Brief regering; Reactie op het verzoek van het lid Van der Lee over de voorgenomen wet over sluiting van kolencentrales - Duurzame ontwikkeling en beleid - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 601 toegevoegd aan dossier 30196 - Duurzame ontwikkeling en beleid en dossier 32813 - Kabinetsaanpak Klimaatbeleid.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Duurzame ontwikkeling en beleid; Brief regering; Reactie op het verzoek van het lid Van der Lee, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 3 april 2018, over de voorgenomen wet over sluiting van kolencentrales |
---|---|
Documentdatum | 04-06-2018 |
Publicatiedatum | 06-06-2018 |
Nummer | KST30196601 |
Kenmerk | 30196; 32813, nr. 601 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid 32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 601 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juni 2018
Op 3 april 2018 heeft het lid Van der Lee (GroenLinks) mij verzocht om naar aanleiding van uitspraken van een energiebedrijf te reageren op de rechtmatigheid van het voornemen van het kabinet om een wet te maken waarmee de productie van elektriciteit met behulp van kolen verboden wordt.1
Inmiddels heb ik uw Kamer op 18 mei jl. een brief gestuurd over het uitfaseren van het gebruik van kolen voor de elektriciteitsproductie (Kamerstukken 30 196 en 32 813, nr. 600). In de memorie van toelichting van het wetsvoorstel wordt uitvoerig ingegaan op de rechtmatigheid van de voorgestelde maatregel. Ik zal deze argumentatie hieronder kort samenvatten.
In het wetsvoorstel wordt aangegeven dat het voorgestelde verbod tot het opwekken van elektriciteit met behulp van kolen een inmenging vormt op het eigendomsrecht van de eigenaren van de kolengestookte elektriciteitscentrales in de zin van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna: artikel 1 EP EVRM).
Vervolgens wordt aangegeven welke voorwaarden artikel 1 EP EVRM stelt om een dergelijke inmenging in het eigendomsrecht te kunnen rechtvaardigen en op welke wijze hieraan wordt voldaan. Zo wordt aangegeven dat het voorgestelde verbod nodig is om de beoogde CO2-reductie te bewerkstelligen om aan de verplichtingen uit de Overeenkomst van Parijs te kunnen voldoen om zodoende klimaatontwrichting te voorkomen en dat er geen andere, minder ingrijpende maatregelen mogelijk zijn om ditzelfde doel te bereiken.
Tot slot wordt ook ingegaan op de vraag of met dit wetsvoorstel een rechtvaardig of evenwichtig resultaat, ofwel «fair balance», wordt bereikt tussen de belangen die met deze maatregel worden nagestreefd en de belangen van de individuele eigenaren van de centrales. In dat kader is voorgesteld om de eigenaren van de centrales bij wijze van compensatie een overgangsperiode te bieden waarin zij enerzijds in de gelegenheid worden gesteld om hun investeringen grotendeels terug te verdienen of extra inkomsten te genereren en anderzijds in de gelegenheid worden gesteld om hun centrale, al dan niet gefaseerd, gebruiksklaar te maken voor verdere exploitatie met andere brandstoffen dan kolen.
Voor een uitgebreide argumentatie verwijs ik de memorie van toelichting van het wetsvoorstel, in het bijzonder naar paragraaf 6. Het wetsvoorstel heb ik tot 16 juni 2018 opengesteld voor internetconsultatie.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
Noot 1
Handelingen II 2017/18, nr. 68, item 30