Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen

1.

Kerngegevens

Document­datum 19-01-2018
Publicatie­datum 20-01-2018
Kenmerk 5334/18
Van Secretary-General of the European Commission, signed by Mr Jordi AYET PUIGARNAU, Director
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Raad van de Europese Unie

Brussel, 19 januari 2018 (OR. en)

5334/18

Interinstitutioneel dossier: 2018/0006 (CNS) i

FISC 20 ECOFIN 32 IA 23

VOORSTEL

van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretaris-generaal van de Europese Commissie

ingekomen: 18 januari 2018

aan: de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie

Nr. Comdoc.: COM(2018) 21 final i

Betreft: Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van

Richtlijn 2006/112/EG i betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen

Hierbij gaat voor de delegaties document COM(2018) 21 final i.

Bijlage: COM(2018) 21 final i

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 18.1.2018 COM(2018) 21 final i

2018/0006 (CNS) i

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG i betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen

{SWD(2018) 9 final} - {SWD(2018) 11 final}

TOELICHTING

  • 1. 
    ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De belasting over de toegevoegde waarde (btw) is een verbruiksbelasting die uiteindelijk door de eindverbruiker wordt gedragen, maar wordt geïnd door ondernemingen die goederen of diensten leveren. De btw-richtlijn 1 bevat een reeks administratieve verplichtingen om de goede werking van het systeem te waarborgen (bijvoorbeeld btw-registratie, facturering, boekhouding en verslaglegging). Door de nalevingslasten die de nakoming van deze verplichtingen met zich meebrengt, worden ondernemingen opgezadeld met kosten die de "nalevingskosten" worden genoemd. De btw-verplichtingen zijn bijzonder belastend voor kleine ondernemingen, aangezien deze over minder middelen beschikken dan grote ondernemingen. Hierdoor dragen kleine ondernemingen 2 (hierna "het mkb" genoemd) verhoudingsgewijs hogere btw-nalevingskosten dan grotere ondernemingen.

Daarom bevat de btw-richtlijn een aantal bepalingen die erop gericht zijn de btw-lasten van het mkb te verlichten. Deze bepalingen zijn grotendeels opgenomen in titel XII, hoofdstuk 1, van de richtlijn, getiteld "Bijzondere regeling voor kleine ondernemingen" (hierna de "mkbregeling" genoemd). Op grond van deze bepalingen kunnen de lidstaten: i) voorzien in vereenvoudigde procedures voor de heffing en inning van btw, en ii) mkb'ers met een jaarlijkse omzet onder een bepaalde drempel ontheffen van de verplichting om btw te heffen en af te trekken (hierna de "mkb-vrijstelling" genoemd). De btw-richtlijn voorziet ook in vereenvoudigde btw-verplichtingen, maar niet in het kader van de mkb-regeling. Deze maatregelen zijn facultatief – de lidstaten kunnen ze toepassen en ondernemingen kunnen er gebruik van maken.

Het onderhavige initiatief maakt deel uit van het pakket hervormingen dat is aangekondigd in het btw-actieplan 3 . Het initiatief werd kracht bijgezet met de follow-up van dit plan 4 , zoals hieronder nader toegelicht (onder "Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied"), en met de intentieverklaring van voorzitter Juncker bij de toespraak over de Staat van de Unie 2017 5 . De herziening komt echter niets te vroeg om drie belangrijke redenen.

1 Richtlijn 2006/112/EG i van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde ( PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1 ).

2 Op EU-niveau wordt het mkb in het algemeen gedefinieerd overeenkomstig de aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen ( PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36 ). De regels voor kleine ondernemingen van de btw-richtlijn zijn echter gericht op veel kleinschaliger ondernemingen, die volgens de algemene definitie als microondernemingen zouden worden beschouwd (d.w.z. ondernemingen met een omzet tot 2 000 000 EUR). Deze ondernemingen vormen samen ongeveer 98 % van alle ondernemingen in de EU.

3 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité over een actieplan betreffende de btw – Naar een gemeenschappelijke btw-ruimte in de EU – Tijd om knopen door te hakken ( COM(2016) 148 final ).

4 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité – Follow-up van het actieplan betreffende de btw – Naar een gemeenschappelijke btwruimte in de EU – Tijd om in actie te komen ( COM(2017) 566 final ).

5 Staat van de Unie 2017. Intentieverklaring aan voorzitter Antonio Tajani en premier Jüri Ratas,

13 september 2017, te vinden op: https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/state-union

2017-brochure_nl.pdf . Zie ook bijlage I bij het werkprogramma van de Commissie voor 2017

Ten eerste wordt het mkb, ondanks de – veelvuldig gebruikte – mogelijkheid voor de lidstaten om het mkb vrij te stellen van btw, nog steeds geconfronteerd met onevenredige btwnalevingskosten als gevolg van de manier waarop de mkb-vrijstelling is opgezet. Met name mkb'ers die actief zijn in het grensoverschrijdende handelsverkeer, komen niet in aanmerking voor de mkb-vrijstelling in andere lidstaten dan die waar ze zijn gevestigd. Daarnaast worden de hoge btw-nalevingskosten ook veroorzaakt door de complexiteit en diversiteit van de btwverplichtingen in de hele EU waaraan de mkb'ers die grensoverschrijdende handel drijven, zich moeten houden.

Ten tweede heeft het huidige systeem concurrentieverstorende effecten op zowel de binnenlandse als de Europese markten. De mkb-vrijstelling in een lidstaat, waarvoor alleen daar gevestigde ondernemingen in aanmerking komen, heeft een negatief effect op de concurrentiepositie van de in andere lidstaten gevestigde ondernemingen die actief zijn op dezelfde markt. Deze situatie zal alleen maar verergeren door de verschuiving naar belastingheffing in het land van bestemming waarin het voorgestelde definitieve btw-stelsel voorziet. Veel mkb'ers moeten hun afnemers dan btw in rekening gaan brengen die afwijkt van de btw in de lidstaat waar ze zijn gevestigd. Volgens het beginsel van belastingheffing in het land van bestemming moet de btw dan worden aangegeven en in rekening worden gebracht in de lidstaat waar de afnemer is gevestigd (lidstaat van "bestemming") in plaats van in de lidstaat waar de mkb'er is gevestigd (lidstaat van "oorsprong"). Dit betekent het volgende: i) er is geen gelijk speelveld voor mkb'ers die handel drijven binnen de EU, en ii) het mkb wordt ontmoedigd om grensoverschrijdende handelingen te verrichten en de kansen die de eengemaakte markt biedt, ten volle te benutten als gevolg van de btw-verplichtingen in andere lidstaten.

