Rechtsstaat in Polen / Artikel 7, lid 1, VEU - Met redenen omkleed voorstel - Bijdrage van de Europese Commissie aan de hoorzitting met Polen op 26 juni 2018 - Hoofdinhoud
Contents
Documentdatum | 21-06-2018 |
---|---|
Publicatiedatum | 22-06-2018 |
Kenmerk | 10351/18 |
Van | General Secretariat of the Council |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Raad van de Europese Unie Brussel, 21 juni 2018
PUBLIC
(OR. en)
10351/18 Interinstitutioneel dossier:
2017/0360 (NLE) i LIMITE
JAI 680 FREMP 110 POLGEN 100 AG 12
NOTA van: het secretariaat-generaal van de Raad aan: Raad
Nr. Comdoc.: 16007/17
Betreft: Rechtsstaat in Polen / Artikel 7, lid 1, VEU
-
-Met redenen omkleed voorstel - Bijdrage van de Europese Commissie aan de hoorzitting met Polen op 26 juni 2018
Bijgevoegd is een bijdrage van de Europese Commissie waar het Coreper op 13 juni 2018 om gevraagd heeft en die de Commissie op 20 juni heeft voorgelegd.
BIJLAGE
RECHTSSTAAT IN POLEN / ARTIKEL 7, LID 1, VEU
MET REDENEN OMKLEED VOORSTEL
HOORZITTING VAN POLEN OP 26 JUNI 2018
BIJDRAGE VAN DE EUROPESE COMMISSIE
-
I.S TAND VAN ZAKEN
-
1.Hooggerechtshof: de pensioenregeling van de huidige rechters van het hooggerechtshof, waaronder de eerste voorzitter, en de regeling voor de verlenging van de rechterlijke
mandaten.
-
i)Aanbeveling van de Commissie van 20 december 2017
In de vierde aanbeveling van 20 december 2017 inzake de rechtsstaat in Polen (hierna: de vierde aanbeveling) stelt de Commissie dat de Poolse autoriteiten er zorg voor moeten dragen dat de wet inzake het hooggerechtshof wordt gewijzigd teneinde:
geen verlaagde pensioenleeftijd toe te passen op de huidige rechters van het hooggerechtshof 1 ; – de president van de Republiek de discretionaire bevoegdheid te ontnemen om het lopende mandaat van rechters van het hooggerechtshof te verlengen 2 ;
1 Voor de motivering zie punten 5-12 van de vierde aanbeveling.
2 Voor de motivering zie punten 13-17 van de vierde aanbeveling.
-
ii)Update van de stand van zaken
De wet van 8 december 2017 inzake het hooggerechtshof is op een aantal punten gewijzigd bij de wet van 12 april 2018 tot wijziging van de wet inzake de organisatie van de gewone rechtbanken, de wet inzake de nationale raad voor justitie, en de wet inzake het hooggerechtshof, alsmede bij de wet van 10 mei 2018 tot wijziging van de wet inzake de gewone rechtbanken, van de wet inzake het hooggerechtshof, en van bepaalde andere wetten.
Bij deze wijzigingen is een verplichte raadpleging van de nieuwe nationale raad voor justitie ingevoerd: de president van de republiek moet deze raad consulteren wanneer hij de verlenging van de mandaten van de huidige rechters van het hooggerechtshof in beschouwing neemt 3 . Het advies van de nationale raad voor justitie is niet bindend en kan alleen gebaseerd zijn op ruim geformuleerde criteria, zoals "het belang van het rechtsstelsel of een belangrijk algemeen belang". Ook zijn termijnen voor het besluit inzake verlenging van de mandaten ingevoerd 4 .
3 Artikel 2, lid 2, onder b), en artikel 5 van de wet van 10 mei 2018 tot wijziging van de wet op de organisatie van de gewone rechtbanken, de wet inzake het hooggerechtshof, en
bepaalde andere wetten.
4 Artikel 2, lid 2, onder c), en artikel 5 van de wet van 10 mei 2018 tot wijziging van de wet op de organisatie van gewone rechtbanken, de wet inzake het hooggerechtshof, en bepaalde andere wetten.
