Geschillenbeslechtingsmechanismen Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende mechanismen ter beslechting van geschillen over dubbele belasting in de Europese Unie Algemene oriëntatie - Hoofdinhoud
Contents
Documentdatum | 12-05-2017 |
---|---|
Publicatiedatum | 13-05-2017 |
Kenmerk | 9010/17 |
Van | General Secretariat of the Council |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Raad van de Europese Unie Brussel, 12 mei 2017
PUBLIC
(OR. en)
9010/17 Interinstitutioneel dossier:
2016/0338 (CNS) i LIMITE
FISC 98 ECOFIN 344
NOTA van: het secretariaat-generaal van de Raad aan: het Comité van permanente vertegenwoordigers/de Raad Nr. Comdoc.: 13732/16 FISC 172 IA 100 + ADD 1 + ADD 2 + ADD 3 Betreft: Geschillenbeslechtingsmechanismen
-
-Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende mechanismen ter beslechting van geschillen over dubbele belasting in de Europese Unie
-
=Algemene oriëntatie
Voor de delegaties gaat hierbij de compromistekst van het voorzitterschap met betrekking tot het in hoofde genoemde Commissievoorstel.
BIJLAGE
Voorstel voor een
RICHTLIJN VAN DE RAAD
betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 115,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Parlement 1 ,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 2 ,
Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,
1 PB C ... van..., blz. ....
2 PB C ... van..., blz. ....
Overwegende hetgeen volgt:
-
(1)Situaties waarin verschillende lidstaten de bepalingen van bilaterale belastingovereenkomsten en -verdragen en het Verdrag ter afschaffing van dubbele belasting in geval van
winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (90/436/EEG) 3 ("het arbitrageverdrag
van de Unie") op een verschillende wijze uitleggen of toepassen, kunnen ernstige fiscale belemmeringen vormen voor ondernemingen die over de grenzen heen actief zijn. Dergelijke situaties leiden tot een buitensporige belastingdruk op ondernemingen en er is een reëel risico dat zij economische verstoringen en inefficiënties veroorzaken en negatieve gevolgen hebben voor grensoverschrijdende investeringen en de groei.
-
(2)Om die reden is het noodzakelijk dat er in de Unie mechanismen voorhanden zijn voor de doeltreffende beslechting van geschillen betreffende de uitlegging en de toepassing van dergelijke bilaterale belastingverdragen en van het arbitrageverdrag van de Unie, en met name van geschillen die tot dubbele belasting leiden.
-
(3)De momenteel bestaande mechanismen waarin bilaterale belastingverdragen en het arbitrageverdrag van de Unie voorzien, leiden mogelijk niet in alle gevallen binnen een redelijke termijn tot een doeltreffende beslechting van dergelijke geschillen. De monitoring die in het kader van de tenuitvoerlegging van het arbitrageverdrag van de Unie heeft plaatsgevonden, heeft een aantal belangrijke tekortkomingen aan het licht gebracht, met name wat de toegang tot de procedure en de duur en de effectieve sluiting van de procedure betreft.
-
(4)Om tot een eerlijker belastingklimaat te komen, moeten de transparantieregels worden verbeterd en de maatregelen ter bestrijding van belastingontwijking worden versterkt. Tegelijkertijd is het in de geest van een eerlijk belastingstelsel noodzakelijk dat ervoor wordt gezorgd dat geschillenbeslechtingsmechanismen alomvattend, effectief en duurzaam zijn. In de mechanismen ter beslechting van geschillen moeten ook verbeteringen worden aangebracht om in te spelen op het risico dat er alsmaar meer geschillen over dubbele of meervoudige belasting zullen rijzen waarmee mogelijk grote bedragen zijn gemoeid, omdat belastingdiensten regelmatiger en doelgerichter controles uitvoeren.
3 PB L 225 van 20.8.1990, blz. 10.
-
(5)De invoering van een doeltreffend en efficiënt kader voor de beslechting van belastinggeschillen dat voor rechtszekerheid en een bedrijfsvriendelijk klimaat voor investeringen zorgt, is dan ook een maatregel die van cruciaal belang is voor de totstandbrenging van eerlijke en efficiënte belastingstelsels in de Unie. De mechanismen ter beslechting van geschillen moeten ook een geharmoniseerd en transparant kader voor de regeling van geschillen bieden en aldus voordelen voor alle belastingplichtigen opleveren.
-
(6)De beslechting van geschillen moet gelden voor verschillende uitleggingen en toepassingen van bilaterale belastingverdragen en het arbitrageverdrag van de Unie, met name voor
verschillende uitleggingen en toepassingen die tot dubbele belasting leiden, en dit moet worden verwezenlijkt aan de hand van een procedure waarbij de zaak in een eerste fase aan de belastingautoriteiten van de betrokken lidstaten wordt voorgelegd met de bedoeling het geschil via de procedure voor onderling overleg te beslechten. De lidstaten moeten worden aangemoedigd om gebruik te maken van vormen van niet-bindende alternatieve geschillenbeslechting, zoals bemiddeling of verzoening, tijdens de laatste fasen van de periode van de procedure voor onderling overleg. Indien binnen een bepaalde termijn geen overeenstemming wordt bereikt, moet de zaak worden behandeld in het kader van een geschillenbeslechtingsprocedure. Er moet enige flexibiliteit worden betracht bij het kiezen van een methode voor de geschillenbeslechting, hetzij door middel van ad-hocstructuren, hetzij door middel van meer permanente structuren. Geschillenbeslechtingsprocedures kunnen de vorm aannemen van een raadgevende commissie, samengesteld uit zowel vertegenwoordigers van de betrokken belastingautoriteiten als gerespecteerde onafhankelijke personen, of van een commissie voor alternatieve geschillenbeslechting (waarbij deze laatste voor de genoemde flexibiliteit zorgt). Waar passend kunnen voorts bij bilaterale overeenkomst tussen de lidstaten andere geschillenbeslechtingsprocedures zoals "eindbod"- arbitrage ("final offer" arbitration) (ook arbitrage van "het laatste beste bod" ("last best offer" arbitration) genoemd) als alternatieve oplossing worden gekozen om het geschil op een bindende manier te regelen. De belastingautoriteiten moeten een bindend eindbesluit nemen onder verwijzing naar het advies van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting.
-
(7)Het verbeterde mechanisme ter beslechting van geschillen moet voortbouwen op binnen de Unie bestaande mechanismen, waaronder het arbitrageverdrag van de Unie. Het toepassingsgebied van deze richtlijn moet echter ruimer zijn dan dat van het arbitrageverdrag van de Unie, dat beperkt is tot verrekenprijsgeschillen en de toerekening van winsten aan vaste inrichtingen. Deze richtlijn moet van toepassing zijn op alle belastingplichtigen die onderworpen zijn aan belastingen op inkomsten en kapitaal welke vallen onder bilaterale belastingverdragen en het arbitrageverdrag van de Unie. Tegelijkertijd moeten de administratieve lasten voor natuurlijke personen, micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen om toegang te krijgen tot een geschillenbeslechtingsprocedure, worden verlicht. Daarnaast moet de geschillenbeslechtingsfase worden versterkt. Het is meer in het bijzonder noodzakelijk een tijdslimiet vast te stellen voor de duur van de procedures voor de beslechting van geschillen over dubbele belasting en tevens de voor de belastingplichtigen geldende voorwaarden van de geschillenbeslechtingprocedure vast te leggen.