Op nationaal niveau ontstaan verstoringen omdat de vereenvoudigde btw-verplichtingen in beginsel gekoppeld zijn aan het gebruik van de mkb-vrijstelling en niet gelden voor de mkb'ers die de vrijstelling niet gebruiken (omdat ze de drempel voor de omzet hebben overschreden of voor het normale btw-stelsel hebben gekozen). Dit kan leiden tot het "drempeleffect", waarbij mkb'ers hun groei afremmen om te vermijden dat de drempel voor de mkb-vrijstelling wordt overschreden.

Ten derde biedt de herziening de gelegenheid om vrijwillige naleving te stimuleren en dus inkomstendervingen ten gevolge van niet-naleving en btw-fraude terug te dringen. Hoewel het mkb al moeilijkheden ondervindt om de nationale btw-verplichtingen na te komen, vormt de nakoming van de btw-verplichtingen in andere lidstaten een nog grotere belemmering voor de mkb'ers die actief zijn in het grensoverschrijdende handelsverkeer. Dit komt door het gebrek aan afstemming in de hele EU. Met het vereenvoudigde registratie- en betalingssysteem MOSS (mini-éénloketsysteem) zijn deze problemen aangepakt op het gebied van elektronische diensten die worden verricht voor eindverbruikers (B2C). Hoewel het voorstel inzake elektronische handel voorziet in de uitbreiding van het MOSS tot alle B2C-leveringen, zijn er nog verdere verbeteringen nodig.

Er zijn nog twee andere redenen waarom moet worden ingegrepen.

Ten eerste is de mkb-regeling reeds achterhaald aangezien deze wordt toegepast op basis van afwijkingen. De btw-richtlijn zelf biedt de mogelijkheid om af te wijken van de basisdrempel

(COM(2016) 710 final i), Straatsburg, 25.10.2016, blz. 3:

https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/cwp_2017_annex_i_nl.pdf .

van 5 000 EUR voor de mkb-vrijstelling door de expliciete vaststelling van drempels voor negentien lidstaten. Momenteel maken echter tien lidstaten gebruik van derogaties van hun drempel, en er zijn reeds diverse nieuwe derogatieverzoeken ingediend.

Ten tweede wordt de mkb-regeling, die voorziet in maatregelen die moeten worden toegepast in de lidstaat waar de kleine ondernemingen zijn gevestigd, onhoudbaar door de verschuiving van het btw-stelsel naar belastingheffing in het land van bestemming.

Om die reden is de herziening erop gericht een moderne, vereenvoudigde mkb-regeling tot stand te brengen. Met name is het de bedoeling om: i) de btw-nalevingskosten van het mkb te verlagen, zowel op nationaal als EU-niveau; ii) de concurrentieverstoringen terug te dringen, zowel op nationaal als EU-niveau; iii) de negatieve gevolgen van het drempeleffect te beperken; en iv) de naleving van de regels door het mkb en de monitoring door de belastingdiensten te vergemakkelijken.

Dit is in overeenstemming met de doelstellingen van dit voorstel, namelijk om:

• een klimaat te scheppen dat bevorderlijk is voor de groei van het mkb helpen;

• een efficiënt en robuust btw-stelsel te creëren met het oog op de totstandbrenging van een gemeenschappelijke btw-ruimte in de EU; en

• bij te dragen tot de goede werking van een diepere en eerlijkere eengemaakte markt.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

De herziening maakt deel uit van het btw-actieplan, waarin wordt uiteengezet hoe het btwstelsel kan worden gemoderniseerd om het eenvoudiger, fraudebestendiger en bedrijfsvriendelijker te maken. Dit voorstel vormt met name een aanvulling op twee andere wetgevingsinitiatieven die voortvloeien uit het btw-actieplan voor de verschuiving naar belastingheffing in het land van bestemming: i) het voorstel van december 2016 inzake elektronische handel 6 , en ii) het voorstel van oktober 2017 inzake het definitieve btw-stelsel, 7 . Ook is het in overeenstemming met het "plaats van levering"-beginsel voor de btw op de levering van telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten 8 , dat in 2015 in werking is getreden.

6 Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG i en Richtlijn 2009/132/EG i wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van

goederen ( COM(2016) 757 final ). 7 Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG i wat betreft

harmonisering en vereenvoudiging van bepaalde regels in het btw-stelsel en tot invoering van het definitieve stelsel voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de lidstaten ( COM(2017) 569 final ).

8 Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1042/2013 i van de Raad van 7 oktober 2013 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 i wat betreft de plaats van een dienst ( PB L 284 van 26.10.2013, blz. 1 ), en Verordening (EU) nr. 967/2012 i van de Raad van 9 oktober 2012 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 i wat betreft de bijzondere regelingen voor nietgevestigde belastingplichtigen die telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen ( PB L 290 van 20.10.2012, blz. 1 ).

Samenhang met andere beleidsgebieden van de EU

Het voorstel is in overeenstemming met de strategie van 2015 voor de eengemaakte markt 9 , waarmee de Commissie de groei van mkb'ers en startende ondernemingen wil bevorderen en de belangrijkste moeilijkheden wil aanpakken die mkb'ers in verschillende fasen van hun levenscyclus ondervinden en die voorkomen dat ze de voordelen van de eengemaakte markt ten volle kunnen benutten. Het is ook in overeenstemming met het mkb-beleid van de EU zoals beschreven in de mededeling van 2016 over startende ondernemingen 10 , en met het "denk eerst klein"-beginsel zoals geschetst in de mededeling van 2008 over de "Small Business Act" 11 .

  • 2. 
    RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor de uit het onderhavige voorstel voortvloeiende richtlijn tot wijziging van de btw-richtlijn is artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Krachtens deze bepaling stelt de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité met eenparigheid van stemmen, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, de bepalingen vast die betrekking hebben op de harmonisatie van de regels van de lidstaten op het gebied van de indirecte belastingen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie 12 . De belangrijkste problemen die zijn geconstateerd (hoge nalevingskosten, verstorende effecten enzovoort), worden veroorzaakt door de regels van de bestaande btw-richtlijn. Om deze te vereenvoudigen en daarmee de nalevingslasten van het mkb terug te dringen, moet de Commissie een voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn indienen. De richtlijn biedt de lidstaten thans nauwelijks speelruimte. Om die reden zal dit voorstel een duidelijke meerwaarde opleveren ten opzichte van wat op het niveau van de lidstaten kan worden bereikt.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, aangezien het niet verder gaat dan nodig is om de doelstellingen van de Verdragen, met name de goede werking van de eengemaakte markt, te verwezenlijken. Net als bij de subsidiariteitstoets geldt dat, zonder een voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn, de lidstaten de problemen van het mkb die voortvloeien uit de bestaande btw-regels, niet kunnen aanpakken. De voorgestelde verbeteringen blijven beperkt tot een gering aantal btw-bepalingen die aan de geconstateerde problemen ten grondslag liggen. Punt 7.4 van de effectbeoordeling bij dit voorstel bevat nadere informatie.

