BIJLAGE bij RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen (Voor de EER relevante tekst) - Hoofdinhoud
Documentdatum | 01-06-2017 |
---|---|
Publicatiedatum | 02-06-2017 |
Kenmerk | 9672/17 ADD 1 |
Van | Secretary-General of the European Commission, signed by Mr Jordi AYET PUIGARNAU, Director |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Raad van de Europese Unie
Brussel, 1 juni 2017 (OR. en)
9672/17
Interinstitutioneel dossier: ADD 1
TRANS 216 FISC 117 ENV 547 CODEC 927
VOORSTEL
van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie
ingekomen: 1 juni 2017
aan: de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie
Nr. Comdoc.: COM(2017) 275 final i - ANNEX 1
Betreft: BIJLAGE bij RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG i betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen (Voor de EER relevante tekst)
Hierbij gaat voor de delegaties document COM(2017) 275 final i - ANNEX 1.
Bijlage: COM(2017) 275 final i - ANNEX 1
EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 31.5.2017 COM(2017) 275 final i
ANNEX 1
BIJLAGE
bij
RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG i betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen
(Voor de EER relevante tekst)
{SWD(2017) 180 final} {SWD(2017) 181 final} BIJLAGE
bij
RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG i betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen
(Voor de EER relevante tekst)
-
1)De bijlagen 0, III, III bis, III ter en IV worden als volgt gewijzigd:
-
a)In bijlage 0 wordt afdeling 3 als volgt gewijzigd:
-
i)de titel wordt vervangen door:
"3. "EURO III-/EURO IV-/EURO V-voertuig""
-
ii)in de tabel wordt de regel betreffende „EEV-voertuigen” geschrapt;
-
iii)het volgende wordt toegevoegd:
"Euro VI-emissiegrenswaarden
Grenswaarden
CO THC NMHC CH 4 NO (1) X NH 3 Deeltjesm Deeltjes
assa aantal (mg/kWh) (mg/kWh) (mg/kWh) (mg/kWh) (mg/kWh) (ppm)
(mg/kWh) (#/kWh)
-
WHSC 1500 130 400 10 10 8,0 x
(CI) 10 11
WHTC 4000 160 460 10 10 6,0 x
(CI) 10 11
WHTC 4000 160 500 460 10 10 6,0 x
(PI) 10 11
Opmerking:
PI = elektrische ontsteking CI = compressieontsteking
-
1)Het toelaatbare niveau van de NO
2 -component in de NO x -grenswaarde kan in een later stadium worden bepaald."; b) Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
-
i)Deel 2 wordt als volgt gewijzigd:
— in punt 2.1 wordt het zesde streepje vervangen door:
“— De kostentoerekening aan zware bedrijfsvoertuigen geschiedt op een objectieve en transparante basis, waarbij rekening wordt gehouden met het aandeel van zware bedrijfsvoertuigen in het verkeer dat van het wegennet gebruik maakt en de daaraan verbonden kosten. De voertuigkilometers van de zware bedrijfsvoertuigen kunnen hiertoe worden gecorrigeerd aan de hand van objectief verantwoorde "equivalentiecoëfficiënten" zoals die welke zijn opgenomen in punt 4 (*).
-
________
-
*Bij de toepassing van equivalentiecoëfficiënten door de lidstaten kan rekening worden gehouden met wegenaanleg in fasen of volgens een langelevenscyclusbenadering.”;
— in punt 2.2 wordt het tweede streepje vervangen door:
“— De kosten worden op basis van werkelijke en voorspelde aandelen voertuigkilometers verdeeld over de zware bedrijfsvoertuigen en het overige verkeer, en kunnen worden gecorrigeerd aan de hand van objectief verantwoorde equivalentiecoëfficiënten zoals die welke zijn vermeld in punt 4.”;
-
ii)in deel 4 worden de titel en het eerste streepje vervangen door:
-
“4. AANDEEL VAN ZWARE BEDRIJFSVOERTUIGEN IN HET VERKEER, EQUIVALENTIECOËFFICIËNTEN EN CORRECTIEMECHANISME
– De berekening van het tolgeld is gebaseerd op het feitelijke of voorspelde aandeel van zware bedrijfsvoertuigen in de voertuigkilometers, die mogen worden gecorrigeerd aan de hand van equivalentiecoëfficiënten om rekening te houden met de hogere kosten voor aanleg en reparatie van infrastructuur voor gebruik door zware bedrijfsvoertuigen.”;
-
c)Bijlage III bis wordt vervangen door:
“BIJLAGE III bis
MINIMUMEISEN VOOR DE TOEPASSING VAN EEN EXTERNEKOSTENHEFFING
In deze bijlage worden de minimumeisen voor de toepassing van een externekostenheffing en, desgevallend, voor de berekening van de maximale externekostenheffing vastgesteld.
