er passende maatregelen voorhanden zijn waardoor de bevoegde autoriteiten over alle noodzakelijke bevoegdheden beschikken om:

 

a)

met de gerechtelijke autoriteiten op hun grondgebied contacten te onderhouden om specifieke informatie te ontvangen aangaande strafrechtelijke onderzoeken naar of ingeleide procedures wegens mogelijke schendingen op grond van deze richtlijn, en

 

b)

die informatie te verstrekken aan andere bevoegde autoriteiten en de EIOPA, teneinde te voldoen aan hun verplichting om onderling en met de EIOPA samen te werken voor de toepassing van deze richtlijn.

Artikel 32

Bekendmaking van sancties en andere maatregelen

  • 1. 
    De lidstaten schrijven voor dat de bevoegde autoriteit alle bestuursrechtelijke sancties of andere maatregelen die bij schending van de nationale bepalingen ter omzetting van deze richtlijn worden opgelegd en waartegen niet tijdig beroep is ingesteld, onmiddellijk moet bekendmaken, waarbij informatie wordt verstrekt over de soort en de aard van de schending en de identiteit van de personen die ervoor verantwoordelijk zijn. Indien de bekendmaking van de identiteit van de rechtspersonen, of van de identiteit of de persoonlijke gegevens van de natuurlijke personen, na een per geval uitgevoerde beoordeling van de evenredigheid van die bekendmaking door de bevoegde autoriteit echter onevenredig wordt geacht, of indien bekendmaking de stabiliteit van de financiële markten of een lopend onderzoek in gevaar brengt, kan de bevoegde autoriteit besluiten bekendmaking uit te stellen, niet tot bekendmaking over te gaan of maakt zij de sancties zonder vermelding van namen bekend.
  • 2. 
    Indien in het nationaal recht is bepaald dat het besluit om een sanctie of een andere maatregel op te leggen waartegen beroep is ingesteld bij de betrokken rechterlijke of andere instanties, moet worden bekendgemaakt, maken de bevoegde autoriteiten die informatie en alle latere informatie over de uitkomst van dat beroep zonder onnodige vertraging op hun officiële website bekend. Voorts wordt elk besluit tot nietigverklaring van een eerder besluit om een eerder bekendgemaakte sanctie of een andere maatregel op te leggen, eveneens bekendgemaakt.
  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten brengen de EIOPA op de hoogte van alle bestuursrechtelijke sancties en andere maatregelen die overeenkomstig lid 1 zijn opgelegd maar niet bekend zijn gemaakt, met inbegrip van een eventueel ingesteld beroep en het resultaat van de behandeling daarvan.

Artikel 33

Schendingen en sancties en andere maatregelen

  • 1. 
    Dit artikel is ten minste van toepassing op:
 

a)

personen die nalaten hun distributieactiviteiten te registreren overeenkomstig artikel 3;

 

b)

verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen die gebruikmaken van de verzekerings- of herverzekeringsdistributiediensten van personen bedoeld onder a);

 

c)

verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersonen die in strijd met artikel 3 een inschrijving hebben verkregen door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;

 

d)

verzekeringsdistributeurs die niet aan de bepalingen van artikel 10 voldoen;

 

e)

verzekeringsondernemingen of verzekeringstussenpersonen die, met betrekking tot de distributie van verzekeringen met een beleggingscomponent, de in de hoofdstukken V en VI neergelegde gedragsregels niet naleven;

 

f)

verzekeringsdistributeurs die, met betrekking tot andere verzekeringsproducten dan deze bedoeld onder e), de in hoofdstuk V neergelegde gedragsregels niet naleven.

