Opinie: Boer hoort niet in beklaagdenbank

Met dank overgenomen van J.L. (Jaco) Geurts i, gepubliceerd op dinsdag 4 december 2018.

‘Als mestfraude niet te bestrijden is, dan moet de sector maar kleiner’. Dit was de strekking van het publiekelijke standpunt dat het Openbaar Ministerie (OM) onlangs innam over de aanpak van frauderende boeren. Om meerdere redenen een opvallend advies, waarvan ik er drie zal noemen. Ten eerste gebeurt het niet vaak dat het OM op deze manier de publiciteit zoekt. Ze zijn tenslotte verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Ten tweede moet je er vanuit kunnen gaan dat áls het gebeurt, de officier van het OM op z’n minst heeft nagedacht over het effect van deze (ongenuanceerde) uitspraken. In één klap worden de vele goedwillende en hardwerkende boeren die zorgen voor ons voedsel, onterecht in de verdachtenbank gezet. Ten derde vraag ik me af hoe men zou reageren als deze uitspraken werden gedaan over de aanpak van bijvoorbeeld verkeersovertredingen: dan maar minder auto’s. Of bij overtreding van het rookverbod op festivals: dan maar minder festivals. Dan zou het land te klein zijn. En terecht.

Ik stel voor dat we naar de feiten kijken. Er valt niet te ontkennen dat sprake is van hardnekkige fraude met mest. Eindelijk is er met het aantreden van dit kabinet weer een minister van Landbouw, die hard werkt aan de aanpak van dit probleem. Die aanpak in samenwerking met alle overheden is keihard nodig, juist voor die boeren die het wél goed doen. Met als uiteindelijke doel van het mestbeleid: de verbetering van de waterkwaliteit. En die is in de afgelopen twintig jaar sterk verbeterd, aldus Wageningen Universiteit in een onderzoek uit 2013. Zij gaven aan dat de nitraatconcentratie door het mestbeleid sterk is gedaald. Dat heeft bijgedragen aan een zichtbare toename van watervogels, als eenden, reigers en lepelaars. Volgens het OM is een vermindering van de veestapel echter de enige oplossing. In reactie daarop wijs ik graag op het historische verloop van de dieraantallen in de landbouw. Volgens het CBS is in de afgelopen 25 jaar het aantal schapen met 55% gedaald, varkens met 17%, melkkoeien met 7% en vleeskuikens met 5%. Bovendien wil dit kabinet in gebieden met een zeer hoge vee-dichtheid productierechten opkopen om de druk op de omgeving te verminderen. Daar komt bij dat er door verstedelijking minder plek is gekomen voor landbouw en natuur. Niet voor niets pleitte ik onlangs voor een landelijk actieplan om het tekort aan groen in de steden aan te pakken. Tussen 1950 en 2016 is zo'n 550.000 hectare grond aan de landbouw onttrokken. Dat zorgt indirect voor een intensivering van de veehouderij. Daarom is het nodig dat de overheid haar verantwoordelijkheid pakt. In mijn ogen door de ontwikkeling van innovatieve methoden voor de verwerking en gebruik van mest te ondersteunen en stimuleren. Zodat mest beter wordt ingezet en minder kunstmest nodig is. Ik ben dan ook blij dat de Kamer mijn voorstel steunde om financieringsmogelijkheden voor deze innovatie te onderzoeken.

Als volksvertegenwoordiger wil ik opkomen voor al die goedwillende boeren. Juist voor hen moet de aanpak van mestfraude worden doorgezet. Onze agrarische sector behoort tot de kopgroep in de wereld als het gaat om voedselveiligheid, milieu en dierenwelzijn. Deze negatieve beeldvorming is niet zonder gevolgen. Als we zo doorgaan, is er geen enkele boerendochter of -zoon meer die nog verder wil met het familiebedrijf. Dan verliezen we goed en betrouwbaar voedsel van eigen bodem en de economische waarde daarvan. Het wordt daarom hoog tijd ons te bezinnen over deze houding jegens boeren, die juist onze waardering en respect verdienen.

Jaco Geurts

Tweede Kamerlid CDA

Naschrift: deze opinie is ook geplaatst in dagblad Trouw (1-12-2018)