-
1.Betrokken gedeelten van het wegennet
De lidstaten specificeren nauwkeurig op welk deel of welke delen van hun wegennet een externekostenheffing wordt toegepast.
Wanneer een lidstaat voornemens is een externekostenheffing slechts toe te passen op een deel of delen van zijn wegennet, namelijk zijn aandeel in het trans-Europees netwerk en zijn snelwegen, wordt dit deel of worden deze delen gekozen nadat een beoordeling is gemaakt waarbij is vastgesteld dat:
– het gebruik van de wegen waarop een externekostenheffing wordt toegepast door voertuigen grotere milieuschade met zich meebrengt dan de gemiddelde milieuschade als beoordeeld op basis van de rapportagevoorschriften inzake luchtkwaliteit, de nationale emissie-inventarissen, de verkeersvolumes en, voor geluid, Richtlijn 2002/49/EG i, of
– het opleggen van een externekostenheffing op andere delen van het aldus samengestelde netwerk negatieve effecten kan hebben op het milieu of de verkeersveiligheid, of dat de toepassing en inning van een externekostenheffing op die gedeelten van het net buitensporige kosten met zich meebrengt.
-
2.Relevante voertuigen, wegen en tijdsperioden
Wanneer een lidstaat voornemens is hogere externekostenheffingen toe te passen dan de in bijlage III ter gespecificeerde referentiewaarden, stelt hij de Commissie in kennis van de voertuigclassificatie op basis waarvan de externekostenheffingen zal worden gevarieerd. De lidstaat stelt de Commissie tevens in kennis van de ligging van de wegen waarop hogere externekostenheffingen worden toegepast (hierna: „voorstadswegen, (inclusief autosnelwegen)”) en van de wegen waarop lagere externekostenheffingen worden toegepast (hierna: „interlokale wegen (inclusief autosnelwegen)”).
Indien van toepassing, stelt hij de Commissie in kennis van de exacte tijdsperioden die overeenstemmen met de nachtperiode, tijdens welke een hogere heffing van externe geluidshinderkosten mag worden opgelegd om de grotere geluidshinder te compenseren.
De indeling van de wegen in voorstadswegen (inclusief autosnelwegen) en interlokale wegen
(inclusief autosnelwegen), en de vaststelling van de tijdsperiodes is gebaseerd op objectieve criteria in verband met het niveau van blootstelling van de wegen en hun omgeving aan verontreiniging, zoals de bevolkingsdichtheid, de jaarlijkse gemiddelde luchtverontreiniging (met name van PM 10 en NO 2 ) en het aantal dagen (voor PM 10 ) en uren (NO 2 ) waarop de bij Richtlijn 2008/50/EG i vastgestelde grenswaarden worden overschreden. De gebruikte criteria worden gespecificeerd in de kennisgeving.
-
3.Hoogte van de heffing
Dit deel is van toepassing wanneer een lidstaat plannen heeft voor de invoering van hogere externekostenheffingen dan de in bijlage III ter gespecificeerde referentiewaarden.
Voor elke voertuigklasse, elk soort weg en elke tijdsperiode stelt de lidstaat, of in voorkomend geval een onafhankelijke instantie, één specifiek tarief vast. De daaruit voortvloeiende heffingsstructuur is transparant, wordt openbaar gemaakt en is onder gelijke voorwaarden voor alle gebruikers beschikbaar. De openbaarmaking moet geruime tijd vóór de toepassing geschieden. Alle parameters, gegevens en andere informatie die nodig zijn om te begrijpen hoe de verschillende externekostenelementen zijn berekend, worden openbaar gemaakt.
Bij de bepaling van de tarieven moet de lidstaat of in voorkomend geval een onafhankelijke instantie zich laten leiden door het beginsel van doelmatige tarifering, zijnde de vaststelling van tarieven die een zo correct mogelijke weergave zijn van de maatschappelijke marginale kosten van het gebruik van het voertuig waarop de heffing wordt toegepast.
