Behandeling van het RIS3-rapport

Met dank overgenomen van M. (Matthijs) van Miltenburg i, gepubliceerd op dinsdag 16 februari 2016, 3:12.

Spreektekst 16-02-2016

Voorzitter,

Allereerst een woord van dank aan de rapporteur. Er ligt een gedegen stuk voor, maar ik heb toch nog een een paar kleine kanttekeningen:

De rapporteur voorziet voor de Europese structuurfondsen een grote rol bij de bevordering van innovatie.

Maar in de meer ontwikkelde regio’s zijn structuurfondsen niet in overvloed aanwezig. Ze zijn daar absoluut geen grote hefboom voor meer investeringen in innovatie.

In mijn thuisregio Zuid-Nederland is 75 miljoen euro beschikbaar voor innovatie vanuit het EFRO in de periode 2014-2020.

75 miljoen voor 7 jaar.

Als je dat afzet tegen 3500 miljoen die jaarlijks wordt uitgegeven aan R&D, waarvan 90% private investeringen betreft, dan plaats dat een en ander in een perspectief.

Het is dan ook belangrijk dat er voldoende flexibiliteit blijft bestaan ten aanzien van de RIS3s.

Daarom moeten we geen one-size-fits-all approach hanteren bij het vaststellen van kaders, regels en monitoring.

Differentiatie is nodig vanwege enorme verschillen tussen lidstaten en tussen regio’s.

Experts vrezen dat de voorgestelde richtlijnen (waaronder voor synergieën) te theoretisch zijn. Dat kan als een dwangbuis gaan fungeren terwijl we juist flexibiliteit willen inbouwen in de RIS3.

D66 wil administratieve lasten verlagen en onnodige procedures vermijden. Als het gaat over de monitoring pleiten we vooral om niet nog meer monitoringsmechanismen in het leven te roepen maar om bestaande mechanismen te verbeteren.

Het rapport pleit in paragraaf 14 voor een kruisbestuiving van de structuurfondsen met EFSI en H2020.

Daar mogen we niet te licht over denken. Het is namelijk nog erg lastig gebleken in de praktijk. Het zijn zeer verschillende programma’s, met verschillende doelgroepen, co-funding rates, voorwaarden, tijdlijnen etc.

Synergie moet erop gericht zijn de impact van Europese R&D fondsen te vergroten. We moeten ervoor waken dat synergie geen doel op zich wordt. Synergie moet altijd ondersteunend zijn aan het beleid.

Vaak wordt gedacht dat investeren in R&D automatisch een innovatief product tot gevolg heeft.

Dat is niet zo. Dat heeft onder meer te maken met samenwerking tussen verschillende sectoren, met de aanwezigheid van sleutelbedrijven in een regio en met de economische structuur in een regio.

Regio’s moeten daarom niet succesmodellen van anderen willen kopiëren en dus geen copy cat gedrag gaan vertonen.

Dit helpt te voorkomen dat we met elkaar onderzoekscentra als kathedralen in de woestijn gaan bouwen, die gedoemd zijn om te mislukken en waar niemand op zit te wachten.

Innovatie moet landen in een ecosysteem met niet alleen kennisinstellingen, maar ook de juiste bedrijven om van kennis ook producten te maken die de kassa doen rinkelen.

Ik ben erg blij met de verwijzing naar investeringen in menselijk kapitaal. Dit is cruciaal. Veel bedrijven hebben moeite met het vasthouden van goed gekwalificeerd personeel, anderen hebben juist moeite met het aantrekken hiervan.

Om daar mee af te sluiten, voorzitter, laten we vooral niet vergeten dat RIS3 dient om innovatie te bevorderen in dienst van mens en maatschappij.