9 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's – De eengemaakte markt verbeteren: meer mogelijkheden voor mensen en ondernemingen ( COM(2015) 550 final ), blz. 4.

10 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's – De toekomstige leiders van Europa: het starters- en opschalingsinitiatief ( COM(2016) 733 final ), blz. 4.

11 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's – "Denk eerst klein" – Een "Small Business Act" voor Europa ( COM(2008) 394 final ), blz. 4-5 en 7-8.

12 Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de Europese Unie (PB C 326 van 26.10.2012, blz. 13).

Keuze van het instrument

Er is gekozen voor een richtlijn tot wijziging van de btw-richtlijn.

  • 3. 
    RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Bij de uitwerking van het voorstel zijn de huidige mkb-regels van de btw-richtlijn tegen het licht gehouden. De evaluatie, die te vinden is in bijlage 8 van de effectbeoordeling bij dit voorstel, is met name gebaseerd op een retrospectieve beoordeling van bepaalde elementen van het btw-stelsel van de EU 13 die in 2011 is uitgevoerd door een externe consultant, en op een studie over de mkb-regeling die in 2017 is uitgevoerd door een andere externe consultant.

Raadpleging van belanghebbenden

De raadplegingsstrategie was erop gericht feedback van belanghebbenden over de toepassing van de huidige btw-bepalingen voor het mkb te verzamelen en hun mening over mogelijke wijzigingen van deze bepalingen te peilen.

De strategie bestond uit: i) een raadpleging die was gericht op 2 000 kleine ondernemingen en is uitgevoerd in het kader van de studie uit 2017, ii) een raadpleging van het mkb-panel die is uitgevoerd door het Enterprise Europe Network 14 en 1 704 reacties heeft opgeleverd, iii) een online openbare raadpleging die over een periode van twaalf weken is gehouden van 20 december 2016 tot 20 maart 2017 en 113 reacties heeft opgeleverd 15 , iv) een workshop in het kader van het Fiscalis 2020-programma die is georganiseerd in de vorm van een gezamenlijke bijeenkomst van de groep over de toekomst van de btw en de btw-deskundigengroep om de deelname van vertegenwoordigers van het bedrijfsleven uit deze laatstgenoemde groep mogelijk te maken, en v) reacties die zijn ontvangen via het Refit-platform 16 . Er is ook rekening gehouden met spontane bijdragen.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

De voorgestelde herziening is voornamelijk gebaseerd op de analyse van de studie uit 2017 over de mkb-regeling. In deze studie werd nagegaan op welke manier de huidige btw-regels voor het mkb in de btw-richtlijn op nationaal en EU-niveau werken. Daarnaast werden opties voor de herziening van de huidige regels uitgewerkt en werd het effect van deze opties geanalyseerd.

13 Eindverslag, Londen 2011, zie: https://ec.europa.eu/taxation_customs/sites/taxation/files/resources/documents/common/publications/stu dies/report_evaluation_vat.pdf .

14 Het Enterprise Europe Network (EEN) is een project van de Europese Commissie (DG GROW) om de innovatie en groei van ondernemingen op internationale schaal te bevorderen. Het project is het grootste ondersteuningsnetwerk ter wereld voor mkb'ers met internationale ambities. Het netwerk bestaat uit 600 partners uit alle EU-landen en meer dan 30 niet-EU-landen.

15 De input van de deelnemers en het volledige verslag over de resultaten zijn te vinden op de website van DG TAXUD.

16 Zie met name het Refit-platform, Voorstellen van belanghebbenden, XVIII — Belastingen en douaneunie, beschikbaar op https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/taxation_and_customs_union.pdf .

Voorts zijn nog twee andere studies als input gebruikt voor deze herziening: een studie uit 2016 over de modernisering van de btw voor grensoverschrijdende elektronische handel en een studie uit 2011 met een retrospectieve evaluatie van bepaalde elementen van het btwstelsel van de EU.

Effectbeoordeling

De Raad voor regelgevingstoetsing heeft zich op 13 september 2017 over de effectbeoordeling gebogen. De raad heeft een positief advies uitgebracht over het voorstel en een aantal aanbevelingen geformuleerd, waarmee rekening is gehouden. Het advies van de raad, de aanbevelingen en een toelichting over de manier waarop daarmee rekening is gehouden, zijn opgenomen in bijlage 1 bij het werkdocument van de diensten van de Commissie dat bij dit voorstel is gevoegd.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit initiatief maakt deel uit van het Refit-programma. In het werkprogramma van de Commissie 17 , waarin de nieuwe initiatieven voor 2017 zijn geschetst, is de mkb-herziening opgenomen onder 18 "Een diepere en eerlijkere eengemaakte markt met een sterkere industriële basis", een van de prioriteiten van de Commissie.

Het voorstel is een concrete vertaling van de Refit-doelstellingen om: i) de btw-druk voor het mkb en de belastingdiensten te verminderen, en ii) verstoringen op EU-niveau te beperken zodat het mkb de voordelen van de eengemaakte markt ten volle kan benutten. Met name wordt verwacht dat de nalevingskosten van het mkb dankzij dit initiatief met 18 % zullen dalen in vergelijking met het in de effectbeoordeling geschetste basisscenario (56,1 miljard EUR per jaar, tegen het huidige bedrag van 68 miljard EUR per jaar). Ook wordt verwacht dat de grensoverschrijdende handelsactiviteiten van het mkb binnen de EU met 13,5 % zullen toenemen. Het initiatief zou ook een positief effect moeten sorteren op de vrijwillige naleving en op het concurrentievermogen van het bedrijfsleven. Zie de punten 6 en 7 van de effectbeoordeling bij dit voorstel voor meer informatie.

  • 4. 
    GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen negatieve gevolgen voor de EU-begroting.

