Brief regering; Verslag Raad Buitenlandse Zaken met ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie op 25 juni 2018 in Luxemburg - Defensieraad

Deze brief is onder nr. 176 toegevoegd aan dossier 21501-28 - Defensieraad i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Defensieraad; Brief regering; Verslag Raad Buitenlandse Zaken met ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie op 25 juni 2018 in Luxemburg
Document­datum 26-06-2018
Publicatie­datum 27-06-2018
Nummer KST2150128176
Kenmerk 21501-28, nr. 176
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

21 501-28 Defensieraad

Nr. 176 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 juni 2018

Inleiding

Op 25 juni jl. vond in Luxemburg de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) in Jumbo-format plaats. De Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie blikten terug op een ambitieus en productief jaar op het gebied van Europese veiligheid en defensie en EU-NAVO samenwerking; met name de initiatieven gericht op het verbeteren van militaire mobiliteit in de Europa werden veelvuldig genoemd. Hierbij werd ook benadrukt dat de EU weliswaar belangrijke stappen heeft gezet, maar dat het nu van groot belang is om de politieke aandacht niet te laten verslappen en tot daadwerkelijke implementatie van de voorstellen over te gaan, vooral waar het PESCO-projecten betreft.

Voorafgaand aan de vergadering ondertekenden de Ministers van Defensie van Nederland, Litouwen, Spanje, Estland, Roemenië en Kroatië een intentieverklaring over het Litouwse PESCO-project over snelle reactieteams en wederzijdse bijstand op het gebied van cyber. Deze intentieverklaring is als bijlage bij dit verslag aan uw Kamer gestuurd1.

PESCO

De Raad nam een besluit over de governance regels ten aanzien van PESCO-projecten. Over de nadere invulling van de PESCO commitments neemt de Raad naar verwachting in juli een Raadsaanbeveling aan. Ten aanzien van de PESCO-projecten heeft Nederland het belang van openbaarheid en transparantie over voortgang benadrukt. Nederland riep, evenals veel andere lidstaten, op om snel te starten met de discussie over deelname van derde landen aan PESCO-projecten en wees op de voorstellen die Nederland hiervoor eerder heeft gedaan. De Raad zal hierover naar verwachting in november een Raadsbesluit nemen.

Militaire mobiliteit

De Raad heeft concrete afspraken gemaakt om militaire mobiliteit in Europa te verbeteren. De lidstaten hebben afgesproken om zo snel mogelijk, en uiterlijk in 2024, nationaal actie te ondernemen om militaire mobiliteit te verbeteren en om regels en procedures te vereenvoudigen en standaardiseren. Daarnaast hebben de lidstaten afgesproken om voor eind 2019 nationale plannen te ontwikkelen op het gebied van militaire mobiliteit, voor grensoverschrijdend militair transport over land, door de lucht en over zee binnen vijf werkdagen toestemming te verlenen, nationale contactpunten in te stellen en militaire mobiliteit vaker te beoefenen tijdens geschikte bestaande nationale en multinationale oefeningen. De Raad concludeerde tevens dat het implementeren van deze afspraken op nationaal niveau vraagt om een overheidsbrede benadering en, op internationaal niveau, om zeer nauwe EU-NAVO samenwerking. De Raad zal de voortgang van deze afspraken jaarlijks bespreken vanaf de zomer van 2019.

Nederland kreeg van veel lidstaten, evenals van de Hoge Vertegenwoordiger (HV), complimenten over de aanjagersrol die het heeft gespeeld om deze afspraken voor elkaar te krijgen. Veel lidstaten wezen op het belang van nationale implementatie van de gemaakte afspraken en het belang van blijvende politieke aandacht voor dit thema. Naar verwachting bevestigt de Europese Raad de gemaakte afspraken op 28 juni aanstaande.

De Raad riep op tot een snelle vaststelling van de technische specificaties voor transportinfrastructuur, voertuigen en ladingen. De geografische identificatie van de benodigde Europese transportinfrastructuur moet voor eind september a.s. worden afgerond.

Nederland wees, evenals veel andere lidstaten, op het belang van nauwe samenwerking met de NAVO en riep op tot een meer gecoördineerde EU-NAVO samenwerking op het gebied van militaire mobiliteit.

EU-NAVO samenwerking

In aanwezigheid van Secretaris-Generaal (SG) van de NAVO Stoltenberg sprak de Raad over de voortgang in de EU-NAVO samenwerking. Er werd gesproken over de 74 activiteiten die de EU en NAVO gezamenlijk ondernemen, waarbij ook hier veel aandacht was voor militaire mobiliteit. Veel lidstaten, de SG NAVO en HV Mogherini zagen militaire mobiliteit als «flagship» project voor EU-NAVO samenwerking. Nederland sprak zich uit voor verdere stroomlijning van de EU- en NAVO-activiteiten op dit terrein.

SG Stoltenberg onderstreepte het belang van het behoud van een sterke trans-Atlantische band. Deze band is niet vanzelfsprekend en vergt voortdurende politieke steun om eensgezind de kerntaak van de NAVO uit te voeren. Volgens Stoltenberg is die band in het gezamenlijke belang van de EU en de VS. Op het terrein van veiligheid en defensie is de afgelopen tijd veel winst geboekt en nog te behalen in de bredere trans-Atlantische relatie. Veel lidstaten, alsook de HV, steunden zijn boodschap. Daarnaast riep de SG NAVO de lidstaten die ook lid zijn van de NAVO op tot zoveel mogelijk transparantie op alle niveaus om de EU-NAVO samenwerking verder te verbeteren.