Bij de bepaling van de tarieven moet rekening worden gehouden met het risico op sluipverkeer en de negatieve effecten die dat kan hebben voor de verkeersveiligheid, het milieu en de congestie, en moet worden bekeken hoe die risico’s kunnen worden beperkt.
De lidstaat of, in voorkomend geval, een onafhankelijke instantie monitort hoe doeltreffend de heffingsregeling is in het verminderen van de milieuschade ten gevolge van het wegvervoer. Om de twee jaar worden, indien nodig, de tariefstructuur en het specifieke bedrag van de heffing dat is vastgesteld voor een bepaalde voertuigklasse, een wegtype en een periode aangepast aan de veranderingen in vraag en aanbod van het vervoer.
-
4.Externekostenelementen
4.1. Kosten van door het verkeer veroorzaakte luchtverontreiniging
Wanneer een lidstaat voornemens is hogere externekostenheffingen toe te passen dan de in bijlage III ter gespecificeerde referentiewaarden, berekent die lidstaat of, in voorkomend geval, een onafhankelijke instantie de in rekening te brengen kosten van de door het verkeer veroorzaakte luchtverontreiniging aan de hand van de volgende formule:
waarbij
— PCV ij = de luchtverontreinigingskosten van voertuigklasse i op een weg van type j (EUR/voertuig.kilometer),
— EF ik = de emissiefactor van verontreinigende stof k en voertuigklasse i
(gram/voertuig.kilometer), en
— PC jk = in geldwaarde uitgedrukte kosten van verontreinigende stof k voor het wegentype j (EUR/gram).
De emissiefactoren zijn dezelfde als die welke door de lidstaten worden gebruikt om de nationale emissie-inventarissen vast te stellen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/2284 i van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen* (waarbij gebruik moet worden gemaakt van het EMEP/EEA-richtsnoer voor de inventarisatie van emissies van luchtverontreinigende stoffen**). De in geldwaarde uitgedrukte kosten van verontreinigende stoffen worden door de lidstaat of, in voorkomend geval, een onafhankelijke instantie als bedoeld in artikel 7 quater, lid 4, geraamd op basis van wetenschappelijk onderbouwde methoden.
De lidstaat of, in voorkomend geval, een onafhankelijke instantie kan wetenschappelijk onderbouwde alternatieve methoden voor de berekening van de kosten van luchtverontreiniging toepassen met gebruikmaking van gegevens van luchtverontreinigingsmetingen en in geldwaarde uitgedrukte plaatselijke kosten van de luchtverontreinigende stoffen.
4.2. Kosten van door het verkeer veroorzaakte geluidshinder
Wanneer een lidstaat voornemens is om hogere externekostenheffingen toe te passen dan de in bijlage III ter gespecificeerde referentiewaarden, berekent de lidstaat of, in voorkomend geval, een onafhankelijke instantie de in rekening te brengen kosten van de door het verkeer veroorzaakte geluidshinder aan de hand van de volgende formules:
waarbij
— NCV j = geluidshinderkosten van één zwaar vrachtvoertuig op een weg van het type j (EUR/voertuig.kilometer),
— NC jk = geluidshinderkosten per persoon blootgesteld aan geluidsniveau k op weg van het type j (EUR/persoon),
— POP k = de bevolking die is blootgesteld aan dagelijks geluidsniveau k per kilometer (persoon/kilometer),
— WADT = gewogen gemiddeld dagelijks verkeer (personenwagenequivalent)
— a en b wegingsfactoren die zodanig door de lidstaten zijn vastgesteld dat de resulterende gewogen gemiddelde geluidshinderheffing per
voertuigkilometer overeenkomt met NCV j (daily).
De door het verkeer veroorzaakte geluidshinder betreft de impact van geluid op de gezondheid van de bevolking langs de weg.
De aan geluidsniveau k blootgestelde bevolking wordt afgeleid uit de strategische geluidsbelastingskaarten die zijn opgesteld overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2002/49/EG i van het Europees Parlement en de Raad ***.
De geluidshinderkosten per aan geluidsniveau k blootgestelde persoon worden door de lidstaat of, in voorkomend geval, een onafhankelijke instantie geraamd aan de hand van wetenschappelijk onderbouwde methoden.
Bij de bepaling van het gewogen gemiddelde dagelijks verkeer wordt uitgegaan van een equivalentiefactor „e” tussen zware vrachtvoertuigen en personenwagens op basis van de geluidsemissies van de gemiddelde vrachtwagen en in het licht van Verordening (EU) nr. 540/2014 i van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende het geluidsniveau van motorvoertuigen en vervangende geluidsdempingssystemen, en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG i en tot intrekking van Richtlijn 70/157/EEG i.