Ingevolge de wet inzake het hooggerechtshof zijn de huidige rechters van het hooggerechtshof die reeds de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt of die leeftijd uiterlijk op 3 juli 2018 zullen bereiken, verzocht uiterlijk op 4 mei 2018 hun voornemen kenbaar te maken aan te blijven in het hooggerechtshof 5 . De verlaagde pensioenleeftijd raakt 27 rechters van het hooggerechtshof. Volgens het hooggerechtshof [op 13 juni] hebben 16 rechters op de een of andere manier gereageerd op de nieuwe verlengingsregeling: negen rechters hebben een formele verklaring ingediend waarin zij verzochten om verlenging van hun mandaat, terwijl de overige zeven rechters een algemene verklaring hebben afgelegd dat zij in goede gezondheid verkeren en bereid zijn om hun ambt te blijven uitoefenen; zij hebben echter wegens de ongrondwettigheid van deze procedure en het vernederende karakter ervan geen formele verklaring afgelegd met een verzoek om verlenging. In zijn advies van 10 mei 2018 6 heeft het hooggerechtshof uitdrukkelijk verklaard dat het ontbreken van verklaringen van de overige elf rechters niet kan worden uitgelegd als gebrek aan bereidheid om verder recht te spreken in het hooggerechtshof.
De verlaagde pensioenleeftijd raakt ook de eerste voorzitter van het hooggerechtshof 7 ; haar ambtstermijn van zes jaar wordt voortijdig beëindigd (twee jaar eerder), ondanks het feit dat het de Poolse grondwet is waarin de duur van de ambtstermijn is vastgelegd.
5 Artikel 111, lid 1, van de wet van 8 december 2017 inzake het hooggerechtshof.
6 Aanvullend advies van het hooggerechtshof van 10 mei 2018 over de ontwerpwet tot wijziging van de wet inzake het hooggerechtshof.
7 Artikel 111, leden 1 en 4, van de wet van 8 december 2017 inzake het hooggerechtshof.
-
iii)Beoordeling
De nieuwe wetgeving is niet voldoende om de zorgen weg te nemen, zoals de Commissie op
14 mei 2018 in de Raad Algemene Zaken en op 13 juni 2018 in het Europees Parlement heeft verklaard.
De discretionaire bevoegdheid van de president van de Republiek om te beslissen over de verlenging van de mandaten van de rechters van het hooggerechtshof blijft een belangrijk punt van zorg, gelet op de eerbiediging van de beginselen van de scheiding der machten en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht: de huidige rechters hebben nog steeds niet het recht om hun volledige, oorspronkelijk vastgestelde ambtstermijn te vervullen. Het volstaat niet dat rechters die de nieuwe pensioenleeftijd hebben bereikt, simpelweg hun voornemen kenbaar maken (vergezeld van een gezondheidsgetuigschrift) om te blijven rechtspreken en te blijven werken. De president van de Republiek behoudt de ruime discretionaire bevoegdheid om te beslissen over de verlenging van de mandaten van de rechters van het hooggerechtshof: er zijn er geen specifieke criteria voor die beslissing bepaald en is er geen mogelijkheid voor rechterlijke toetsing.
Met betrekking tot de verplichte raadpleging van de nationale raad voor justitie zij erop gewezen dat het advies van de raad alleen op vage criteria gebaseerd kan zijn, en niet bindend is voor de president van de Republiek. Hoe dan ook, de nationale raad voor de justitie kan niet langer effectieve waarborgen bieden, aangezien de nieuwe samenstelling politiek van aard is en daardoor een schending vormt van de Europese normen inzake rechterlijke onafhankelijkheid.
Het gevolg is dat 27 rechters van het hooggerechtshof, waaronder de eerste voorzitter, het risico lopen van gedwongen pensionering op 3 juli 2018. Dit zou een onomkeerbare schending van de rechtsstaat zijn.
-
2.De nationale raad voor justitie: kiesregeling voor de leden-rechters van de nationale raad voor justitie, vroegtijdige beëindiging van het mandaat van de voormalige leden-rechters.