-
(8)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze richtlijn te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 i van het Europees
Parlement en de Raad 4 .
-
(9)Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deze richtlijn beoogt
met name te waarborgen dat het recht op een eerlijk proces en de vrijheid van ondernemerschap onverkort worden geëerbiedigd.
-
(10)Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de vaststelling van een doeltreffende en efficiënte procedure om geschillen te beslechten in de context van de goede werking van de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar wegens de omvang en de gevolgen van de maatregel beter op Unieniveau kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.
4 Verordening (EU) nr. 182/2011 i van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari
2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op
de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de
Commissie controleren (PB L 55 van 28.02.2011, blz. 13).
-
(11)De Commissie dient na vijf jaar een evaluatie van de toepassing van deze richtlijn te verrichten en de lidstaten moeten de Commissie daarbij helpen door haar passende input te verstrekken,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
Bij deze richtlijn worden voorschriften vastgesteld met betrekking tot een mechanisme ter beslechting van geschillen tussen lidstaten welke ontstaan naar aanleiding van de uitlegging en toepassing van overeenkomsten en verdragen die voorzien in de afschaffing van dubbele belasting op inkomsten en, waar van toepassing, kapitaal. De richtlijn stelt tevens de rechten en plichten van de betrokken personen vast voor het geval dat dergelijke geschillen zich voordoen. De kwestie die aanleiding geeft tot een dergelijk geschil, wordt hierna in deze richtlijn een "geschil" genoemd.
Artikel 2
Definities
-
1.Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
-
a)"bevoegde autoriteit": de autoriteit van een lidstaat die als zodanig door de betrokken lidstaat is aangewezen;
-
b)"bevoegde rechtbank": de rechterlijke of andere instantie van een lidstaat die als zodanig door de betrokken lidstaat is aangewezen;
-
c)"dubbele belasting": de heffing door twee (of meer) lidstaten van belastingen die onder een overeenkomst of verdrag als bedoeld in artikel 1 vallen, op dezelfde belastbare inkomsten of hetzelfde belastbare kapitaal wanneer zulks aanleiding geeft tot i) additionele belastingheffing, ii) een toename van de belastingverplichtingen, of iii) de annulering of vermindering van verliezen die met belastbare winsten kunnen worden verrekend;
-
d)"betrokken persoon": elke persoon, met inbegrip van een natuurlijk persoon, die fiscaal ingezetene is van een lidstaat en voor wiens belastingheffing het geschil rechtstreekse gevolgen heeft.
-
-
2.Termen die in deze richtlijn niet worden gedefinieerd, hebben, tenzij de context anders vereist, de betekenis die zij op dat ogenblik hebben uit hoofde van de betrokken
overeenkomsten of verdragen als bedoeld in artikel 1, zoals van toepassing op de dag van ontvangst van de eerste kennisgeving van de handeling die leidt of zal leiden tot een geschil. Bij gebreke van een definitie uit hoofde van dergelijke overeenkomsten of verdragen, hebben de betrokken termen de betekenis die zij krachtens de wetgeving van de betrokken lidstaat op dat ogenblik hebben voor de doeleinden van de belastingen waarop genoemde overeenkomsten of verdragen van toepassing zijn, waarbij een betekenis krachtens de toepasselijke belastingwetgeving van die lidstaat voorrang heeft op een betekenis die krachtens andere wetten van die lidstaat aan de term wordt gegeven.
Artikel 3
Bezwaar
-
1.Elke betrokken persoon heeft het recht bezwaar te maken met betrekking tot een geschil en elk van de bevoegde autoriteiten van elk van de betrokken lidstaten om de beslechting van het geschil te verzoeken. Dat verzoek moet worden ingediend binnen een termijn van drie jaar, te rekenen vanaf de ontvangst van de eerste kennisgeving van de handeling die tot het geschil aanleiding geeft of zal geven, ongeacht of de betrokken persoon de nationale rechtsmiddelen van de betrokken lidstaten aanwendt. De betrokken persoon dient het
bezwaar tegelijkertijd en met dezelfde gegevens bij elk van de bevoegde autoriteiten in, en geeft in het bezwaar aan welke andere lidstaten betrokken zijn. De betrokken persoon zorgt ervoor dat elke betrokken lidstaat het bezwaar ontvangt in ten minste een van de volgende talen:
(a) een van de officiële talen van die lidstaat in overeenstemming met de nationale wetgeving; of
(b) een andere taal die deze lidstaat hiervoor aanvaardt.
-
2.Elke bevoegde autoriteit bevestigt de ontvangst van het bezwaar binnen een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van het bezwaar. Zij stelt tevens de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten binnen twee maanden na ontvangst van het bezwaar daarvan in kennis. De bevoegde autoriteiten stellen elkaar op dat moment ook in kennis van de taal of talen waarin zij tijdens de desbetreffende procedures voor een zaak willen communiceren.
-
3.Het bezwaar wordt alleen aanvaard indien de betrokken persoon die het bezwaar indient, in een eerste fase de bevoegde autoriteiten van elke van de betrokken lidstaten de volgende inlichtingen verschaft:
-
a)naam, adres, fiscaal identificatienummer en alle andere inlichtingen die nodig zijn voor de identificatie van de betrokken perso(o)n(en) die bij de bevoegde autoriteiten bezwaar heeft (hebben) gemaakt, en van elke andere betrokken persoon;
-
b)de betrokken belastingtijdvakken;
-
c)nadere informatie over de relevante feiten en omstandigheden van de zaak (met inbegrip van bijzonderheden over de structuur van de transactie en over de verhouding tussen de betrokken persoon en de andere partijen bij de relevante transacties en met inbegrip van feiten die te goeder trouw in een wederzijds bindende overeenkomst tussen de betrokken persoon en de belastingdienst zijn vastgelegd, waar van toepassing) en meer in het bijzonder de aard en de datum van de handelingen die aanleiding geven tot het geschil (waaronder, in voorkomend geval, bijzonderheden over dezelfde in de andere lidstaat ontvangen inkomsten, en over de opneming daarvan in de belastbare inkomsten in de andere lidstaat, en over de belastingen die in verband met die inkomsten in de andere lidstaat zijn geheven of zullen worden geheven) alsmede de daarmee verband houdende bedragen in de valuta's van de betrokken lidstaten, met een afschrift van eventuele bewijsstukken;
-
-
d)een verwijzing naar de toepasselijke nationale regels en overeenkomsten of verdragen als bedoeld in artikel 1. Indien meer dan één overeenkomst of verdrag van toepassing is, vermeldt de betrokken persoon die het bezwaar indient, welke overeenkomst of welk verdrag met betrekking tot het geschil in kwestie wordt uitgelegd. Die overeenkomst of dat verdrag is, voor de toepassing van deze richtlijn, de toepasselijke overeenkomst of het toepasselijke verdrag;
-
e)de volgende informatie, verstrekt door de betrokken persoon die bij de bevoegde autoriteiten bezwaar heeft gemaakt, met een afschrift van eventuele bewijsstukken:
-
i)een verklaring waarom de betrokken persoon meent dat er sprake is van een geschil;
-
ii)nadere bijzonderheden over eventueel door de betrokken persoon ingestelde beroepen en ingeleide rechtszaken met betrekking tot de relevante transacties en over eventuele rechterlijke beslissingen in verband met het geschil;
-
iii)een toezegging van de betrokken persoon dat hij zo volledig en zo snel mogelijk op alle passende verzoeken van een bevoegde autoriteit zal reageren en op verzoek van de bevoegde autoriteiten alle documentatie zal verstrekken;
-
iv)een afschrift van het definitieve besluit over de belastingaanslag – in de vorm van een definitieve belastingaanslag, een verslag van de belastingcontrole of een ander gelijkwaardig document – dat aanleiding geeft tot het geschil, en,
in voorkomend geval, van enigerlei andere documenten die de belastingautoriteiten met betrekking tot het geschil hebben verstrekt;
-
v)informatie over eventuele bezwaren die door de betrokken persoon zijn ingediend uit hoofde van een andere procedure voor onderling overleg of geschillenbeslechtingsprocedure, als omschreven in artikel 15, lid 5, hieronder, en een uitdrukkelijke toezegging van de betrokken persoon dat hij het bepaalde in artikel 15, lid 5, hieronder in voorkomend geval zal naleven.