De lidstaat of, in voorkomend geval, een onafhankelijke instantie kan gedifferentieerde geluidshinderheffingen toepassen om het gebruik van stillere voertuigen te belonen mits dit niet tot een ongelijke behandeling van buitenlandse voertuigen leidt.
_____________
-
*Richtlijn (EU) 2016/2284 i van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen, tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG i en tot intrekking van Richtlijn 2001/81/EG i (PB L 344 van 17.12.2016, blz. 1).
** Methodologie van het Europees Milieuagentschap, http://www.eea.europa.eu//publications/emep-eea-guidebook-2016.
*** Richtlijn 2002/49/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PB L 189 van 18.7.2002, blz. 12).";
-
d)Bijlage III ter wordt vervangen door:
“BIJLAGE III ter
REFERENTIEWAARDEN VOOR EXTERNEKOSTENHEFFINGEN
In deze bijlage worden de referentiewaarden van de externekostenheffing vastgesteld, m.i.v. de kosten van luchtverontreiniging en geluidshinder.
Tabel 1: Referentiewaarden van de externekostenheffing voor zware vrachtvoertuigen
Voertuigklasse Cent/voertuigkilometer Weg in Weg in
stedelijk buitengebied (2) gebied (1)
Vrachtwagens met een EURO 0 13,3 8,3 maximaal toegestaan totaalgewicht van EURO I 9,1 5,4
minder dan 14 ton EURO II 8,8 5,4
of met twee assen EURO III 7,7 4,3
EURO IV 5,9 3,1
EURO V 5,7 1,9
EURO VI 3,2 0,6
Minder vervuilend dan EURO
VI 2,5 0,3
Vrachtwagens met een EURO 0 23,3 15,1 maximaal toegestaan totaalgewicht EURO I 16,4 10,1
tussen 14 en 28 ton EURO II 15,7 10,0
of met drie assen EURO III 13,5 8,2
EURO IV 9,5 5,7
EURO V 8,9 3,7
EURO VI 3,6 0,8
Minder vervuilend dan EURO
VI 2,5 0,3
Vrachtwagens met een EURO 0 30,4 19,7 maximaal toegestaan totaalgewicht EURO I 22,6 13,9
tussen 28 en 40 ton EURO II 21,3 13,9
of met vier assen EURO III 17,8 11,2
EURO IV 12,2 7,7
EURO V 9,2 4,0
EURO VI 3,5 0,8
Minder vervuilend dan EURO
VI 2,5 0,3
Vrachtwagens met een EURO 0 43,0 28,6 maximaal toegestaan totaalgewicht EURO I 31,5 19,8
van meer dan 40 ton EURO II 29,2 19,4
of met 5 assen of meer EURO III 24,0 15,6
EURO IV 16,2 10,6
EURO V 9,8 4,7
EURO VI 3,6 1,0 Minder vervuilend dan EURO
VI 2,5 0,3
-
(1)„stedelijk gebied”: gebied met een bevolkingsdichtheid tussen 150 en 900 inwoners/km²
(gemiddelde bevolkingsdichtheid van 300 inwoners/km²).
-
2)„buitengebied”: gebied met een bevolkingsdichtheid van minder dan 150 inwoners/km ² .
Tabel 2: Referentiewaarden van de externekostenheffing voor touringcars
Voertuigklasse Cent/voertuigkilometer Weg in Weg in
stedelijk buitengebied (2) gebied (1)
Touringcars met een EURO 0 20,3 13,1 maximaal toegestaan
totaalgewicht van 18 EURO I 16,0 10,4
ton
of met twee assen EURO II 15,6 9,9
EURO III 13,9 8,5
EURO IV 10,0 5,7
EURO V 9,0 5,0
EURO VI 2,8 0,8
Minder vervuilend dan EURO
VI 1,4 0,2
Touringcars met een EURO 0 24,9 16,2 maximaal toegestaan totaalgewicht van meer EURO I 19,2 12,3 dan 18 ton EURO II
of met drie assen of 18,5 12,0
meer: EURO III 15,7 9,8
EURO IV 10,6 6,6
EURO V 10,2 5,2
EURO VI 2,8 0,8
Minder vervuilend dan EURO
VI 1,4 0,2
-
(1)„stedelijk gebied”: gebied met een bevolkingsdichtheid tussen 150 en 900 inwoners/km²
(gemiddelde bevolkingsdichtheid van 300 inwoners/km²).