  • 5. 
    OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Op de uitvoering van het voorstel zal worden toegezien door de Commissie die de bevoegdheid heeft om de btw-wetgeving van de EU te handhaven. Daarnaast zullen de Commissie en de lidstaten in het oog houden en beoordelen of dit initiatief naar behoren werkt en in hoeverre de doelstellingen ervan zijn verwezenlijkt, zulks op basis van de indicatoren die zijn beschreven in punt 8 van de effectbeoordeling bij dit voorstel.

17 Bijlage I bij de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Werkprogramma van de Europese Commissie voor 2017 ( COM(2016) 710 final ), blz. 3.

18 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Werkprogramma van de Europese Commissie voor 2017 ( COM(2016) 710 final ), blz. 8-9 (prioriteit 4). De prioriteiten van de Commissie zijn geschetst in de politieke beleidslijnen die aan het begin van het mandaat van de Commissie zijn gepresenteerd.

Overzicht van de belangrijkste bepalingen van het voorstel

De belangrijkste bepalingen van het voorstel zijn:

  • (1) 
    de vrijstelling voor kleine ondernemingen openstellen voor alle in aanmerking komende EU-ondernemingen, ongeacht of deze zijn gevestigd in de lidstaat waar btw verschuldigd en de vrijstelling beschikbaar is;
  • (2) 
    een geactualiseerde waarde voor de bovengrens van de nationale vrijstellingsdrempels vaststellen;
  • (3) 
    een overgangsperiode vaststellen waarin kleine ondernemingen die de vrijstellingsdrempel tijdelijk overschrijden, gebruik kunnen blijven maken van de

    vrijstelling;

  • (4) 
    vereenvoudigde btw-verplichtingen invoeren voor zowel vrijgestelde als nietvrijgestelde kleine ondernemingen.

    Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

In de punten 1 tot en met 7, 13, 17, 19 en 20 van artikel 1 worden een aantal wijzigingen voorgesteld in de vorm van actualiseringen, technische aanpassingen en verwijzingen naar de mkb-vrijstelling in andere bepalingen van de btw-richtlijn.

In punt 8 van artikel 1 wordt een nieuw artikel 280 bis ingevoegd met definities van verschillende concepten die nodig zijn voor de toepassing van bepalingen van de bijzondere regeling als bedoeld in titel XII, hoofdstuk 1, van de btw-richtlijn.

De definitie van "kleine ondernemingen" verschaft meer duidelijkheid over deze bepalingen en biedt de belastingbetaler meer rechtszekerheid. De definitie omvat alle ondernemingen met een jaarlijkse omzet in de Unie in de eengemaakte markt van niet meer dan 2 000 000 EUR. Wat de btw-behandeling van dergelijke ondernemingen betreft, wordt het door deze definitie mogelijk om de vereenvoudigingsmaatregelen ook te richten op ondernemingen die klein zijn in economisch opzicht, maar een omzet realiseren die de vrijstellingsdrempel overschrijdt. De bredere categorie van kleine ondernemingen omvat dus ondernemingen die zijn vrijgesteld van btw, ondernemingen die in aanmerking komen voor een vrijstelling, maar voor de toepassing van de normale regels hebben gekozen, en ondernemingen waarvan de omzet de vrijstellingsdrempel overschrijdt en die dus worden belast volgens de normale regels.

Er zijn ook twee definities van "omzet" ingevoerd om de toepassing van de nationale vrijstellingsdrempels ("jaarlijkse omzet in de lidstaat") en de toekenningsvoorwaarde die geldt voor niet-gevestigde kleine ondernemingen ("jaarlijkse omzet in de Unie") te vergemakkelijken.

De punten 9, 10 en 16 van artikel 1 bevatten wijzigingen die voortvloeien uit de afschaffing van de degressieve belastingvermindering, die complex bleek en de nalevingslasten van kleine ondernemingen in slechts geringe mate terugdringt. Deze maatregel moet derhalve worden geschrapt.

In punt 11 van artikel 1 wordt artikel 283, lid 1, gewijzigd: de uitsluiting van niet-gevestigde ondernemingen van de vrijstelling wordt geschrapt. Deze wijziging is nodig om de vrijstelling open te stellen voor EU-ondernemingen die niet zijn gevestigd in de lidstaat waar ze aan de btw onderworpen leveringen verrichten.

In punt 12 van artikel 1 wordt artikel 284 gewijzigd en het nieuwe toepassingsgebied van de vrijstelling voor kleine ondernemingen omschreven, die facultatief blijft voor de lidstaten. De lidstaten die besluiten om de mkb-vrijstelling toe te passen, krijgen de mogelijkheid om hun drempel vast te stellen op het niveau dat het best past bij hun specifieke economische en juridische. In de btw-richtlijn zal evenwel een voor alle lidstaten geldende bovengrens voor de vrijstellingsdrempel worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat het toepassingsgebied van de vrijstelling beperkt blijft tot de kleinste ondernemingen en de mogelijke verstorende effecten van de vrijstelling worden ingedamd. De vrijstelling zal beschikbaar zijn voor alle in aanmerking komende EU-ondernemingen, ongeacht of deze zijn gevestigd in de lidstaat waar ze leveringen verrichten die aan de btw zijn onderworpen.

Een kleine onderneming die gebruik kan maken van de vrijstelling in een lidstaat waar deze niet is gevestigd, moet voldoen aan twee voorwaarden: i) de jaarlijkse omzet van de onderneming in die lidstaat ("jaarlijkse omzet in de lidstaat") moet lager liggen dan de in die lidstaat toepasselijke vrijstellingsdrempel; en ii) de totale omzet in de eengemaakte markt ("jaarlijkse omzet in de Unie") mag niet meer dan 100 000 EUR bedragen. De laatstgenoemde toekenningsvoorwaarde moet misbruik door grote ondernemingen voorkomen, die zonder de drempel voor de totale omzet in de EU gebruik zouden kunnen maken van de mkbvrijstellingen in meerdere lidstaten (bijvoorbeeld indien hun omzet in elke lidstaat lager ligt dan de toepasselijke drempel voor de mkb-vrijstelling) ondanks een hoge totale omzet.

Om de toepassing van de voorwaarden voor de vrijstelling doeltreffend te controleren, moet de lidstaat waar een onderneming is gevestigd die gebruikmaakt van de vrijstelling in andere lidstaten, alle relevante informatie over de omzet van die onderneming verzamelen. Wanneer een kleine onderneming gebruikmaakt van de vrijstelling in andere lidstaten dan die waar zij is gevestigd, moet de lidstaat van vestiging er dus voor zorgen dat de kleine onderneming de jaarlijkse omzet in de Unie en de jaarlijkse omzet in de lidstaat correct aangeeft, en moet deze lidstaat de belastingdiensten van de andere betrokken lidstaten waar de kleine onderneming leveringen verricht, daarvan in kennis stellen.