-
-
f)alle door de bevoegde autoriteiten gevraagde specifieke aanvullende informatie die noodzakelijk wordt geacht voor een grondig onderzoek van de zaak in kwestie.
-
4.De bevoegde autoriteiten van elke van de betrokken lidstaten kunnen om de in lid 3, punt f), bedoelde informatie verzoeken binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de
ontvangst van het bezwaar. Indien dit door de bevoegde autoriteiten nodig wordt geacht, kunnen nadien verdere verzoeken om informatie worden gedaan tijdens de in artikel 4 bedoelde procedure voor onderling overleg. De bescherming naar nationaal recht van informatie en in verband met handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of op een fabrieks- of handelswerkwijze is toepasselijk.
Een betrokken persoon die overeenkomstig punt f) hierboven een verzoek ontvangt, antwoordt binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek. Tegelijkertijd wordt ook een afschrift van dit antwoord toegezonden aan de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten.
-
5.De bevoegde autoriteiten van elke van de betrokken lidstaten nemen een besluit over de aanvaarding of verwerping van het bezwaar van een betrokken persoon binnen zes maanden na ontvangst van dat bezwaar of na ontvangst van de in lid 3, punt f), bedoelde informatie, indien dat later is. De bevoegde autoriteiten stellen de betrokken persoon en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten onverwijld van hun besluit in kennis.
Een bevoegde autoriteit kan binnen zes maanden na ontvangst van die kennisgeving, of na ontvangst van de in lid 3, punt f), bedoelde informatie, indien dat later is, besluiten het geschil eenzijdig te beslechten, zonder de andere bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten erbij te betrekken. In dat geval stelt de betreffende bevoegde autoriteit de betrokken persoon en de andere bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten daarvan onverwijld in kennis. Na die kennisgeving worden de procedures uit hoofde van deze richtlijn beëindigd.
-
6.Indien een betrokken persoon een bezwaar wenst in te trekken, wordt gelijktijdig bij alle bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten een schriftelijke kennisgeving van intrekking ingediend. Met die kennisgeving worden alle procedures uit hoofde van deze richtlijn onmiddellijk beëindigd. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten die een dergelijke kennisgeving van intrekking ontvangen, stellen de andere bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten onverwijld van die beëindiging van procedures in kennis.
Indien een geschil om welke reden dan ook ophoudt te bestaan, worden alle procedures uit hoofde van deze richtlijn onmiddellijk beëindigd, en stellen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten de betrokken persoon onverwijld in kennis van deze situatie en van de algemene redenen daarvoor.
Artikel 4
Procedure voor onderling overleg
-
1.Indien de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten het bezwaar aanvaarden, trachten zij binnen een termijn van twee jaar, te rekenen vanaf de laatste kennisgeving van een
besluit van één van de lidstaten tot aanvaarding van het bezwaar, het geschil in onderling overleg te beslechten.
De in de eerste alinea bedoelde termijn van twee jaar kan op verzoek van een bevoegde autoriteit van een betrokken lidstaat aan alle andere bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten, met ten hoogste één jaar worden verlengd, mits de verzoekende bevoegde autoriteit dit verzoek schriftelijk motiveert.
-
2.Zodra de bevoegde autoriteiten van de lidstaten binnen de in lid 1 vastgestelde termijn overeenstemming over de beslechting van het geschil hebben bereikt, stelt de bevoegde autoriteit van elke van de betrokken lidstaten de betrokken persoon daarvan onverwijld in kennis in de vorm van een besluit dat bindend is voor de autoriteit en afdwingbaar door de betrokken persoon, mits de betrokken persoon het besluit aanvaardt en, indien toepasselijk, afziet van het recht om andere rechtsmiddelen aan te wenden. Indien procedures met
betrekking tot dergelijke andere rechtsmiddelen reeds waren begonnen, wordt het besluit bindend en afdwingbaar zodra de betrokken persoon ten overstaan van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten er bewijzen voor verstrekt dat stappen zijn gezet om deze procedures met betrekking tot dergelijke andere rechtsmiddelen te beëindigen. Deze bewijzen worden verstrekt uiterlijk zestig dagen nadat de betrokken persoon van de bovengenoemde overeenstemming in kennis is gesteld. Het besluit wordt vervolgens onverwijld uitgevoerd, ongeacht de termijnen in de nationale wetgeving van de betrokken lidstaten.
-
3.Indien de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten binnen de in lid 1 vastgestelde termijn geen overeenstemming bereiken over de beslechting van het geschil, stelt de
bevoegde autoriteit van elke van de betrokken lidstaten de betrokken persoon daarvan in kennis, met opgave van de algemene redenen waarom geen overeenstemming kon worden bereikt.
Artikel 5
Besluit van de bevoegde autoriteit betreffende het bezwaar
-
1.De bevoegde autoriteit van een betrokken lidstaat kan binnen de in artikel 3, lid 5, vastgestelde termijn tot afwijzing van het bezwaar besluiten, wanneer
(a) uit hoofde van artikel 3, lid 3, vereiste inlichtingen ontbreken (waaronder informatie waarom uit hoofde van artikel 3, lid 3, punt f), is verzocht en die niet binnen de in
artikel 3, lid 4, vastgestelde termijn is ingediend);
(b) er geen sprake is van een geschil; of
(c) wanneer de in artikel 3, lid 1, vastgestelde termijn van drie jaar niet in acht is genomen.