De SG NAVO blikte verder vooruit op de NAVO-Top van 11-12 juli a.s. en de gezamenlijke EU-NAVO verklaring van SG NAVO Stoltenberg, Commissievoorzitter Juncker en de President van de Europese Raad Tusk. Hij gaf aan dat naar verwachting naast cyber en hybride dreigingen, militaire mobiliteit een kernonderwerp zal zijn van die verklaring. In algemene zin wees Stoltenberg verder op het belang van het ontwikkelen van gezamenlijke defensiecapaciteiten.

Europees Defensiefonds

De Raad verwelkomde het akkoord tussen het Europees parlement en de Raad over de verordening over het European Defence Industrial Development Programme (EDIDP, periode 2019-2020).

Commissaris Bienkowska lichtte de plannen voor het Europees Defensiefonds (EDF, vanaf 2021) toe en ging ook in op de financiering van militaire mobiliteit. Zij benadrukte het belang van een open en transparante aanpak bij de implementatie van het EDIDP en straks het EDF. Daarbij is onder specifieke voorwaarden ook ruimte voor deelname door bedrijven uit derde landen.

Nederland riep in relatie tot het werkprogramma voor het EDIDP op tot een pragmatische benadering en concrete resultaten om nieuwe defensiecapaciteiten te ontwikkelen.

European Peace Facility

De Hoge Vertegenwoordiger lichtte het voorstel voor een European Peace Facility (EPF) kort toe. Dit betreft een faciliteit buiten de EU-begroting voor de financiering van onder meer militaire EU-missies en capaciteitsopbouw op militair gebied van derde landen. Zoals in het algemeen overleg van 19 juni jl. door mij reeds aangegeven, heeft Nederland samen met enkele andere lidstaten vragen gesteld over de vormgeving en meer in het bijzonder de governance, financiering en structuur van het voorstel. De komende maanden werkt de Hoge Vertegenwoordiger het voorstel nader uit en wordt het met de lidstaten besproken.

Hybride dreigingen

De HV informeerde de Raad over de voortgang van de uitvoering van het in 2016 gepresenteerde kader voor de bestrijding van hybride dreigingen en ging in op de voortgang die is bereikt op de 22 geformuleerde acties. Veel lidstaten riepen op tot een versterkte Europese samenwerking om hybride dreigingen het hoofd te kunnen bieden, inclusief daarbij behorende middelen. Nederland gaf aan een Europese benadering te steunen, maar wees er wel op dat die benadering niet strijdig zou mogen zijn met Europese democratische waarden, mediavrijheid en de vrijheid van meningsuiting.

Overig

European Intervention Initiative

En marge van de vergadering ondertekenden de Ministers van Defensie van Nederland, België, Denemarken, Duitsland, Estland, Portugal, Spanje, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk een intentieverklaring over het Franse European Intervention Initiative (EI2). Deze intentieverklaring is op 22 juni jl. vertrouwelijk aan uw Kamer gestuurd. De tekst van de intentieverklaring is ongewijzigd gebleven. Italië heeft vanwege het aantreden van de nieuwe regering niet meegetekend.

Ondertekening van de Comprehensive Memorandum of Understanding inzake de Joint Expeditionary Force op 28 juni 2018

Nederland is een van de partnerlanden van de Joint Expeditionary Force (JEF). De JEF biedt het raamwerk voor snelle, multinationale inzet en is opgebouwd rond Britse eenheden, concepten en voorzieningen. De andere deelnemende landen zijn Denemarken, Estland, Finland, Letland, Litouwen, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.

Op 30 november 2015 tekende Nederland de Foundation Memorandum of Understanding inzake de oprichting van de JEF. Sindsdien hebben de JEF-landen gewerkt aan het verbeteren van de interoperabiliteit en hebben zij detailafspraken gemaakt over onder meer de besluitvormingsprocedures, informatie-uitwisseling, aansturing van JEF-operaties, logistieke ondersteuning en strategische communicatie. Zoals eerder gemeld in de rapportage internationale militaire samenwerking 2017 (Kamerstuk 33 279 nr. 23, 29 november 2017), worden deze afspraken vastgelegd in de Comprehensive Memorandum of Understanding (C-MOU), die ik samen met mijn collega’s uit de JEF-landen op 28 juni a.s. in Londen zal ondertekenen. Na de ondertekening van de C-MOU bereikt de JEF Full Operational Capability.

De JEF biedt een raamwerk voor inzet, maar is geen staande reactiemacht. De partnerlanden kunnen van geval tot geval besluiten of, en zo ja welke, capaciteiten zij bijdragen aan een JEF-operatie onder leiding van het Verenigd Koninkrijk. Deze JEF-operaties kunnen geschieden binnen en buiten EU, NAVO of VN-kader. Het JEF-concept is flexibel: de JEF kan in uiteenlopende situaties worden ingezet, van humanitaire operaties na natuurrampen tot een collectieve verdedigingsscenario. Uiteraard zal het besluit tot militaire inzet zal altijd nationaal worden genomen, met inachtneming van de daarvoor geldende procedures.

Nederland heeft marine- en marinierseenheden geoormerkt voor de JEF. In het geval dat een JEF-inzet wordt overwogen, zal Nederland in eerste instantie bezien of deze capaciteiten kunnen worden geleverd. De geoormerkte Nederlandse capaciteiten worden niet specifiek gereed gesteld voor de JEF. De Nederlandse deelname aan de JEF legt dus geen additioneel beslag op de krijgsmacht en heeft geen gevolgen voor het herstel van de basisgereedheid.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

Noot 1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl


3.

Bijlagen

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.