In punt 14 van artikel 1 wordt artikel 288 gewijzigd om duidelijkheid te verschaffen over welke handelingen meetellen bij de berekening van de jaarlijkse omzet, die als maatstaf dient voor de toepassing van de vrijstelling voor kleine ondernemingen.

In punt 15 van artikel 1 wordt een nieuw artikel 288 bis ingevoegd, waarin een overgangsperiode wordt ingevoerd voor kleine ondernemingen die gebruikmaken van de mkb-vrijstelling en waarvan de omzet in een bepaald jaar de vrijstellingsdrempel overschrijdt. Deze ondernemingen mogen gebruik blijven maken van de mkb-vrijstelling voor dat jaar, tenzij hun omzet in dat jaar de toepasselijke drempel voor de mkb-vrijstelling overschrijdt met meer dan 50 %. De bepaling bevat twee eindpunten van deze overgangsperiode om deze maatregel te vrijwaren van misbruik: tijdgebonden (één jaar) en omzetgerelateerd (overschrijding van de toepasselijke vrijstellingsdrempel met meer dan 50 %).

In punt 18 van artikel 1 wordt een nieuwe afdeling 2 bis ingevoegd met vereenvoudigingsmaatregelen voor zowel vrijgestelde als niet-vrijgestelde ondernemingen. In de nieuwe onderafdeling 1 wordt een aantal vereenvoudigde verplichtingen voor vrijgestelde ondernemingen in de vrijstellingsregeling geïntegreerd (registratie, facturering, boekhouding en btw-aangiften). Daarnaast behouden de lidstaten de mogelijkheid om vrijgestelde kleine ondernemingen te ontheffen van andere verplichtingen uit hoofde van de artikelen 213 tot en met 271.

De nieuwe onderafdeling 2 bevat een reeks vereenvoudigde verplichtingen waaraan kleine ondernemingen moeten voldoen die geen mkb-vrijstelling genieten. Daarbij kan het gaan om ondernemingen die in aanmerking komen voor de vrijstelling, maar voor belastingheffing volgens de algemene regels kiezen, en om ondernemingen met een omzet die de vrijstellingsdrempel overschrijdt, maar niet meer dan 2 000 000 EUR bedraagt, en die bijgevolg gelden als een kleine onderneming in de zin van de nieuwe definitie. Aangezien vrijgestelde ondernemingen de voorbelasting niet mogen aftrekken, komt de vrijstelling niet echt tegemoet aan de wensen van alle in aanmerking komende ondernemingen. Met name kleine ondernemingen die goederenleveringen en diensten verrichten voor andere belastingplichtigen, geven mogelijk de voorkeur aan belastingheffing volgens de algemene regels. De vermindering van de btw-nalevingskosten vloeit bij deze ondernemingen derhalve voort uit de vereenvoudiging van hun btw-verplichtingen en niet uit de vrijstelling zelf.

Daarom moeten de lidstaten ook een reeks btw-verplichtingen voor niet-vrijgestelde kleine ondernemingen vereenvoudigen, zoals de registratie- en de boekhoudingsverplichtingen. Ook moeten de belastingtijdvakken worden verlengd zodat minder vaak btw-aangiften ingediend hoeven te worden. Niet-vrijgestelde kleine ondernemingen moeten ook kunnen kiezen voor de toepassing van de normale belastingtijdvakken.

2018/0006 (CNS) i

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG i betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine

ondernemingen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 113,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement 1 ,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 2 ,

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Op grond van Richtlijn 2006/112/EG i van de Raad 3 kunnen de lidstaten hun bijzondere regelingen ten aanzien van kleine ondernemingen behouden, zulks overeenkomstig gemeenschappelijke voorschriften en met het oog op een verdergaande harmonisatie. Die voorschriften zijn echter verouderd en zorgen niet voor minder nalevingslasten van kleine ondernemingen aangezien ze zijn opgesteld voor een gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) dat berust op belastingheffing in de lidstaat van oorsprong.
  • (2) 
    In haar btw-actieplan 4 heeft de Commissie een breed pakket vereenvoudigingsmaatregelen voor kleine ondernemingen aangekondigd met als doel

    de administratieve lasten van deze ondernemingen te verminderen en een belastingklimaat te scheppen dat bevorderlijk is voor hun groei en de ontwikkeling van de grensoverschrijdende handel. Zoals geschetst in de mededeling over de follow-up van het btw-actieplan 5 , zou dit een herziening van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen meebrengen. De herziening van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen vormt dus een belangrijk onderdeel van het pakket hervormingen in het kader van het btw-actieplan.

  • (3) 
    De herziening van deze bijzondere regeling hangt nauw samen met het voorstel van de

    Commissie waarin de beginselen zijn vervat voor een definitief btw-stelsel voor

1 PB C [...] van [...], blz. [...].

2 PB C [...] van [...], blz. [...].

3 PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

4 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en

Sociaal Comité over een actieplan betreffende de btw — Naar een gemeenschappelijke btw-ruimte in de EU — Tijd om knopen door te hakken (COM(2016)148 final i van 7.4.2016).

5 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en

Sociaal Comité — Follow-up van het actieplan betreffende de btw — Naar een gemeenschappelijke btw-ruimte in de EU — Tijd om in actie te komen (COM(2017) 566 final i van 4.10.2017).

grensoverschrijdende b2b-handel tussen de lidstaten, dat berust op de belastingheffing van grensoverschrijdende leveringen van goederen in de lidstaat van bestemming 6 . Bij de verschuiving van het btw-stelsel naar belastingheffing in het land van bestemming is duidelijk geworden dat een aantal bestaande regels niet geschikt is voor een belastingstelsel dat berust op belastingheffing in het land van bestemming.

  • (4) 
    Om het probleem van de onevenredige nalevingslasten van kleine ondernemingen aan te pakken, moeten de vereenvoudigingsmaatregelen niet alleen openstaan voor ondernemingen die overeenkomstig de huidige regels zijn vrijgesteld, maar ook voor ondernemingen die in economisch opzicht als klein gelden. In het kader van de vereenvoudiging van de btw-regels zouden ondernemingen dan als klein worden beschouwd indien ze op basis van hun omzet vallen onder de algemene definitie van micro-onderneming in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie 7 .
  • (5) 
    Volgens de huidige bijzondere regeling voor kleine ondernemingen kan een vrijstelling alleen worden verleend aan ondernemingen die zijn gevestigd in de lidstaat waar de btw verschuldigd is. Dit is schadelijk voor de concurrentiepositie van nietgevestigde

    ondernemingen in de eengemaakte markt. Om dit probleem aan te pakken en verdere verstoringen ten gevolge van de verschuiving naar belastingheffing in het land van bestemming te vermijden, moeten kleine ondernemingen die gevestigd zijn in andere lidstaten dan die waar de btw verschuldigd is, ook de mogelijkheid krijgen om gebruik te maken van de vrijstelling.