Wanneer de bevoegde autoriteit de betrokken persoon daarvan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 5, in kennis stelt, geeft zij de algemene redenen voor de afwijzing op.
-
2.Indien een van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten binnen de in artikel 3, lid 5, vastgestelde termijn geen besluit over het bezwaar heeft genomen, wordt het bezwaar geacht door die bevoegde autoriteit te zijn aanvaard.
-
3.Wanneer alle bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten het bezwaar hebben afgewezen, heeft de betrokken persoon het recht overeenkomstig de nationale voorschriften beroep in te stellen tegen het besluit van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten. Ingeval het recht van beroep is uitgeoefend, kan de betrokken persoon geen verzoek indienen uit hoofde van artikel 6, lid 1, punt a) -
(a) zolang het besluit nog het voorwerp vormt van hoger beroep overeenkomstig de wetgeving van de betrokken lidstaat;
(b) wanneer het besluit tot afwijzing nog vatbaar is voor hoger beroep in het kader van de beroepsprocedure van de betrokken lidstaten; of
(c) wanneer een besluit tot afwijzing is bevestigd in het kader van de in punt a) bedoelde beroepsprocedure, maar het in een van de betrokken lidstaten niet mogelijk is af te
wijken van het besluit van de betrokken rechtbank of andere justitiële instanties.
Indien het recht van beroep is uitgeoefend, wordt het besluit van de betrokken rechtbank of andere justitiële instantie in aanmerking genomen voor de toepassing van artikel 6, lid 1, punt a).
Artikel 6
Geschillenbeslechting door de raadgevende commissie
-
1.Op verzoek van de betrokken persoon stellen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten overeenkomstig artikel 8 een raadgevende commissie in indien
(a) het bezwaar van die betrokken persoon op grond van artikel 5, lid 1, wordt afgewezen door minstens één maar niet alle bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten; of
(b) de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten het bezwaar van de betrokken persoon hebben aanvaard, maar binnen de in artikel 4, lid 1, vastgestelde termijn geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de beslechting van het geschil in onderling overleg.
De betrokken persoon kan een dergelijk verzoek doen op voorwaarde dat er overeenkomstig toepasselijke nationale regels tegen de in artikel 5, lid 1, bedoelde afwijzing geen beroep kan worden ingesteld of hangend is, of dat de betrokken persoon formeel afstand heeft gedaan van zijn recht van beroep. Het verzoek bevat een verklaring in die zin.
De betrokken persoon doet een dergelijk schriftelijk verzoek uiterlijk vijftig dagen na ontvangst van de kennisgeving op grond van artikel 3, lid 5 of artikel 4, lid 3, of uiterlijk vijftig dagen na afgifte van het besluit door de betrokken rechtbank of justitiële instantie krachtens artikel 5, lid 3, naargelang het geval. De raadgevende commissie wordt uiterlijk honderdtwintig dagen na ontvangst van het verzoek ingesteld; zodra dat is gebeurd, stelt de voorzitter van deze commissie de betrokken persoon daarvan onverwijld in kennis.
-
2.De in het geval van lid 1, punt a), ingestelde raadgevende commissie neemt binnen zes maanden nadat zij is ingesteld, een besluit over de aanvaarding van het bezwaar. Zij stelt de bevoegde autoriteiten in kennis van haar besluit binnen dertig dagen na de vaststelling ervan.
Indien de raadgevende commissie bevestigt dat aan alle voorschriften van artikel 3 is voldaan, wordt op verzoek van een van de bevoegde autoriteiten de procedure voor onderling overleg van artikel 4 ingeleid. De betrokken bevoegde autoriteit stelt de raadgevende commissie, de andere betrokken bevoegde autoriteiten en de betrokken persoon van dat verzoek in kennis. De in artikel 4, lid 1, genoemde termijn vangt aan vanaf de datum van de kennisgeving van het besluit dat de raadgevende commissie betreffende de aanvaarding van het bezwaar heeft genomen.
Indien geen van de bevoegde autoriteiten binnen een termijn van zestig dagen na de datum van de kennisgeving van het besluit van de raadgevende commissie om de inleiding van de procedure voor onderling overleg verzoekt, brengt de raadgevende commissie overeenkomstig artikel 13, lid 1, advies uit over de beslechting van het geschil. In dat geval wordt, voor de toepassing van artikel 13, lid 1, de raadgevende commissie geacht te zijn ingesteld wanneer de genoemde termijn van zestig dagen verstrijkt.
-
3.In het geval van lid 1, punt b), brengt de raadgevende commissie overeenkomstig artikel 13, lid 1, advies uit over de beslechting van het geschil.
Artikel 7
Aanwijzingen door bevoegde rechtbanken of nationale aanwijzingsinstanties
-
1.Indien de raadgevende commissie niet is ingesteld binnen de in artikel 6, lid 1, vastgestelde termijn, bepalen de lidstaten dat de betrokken persoon in kwestie zich kan wenden tot een
bevoegde rechtbank of een andere instantie of persoon die krachtens het nationale recht van die lidstaten bevoegd is om een dergelijke functie te vervullen (nationale aanwijzingsinstantie).
Indien de bevoegde autoriteit van een lidstaat heeft nagelaten ten minste één gerespecteerd onafhankelijk persoon en diens plaatsvervanger aan te wijzen, kan de betrokken persoon de bevoegde rechtbank in die lidstaat of de nationale aanwijzingsinstantie verzoeken een onafhankelijke persoon en de plaatsvervanger aan te wijzen aan de hand van de in artikel 8a bedoelde lijst.
Indien de bevoegde autoriteiten van alle betrokken lidstaten zulks hebben nagelaten, kan de betrokken persoon de bevoegde rechtbanken of de nationale aanwijzingsinstantie van elke lidstaat verzoeken de beide gerespecteerde onafhankelijke personen aan te wijzen aan de hand van de in artikel 8a bedoelde lijst. De aldus aangewezen gerespecteerde onafhankelijke personen wijzen overeenkomstig artikel 8, lid 3, de voorzitter aan door loting uit de lijst van onafhankelijke personen.
Betrokken personen delen hun verzoek om de gerespecteerde onafhankelijke personen en hun plaatsvervangers aan te wijzen, mee aan elk van hun respectieve staten van woonplaats indien het meer dan één betrokken persoon betreft, dan wel aan de lidstaten waarvan de bevoegde autoriteiten hebben nagelaten ten minste één gerespecteerd onafhankelijk persoon en diens plaatsvervanger aan te wijzen indien het slechts één betrokken persoon betreft.
-
2.De aanwijzing van de onafhankelijke personen en hun plaatsvervangers in overeenstemming met lid 1 wordt pas na het verstrijken van de in artikel 6, lid 1, genoemde termijn van
honderdtwintig dagen, en binnen een termijn van dertig dagen na het verstrijken van die termijn, aan een bevoegde rechtbank van een lidstaat of een nationale aanwijzingsinstantie voorgelegd.