-
i)Aanbeveling van de Commissie van 20 december 2017
In de vierde aanbeveling verklaart de Commissie dat de Poolse autoriteiten er zorg voor moeten dragen dat de wet op de nationale raad voor justitie in dier voege wordt gewijzigd, dat het mandaat van rechters-leden van de raad niet beëindigd wordt 8 , en de nieuwe benoemingsregeling geschrapt wordt opdat de rechters-leden door collega-rechters gekozen worden 9 .
-
ii)Update van de stand van zaken
Er zijn geen wijzigingen aangenomen om deze zorgen weg te nemen. Op 6 maart 2018 zijn vijftien nieuwe rechters-leden 10 volgens de nieuwe regeling door het Pools parlement gekozen (rechters-leden worden niet langer door rechters gekozen). De vierjarige ambtstermijn van de vorige vijftien rechters-leden, die vastgelegd is in de grondwet, werd op dezelfde dag voortijdig beëindigd. De eerste vergadering van de nieuwe nationale raad voor justitie werd op 27 april 2018 gehouden.
8 Voor de motivering zie punten 29-30 van de vierde aanbeveling.
9 Voor de motivering zie punten 31-35 van de vierde aanbeveling.
10 De grondwet bepaalt dat de Nationale Raad voor Justitie moet zijn samengesteld uit ambtshalve benoemde leden (de eerste voorzitter van het Hooggerechtshof, de minister van Justitie, de voorzitter van het Administratief Hooggerechtshof en een door de president benoemd lid) en verkozen leden; de verkozen leden zijn vier "door het Poolse parlement (Sejm) gekozen" volksvertegenwoordigers, twee "door de senaat gekozen" senatoren en vijftien rechters, ("gekozen uit" de gewone, de administratieve en de militaire rechtbanken en uit het hooggerechtshof).
-
iii)Beoordeling
De zorgen van de Commissie blijven onverkort bestaan, zoals de Commissie op 14 mei 2018 in de Raad Algemene Zaken en op 13 juni 2018 in het Europees Parlement heeft verklaard.
Vooral de politisering van de nationale raad voor justitie ondermijnt de rol van dit college als effectieve waarborg voor de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. De nieuwe kiesregeling voor rechters-leden van de nationale raad voor justitie voldoet niet aan Europese normen, die verlangen dat rechters-leden van dergelijke raden voor de rechtspraak gekozen worden door collega-rechters. Op dit punt zijn geen wijzigingen ingevoerd. De voortijdige beëindiging van de vierjarige ambtstermijnen van de voormalige rechters-leden van de nationale raad voor justitie wordt op geen enkele manier goedgemaakt.
De omstandigheden waarin het Pools parlement de rechters-leden gekozen heeft en de eerste bijeenkomst van de nationale raad voor justitie illustreren de politisering van de raad en het gebrek aan legitimiteit van dit college. Terwijl er in Polen meer dan 11.000 rechters zijn, zijn er slechts achttien kandidaten voorgedragen voor de vijftien vacatures in de raad.
-
3.Rechters van gewone rechtbanken: pensioenregeling voor rechters van gewone rechtbanken, regeling voor de verlenging van rechterlijke mandaten en de situatie van rechters van gewone rechtbanken die reeds onder de nieuwe pensioenregeling vallen.
-
i)Aanbeveling van de Commissie van 20 december 2017
In de vierde aanbeveling stelt de Commissie dat de wet inzake de organisatie van de gewone rechtbanken moet worden gewijzigd teneinde de nieuwe pensioenregeling voor rechters van gewone rechtbanken, met inbegrip van de discretionaire bevoegdheid van de Minister van Justitie tot verlenging van hun mandaat, te schrappen; ook de situatie van rechters van de gewone rechtbanken die vanwege de regeling inzake eerdere pensionering reeds werden gedwongen met pensioen te gaan, moet geregeld worden 11 .
-
ii)Update van de stand van zaken
Er zijn wijzigingen ingevoerd bij de wet van 12 april 2018 tot wijziging van de wet inzake de organisatie van de gewone rechtbanken, de wet inzake de nationale raad voor justitie en de wet inzake het hooggerechtshof.