„buitengebied”: gebied met een bevolkingsdichtheid van minder dan 150 inwoners/km ² .
De waarden van de tabellen 1 en 2 mogen met een factor van maximaal 2 worden vermenigvuldigd in bergachtige gebieden en rond agglomeraties, voor zover dat gerechtvaardigd is door de lagere bevolkingsspreiding, het hellingspercentage van de wegen, de hoogte en/of temperatuurinversies.”;
-
e)in bijlage IV wordt de tabel met het kopje „Voertuigcombinaties (gelede voertuigen en samenstellen)” vervangen door:
“V OERTUIGCOMBINATIES ( GELEDE VOERTUIGEN EN SAMENSTELLEN )
Aangedreven assen voorzien van Andere veringssystemen van Schadeklasse luchtvering of van een als aangedreven assen
gelijkwaardig erkende vering
Aantal assen en maximaal Aantal assen en maximaal toegestaan totaalgewicht (in t) toegestaan totaalgewicht (in t)
Gelijk aan of Minder dan Gelijk aan of Minder dan meer dan meer dan
2 + 1 assen
7,5 12 7,5 12 I
12 14 12 14
14 16 14 16
16 18 16 18
18 20 18 20
20 22 20 22
22 23 22 23
23 25 23 25
25 28 25 28
2 + 2 assen
23 25 23 25
25 26 25 26
26 28 26 28
28 29 28 29
29 31 29 31 II
31 33 31 33
33 36 33 36 III
36 38
2 + 3 assen II
36 38 36 38
38 40
38 40 III
3 + 2 assen II
36 38 36 38
38 40
38 40 III
40 44
40 44
3 + 3 assen
36 38 36 38 I
38 40
38 40 II
40 44 40 44
7 assen
40 50 40 50 II
50 60 50 60 III
60 60
8 of 9 assen
40 50 40 50 I
50 60 50 60 II
60 60 III";
-
2)De volgende bijlagen V, VI en VII worden toegevoegd:
"BIJLAGE V
MINIMUMEISEN VOOR DE TOEPASSING VAN CONGESTIEHEFFINGEN
In deze bijlage worden de minimumeisen voor de toepassing van een congestieheffing vastgesteld.
-
1.De delen van het netwerk, de voertuigen en de periodes waarop congestieheffingen worden toegepast
De lidstaten specificeren duidelijk:
-
a)op welk deel of welke delen van hun netwerk, bestaande uit hun aandeel in het trans
Europese wegennet en hun snelwegen, als bedoeld in artikel 7, lid 1, congestieheffingen worden ingevoerd overeenkomstig artikel 7 quinquies bis, leden 1 en 3.
-
b)de indeling van de wegvakken van hun netwerk waar congestie optreedt in „grootstedelijke” en „niet-grootstedelijke” wegen. Voor de indeling van alle wegvakken hanteren de lidstaten de in tabel 1 genoemde criteria.
Tabel 1 Criteria voor de indeling van de wegen van het netwerk als bedoeld in punt a) in „grootstedelijke” en „niet-grootstedelijke” wegen.
Wegencategorie Indelingscriterium
„Grootstedelijke wegen”: delen van het netwerk die binnen agglomeraties met 250 000 inwoners of meer
zijn gelegen.
„Niet-grootstedelijke wegen”: Delen van het netwerk die niet als „grootstedelijke wegen” zijn gekwalificeerd.
-
c)voor elk individueel wegvak, de periode waarin de heffing van toepassing is. Wanneer tijdens de heffingsperiode verschillende heffingen van toepassing zijn, specificeren de lidstaten duidelijk het begin en het einde van elke periode waarin een specifieke heffing wordt toegepast.
De lidstaten gebruiken de in tabel 2 genoemde equivalentiefactoren voor het bepalen van de verhouding tussen de heffingsniveaus voor verschillende voertuigcategorieën:
Tabel 2: Equivalentiecoëfficiënten voor de verhouding tussen de niveaus van de congestieheffing voor de verschillende voertuigcategorieën
Voertuigcategorie Equivalentiefactor
Lichte voertuigen 1
Niet-gelede vrachtwagens 1,9
Bussen en touringcars 2,5
Vrachtwagens met oplegger en/of 2,9 aanhangwagen
-
2.Bedrag van de heffing
Voor elke voertuigcategorie, elk wegvak en elke periode, bepaalt de lidstaat, of in voorkomend geval een onafhankelijke instantie, één specifiek tarief overeenkomstig het bepaalde in deel 1 van deze bijlage en rekening houdend met de overeenkomstige in de tabel in bijlage VI vastgestelde maxima. De daaruit voortvloeiende heffingsstructuur is transparant, wordt openbaar gemaakt en is onder gelijke voorwaarden voor alle gebruikers beschikbaar.