-
3.De bevoegde rechtbank of de nationale aanwijzingsinstantie doet overeenkomstig lid 1 uitspraak en stelt de verzoeker daarvan in kennis. De door de bevoegde rechtbank te volgen procedure voor het aanwijzen van de onafhankelijke personen wanneer de lidstaten zulks nalaten, is dezelfde procedure als die welke uit hoofde van de nationale voorschriften bij arbitrage in civielrechtelijke en handelszaken toepasselijk is wanneer rechtbanken
of nationale aanwijzingsinstanties arbiters aanwijzen in zaken waarbij partijen er niet in slagen overeenstemming ter zake te bereiken. De bevoegde rechtbank of nationale aanwijzingsinstantie van een lidstaat stelt de bevoegde autoriteit van die lidstaat in kennis, die op haar beurt onverwijld de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten in kennis stelt. De bevoegde autoriteit van de lidstaat die in eerste instantie heeft nagelaten de gerespecteerde onafhankelijke persoon en diens plaatsvervanger aan te wijzen, kan beroep aantekenen tegen een besluit van de rechtbank of nationale aanwijzingsinstantie in die staat, op voorwaarde dat zij hiertoe het recht hebben krachtens hun nationale wetgeving. In geval van een afwijzing heeft de verzoekende het recht volgens de nationale procesregels tegen de uitspraak van de rechtbank beroep in te stellen.
Artikel 8
De raadgevende commissie
-
1.De in artikel 6 bedoelde raadgevende commissie is als volgt samengesteld:
-
a)één voorzitter;
-
b)één vertegenwoordiger van elke betrokken bevoegde autoriteit. Indien de bevoegde autoriteiten het erover eens zijn, kan het aantal vertegenwoordigers worden verhoogd tot twee per bevoegde autoriteit;
-
c)één gerespecteerd onafhankelijk persoon die door elke bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaten wordt aangewezen aan de hand van de in artikel 8a bedoelde lijst. Indien de bevoegde autoriteiten het erover eens zijn, kan het aantal aangewezen
personen worden verhoogd tot twee per bevoegde autoriteit.
-
-
2.De bepalingen voor de aanwijzing van de gerespecteerde onafhankelijke personen worden overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten. Na de aanwijzing van de gerespecteerde onafhankelijke personen wordt in overeenstemming met de voor de aanwijzing van de onafhankelijke personen geldende bepalingen voor ieder van hen een plaatsvervanger aangewezen voor het geval dat de onafhankelijke personen verhinderd zijn hun functie uit te oefenen.
-
3.Indien er over de bepalingen voor de aanwijzing van gerespecteerde onafhankelijke personen geen overeenstemming is bereikt overeenkomstig lid 2, geschiedt de aanwijzing van die personen door loting.
-
4.Tenzij de gerespecteerde onafhankelijke personen door de bevoegde rechtbank of nationale aanwijzingsinstantie volgens de bepalingen van artikel 7, lid 1, zijn aangewezen, kan
de bevoegde autoriteit van elke van de betrokken lidstaten bezwaar maken tegen de aanwijzing van een bepaald gerespecteerd onafhankelijk persoon in vooraf tussen de betrokken bevoegde autoriteiten overeengekomen omstandigheden of in een van de volgende situaties:
-
a)indien deze persoon behoort tot of werkt namens een van de betrokken belastingdiensten, of indien zulks op een bepaald moment tijdens de drie voorafgaande jaren het geval is geweest;
-
b)indien deze persoon een deelneming van betekenis of stemrecht in een van de betrokken personen in kwestie heeft of heeft gehad, of er in de loop van de vijf jaar vóór zijn aanwijzing werknemer of adviseur van is of is geweest;
-
c)indien deze persoon met het oog op de regeling van het te behandelen geschil of de te behandelen geschillen onvoldoende garanties biedt voor de daarbij te betrachten
objectiviteit;
-
d)indien deze persoon een werknemer is van een bedrijf dat belastingadvies verleent of anderszins beroepsmatig belastingadvies verleent, of in de loop van een periode van ten minste drie jaar vóór zijn aanwijzing in die situatie heeft verkeerd.
-
-
5.Een bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaten kan eisen dat een overeenkomstig lid 2 of 3 aangewezen gerespecteerd persoon of diens plaatsvervanger opening van zaken geeft wat betreft belangen, relaties of aangelegenheden die naar verwachting gevolgen hun
onafhankelijkheid of onpartijdigheid zullen beïnvloeden, of waarvan redelijkerwijs kan
worden aangenomen dat zij tijdens de procedure tot vooringenomenheid zullen leiden.
Gedurende een periode van twaalf maanden nadat het besluit van de raadgevende commissie
is vastgesteld, mag een gerespecteerd onafhankelijk persoon die deel uitmaakt van die
commissie, niet in een situatie verkeren die voor de bevoegde autoriteit een aanleiding zou
zijn geweest om bezwaar te maken tegen zijn aanwijzing, als bedoeld in dit lid, indien die
persoon in die situatie had verkeerd op het moment van de aanwijzing voor de bewuste
raadgevende commissie.
-
6.De vertegenwoordigers van elke bevoegde autoriteit en de gerespecteerde onafhankelijke personen die overeenkomstig lid 1 zijn aangewezen, wijzen aan de hand van de in artikel 8a bedoelde lijst van personen een voorzitter aan. Tenzij anders is overeengekomen door de genoemde vertegenwoordigers van elke bevoegde autoriteit en de gerespecteerde
onafhankelijke personen, is de voorzitter een rechter.
Artikel 8a
Lijst van gerespecteerde onafhankelijke personen
-
1.De lijst van gerespecteerde onafhankelijke personen bestaat uit alle door de lidstaten aangewezen onafhankelijke personen. Elke lidstaat wijst daartoe ten minste drie personen aan die bekwaam en onafhankelijk zijn, en in staat zijn onpartijdig en integer te handelen.
-
2.De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de namen van de gerespecteerde onafhankelijke personen die zij hebben aangewezen. Zij verschaffen de Commissie tevens volledige en actuele informatie over hun professionele en academische achtergrond, vakbekwaamheid, deskundigheid en belangenconflicten. De lidstaten kunnen in de kennisgeving specificeren welke van de door hen aangewezen personen als voorzitter kan worden aangewezen.
-
3.De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van alle wijzigingen die in de lijst van onafhankelijke personen worden aangebracht.
Elke lidstaat legt procedures vast voor de verwijdering uit de lijst van gerespecteerde onafhankelijke personen van een door die lidstaat aangewezen persoon die niet onafhankelijk blijft.
Indien een lidstaat, rekening houdend met de desbetreffende bepalingen van dit artikel, gegronde redenen heeft om er bezwaar tegen te maken dat een vooraanstaand onafhankelijk persoon op de bovengenoemde lijst blijft staan, vanwege een gebrek aan onafhankelijkheid, stelt hij de Commissie daarvan in kennis en staaft hij zijn bezorgdheid met passende bewijzen. De Commissie stelt de lidstaat die de persoon in kwestie heeft aangewezen, van deze bezwaren en bewijzen in kennis. Op grond daarvan neemt deze lidstaat binnen zes maanden de nodige maatregelen om het bezwaar te onderzoeken en besluit hij de persoon op de lijst te handhaven of uit de lijst te verwijderen. Hij stelt de Commissie vervolgens onverwijld in kennis van zijn besluit.