De pensioengerechtigde leeftijd van vrouwelijke rechters bij de gewone rechtbanken is in overeenstemming gebracht met de pensioengerechtigde leeftijd van mannelijke rechters (65 jaar) 12 ; vrouwelijke rechters bij de gewone rechtbanken hebben bij het bereiken van de leeftijd van 60 jaar het recht op vervroegde uittreding (op verzoek) gekregen 13 .
11 Voor de motivering zie punt 47, onder f), van de vierde aanbeveling en de punten 146-150 van het met redenen omklede voorstel.
12 Artikel 1, lid 4, punt a), van de wet van 12 april 2018 tot wijziging van de wet inzake de organisatie van de gewone rechtbanken, de wet inzake de nationale raad voor justitie en de wet inzake het hooggerechtshof.
13 Artikel 1, lid 4, punt c), van de wet van 12 april 2018 tot wijziging van de wet inzake de organisatie van de gewone rechtbanken, de wet inzake de nationale raad voor justitie en de wet inzake het hooggerechtshof.
De bevoegdheid om de mandaten van de rechters van de gewone rechtbanken te verlengen is van de Minister van Justitie overgeheveld naar de nationale raad voor justitie 14 . De reeds ruime discretionaire bevoegdheid om te beslissen over de verlenging van mandaten is nog verder verruimd 15 . Er is geen rechterlijke toetsing van het besluit tot verlenging.
-
iii)Beoordeling
Het gelijktrekken van de pensioengerechtigde leeftijd van vrouwelijke en mannelijke rechters (65 jaar) moet worden toegejuicht. De nieuwe wetgeving is echter onvoldoende om alle zorgen weg te nemen, zoals de Commissie 14 op mei 2018 in de Raad Algemene Zaken en op 13 juni 2018 in het Europees Parlement heeft verklaard.
De wijzigingen doen niets aan het voornaamste punt van zorg, namelijk dat de huidige rechters van de gewone rechtbanken nog steeds niet langer het recht hebben om hun volledige ambtstermijn te vervullen. De ruime discretionaire bevoegdheid om te beslissen over de verlenging van de mandaten van rechters bij de gewone rechtbanken is zelfs uitgebreid; er is geen tijdschema voor de nationale raad voor justitie om een beslissing te nemen, en de betrokken rechters blijven hun ambt uitoefenen terwijl zij "onder de willekeur " van de raad functioneren; er is geen rechterlijke toetsing van de beslissing van de nationale raad voor justitie.
De overdracht aan de nationale raad voor justitie van de bevoegdheid om te besluiten over de verlenging van de mandaten van rechters van de gewone rechtbanken is weliswaar een stap in de goede richting, maar dit wordt weer ondergraven door de politisering van dit college als gevolg van de benoeming van de rechters-leden door het Pools parlement (zie punt II boven).
14 Artikel 1, lid 4, punt a), van de wet van 12 april 2018 tot wijziging van de wet inzake de organisatie van de gewone rechtbanken, de wet inzake de nationale raad voor justitie en de wet inzake het hooggerechtshof.
15 Artikel 1, lid 4, punt b), van de wet van 12 april 2018 tot wijziging van de wet inzake de organisatie van de gewone rechtbanken, de wet inzake de nationale raad voor justitie en de wet inzake het hooggerechtshof.
-
4.Tuchtregeling, waaronder de nieuwe autonome tuchtkamer bij het hooggerechtshof
-
i)Aanbeveling van de Commissie van 20 december 2017
In de vierde aanbeveling benadrukt de Commissie dat de tuchtregeling van de wet op het hooggerechtshof een aantal vraagtekens doet rijzen, met name met betrekking tot de autonomie van de nieuwe tuchtkamer bij het hooggerechtshof 16 , de schrapping van een reeks procedurele waarborgen in tuchtprocedures tegen rechters van de gewone rechtbanken en rechters van het hooggerechtshof 17 , en de invloed van de president van de Republiek en de Minister van Justitie op de functionarissen die verantwoordelijk zijn voor de tuchtprocedures 18 .
-
ii)Update van de stand van zaken
De wet van 12 april 2018 tot wijziging van de wet op het hooggerechtshof introduceert een bepaling op grond waarvan de huidige rechters van het hooggerechtshof rechter kunnen worden in de tuchtkamer zodra die van start gaat 19 (in plaats van een tuchtkamer die alleen bestaat uit nieuw benoemde rechters die geselecteerd zijn door de nieuwe raad voor justitie).
