Waarom de referendum-bashers ongelijk hebben

Met dank overgenomen van Th.H.Ph. (Thierry) Baudet i, gepubliceerd op woensdag 12 oktober 2016.

In het nieuwe CDA-verkiezingsprogramma wordt voorgesteld de referendumwet te schrappen. De ongekozen D66-burgemeester Thom de Graaf betoogde recentelijk dat het aantal benodigde handtekeningen om een referendum af te dwingen moet worden verhoogd. Ko Colijn stelt in Vrij Nederland dat referenda ‘vergiftigen’ en ‘drogeren’. Hij spreekt van een ‘referendumziekte’. En Steven de Winter opiniëerde in NRC Handelsblad dat het referendum ‘meer kapotmaakt dan je lief is’ en ‘mensen tegen elkaar opzet’. Volgens hem is het een ‘bomgordel’ om de democratie omdat de kiezers volkomen weerloos zijn tegenover manipulatie van boosaardige volksmenners.

Tegenstanders van het referendum brengen steeds twee recente referenda in herinnering waarbij volgens hen sprake zou zijn geweest van misleiding: de Britten zouden met valse beloftes over gezondheidszorg zijn verleid om voor de Brexit te stemmen; en de Nederlanders zouden zijn wijsgemaakt dat Oekraïne EU-lid zou worden door het associatieverdrag.

Juist de referendum-bashers maken zich hierbij echter schuldig aan valse voorstelling van zaken.

De Brexiteers wezen erop dat de EU beschikt over 350 miljoen Brits belastinggeld per week. Eenmaal uit de EU zou Westminster zélf over dit geld kunnen beschikken, en dus kunnen besluiten het aan - bijvoorbeeld - gezondheidszorg te besteden. Het referendum hield echter geen nieuw regeringsmandaat in. Op dit moment kan dus niet worden gegarandeerd dat dit geld ook daadwerkelijk naar gezondheidszorg zal gaan. Na een volgende algemene parlementsverkiezing zou dit echter zomaar de uitkomst kunnen zijn. Niks misleiding, maar gewoon een heldere politieke stellingname. Iets dat niet gezegd kan worden van de remainers - de gevestigde politieke elites waarin De Winter zoveel vertrouwen heeft - die dreigden met hel en verdoemenis en die Wolgang Schäuble zelfs een handelsboycott lieten suggereren. Het licht zou weer eens uitgaan. We hebben er tot nu toe weinig van gemerkt.

In de aanloop naar het referendum van 6 april was het eveneens het politieke establishment dat draaide en manipuleerde. Voorstanders van het associatieverdrag kenschetsten het als ‘het meest verstrekkende verdrag ooit’. Van Rompuy en Schultz verklaarden dat Oekraïne spoedig EU-lid zou worden, en de NAVO liep zich al warm voor een militaire basis op de Krim. Toen bedenkingen rezen werd het ineens ‘een doodgewoon handelsverdrag’, waarbij het grensland ‘nooit’ EU-lid zou worden en van toetreding tot de militaire alliantie zelfs ‘nooit sprake was geweest’. Wat bleek: het ging eigenlijk allemaal om stroomlijning van de intense handelsstromen met Kiev. ‘Nederland investeert €5.2 miljard’. Toen die cijfers werden doorgeprikt (omdat slechts vluchtkapitaal van belastingschuwe oligarchen de grens overgaat) bleek het verdrag eigenlijk bedoeld om Oekraïne democratisch te maken. Nou ja, om corruptie te bestrijden. Hoe dan ook was het goed voor het milieu.

Net als de Britten zijn ook de Nederlanders blijkbaar uitstekend in staat om door dit soort smoesjes en redeneerkronkels heen te prikken. Een overweldigende meerderheid van de kiezers - 61 procent - stemde tegen het geopolitieke wangedrocht. Ze hadden groot gelijk.

Dat kiezers niet altijd vinden wat de leden van het partijkartel vinden is geen bewijs van hun stommiteit maar van hun authenticiteit. Al decennia propageren media en politiek één groot ideologisch project: de aanval op de natiestaat. Massa-immigratie wordt toegejuicht, integratieproblemen worden stelselmatig verdoezeld, de EU wordt voortdurend opgehemeld en tegenstanders worden weggezet als dom, oppervlakkig, boos, rancuneus, kleinzielig en intolerant. Desondanks is een groot deel van de bevolking nog altijd niet overtuigd.

De Nederlandse bevolking voelt zich niet gehoord en wil meer inspraak. Volgens het SCP is sinds 1972 ‘een voortdurende meerderheid voor het referendum’ geweest. Ruim 80 procent van de Nederlandse bevolking wil referenda bij belangrijke besluiten zoals verdere uitbreiding van Europese bevoegdheden. Een meerderheid vindt dat we niet in een ‘echte democratie’ leven.

Het onbehagen is begrijpelijk en terecht. Heikele onderwerpen worden angstvallig gemeden door partijpolitici met slappe knieën; heldere besluiten worden zelden genomen en de stem de bevolking wordt stelselmatig genegeerd. Maar al te vaak veronachtzamen onze politici het algemeen belang ten gunste van partijbelang en persoonlijk carrièrebelang. Het referendum is geen ‘bomgordel’ om de democratie, maar een noodzakelijke aanvulling op de democratie - een correctiemechanisme om ervoor te zorgen dat het vertegenwoordigende stelsel ook daadwerkelijk de bevolking blijft vertegenwoordigen.