Artikel 9
De commissie voor alternatieve geschillenbeslechting
-
1.De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten kunnen overeenkomen in plaats van de raadgevende commissie een commissie voor alternatieve geschillenbeslechting in te
stellen om overeenkomstig artikel 13 advies uit te brengen over de beslechting van het geschil. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen tevens overeenkomen een commissie voor alternatieve geschillenbeslechting in te stellen in de vorm van een commissie van permanente aard (permanente commissie).
-
2.Behalve wat betreft de bepalingen van artikel 8, leden 4 en 5, inzake de onafhankelijkheid van haar leden, kan de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting qua vorm en
samenstelling van de raadgevende commissie verschillen en kan zij, waar passend, andere geschillenbeslechtingsprocedures of -technieken toepassen om het geschil op bindende wijze te regelen. Als alternatief voor het soort geschillenbeslechtingsprocedure dat de raadgevende commissie uit hoofde van artikel 8 gebruikt, namelijk het onafhankelijk advies, kunnen andere soorten geschillenbeslechtingsprocedures zoals "eindbod"-arbitrage ("final offer" arbitration) (ook arbitrage van "het laatste beste bod" ("last best offer" arbitration) genoemd) op grond van dit artikel door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten worden overeengekomen, en door de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting worden toegepast.
-
3.De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten komen overeenkomstig artikel 10 werkingsregels overeen.
-
4.De artikelen 11 en 12 zijn van toepassing op de commissie voor geschillenbeslechting, tenzij in de werkingsregels anders is overeengekomen.
Artikel 10
Werkingsregels
-
1.De lidstaten bepalen dat de bevoegde autoriteit van elke van de betrokken lidstaten de betrokken persoon binnen de in artikel 6, lid 1, genoemde termijn van honderdtwintig dagen in kennis stelt van het volgende:
-
a)de werkingsregels van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting;
-
b)de termijn waarbinnen het advies over de beslechting van het geschil moet worden uitgebracht;
-
c)een verwijzing naar alle toepasselijke bepalingen van intern recht van de lidstaten en alle toepasselijke overeenkomsten of verdragen.
-
-
2.De werkingsregels worden ondertekend tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die bij het geschil betrokken zijn.
De werkingsregels bevatten met name het volgende:
-
a)de beschrijving en de kenmerken van het geschil;
-
b)het mandaat waarover de bevoegde autoriteiten van de lidstaten overeenstemming bereiken wat de te regelen juridische en feitelijke kwesties betreft;
-
c)de vorm, ofwel een raadgevende commissie, ofwel een commissie voor alternatieve geschillenbeslechting, alsmede het soort procedure voor de alternatieve
geschillenbeslechting, indien verschillend van het onafhankelijke advies door de raadgevende commissie;
-
d)het tijdschema van de geschillenbeslechtingsprocedure;
-
e)de samenstelling van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting (met inbegrip van aantal, namen, gegevens over bevoegdheid en kwalificaties alsmede informatie over eventuele belangenconflicten van de leden);
-
f)de voorwaarden voor deelneming van de betrokken persoon en derde partijen, de uitwisselingen van memories, inlichtingen en bewijsstukken, de kosten, het soort geschillenbeslechtingsprocedure en alle andere relevante procedurele of
organisatorische aspecten;
-
g)de logistieke regelingen voor de werkwijze van de raadgevende commissie en het uitbrengen van haar advies.
Indien de raadgevende commissie overeenkomstig artikel 6, lid 1, punt a), is ingesteld om advies uit te brengen, dan bevatten de werkingsregels alleen de in de tweede alinea, punten a), d), e) en f), bedoelde informatie.
-
-
3.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen standaardwerkingsregels op aan de hand van de bepalingen van lid 2. Dergelijke werkingsregels zijn van toepassing indien aan de betrokken persoon niet of onvolledig kennis wordt gegeven van de werkingsregels. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure.
-
4.Indien door de bevoegde autoriteiten geen kennis is gegeven van de werkingsregels overeenkomstig de leden 1 en 2, worden deze door de onafhankelijke personen en
de voorzitter op basis van het in lid 3 bedoelde standaardformulier vervolledigd en aan de betrokken persoon toegezonden binnen een termijn van twee weken, te rekenen vanaf de datum waarop de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting is ingesteld. Wanneer de onafhankelijke personen en de voorzitter geen overeenstemming bereiken over de werkingsregels of de betrokken persoon daarvan niet in kennis stellen, kan of kunnen de betrokken persoon of personen zich tot de bevoegde rechtbank in een van de betrokken lidstaten wenden met het oog op het verkrijgen van een beschikking waarbij de toepassing van de werkingsregels wordt bevolen.
Artikel 11
Kosten van de procedure
-
1.Met uitzondering van het bepaalde in lid 2, en tenzij de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten anders zijn overeengekomen, worden de hierna genoemde kosten gelijkelijk over de lidstaten verdeeld:
(a) de uitgaven van de gerespecteerde onafhankelijke personen die een bedrag vormen dat gelijk is aan het gemiddelde van de gebruikelijke terugbetaling aan hoge
ambtenaren van de betrokken lidstaten; en
(b) de vergoeding van de onafhankelijke personen, indien van toepassing, die beperkt is tot EUR 1000 per persoon per dag dat de raadgevende commissie of de commissie
voor alternatieve geschillenbeslechting bijeenkomt.
De kosten die de betrokken persoon maakt, worden niet door de lidstaten gedragen.
-
2.Indien de betrokken persoon
(a) een kennisgeving van intrekking van het bezwaar indient, zoals bedoeld in artikel 3, lid 6; of
(b) na een afwijzing uit hoofde van artikel 5, lid 1, een verzoek overeenkomstig artikel 6, lid 1, indient, en de raadgevende commissie besluit dat de betrokken bevoegde
autoriteiten het bezwaar terecht hebben afgewezen, en indien de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten het erover eens zijn, worden alle kosten als bedoeld in de leden 1, punten a) en b), gedragen door de betrokken persoon.
Artikel 12
Inlichtingen, bewijsmiddelen en hoorzittingen
-
1.Ten behoeve van de in artikel 6 bedoelde procedure kan (kunnen) de betrokken persoon
(personen), indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaten het erover eens zijn, aan de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting alle inlichtingen, bewijsmiddelen en stukken verschaffen die dienstig kunnen zijn om tot een besluit te komen. Op verzoek van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting verschaffen de betrokken persoon (personen) en de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten alle inlichtingen, bewijsmiddelen en stukken. De bevoegde autoriteiten van een betrokken lidstaat mogen in de volgende gevallen echter weigeren inlichtingen aan de raadgevende commissie te verstrekken:
-
a)voor het verkrijgen van de inlichtingen moeten administratieve maatregelen worden genomen die in strijd zijn met de nationale wetgeving;
-
b)de inlichtingen zijn volgens zijn nationale wetgeving niet verkrijgbaar;
-
c)de inlichtingen hebben betrekking op handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of op een fabrieks- of handelswerkwijze;
-
d)het verstrekken van de inlichtingen is in strijd met de openbare orde.