16 Voor de motivering zie punt 25 van de vierde aanbeveling.
17 Voor de motivering zie punt 24 van de vierde aanbeveling.
18 Voor de motivering zie de punten 23 en 24 van de vierde aanbeveling.
19 Artikel 1, lid 14, van de wet van 12 april 2018 tot wijziging van de wet op het hooggerechtshof.
-
iii)Beoordeling
Zoals de Commissie op 14 mei 2018 in de Raad Algemene Zaken en op 13 juni 2018 in het Europees Parlement heeft verklaard, neemt de wijziging niet alle zorgen weg. De nieuwe bepaling maakt het voor de huidige rechters van het hooggerechtshof in de praktijk vrijwel onmogelijk om rechter te worden in de tuchtkamer zodra die van start gaat: terwijl normaliter de eerste voorzitter van het hooggerechtshof beslist over de overplaatsing van rechters van het hooggerechtshof tussen de kamers, vergen de nieuwe bepalingen de achtereenvolgende toestemming van de drie voorzitters van het hooggerechtshof, de nationale raad voor justitie en, ten slotte, de president van de Republiek.
Ook ten aanzien van de andere punten van zorg is er niets gedaan. De tuchtregeling is zorgwekkend wat de scheiding der machten betreft. Dit werd niet alleen in het met redenen omklede voorstel vastgesteld, maar ook door de Commissie van Venetië en in het recente Greco-verslag van 29 maart 2018, dat oproept om de tuchtprocedures voor rechters van het hooggerechtshof te wijzigen en aldus mogelijke ongepaste beïnvloeding door de wetgevende en de uitvoerende macht in deze procedures uit te sluiten.
-
5.Buitengewone beroepsprocedure
-
i)Aanbeveling van de Commissie van 20 december 2017
In de vierde aanbeveling stelt de Commissie dat de Poolse autoriteiten ervoor moeten zorgen dat de wet op het hooggerechtshof in dier voege wordt gewijzigd, dat de buitengewone beroepsprocedure wordt opgeheven 20 .
-
ii)Update van de stand van zaken
Er zijn wijzigingen ingevoerd bij de wet van 10 mei 2018 tot wijziging van de wet inzake de organisatie van de gewone rechtbanken, de wet op het hooggerechtshof en een bepaalde andere wetten. De buitengewone beroepsprocedure werd bij deze wetten niet opgeheven.
Volgens de wijzigingen kan de buitengewone beroepsprocedure worden ingeleid indien dat nodig is ter naleving van het beginsel van een democratische rechtsstaat en om uitvoering te geven aan de beginselen van sociale rechtvaardigheid 21 . Bovendien is het zo dat, indien een vonnis waartegen buitengewoon beroep werd ingesteld, reeds onomkeerbare juridische gevolgen heeft gehad, het hooggerechtshof kan verklaren dat het vonnis in strijd met het recht werd gewezen. Het vonnis zal echter niet worden ingetrokken 22 . Dit geldt ook voor gevallen die "de internationale verbintenissen van Polen kunnen ondermijnen".
20 Voor de motivering zie punten 18-21 van de vierde aanbeveling.
21 Artikel 2, lid 3, onder a), van de wet van 10 mei 2018 tot wijziging van de wet op het hooggerechtshof en bepaalde andere wetten.
22 Artikel 2, lid 3, onder b), van de wet van 10 mei 2018 tot wijziging van de wet op het hooggerechtshof en bepaalde andere wetten.
-
iii)Beoordeling
De nieuwe wetgeving is niet voldoende om de zorgen weg te nemen, zoals de Commissie op 14 mei 2018 in de Raad Algemene Zaken en op 13 juni 2018 in het Europees Parlement heeft verklaard.
De wijzigingen doen niets aan de ruime strekking van de criteria voor buitengewoon beroep: die blijven nagenoeg gelijk. Meer in het bijzonder verwijzen zij nog steeds naar "sociale rechtvaardigheid", zij het in andere bewoordingen. De Commissie van Venetië heeft dergelijke verwijzingen expliciet bekritiseerd 23 . De terugwerkende kracht van buitengewoon beroep (20 jaar) is evenmin opgeheven, wat betekent dat het buitengewoon beroep zou kunnen leiden tot de intrekking van onherroepelijke beslissingen die teruggaan tot oktober 1997.