  • (6) 
    Kleine ondernemingen kunnen alleen gebruikmaken van de vrijstelling wanneer hun jaarlijkse omzet onder de drempel ligt die wordt toegepast door de lidstaat waar de btw verschuldigd is. Bij de vaststelling van hun drempel moeten de lidstaten de in Richtlijn 2006/112/EG i vastgelegde regels voor die drempels in acht nemen. Die regels waren voor het merendeel in 1977 ingevoerd en zijn niet meer geschikt.
  • (7) 
    Om de zaken te vereenvoudigen, is een aantal lidstaten gemachtigd om op tijdelijke basis een drempel toe te passen die hoger ligt dan die welke in het kader van Richtlijn 2006/112/EG i is toegestaan. Aangezien het niet wenselijk is om de algemene regels te blijven wijzigen door middel van derogatiemaatregelen, moeten de regels voor deze drempels worden geactualiseerd.
  • (8) 
    De lidstaten moeten de vrijheid krijgen om zelf hun nationale vrijstellingsdrempel vast te stellen op het niveau dat het best past bij hun economische en politieke situatie, behoudens de bovengrens waarin deze richtlijn voorziet. In dit verband moet worden verduidelijkt dat wanneer een lidstaat verschillende drempels toepast, deze moeten berusten op objectieve criteria.
  • (9) 
    De drempel voor de jaarlijkse omzet, die de basis vormt voor de vrijstelling in het kader van deze bijzondere regeling, bestaat alleen uit het gecombineerde bedrag van de goederenleveringen en diensten die door een kleine onderneming worden verricht in de lidstaat waar de vrijstelling is verleend. Er kunnen concurrentieverstoringen ontstaan wanneer een niet in die lidstaat gevestigde onderneming gebruik kan maken van een dergelijke vrijstelling, ongeacht de omzet die deze onderneming genereert in andere lidstaten. Om dergelijke concurrentieverstoringen te beperken en de inkomsten

6 Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG i wat betreft harmonisering en vereenvoudiging van bepaalde regels in het btw-stelsel en tot invoering van het definitieve stelsel voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de lidstaten (COM(2017) 569 final i van 4.10.2017).

7 Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

te vrijwaren, mogen alleen ondernemingen met een jaarlijkse omzet in de Unie die onder een bepaalde drempel ligt, in aanmerking komen voor een vrijstelling in een lidstaat waar zij niet zijn gevestigd.

  • (10) 
    Om ervoor te zorgen dat kleine ondernemingen niet worden ontmoedigd om door te groeien, en om een geleidelijke overgang van vrijstelling naar belastingheffing te waarborgen, moeten kleine ondernemingen met een omzet die een bepaalde drempel niet overschrijdt, de mogelijkheid krijgen om gedurende een beperkte periode gebruik te blijven maken van de vrijstelling.
  • (11) 
    Om de nalevingslasten van kleine ondernemingen te verminderen, is ook een vereenvoudiging wenselijk van de verplichtingen waaraan zij moeten voldoen.. Aangezien de nodige verplichtingen grotendeels afhangen van de vraag of kleine ondernemingen al dan niet zijn vrijgesteld van de btw, moeten verschillende reeksen van vereenvoudigde verplichtingen worden ingevoerd.
  • (12) 
    Wanneer een vrijstelling van toepassing is, moeten kleine ondernemingen die gebruik willen maken van deze vrijstelling, op zijn minst in aanmerking komen voor vereenvoudigde verplichtingen op het gebied van btw-registratie, facturering, boekhouding en verslaglegging.
  • (13) 
    Om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor de vrijstelling die door een lidstaat aan niet in die lidstaat gevestigde ondernemingen wordt verleend, is het tevens nodig om die ondernemingen te verplichten om vooraf mee te delen dat zij gebruik willen maken van de vrijstelling. De kleine onderneming in kwestie moet dit meedelen aan de lidstaat waar zij is gevestigd. Vervolgens moet die lidstaat, uitgaande van de aangifte van de omzet van die onderneming, die informatie doorzenden naar de andere betrokken lidstaten.
  • (14) 
    Naast de verlening van een btw-vrijstelling voorzien de bijzondere regelingen ook in degressieve belastingvermindering. Degressieve belastingvermindering is complex en dringt de vermindering van de nalevingslasten van kleine ondernemingen in slechts geringe mate terug. Deze maatregel moet derhalve worden geschrapt.
  • (15) 
    Om de nalevingslasten van niet-vrijgestelde kleine ondernemingen te verminderen, moeten de lidstaten worden verplicht om de vereisten inzake btw-registratie en boekhouding te vereenvoudigen en om de belastingtijdvakken te verlengen zodat er minder vaak btw-aangiften ingediend hoeven te worden.
  • (16) 
    Als tegemoetkoming aan kleine ondernemingen die moeilijkheden ondervinden bij de btw-afdracht aan de bevoegde autoriteit omdat ze nog geen betaling hebben ontvangen van hun afnemers, kunnen de lidstaten belastingplichtigen in het kader van een facultatieve regeling toestaan gebruik te maken van een kasstelsel voor de afdracht van btw. Deze regeling moet worden gewijzigd en in overeenstemming worden gebracht met de definitie van kleine ondernemingen.
  • (17) 
    De doelstelling van deze richtlijn om de nalevingslasten van kleine ondernemingen te verminderen, kan niet voldoende worden verwezenlijkt door de lidstaten en kan dus beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt. De Unie kan derhalve maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in artikel 5 neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
  • (18) 
    Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken 8 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2006/112/EG i wordt als volgt gewijzigd:

  • (1) 
    In artikel 2, lid 1, onder b), wordt punt i) vervangen door:

    "i) door een als zodanig handelende belastingplichtige of door een nietbelastingplichtige rechtspersoon, wanneer de verkoper een als zodanig handelende belastingplichtige is die noch onder de in artikel 284 bedoelde vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen, noch onder artikel 33 of artikel 36 valt;".