-
-
2.De betrokken personen kunnen op eigen verzoek en met instemming van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten door de raadgevende commissie of de commissie alternatieve geschillenbeslechting worden gehoord of zich daar laten vertegenwoordigen. Indien de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting zulks verlangt, zijn de betrokken personen gehouden voor haar te verschijnen of zich er te laten vertegenwoordigen.
-
3.In hun hoedanigheid van lid van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting zijn de gerespecteerde onafhankelijke personen en alle andere leden volgens de voorwaarden van de nationale wetgeving van elk van de betrokken lidstaten aan het beroepsgeheim gebonden voor wat betreft de informatie die wordt verkregen in het kader van de werkzaamheden van de raadgevende commissie of de commissie alternatieve geschillenbeslechting. De betrokken personen, en waar van toepassing hun vertegenwoordigers, zeggen toe alle informatie (met inbegrip van kennis van documenten) die zij tijdens deze werkzaamheden verkrijgen, als vertrouwelijk te behandelen. Indien daarom tijdens dezelfde werkzaamheden wordt verzocht, wordt door de betrokken personen en hun vertegenwoordigers tegenover de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten een verklaring in die zin afgelegd. De lidstaten stellen passende bepalingen vast om elke inbreuk op de geheimhoudingsplicht te bestraffen.
Artikel 13
Advies van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting
-
1.De raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting brengt uiterlijk zes maanden na de datum waarop zij is ingesteld, advies uit aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten. Indien de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting van oordeel is dat het geschil van zodanige aard is dat meer dan zes maanden nodig zijn om advies te kunnen uitbrengen, kan deze termijn met drie maanden worden verlengd. De raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting stelt de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten en de betrokken personen hiervan in kennis.
-
2.De raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting baseert haar advies op de bepalingen van de toepasselijke overeenkomsten of verdragen bedoeld in artikel 1, alsmede op eventuele toepasselijke nationale voorschriften.
-
3.De raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting stelt haar advies vast met gewone meerderheid van leden. Indien geen meerderheid kan worden bereikt, is de stem van de voorzitter bepalend voor het definitieve advies. De voorzitter
deelt het advies van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting mee aan de bevoegde autoriteiten.
Artikel 14
Eindbesluit
-
1.Binnen een termijn van zes maanden na de kennisgeving van het advies van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting bereiken de
bevoegde autoriteiten overeenstemming over de beslechting van het geschil.
-
2.De bevoegde autoriteiten kunnen een van het advies van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting afwijkend besluit nemen. Indien zij er niet in slagen overeenstemming over de beslechting van het geschil te bereiken, zijn zij aan dat advies gebonden.
-
3.De lidstaten schrijven voor dat het eindbesluit betreffende de beslechting van het geschil door elke bevoegde autoriteit onverwijld ter kennis van de betrokken persoon wordt gebracht. Indien de betrokken persoon niet binnen een termijn van dertig dagen van het besluit in kennis is gesteld, kan hij overeenkomstig de toepasselijke nationale voorschriften in zijn lidstaat van woonplaats beroep instellen om het eindbesluit te verkrijgen.
-
4.Het eindbesluit is bindend voor de betrokken lidstaten en vormt geen precedent. Het eindbesluit wordt ten uitvoer gelegd mits de betrokken perso(o)n(en) het aanvaardt of aanvaarden en afziet of afzien van het recht om in de betrokken lidstaat enig rechtsmiddel aan te wenden binnen zestig dagen vanaf de datum waarop het eindbesluit ter kennis is gebracht, indien van toepassing.
Behalve indien de betreffende rechtbank of andere justitiële instantie van een betrokken lidstaat overeenkomstig de toepasselijke nationale voorschriften betreffende rechtsmiddelen en met toepassing van de criteria uit hoofde van artikel 8 besluit dat er sprake was van een gebrek aan onafhankelijkheid, wordt het eindbesluit ten uitvoer gelegd volgens de nationale wetgeving van de betrokken lidstaten die als gevolg van het eindbesluit hun belastingheffing wijzigen, ongeacht de termijnen in de nationale wetgeving. Indien het eindbesluit niet ten uitvoer is gelegd, kan de betrokken persoon zich wenden tot de bevoegde rechtbank van de lidstaat die heeft nagelaten het eindbesluit ten uitvoer te leggen, teneinde de tenuitvoerlegging ervan af te dwingen.
Artikel 15
Wisselwerking met nationale procedures en afwijkingen
-
1.Het feit dat een door een lidstaat verrichte handeling die een geschil tot gevolg heeft, definitief wordt volgens de nationale wetgeving, belet de betrokken personen niet gebruik te maken van de procedures waarin deze richtlijn voorziet.
-
2.Het feit dat het geschil het voorwerp is van een procedure voor onderling overleg of een geschillenbeslechtingsprocedure uit hoofde van respectievelijk artikel 4 en artikel 6, belet een lidstaat niet om voor diezelfde zaak rechtsvervolging of procedures met het oog op de toepassing van administratieve en strafrechtelijke sancties in te stellen of voort te zetten.
-
3.De betrokken personen kunnen de beschikbare nationale rechtsmiddelen van de betrokken lidstaten aanwenden. Wanneer de betrokken persoon evenwel een procedure tot aanwending van een dergelijk rechtsmiddel heeft ingesteld, gaan de respectievelijk in artikel 3, lid 5,
en artikel 4, lid 1, genoemde termijnen pas in op de datum waarop de beslissing in die procedure definitief is geworden of waarop die procedure anderszins definitief is gesloten of opgeschort.
-
4.Indien een lidstaat volgens zijn nationaal recht niet mag afwijken van de besluiten van zijn ter zake bevoegde rechtbank of andere justitiële instantie, kan deze lidstaat bepalen dat,
indien een beslissing over een geschil is gegeven door de betreffende rechtbank of andere justitiële instantie van die lidstaat a) alvorens door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten in het kader van de procedure voor onderling overleg uit hoofde van artikel 4 overeenstemming is bereikt over datzelfde geschil, de bevoegde autoriteit van die lidstaat de andere bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten in kennis stelt van de beslissing van de betreffende rechtbank of andere justitiële instantie en de genoemde procedure wordt beëindigd met ingang van de datum van die kennisgeving;
-
b)alvorens de betrokken persoon een verzoek heeft ingediend uit hoofde van artikel 6, lid 1, de bepalingen van artikel 6, lid 1, niet van toepassing zijn indien het geschil
onopgelost was gebleven tijdens de gehele duur van de procedure voor onderling overleg uit hoofde van artikel 4. De bevoegde autoriteit van die lidstaat stelt de andere bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten in kennis van de gevolgen van een dergelijke beslissing van de betreffende rechtbank of andere justitiële instantie;
-
c)de geschillenbeslechtingsprocedure krachtens artikel 6 wordt beëindigd indien een dergelijke beslissing is gegeven nadat een verzoek door een betrokken persoon was ingediend uit hoofde van artikel 6, lid 1, en voordat de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting overeenkomstig artikel 13
aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten advies heeft uitgebracht.