De nieuwe voorwaarde die werd ingevoerd om te voorkomen dat buitengewoon beroep resulteert in de intrekking van vonnissen die in strijd met internationale verplichtingen werden gewezen, heeft geen reëel effect: een dergelijke intrekking is niettemin mogelijk indien zij gerechtvaardigd is door de in de Poolse grondwet verankerde beginselen en rechten. Dit zou zelfs de intrekking kunnen rechtvaardigen van onherroepelijke beslissingen van Poolse rechtbanken die het EU-recht toepassen zoals uitgelegd in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU.
23 Advies CDL-AD(2017)031, punten 58, 63 en 130.
-
6.Rechtbankvoorzitters: situatie van de rechtbankvoorzitters die vallen onder de overgangsregeling inzake ontslag en benoeming voor zes maanden.
-
i)Aanbeveling van de Commissie van 20 december 2017
In de vierde aanbeveling stelt de Commissie dat de wet inzake de organisatie van de gewone rechtbanken in dier voege moet worden gewijzigd, dat besluiten tot het ontslag van rechtbankvoorzitters die reeds werden genomen in het kader van de overgangsregeling voor zes maanden die op 12 februari 2018 afliep, ongedaan worden gemaakt 24 .
-
ii)Update van de stand van zaken
In de periode van 12 augustus 2017 tot en met 12 februari 2018, werden meer dan 70 voorzitters
(en 70 vicevoorzitters) van rechtbanken ontslagen op grond van de overgangsregeling voor zes maanden, die de Minister van Justitie de bevoegdheid gaf om deze voorzitters willekeurig, zonder specifieke criteria, zonder motivering en zonder rechterlijke toetsing te ontslaan 25 . De in april en in mei 2018 aangenomen wetten pakten de bovengenoemde kwesties niet aan.
-
iii)Beoordeling
De nieuwe wetgeving is niet voldoende om de zorgen weg te nemen, zoals de Commissie op
14 mei 2018 in de Raad Algemene Zaken en op 13 juni 2018 in het Europees Parlement heeft verklaard. Er werd met name geen oplossing gevonden voor rechters die in de hoedanigheid van rechtbankvoorzitter zijn ontslagen.
24 Voor de motivering zie punt 47, punt f), van de vierde aanbeveling en de punten 151--162 van het met redenen omklede voorstel.
25 Gegevens verstrekt door het Ministerie van Justitie, zie BM-II-082-219/18 van 19 april 2018.
-
7.Constitutioneel hof: bekendmaking van de uitspraken van 2016 en vernieuwing van de samenstelling van het hof, met inbegrip van de procedure voor de benoeming van een nieuwe voorzitter.
-
i)Aanbeveling van de Commissie van 20 december 2017
In haar vierde aanbeveling van 20 december 2017 beveelt de Commissie de Poolse autoriteiten aan om de uitspraken van het constitutioneel hof van 9 maart 2016, 11 augustus 2016 en 7 november 2016 te publiceren en volledig ten uitvoer te leggen 26 .
De Commissie beveelt de Poolse autoriteiten tevens aan om de onafhankelijkheid en de legitimiteit van het constitutioneel hof als hoeder van de Poolse grondwet te herstellen door erop toe te zien dat de rechters, de voorzitter en de vicevoorzitter ervan rechtsgeldig worden gekozen en benoemd en door de uitspraken van het constitutioneel hof van 3 en 9 december 2015 volledig ten uitvoer te leggen, wat betekent dat de drie in oktober 2015 door de vorige legislatuur rechtsgeldig benoemde rechters hun ambt bij het constitutioneel hof kunnen opnemen en dat de drie door de nieuwe legislatuur zonder geldige rechtsgrondslag benoemde rechters dit ambt niet opnemen als zij niet rechtsgeldig gekozen zijn 27 .