  • (2) 
    Artikel 139 wordt als volgt gewijzigd:
  • a) 
    in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:

    "De in artikel 138, lid 1, bedoelde vrijstelling is niet van toepassing op de goederenlevering welke wordt verricht door belastingplichtigen die voor de in artikel 284 geregelde vrijstelling voor kleine ondernemingen in aanmerking komen.";

  • b) 
    lid 2 wordt vervangen door:

    "2. De in artikel 138, lid 2, onder b), geregelde vrijstelling is niet van toepassing op de levering van accijnsproducten welke wordt verricht door belastingplichtigen die voor de in artikel 284 geregelde vrijstelling voor kleine ondernemingen in aanmerking komen.".

  • (3) 
    Artikel 167 bis wordt als volgt gewijzigd:
  • a) 
    de tweede alinea wordt vervangen door:

    "De lidstaten die de in de eerste alinea bedoelde facultatieve regeling toepassen, stellen voor de belastingplichtigen die de regeling binnen hun grondgebied gebruiken, een drempel vast die gebaseerd is op de overeenkomstig artikel 288 berekende jaarlijkse omzet van de belastingplichtige. Deze drempel mag niet hoger zijn dan 2 000 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid.";

  • b) 
    de derde alinea wordt geschrapt.
  • (4) 
    In artikel 220 bis, lid 1, wordt het volgende punt c) ingevoegd:

    "c) wanneer de belastingplichtige een kleine onderneming is zoals gedefinieerd in artikel 280 bis.".

  • (5) 
    In artikel 270 wordt punt a) vervangen door:

8 PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.

"a) het jaarlijkse totale bedrag, de BTW niet inbegrepen, van de door hem verrichte goederenleveringen en diensten overschrijdt met niet meer dan 35 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid het bedrag van de jaarlijkse omzet die als maatstaf dient voor de toepassing van de in artikel 284 vervatte vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen;".

  • (6) 
    In artikel 272, lid 1, wordt punt d) geschrapt;
  • (7) 
    In artikel 273 wordt de tweede alinea vervangen door:

    "De in de eerste alinea geboden mogelijkheid mag niet worden benut voor het opleggen van extra verplichtingen naast de factureringsverplichtingen van hoofdstuk 3, noch voor het opleggen van extra verplichtingen aan kleine ondernemingen naast de verplichtingen van titel XII, hoofdstuk 1, afdeling 2 bis.".

  • (8) 
    In titel XII, hoofdstuk 1, wordt de volgende afdeling -1 ingevoegd:

"Afdeling -1

Definitie

Artikel 280 bis

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • 1) 
    kleine onderneming: elke in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige met een jaarlijkse omzet in de Unie van niet meer dan 2 000 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid;
  • 2) 
    jaarlijkse omzet in de lidstaat: het totale jaarlijkse bedrag, de BTW niet inbegrepen, van de goederenleveringen en diensten die zijn verricht door een belastingplichtige in die lidstaat;
  • 3) 
    jaarlijkse omzet in de Unie: het totale jaarlijkse bedrag, de BTW niet inbegrepen, van de goederenleveringen en diensten die zijn verricht door een belastingplichtige op het grondgebied van de Gemeenschap.".
  • (9) 
    In titel XII, hoofdstuk 1, wordt de titel van afdeling 2 vervangen door:

    "Vrijstellingen".

  • (10) 
    Artikel 282 wordt vervangen door:

"Artikel 282

De vrijstellingen waarin deze afdeling voorziet, zijn van toepassing op door kleine ondernemingen verrichte goederenleveringen en diensten.".

  • (11) 
    In artikel 283, lid 1, wordt punt c) geschrapt.
  • (12) 
    Artikel 284 wordt vervangen door:

"Artikel 284

  • 1. 
    De lidstaten kunnen vrijstelling verlenen voor de goederenleveringen en diensten die op hun grondgebied worden verricht door op dat grondgebied gevestigde kleine ondernemingen waarvan de in de lidstaat gerealiseerde jaarlijkse omzet uit dergelijke leveringen niet hoger is dan een door deze lidstaten vastgestelde drempel voor de toepassing van deze vrijstelling.

De lidstaten kunnen voor de verschillende bedrijfssectoren uiteenlopende drempels vaststellen op basis van objectieve criteria. Deze drempels mogen echter niet hoger zijn dan 85 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid.

  • 2. 
    De lidstaten die de vrijstelling voor kleine ondernemingen hebben ingevoerd, verlenen ook vrijstelling voor de goederenleveringen en diensten die op hun eigen grondgebied worden verricht door in een andere lidstaat gevestigde ondernemingen, op voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  • a) 
    de jaarlijkse omzet in de Unie van die kleine onderneming bedraagt niet meer dan 100 000 EUR;
  • b) 
    het bedrag van de leveringen in de lidstaat waar de onderneming niet is gevestigd, is niet hoger dan de drempel die in die lidstaat van toepassing is voor de verlening van de vrijstelling aan ondernemingen die in die lidstaat zijn gevestigd.
  • 3. 
    De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat vrijgestelde kleine ondernemingen voldoen aan de voorwaarden van de leden 1 en 2.
  • 4. 
    Een kleine onderneming die gebruik wil maken van de vrijstelling in andere lidstaten, stelt de lidstaat waar zij is gevestigd, daarvan vooraf in kennis.

Wanneer een kleine onderneming gebruikmaakt van de vrijstelling in andere lidstaten dan die waar zij is gevestigd, neemt de lidstaat van vestiging alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de kleine onderneming de jaarlijkse omzet in de Unie en de jaarlijkse omzet in de lidstaat correct aangeeft, en stelt hij de belastingdiensten van de andere betrokken lidstaten waar de kleine onderneming een levering verricht, daarvan in kennis.".

  • (13) 
    De artikelen 285, 286 en 287 worden geschrapt.
  • (14) 
    Artikel 288 wordt vervangen door:

"Artikel 288

De jaarlijkse omzet die als maatstaf dient voor de toepassing van de in artikel 284 bedoelde vrijstelling, wordt gevormd door de volgende bedragen, de BTW niet inbegrepen:

  • 1) 
    het bedrag van de goederenleveringen en diensten, voor zover deze belast zouden zijn indien ze werden verricht door een niet-vrijgestelde belastingplichtige;
  • 2) 
    het bedrag van de handelingen die krachtens de artikelen 98 en 138 zijn vrijgesteld met recht op aftrek van voorbelasting;
  • 3) 
    het bedrag van de krachtens de artikelen 146 tot en met 149 en de artikelen 151, 152 en 153 vrijgestelde handelingen;
  • 4) 
    het bedrag van handelingen met betrekking tot onroerende goederen, financiële handelingen als bedoeld in artikel 135, lid 1, punten b) tot en met g), en verzekerings- en herverzekeringsdiensten, tenzij die handelingen met andere handelingen samenhangende handelingen zijn.

