Registratie van kind na abortus vraagt om maatschappelijke bezinning over begin van het leven

Met dank overgenomen van R.K. (Carla) Dik-Faber i, gepubliceerd op vrijdag 26 april 2019, 10:49.

De afgelopen week was ik veel bezig met het begin van het leven. Vandaag heb ik daarom in een opinieartikel in Trouw gepleit om als samenleving hierover de dialoog aan te gaan.

Sinds kort is het mogelijk om een levenloos geboren kind in te schrijven in de gemeentelijke basisadministratie. Ik kan me voorstellen hoe betekenisvol dit is voor ouders die het bestaan van hun kind een plek in hun leven willen geven. Deze mogelijkheid staat ook open voor ouders die zich genoodzaakt voelden de zwangerschap te beëindigen via een abortus. In ieder geval één moeder heeft hiervoor gekozen.

Door deze gemeentelijke registratie wordt het kind ook door de overheid erkend als mens dat bestaan heeft. Heel anders staat de situatie van het kind omschreven in de abortuswetgeving. Deze uiteenlopende signalen van de overheid vragen om een maatschappelijke dialoog over de vraag wanneer je mens bent, welke rechten je hebt en wanneer die door de overheid erkend moeten worden.

De wijziging van de Wet basisregistratie personen is voor een belangrijk deel ingegeven door de wens van ouders dat het bestaan van ieder kind door de overheid erkend wordt, ook als kinderen na een - al dan niet voldragen - zwangerschap levenloos ter wereld zijn gekomen. Elk jaar zijn er ongeveer 20.000 miskramen in Nederland. Daar gaat een wereld van verdriet achter schuil. Met het wetsvoorstel zegt de overheid samen met de ouders dat al het leven een naam mag hebben, ook al voor de geboorte.

De wet kent geen leeftijdsgrens. Of het kindje nu na 8 weken of na 8 maanden zwangerschap ter wereld is gekomen, registratie is mogelijk. Deze wetswijziging heeft voor ouders een grote persoonlijke en emotionele lading. Het is veelzeggend dat beide Kamers unaniem hebben ingestemd met het wetsvoorstel. Dat sinds februari al 5.000 levenloos geboren kinderen zijn geregistreerd, laat zien dat de wet voorziet in een grote behoefte. Hopelijk kan het leed van ouders hiermee een beetje verzacht worden.

De mogelijkheid om een levenloos geboren kind ook in het geval van een abortus in te schrijven in de gemeentelijke basisadministratie, past volgens mij binnen de grenzen van de nieuwe wetgeving. Het kan waardevol zijn voor ouders en een belangrijke bijdrage leveren aan de verwerking na een abortus. Tegelijkertijd denk ik dat weinig mensen voorzien hebben dat ook vrouwen die hebben gekozen voor een abortus van deze mogelijkheid gebruik maken.

Dat zij dit nu wel doen, laat duidelijk zien waar het ongemakkelijk wordt. De overheid geeft namelijk tegenovergestelde signalen af ten aanzien van de waarde en de rechten van het ongeboren leven. Enerzijds is het in ons land mogelijk om een zwangerschap tot 24 weken te beëindigen. Anderzijds is nu wettelijk mogelijk gemaakt dat bijvoorbeeld een 12 weken oude foetus wordt erkend als levenloos geboren kind en een naam krijgt.

Wat mij betreft heeft al het leven intrinsieke waarde, ook het ongeboren leven. Over dit uitgangspunt ga ik graag het gesprek aan. Want het fundamenteel opnieuw doordenken van het prilste begin van een mensenleven is gewenst nu de samenleving zo breed de waarde van het leven voor de geboorte erkent in de nieuwe wet. Wanneer ontstaat leven? Is een kind pas een kind als de ouders dat zo vinden of is er altijd een intrinsieke waarde? Wanneer ben je mens? Welke rechten heb je dan en hoe kan de overheid die rechten beschermen? Dat zijn geen gemakkelijke vragen, maar het zijn wel de vragen waarover we nu met elkaar moeten nadenken.

Dit opiniestuk verscheen ook op 26 april in Trouw