-
ii)Update van de stand van zaken
Er werd een wijziging aangebracht bij de wet van 12 april 2018 tot wijziging van de wet op het constitutioneel hof 28 . Die wijziging voorziet in de bekendmaking van "bevindingen die in strijd met de wet zijn gedaan". Op 5 juni 2018 publiceerde de Poolse regering 2016 de drie uitspraken van 2016 met deze disclaimer.
Er zijn geen stappen ondernomen om de onafhankelijkheid en legitimiteit van het constitutioneel hof te herstellen.
26 Voor de motivering, zie punt 47, punt e), van de vierde aanbeveling en de punten 97-101 van het met redenen omklede voorstel.
27 Voor de motivering, zie punt 47, punt d, van de vierde aanbeveling en de punten 91-96 en 102-113 van het met redenen omklede voorstel.
28 De artikelen 1 en 2 van de wet van 12 april 2018 tot wijziging van de wet houdende uitvoeringsbepalingen voor de wet op het constitutioneel hof (organisatie en procedures) en voor de wet inzake de status van rechters van het constitutioneel hof.
-
iii)Beoordeling
De nieuwe wetgeving is niet voldoende om de zorgen weg te nemen, zoals de Commissie op 14 mei 2018 in de Raad Algemene Zaken en op 13 juni 2018 in het Europees Parlement heeft verklaard.
De drie uitspraken van 2016 werden niet gepubliceerd als "beslissing", maar als "bevindingen die in strijd met de wet zijn gedaan".
De Poolse autoriteiten hebben nog altijd geen stappen ondernomen om de onafhankelijkheid en legitimiteit van het constitutioneel hof te herstellen. Er werd dus geen enkele van de door de Commissie aanbevolen maatregelen uitgevoerd:
-
(1)de drie in oktober 2015 door de vorige legislatuur rechtsgeldig benoemde rechters hebben hun ambt als rechter bij het constitutioneel hof nog steeds niet kunnen opnemen. Daarentegen zijn de drie tijdens de achtste zittingsperiode van de Sejm zonder geldige rechtsgrondslag benoemde rechters door de waarnemend voorzitter van het Hof gemachtigd om hun ambt op te nemen;
-
(2)drie belangrijke uitspraken van het constitutioneel hof van 9 maart 2016, 11 augustus 2016 en 7 november 2016 werden nog steeds niet gepubliceerd, zonder enige indicatie over de
legitimiteit ervan;
-
(3)sinds het mandaat van de vorige voorzitter van het Constitutioneel Hof is verstreken, is nog geen nieuwe voorzitter rechtsgeldig benoemd. De vorige voorzitter is niet vervangen door
de vicevoorzitter van het Hof, maar door een waarnemend voorzitter en vervolgens door de persoon die op 21 december 2016 tot voorzitter van het Hof is benoemd. De nieuwe voorzitter van het Constitutioneel Hof werd benoemd voordat een effectieve toetsing kon plaatsvinden van de wet inzake de status van rechters, de wet inzake de organisatie en de procedures en de uitvoeringswet.
II. L IJST VAN ONDERWERPEN VOOR DE HOORZITTING
-
1.Hooggerechtshof: pensioenregeling van de huidige rechters van het hooggerechtshof, waaronder de eerste voorzitter, en regeling voor de verlenging van de rechterlijke mandaten.
-
2.Nationale raad voor justitie: verkiezingsregeling voor de leden-rechters van de nationale raad, vroegtijdige beëindiging van het mandaat van de voormalige leden-rechters.
-
3.Rechters van gewone rechtbanken: pensioenregeling voor rechters van de gewone rechtbanken, regeling voor de verlenging van rechterlijke mandaten en de situatie van rechters van gewone rechtbanken die reeds onder de nieuwe pensioenregeling vallen.
-
4.Tuchtregeling, met inbegrip van de nieuwe autonome tuchtkamer in het hooggerechtshof.
-
5.Buitengewone beroepsprocedure. 6. Rechtbankvoorzitters: situatie van de rechtbankvoorzitters die reeds vallen onder de regeling inzake ontslag en benoeming. 7. Constitutioneel hof: bekendmaking van de uitspraken van 2016 en vernieuwing van de samenstelling van het hof, met inbegrip van de procedure voor de benoeming van een nieuwe voorzitter
-