De lidstaat publiceert alle hierna genoemde informatie voldoende lang vóór de congestieheffing wordt ingevoerd:
-
a)alle parameters, gegevens en andere informatie die nodig zijn om te begrijpen hoe wegen en voertuigen zijn ingedeeld en hoe de periodes waarin de heffing van toepassing is, zijn bepaald;
-
b)een volledig overzicht van de congestieheffingen voor iedere voertuigcategorie op elk wegvak en in elke periode.
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle informatie die zij op grond van de punten a) en b) moeten publiceren.
Vooraleer de tarieven worden bepaald moet rekening worden gehouden met het risico op sluipverkeer en de negatieve effecten die dat kan hebben voor de verkeersveiligheid, het milieu en de congestie, en moet worden bekeken hoe die risico’s kunnen worden beperkt.
De lidstaat of, in voorkomend geval, een onafhankelijke instantie monitort hoe doeltreffend de heffingsregeling is in het verminderen van de congestie. Elk jaar worden, indien nodig, de tariefstructuur, de periodes en het specifieke bedrag van de heffing dat is vastgesteld voor elke voertuigcategorie, elk type weg en elke periode aangepast aan de veranderingen in vraag en aanbod van het vervoer.
BIJLAGE VI
MAXIMALE CONGESTIEHEFFING
In deze bijlage wordt het maximumniveau van de congestieheffing bepaald.
De in de onderstaande tabel vermelde maximumniveaus gelden voor lichte voertuigen. De wijzigingen voor andere voertuigcategorieën worden bepaald door vermenigvuldiging van de heffing voor lichte voertuigen met de equivalentiefactoren in de tabel in bijlage V.
Tabel: Maximumniveau van de congestieheffing voor lichte voertuigen
Cent/voertuigkilometer Grootstedelijke Nietwegen grootstedelijke wegen
Autosnelwegen 67 34
Hoofdwegen 198 66
BIJLAGE VII
VARIATIE VAN DE TOLGELDEN EN GEBRUIKSRECHTEN VOOR LICHTE
VOERTUIGEN
In deze bijlage worden de emissiecategorieën gespecificeerd op basis waarvan tolgelden en gebruiksrechten worden gevarieerd.
De emissies van verontreinigende stoffen worden gemeten overeenkomstig Verordening (EU) nr..../... *.
De laagste tarieven gelden voor alle personenwagens en lichte bedrijfsvoertuigen waarvan de specifieke CO 2 -emissies, gemeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2007 i van het Europees Parlement en de Raad **, lager liggen dan de niveaus die overeenkomen met de toepasselijke doelstellingen voor het EU-wagenpark als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 443/2009 i van het Europees Parlement en de Raad *** en Verordening (EU) nr. 510/2011 i van het Europees Parlement en de Raad ****.
Tabel: emissiecategorieën voor lichte voertuigen
Conformiteitsf Emissieloze
actor 1,5-2,1 1-1,5 Lager dan 1 voertuigen
10 % minder dan 20 % minder dan 30 % minder 75 % minder Heffing per km het hoogste het hoogste dan het hoogste dan het hoogste
percentage percentage percentage percentage
__________________
-
*VERORDENING (EU) .../... van de Commissie van XXX tot wijziging van
Verordening (EU) 2017/xxx van de Commissie en Richtlijn 2007/46/EG i van het Europees Parlement en de Raad wat betreft emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen onder reële rijomstandigheden (Euro 6) [RDE 3] (PB L ... van ... 2017, blz ....).
** Verordening (EG) nr. 715/2007 i van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni
2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 171 van 29.6.2007, blz. 1).
*** Verordening (EG) nr. 443/2009 i van het Europees Parlement en de Raad van 23 april
2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto's, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1).
**** Verordening (EG) nr. 443/2009 i van het Europees Parlement en de Raad van 23 april
2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto's, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1).”.
1 jun '17 |
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuur- voorzieningen aan zware vrachtvoertuigen PROPOSAL |
Secretary-General of the European Commission 9672/17 |