De overdracht van lichamelijke of onlichamelijke investeringsgoederen van de onderneming wordt evenwel niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van de omzet.".

  • (15) 
    Het volgende artikel 288 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 288 bis

Wanneer de jaarlijkse omzet in de lidstaat van een kleine onderneming de in artikel 284, lid 1, bedoelde vrijstellingsdrempel in de loop van een volgend kalenderjaar overschrijdt, kan de kleine onderneming voor dat jaar toch gebruik blijven maken van de vrijstelling, tenzij haar jaarlijkse omzet in de lidstaat in dat jaar de in artikel 284, lid 1, vastgelegde drempel overschrijdt met meer dan 50 %.".

  • (16) 
    In artikel 290 wordt de tweede zin geschrapt.
  • (17) 
    De artikelen 291 tot en met 294 worden geschrapt.
  • (18) 
    In titel XII, hoofdstuk 1, wordt de volgende afdeling 2 bis ingevoegd:

    "Afdeling 2 bis Vereenvoudiging van de verplichtingen voor kleine ondernemingen

    Onderafdeling 1 Vrijgestelde kleine ondernemingen

Artikel 294 bis

Voor de toepassing van deze onderafdeling wordt onder "vrijgestelde kleine onderneming" verstaan: een kleine onderneming die een vrijstelling heeft gekregen in de lidstaat waar de BTW verschuldigd is zoals bedoeld in artikel 284, leden 1 en 2.

Artikel 294 ter

De lidstaten kunnen de op hun grondgebied gevestigde vrijgestelde kleine

ondernemingen die alleen in die lidstaat handelingen verrichten, ontheffen van de in

artikel 213 vastgelegde verplichting om opgave te doen van het begin van hun

activiteit, en van de in artikel 214 vastgelegde verplichting om geïdentificeerd te

worden onder een individueel nummer.

Wanneer deze mogelijkheid niet wordt gebruikt of wanneer kleine ondernemingen opgave moeten doen van het begin van hun activiteit en geïdentificeerd moeten worden, voeren de lidstaten een vereenvoudigde procedure in voor de identificatie van dergelijke kleine ondernemingen onder een individueel nummer.

Artikel 294 quater

De lidstaten ontheffen vrijgestelde kleine ondernemingen van de verplichting om een factuur uit te reiken, als bedoeld in artikel 220.

De lidstaten leggen vrijgestelde kleine ondernemingen geen verplichting op om een factuur uit te reiken, als bedoeld in artikel 221.

Artikel 294 quinquies

De lidstaten kunnen vrijgestelde kleine ondernemingen ontheffen van bepaalde of alle boekhoudingsverplichtingen van titel XI, hoofdstuk 4.

Wanneer een lidstaten bepaalt dat facturen moeten worden bewaard, mag hij vrijgestelde kleine ondernemingen naast de boekhoudingsvereisten van het nationale recht op andere gebieden dan de BTW, geen verdere vereisten opleggen.

Artikel 294 sexies

De lidstaten kunnen vrijgestelde kleine ondernemingen ontheffen van de verplichting om een BTW-aangifte in te dienen, als bedoeld in artikel 250.

Wanneer deze mogelijkheid niet wordt gebruikt, staan de lidstaten deze vrijgestelde kleine ondernemingen toe om een vereenvoudigde BTW-aangifte in te dienen die de periode van een kalenderjaar bestrijkt. Kleine ondernemingen kunnen evenwel kiezen voor de toepassing van het belastingtijdvak dat overeenkomstig artikel 252 is vastgesteld.

Artikel 294 septies

De lidstaten kunnen vrijgestelde kleine ondernemingen ontheffen van bepaalde andere of alle in de artikelen 217 tot en met 271 bedoelde verplichtingen.

Onderafdeling 2 Niet-vrijgestelde kleine ondernemingen

Artikel 294 octies

De lidstaten voeren een vereenvoudigde procedure in die kleine ondernemingen die niet over de in artikel 284 vastgestelde vrijstelling beschikken, in staat te stelt een individueel identificatienummer te verkrijgen om te voldoen aan artikel 214.

Artikel 294 nonies

Onverminderd de artikelen 244 tot en met 248 bis stellen de lidstaten vereenvoudigde verplichtingen vast voor de bewaring van facturen door kleine ondernemingen.

Artikel 294 decies

Voor kleine ondernemingen bestrijkt het belastingtijdvak waarop een BTW-aangifte betrekking moet hebben, de periode van een kalenderjaar. Kleine ondernemingen kunnen evenwel kiezen voor de toepassing van het belastingtijdvak dat overeenkomstig artikel 252 is vastgesteld.

Artikel 294 undecies

Onverminderd artikel 206 mogen de lidstaten kleine ondernemingen niet verplichten om voorlopige vooruitbetalingen te doen.".

  • (19) 
    In artikel 314 wordt punt c) vervangen door:

    "c) een andere belastingplichtige, voor zover de levering van het goed door deze andere belastingplichtige in aanmerking komt voor de in artikel 284 bedoelde vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen en het gaat om een investeringsgoed;".

  • (20) 
    In artikel 334 wordt punt c) vervangen door:

    "c) een andere belastingplichtige, voor zover de levering van het goed door deze belastingplichtige, krachtens een overeenkomst tot verkoop in commissie verricht, in aanmerking komt voor de in artikel 284 bedoelde vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen en een investeringsgoed betreft;".

Artikel 2

  • 1. 
    Uiterlijk op 30 juni 2022 worden door de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vastgesteld en bekendgemaakt om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

    Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 juli 2022.

    Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad De voorzitter


3.

Herziene versies, correcties en addenda

19 jan
'18
REGULATORY SCRUTINY BOARD OPINION Proposal for a COUNCIL DIRECTIVE amending Directive 2006/112/EC on the common system of value added tax as regards the special scheme for small enterprises
PROPOSAL
Secretary-General of the European Commission
5334/18 ADD 3
19 jan
'18
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen
PROPOSAL
Secretary-General of the European Commission
5334/18 ADD 2
19 jan
'18
COMMISSION STAFF WORKING DOCUMENT IMPACT ASSESSMENT Accompanying the document Proposal for a Council Directive amending Directive 2006/112/EC on the common system of value added tax as regards the special scheme for small enterprises
PROPOSAL
Secretary-General of the European Commission
5334/18 ADD 1
 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.