  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid hebben, in de in lid 1, onder e), bedoelde gevallen van schendingen, overeenkomstig het nationaal recht, ten minste de volgende bestuursrechtelijke sancties en andere maatregelen op te leggen:
 

a)

een publieke verklaring waarin de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon en de aard van de schending worden vermeld;

 

b)

een bevel waarin wordt geëist dat de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon het gedrag staakt en niet meer herhaalt;

 

c)

ingeval het een verzekeringstussenpersoon betreft, doorhaling van de in artikel 3 bedoelde registerinschrijving;

 

d)

een tijdelijk verbod voor een lid van het leidinggevend orgaan van de verzekeringstussenpersoon of de verzekeringsonderneming die voor de schending verantwoordelijk wordt gehouden, om leidinggevende functies in verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen te bekleden;

 

e)

ingeval het een rechtspersoon betreft, de volgende maximale bestuursrechtelijke geldboeten:

 

i)

ten minste 5 000 000 EUR of tot 5 % van zijn totale jaaromzet volgens de meest recente door het leidinggevend orgaan goedgekeurde jaarrekening, of, in lidstaten die niet de euro als munt hebben, de overeenkomstige waarde in de nationale munteenheid op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn. Indien de rechtspersoon een moederonderneming is of een dochteronderneming van de moederonderneming die overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (17) een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, is de toepasselijke totale jaaromzet gelijk aan de totale jaaromzet volgens de meest recente door het leidinggevend orgaan van de uiteindelijke moederonderneming goedgekeurde geconsolideerde jaarrekening, of

 

ii)

maximaal twee keer de waarde van de als gevolg van de schending behaalde winsten of vermeden verliezen, indien deze kunnen worden bepaald;

 

f)

ingeval het een natuurlijke persoon betreft, de volgende maximale bestuursrechtelijke geldboeten:

 

i)

ten minste 700 000 EUR of, in lidstaten waar de euro niet de officiële munteenheid is, de overeenkomstige waarde in de nationale munteenheid op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn, of

 

ii)

maximaal twee keer de waarde van de als gevolg van de schending behaalde winsten of vermeden verliezen, indien deze kunnen worden bepaald.

  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid hebben in de in lid 1, onder a) tot en met d) en f), bedoelde gevallen van schendingen, overeenkomstig het nationaal recht, ten minste de volgende bestuursrechtelijke sancties en andere maatregelen op te leggen:
 

a)

een bevel waarin wordt geëist dat de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon het gedrag staakt en niet meer herhaalt;

 

b)

ingeval het een verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon betreft, intrekking van de in artikel 3 bedoelde registerinschrijving;

  • 4. 
    De lidstaten kunnen de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid verlenen aanvullende sancties of andere maatregelen vast te stellen en in hogere bestuursrechtelijke boeten te voorzien dan die waarin dit artikel voorziet.

Artikel 34

Doeltreffende toepassing van sancties en andere maatregelen

De lidstaten dragen er zorg voor dat de bevoegde autoriteiten bij de vaststelling van de soort bestuursrechtelijke sancties of andere maatregelen en van de omvang van bestuursrechtelijke geldboeten alle relevante omstandigheden in aanmerking nemen, zoals onder meer, waar passend:

 

a)

de ernst en de duur van de schending;

 

b)

de mate van verantwoordelijkheid van de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon;

 

c)

de financiële draagkracht van de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon zoals blijkt uit het jaarinkomen of de totale omzet van de voor de schending verantwoordelijke rechtspersoon;

 

d)

de omvang van de winsten of verliezen die door de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon zijn behaald, respectievelijk vermeden, voor zover deze kunnen worden bepaald;

 

e)

de verliezen voor klanten en derde partijen ten gevolge van de schending, voor zover deze kunnen worden vastgesteld;

 

f)

de mate waarin de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon met de bevoegde autoriteit meewerkt;

 

g)

maatregelen die door de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon zijn genomen om herhaling van de schending te voorkomen, en

 

h)

enigerlei eerdere schendingen door de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon.