De bevoegde autoriteit van die lidstaat stelt de andere bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten en de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting in kennis van de gevolgen van een dergelijke beslissing van de betreffende rechtbank of andere justitiële instantie.
-
-
5.De indiening van het bezwaar als bepaald in artikel 3 maakt een einde aan elke andere op hetzelfde geschil betrekking hebbende procedure voor onderling overleg of geschillenbeslechtingsprocedure uit hoofde van een overeenkomst of verdrag die of dat wordt uitgelegd of toegepast in verband met het desbetreffende geschil. Een dergelijke lopende procedure voor onderling overleg of geschillenbeslechtingsprocedure betreffende het betrokken geschil wordt beëindigd met ingang van de datum van eerste ontvangst van het bezwaar door één van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten.
-
6.In afwijking van artikel 6 mogen betrokken lidstaten de toegang tot de geschillenbeslechtingsprocedure uit hoofde van datzelfde artikel weigeren indien in die lidstaat sancties zijn opgelegd in verband met gecorrigeerde inkomsten of kapitaal als gevolg van belastingfraude, opzettelijk verzuim en grove nalatigheid. Wanneer er een gerechtelijke of administratieve procedure is ingeleid die aanleiding zou kunnen geven tot dergelijke sancties en deze procedure gelijktijdig met een van de in deze richtlijn bedoelde procedures wordt gevoerd, kan een bevoegde autoriteit de procedure overeenkomstig deze richtlijn schorsen vanaf de datum van aanvaarding van het bezwaar tot de datum van het uiteindelijke resultaat van de procedure.
-
7.Een lidstaat kan toegang tot de geschillenbeslechtingsprocedure uit hoofde van artikel 6 per geval weigeren, indien een geschil niet dubbele belasting betreft. In dat geval stelt de bevoegde autoriteit van bedoelde lidstaat de betrokken persoon en de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten daarvan onverwijld in kennis.
Artikel 15a
Bijzondere bepalingen voor natuurlijke personen en kleine ondernemingen
Indien de betrokken persoon hetzij
(a) een natuurlijke persoon hetzij (b) geen grote onderneming is en geen deel uitmaakt van een grote groep (beide termen als gedefinieerd in Richtlijn 2013/34 i/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen), volstaat het dat de klacht, het antwoord op een verzoek om aanvullende informatie, de intrekking of het verzoek als bedoeld in respectievelijk artikel 3, lid 1, artikel 3, lid 4, artikel 3, lid 6, en artikel 6, lid 1, (hierna "mededeling" genoemd), bij wijze van afwijking van diezelfde bepalingen alleen wordt ingediend bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarvan de betrokken persoon ingezetene is. De bevoegde autoriteit van die lidstaat stelt de bevoegde autoriteiten van alle andere betrokken lidstaten daarvan tegelijkertijd in kennis, zulks binnen twee maanden na ontvangst van de mededeling. Zodra die kennisgeving is geschied, wordt geacht dat de betrokken persoon op de datum van die kennisgeving een mededeling bij alle betrokken lidstaten heeft ingediend. De bevoegde autoriteit van de lidstaat die de aanvullende informatie uit hoofde van artikel 3, lid 4, ontvangt, zendt tegelijkertijd ook een afschrift daarvan toe aan de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten. Zodra deze afschriften zijn toegezonden, wordt de aanvullende informatie geacht door alle betrokken lidstaten te zijn ontvangen op de datum waarop deze informatie is ingekomen.
Artikel 16
Publiciteit
-
1.De raadgevende commissie en de commissie voor alternatieve geschillenbeslechting brengen hun advies schriftelijk uit.
-
2.De bevoegde autoriteiten kunnen overeenkomen het in artikel 14 bedoelde eindbesluit in zijn geheel te publiceren, indien alle betrokken personen daarmee instemmen.
-
3.Indien de bevoegde autoriteiten of de betrokken persoon niet met de publicatie van het volledige eindbesluit instemmen, publiceren de bevoegde autoriteiten een samenvatting van het eindbesluit met een beschrijving van de kwestie en het onderwerp, de datum,
de betrokken belastingtijdvakken, de rechtsgrondslag, de bedrijfstak en een beknopte beschrijving van het uiteindelijke resultaat. Deze samenvatting omvat ook een beschrijving van de gebruikte wijze van arbitrage.
De bevoegde autoriteiten zenden de overeenkomstig de eerste alinea te publiceren informatie vóór de publicatie ervan toe aan de betrokken persoon. Uiterlijk zestig dagen na de ontvangst van deze informatie kan de betrokken persoon de bevoegde autoriteiten verzoeken geen informatie te publiceren die op handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of op een fabrieks- of handelswerkwijze betrekking heeft, of die in strijd is met de openbare orde.
-
4.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen standaardformulieren vast voor de mededeling van de in de leden 2 en 3 bedoelde informatie. Die uitvoeringshandelingen
worden volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.
-
5.De bevoegde autoriteiten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de overeenkomstig lid 3 te publiceren informatie.
Artikel 17
Rol van de Commissie en administratieve ondersteuning
-
1.De Commissie stelt de in artikel 8, lid 4, bedoelde lijst van de bevoegde autoriteiten en van de gerespecteerde onafhankelijke personen online beschikbaar en houdt deze lijst actueel. Deze lijst bevat alleen de namen van die personen.
-
2.De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de in artikel 12 bedoelde maatregelen om inbreuken op de geheimhoudingsplicht te bestraffen. De Commissie stelt de andere lidstaten daarvan in kennis.
-
3.De Commissie houdt een centraal register bij waarin de overeenkomstig artikel 16, leden 2 en 3, gepubliceerde informatie wordt gearchiveerd en online beschikbaar wordt gesteld.
Artikel 18
Comitéprocedure
-
1.De Commissie wordt bijgestaan door het comité voor de beslechting van geschillen.
Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 i.
-
2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 i van toepassing.
Artikel 20
Evaluatie
Vijf jaar na 30 juni 2019 evalueert de Commissie de uitvoering van deze richtlijn en legt zij aan de Raad een verslag voor. Indien nodig gaat het verslag van de Commissie vergezeld van een wetgevingsvoorstel.
Artikel 21
Omzetting
-
1.De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 juni 2019 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
-
2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 22
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze richtlijn is van toepassing op elk bezwaar dat wordt ingediend met ingang van 1 juli 2019 betreffende geschillen met betrekking tot inkomsten of kapitaal in een belastingjaar dat begint op of na 1 januari 2018. De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten kunnen evenwel overeenkomen deze richtlijn toe te passen op elk bezwaar dat is ingediend vóór die datum of op eerdere belastingjaren.
Artikel 23
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad
De voorzitter