Artikel 35

Melding van schendingen

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten doeltreffende mechanismen instellen om de melding aan hen van mogelijke of feitelijke schendingen van de nationale bepalingen ter omzetting van deze richtlijn mogelijk te maken en te stimuleren.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde mechanismen omvatten ten minste:
 

a)

specifieke procedures voor de ontvangst van meldingen en de follow-up daarvan;

 

b)

passende regelingen ter bescherming tegen op zijn minst vergelding, discriminatie en andere soorten onbillijke behandeling, van werknemers van verzekerings- en herverzekeringsdistributeurs, en waar mogelijk van andere personen die melding doen van schendingen die bij die entiteit hebben plaatsgevonden, en

 

c)

bescherming, in elke fase van de procedure, van de identiteit van zowel de persoon die de schendingen meldt, als de natuurlijke persoon die naar vermoed wordt voor een schending verantwoordelijk zou zijn, tenzij openbaarmaking krachtens het nationale recht is vereist in het kader van verder onderzoek of een daarop volgende bestuursrechtelijke of gerechtelijke procedure.

Artikel 36

Verstrekking van informatie over sancties en andere maatregelen aan de EIOPA

  • 1. 
    De bevoegde autoriteiten brengen de EIOPA op de hoogte van alle bestuursrechtelijke sancties die zijn opgelegd maar niet bekend zijn gemaakt overeenkomstig artikel 32, lid 1.
  • 2. 
    De bevoegde autoriteiten verstrekken de EIOPA jaarlijks geaggregeerde informatie over alle bestuursrechtelijke sancties en andere maatregelen die overeenkomstig artikel 31 zijn opgelegd.

De EIOPA publiceert deze informatie in een jaarverslag.

  • 3. 
    Wanneer de bevoegde autoriteit een bestuursrechtelijke sanctie of andere maatregel openbaar maakt, stelt zij tegelijkertijd de EIOPA daarvan in kennis.

HOOFDSTUK VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 37

Gegevensbescherming

  • 1. 
    Op de verwerking van persoonsgegevens in de lidstaten uit hoofde van deze richtlijn passen de lidstaten Richtlijn 95/46/EG toe.
  • 2. 
    Op de verwerking van persoonsgegevens door de EIOPA uit hoofde van deze richtlijn is Verordening (EG) nr. 45/2001 van toepassing.

Artikel 38

Gedelegeerde handelingen

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 39 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de artikelen 25, 28, 29 en 30.

Artikel 39

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

  • 1. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
  • 2. 
    De in de artikelen 25, 28, 29 en 30 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 22 februari 2016.
  • 3. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 25, 28, 29 en 30 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 4. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 5. 
    Een overeenkomstig de artikelen 25, 28, 29 en 30 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.

Artikel 40

Overgangsperiode

De lidstaten zorgen ervoor dat tussenpersonen die al zijn ingeschreven overeenkomstig Richtlijn 2002/92/EG uiterlijk op 23 februari 2019 voldoen aan de relevante bepalingen van het nationaal recht ter uitvoering van artikel 10, lid 1, van deze richtlijn.

Artikel 41

Toetsing en evaluatie

  • 1. 
    Uiterlijk op 23 februari 2021 brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van artikel 1. Dit verslag bevat een beoordeling, aan de hand van de informatie die is ontvangen van de lidstaten en de EIOPA overeenkomstig artikel 1, lid 5, of het toepassingsgebied van deze richtlijn, inclusief de afwijking als bepaald in artikel 1, lid 3, nog steeds passend is met het oog op het niveau van consumentenbescherming, de evenredigheid van de behandeling van de verschillende verzekeringsdistributeurs en de administratieve lasten voor de bevoegde autoriteiten en de distributiekanalen.
  • 2. 
    Uiterlijk op 23 februari 2021 stelt de Commissie een evaluatie van deze richtlijn op. De toetsing omvat een algemeen overzicht van de praktische toepassing van de in deze richtlijn vastgestelde voorschriften en houdt daarbij naar behoren rekening met de ontwikkelingen op de markt voor retailbeleggingsproducten en met de ervaringen die zijn opgedaan bij de praktische toepassing van deze richtlijn en van Verordening (EU) nr. 1286/2014 en Richtlijn 2014/65/EU. De toetsing beoordeelt of de specifieke gedragsregels voor de distributie van verzekeringen met een beleggingscomponent als bepaald in hoofdstuk VI van deze richtlijn passende en evenredige resultaten opleveren, rekening houdend met de noodzaak om te zorgen voor een voldoende niveau van consumentenbescherming dat consistent is met de normen voor de bescherming van beleggers overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU en de specifieke kenmerken van verzekeringen met een beleggingscomponent en de specifieke aard van hun distributiekanalen. In de toetsing wordt ook nagedacht over een eventuele toepassing van de bepalingen van deze richtlijn op producten die onder Richtlijn 2003/41/EG vallen. Deze toetsing omvat ook een specifieke analyse van het effect van artikel 19 van deze richtlijn, rekening houdend met de concurrentiesituatie op de markt voor verzekeringsdistributie, voor overeenkomsten die niet tot de in bijlage II bij Richtlijn 2009/138/EG vermelde branches behoren, alsook van het effect van de in artikel 19 van deze richtlijn bedoelde verplichtingen op verzekeringstussenpersonen die tot het midden- en kleinbedrijf behoren.
  • 3. 
    Na raadpleging van het Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een eerste verslag in.
  • 4. 
    Uiterlijk op 23 februari 2020 en daarna ten minste om de twee jaar, stelt de EIOPA een volgend verslag op over de toepassing van deze richtlijn. De EIOPA raadpleegt de Europese Autoriteit voor effecten en markten voordat zij haar verslag openbaar maakt.
  • 5. 
    In een derde verslag dat moet worden opgesteld uiterlijk op 23 februari 2018 maakt de EIOPA een evaluatie van de structuur van de markt voor verzekeringstussenpersonen.
  • 6. 
    In het verslag dat de EIOPA overeenkomstig lid 4 uiterlijk op 23 februari 2020 moet opstellen, onderzoekt zij of de bevoegde autoriteiten bedoeld in artikel 12, lid 1, voldoende bevoegdheden hebben en over voldoende middelen beschikken om hun taken te vervullen.
  • 7. 
    In het in lid 4 bedoelde verslag worden ten minste de volgende punten onderzocht:
 

a)

wijzigingen in de structuur van de markt voor verzekeringstussenpersonen;

 

b)

wijzigingen in de patronen van grensoverschrijdende activiteit;

 

c)

de verbetering van de kwaliteit van advies en verkoopmethoden en van het effect van deze richtlijn op verzekeringstussenpersonen die tot het midden- en kleinbedrijf behoren.

  • 8. 
    Het in lid 4 bedoelde verslag omvat tevens een evaluatie door de EIOPA van het effect van deze richtlijn.

Artikel 42

Omzetting

  • 1. 
    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 23 februari 2018 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst daarvan onverwijld mede.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in de tekst van die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In die bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 43

Wijziging van Richtlijn 2002/92/EG

Hoofdstuk III bis van Richtlijn 2002/92/EG wordt geschrapt met ingang van 23 februari 2016.

Artikel 44

Intrekking

Richtlijn 2002/92/EG, als gewijzigd bij de in de lijst in deel A van bijlage II vermelde richtlijnen, wordt met ingang van 23 februari 2018 ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de termijnen voor omzetting in nationaal recht van de in deel B van bijlage II vermelde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 45

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 46

Addressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 20 januari 2016.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • M. 
    SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

A.G. KOENDERS

 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 24 november 2015 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 december 2015.
  • (4) 
    Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
  • (5) 
    Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).
  • (6) 
    Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIP’s) (PB L 352 van 9.12.2014, blz. 1).
  • (7) 
    Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („Richtlijn inzake elektronische handel”) (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).
  • (8) 
    Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
  • (9) 
    Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
  • Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (PB L 235 van 23.9.2003, blz. 10).
  • Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
  • Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).
  • Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad („Richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).
  • Richtlijn 2014/17/ЕU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 34).
  • Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 214).
  • Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
 

BIJLAGE I

MINIMUMVEREISTEN OP HET GEBIED VAN BEROEPSKENNIS EN VAKBEKWAAMHEID

(als bedoeld in artikel 10, lid 2)

 

I.

Schaderisico’s die zijn ingedeeld in de branches 1 t/m 18 in deel A van bijlage I bij Richtlijn 2009/138/EG:

 

a)

vereiste minimumkennis van de voorwaarden en bepalingen van de aangeboden polissen, inclusief nevenrisico’s als die gedekt worden door dergelijke polissen;

 

b)

vereiste minimumkennis van de toepasselijke wetgeving betreffende de distributie van verzekeringsproducten, zoals wetgeving inzake consumentenbescherming, relevante belastingwetgeving en arbeidsrecht;

 

c)

vereiste minimumkennis om schadegevallen af te handelen;

 

d)

vereiste minimumkennis om klachten af te handelen;

 

e)

vereiste minimumkennis om de behoeften van klanten te beoordelen;

 

f)

vereiste minimumkennis van de verzekeringsmarkt;

 

g)

vereiste minimumkennis van de normen van bedrijfsethiek, en

 

h)

vereiste minimale financiële vakbekwaamheid.

 

II.

Verzekeringen met een beleggingscomponent:

 

a)

vereiste minimumkennis van verzekeringen met een beleggingscomponent, inclusief de voorwaarden en bepalingen en nettopremies en, in voorkomend geval, gegarandeerde en niet-gegarandeerde opbrengsten;

 

b)

vereiste minimumkennis van voor- en nadelen van verschillende beleggingsopties voor verzekeringnemers;

 

c)

vereiste minimumkennis van de financiële risico’s die gedragen worden door verzekeringnemers;

 

d)

vereiste minimumkennis van polissen die risico’s bij leven dekken en andere spaarproducten;

 

e)

vereiste minimumkennis van de organisatie en gegarandeerde opbrengsten van het pensioenstelsel;

 

f)

vereiste minimumkennis van de toepasselijke wetgeving betreffende de distributie van verzekeringsproducten, zoals wetgeving inzake consumentenbescherming en relevante belastingwetgeving;

 

g)

vereiste minimumkennis van de verzekeringsmarkt en van de spaarproductenmarkt;

 

h)

vereiste minimumkennis om klachten af te handelen;

 

i)

vereiste minimumkennis om de behoeften van klanten te beoordelen;

 

j)

omgang met belangenconflicten;

 

k)

vereiste minimumkennis van de normen van bedrijfsethiek, en

 

l)

vereiste minimale financiële vakbekwaamheid.

 

III.

Risico’s bij leven die zijn ingedeeld in bijlage II bij Richtlijn 2009/138/EG:

 

a)

vereiste minimumkennis van polissen, inclusief voorwaarden, bepalingen, de gegarandeerde opbrengsten en, in voorkomend geval, nevenrisico’s;

 

b)

vereiste minimumkennis van de organisatie en gegarandeerde opbrengsten van het pensioenstelsel van de relevante lidstaat;

 

c)

kennis van de toepasselijke wetgeving inzake verzekeringsovereenkomsten, gegevensbescherming, anti-witwaspraktijken en, in voorkomend geval, relevante belastingwetgevingen relevante sociale wetgeving en arbeidsrecht;

 

d)

vereiste minimumkennis van de verzekeringsmarkt en van andere relevante markten voor financiële diensten;

 

e)

vereiste minimumkennis om klachten af te handelen;

 

f)

vereiste minimumkennis om de behoeften van klanten te beoordelen;

 

g)

omgang met belangenconflicten;

 

h)

vereiste minimumkennis van de normen van bedrijfsethiek, en

 

i)

vereiste minimale financiële vakbekwaamheid.

 

BIJLAGE II

DEEL A

Ingetrokken richtlijn en overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen daarvan

Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 9 van 15.1.2003, blz. 3)

Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349)

Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 26 van 2.2.2016, blz. 19)

DEEL B

Termijnen voor de omzetting in intern recht als bedoeld in artikel 44

 

Richtlijn

Termijn voor de omzetting van de wijzigingsrichtlijnen

2014/65/EU

(EU) 2016/97

3.7.2016

22.2.2016 (wat betreft de wijziging van Richtlijn 2002/92/EG overeenkomstig artikel 43 van deze richtlijn)

23.2.2018 (wat betreft de omzetting van onderhavige richtlijn overeenkomstig artikel 42 daarvan)

 

BIJLAGE III

Concordantietabel

 

Richtlijn 2002/92/EG

Deze richtlijn

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, leden 1en 2

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, leden 3 en 4

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 6

Artikel 2, punt 1)

Artikel 2, lid 1, punt 6)

Artikel 2, punt 2)

Artikel 2, lid 1, punt 7)

Artikel 2, punt 3)

Artikel 2, lid 1, punt 1) en artikel 2, lid 2

Artikel 2, punt 4)

Artikel 2, lid 1, punt 2), en artikel 2, lid 2

Artikel 2, punt 5)

Artikel 2, lid 1, punt 3)

Artikel 2, punt 6)

Artikel 2, lid 1, punt 5)

Artikel 2, punt 7)

Artikel 2, punt 8)

Artikel 2, lid 1, punt 16)

Artikel 2, punt 9)

Artikel 2, lid 1, punt 10)

Artikel 2, punt 10)

Artikel 2, lid 1, punt 11)

Artikel 2, punt 11)

Artikel 2, punt 12)

Artikel 2, lid 1, punt 18)

Artikel 2, punt 13)

Artikel 2, lid 1, punt 17)

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, leden 2 en 3

Artikel 3, lid 3

Artikel 3, lid 4

Artikel 3, lid 4

Artikel 3, lid 5

Artikel 3, lid 6

Artikel 16

Artikel 4, lid 1

Artikel 10, leden 1 en 2

Artikel 4, lid 2

Artikel 10, lid 3

Artikel 4, lid 3

Artikel 10, lid 4

Artikel 4, lid 4

Artikel 10, lid 6

Artikel 4, lid 5

Artikel 4, lid 6

Artikel 4, lid 7

Artikel 10, lid 7

Artikel 5

Artikel 40

Artikel 6, lid 1

Artikelen 4 en 6

Artikel 6, lid 2

Artikel 6, lid 3

Artikel 11, lid 1

Artikel 7

Artikel 12

Artikel 8

Artikelen 5, 7 en 31 tot en met 36

Artikel 9

Artikel 13

Artikel 10

Artikel 14

Artikel 11

Artikel 15

Artikel 12, lid 1, onder a)

Artikel 18, onder a), i), en onder b), i)

Artikel 12, lid 1, onder b)

Artikel 18, onder a), iv),

Artikel 12, lid 1, onder c)

Artikel 19, lid 1, onder a)

Artikel 12, lid 1, onder d)

Artikel 19, lid 1, onder b)

Artikel 12, lid 1, onder e)

Artikel 18, onder a), iii), en onder b), iii), en artikel 19, lid 1, onder c)

Artikel 12, lid 2

Artikel 20, lid 3

Artikel 12, lid 3

Artikel 20, lid 1

Artikel 12, lid 4

Artikel 22, lid 1

Artikel 12, lid 5

Artikel 22, leden 2 en 4

Artikel 13

Artikel 23

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

 

2.

Verwante dossiers

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.