Vragen en antwoorden – noodmaatregelen voor kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee

Met dank overgenomen van Europese Commissie (EC) i, gepubliceerd op dinsdag 23 juli 2019.

Waarom neemt de Commissie noodmaatregelen?

Wetenschappers hebben onlangs geconstateerd dat het bestand er veel slechter aan toe is dan verwacht. Het bevindt zich al twee jaar onder de biologisch veilige grenzen en dat zal ten minste op middellange termijn zo blijven, zelfs als er niet op wordt gevist. Alle lidstaten in de regio zijn betrokken bij de visserij op het bestand, dat in de Oostzee wijdverspreid is. Eerder dit jaar had de Commissie de lidstaten verzocht actie te ondernemen. Sommige lidstaten hebben daar gehoor aan gegeven, andere niet. In het licht van de meest recente wetenschappelijke beoordeling heeft de Commissie, gezien de urgentie, besloten actie te ondernemen op EU-niveau.

Over welke maatregelen gaat het?

Gerichte kabeljauwvisserij wordt verboden in gebieden waar kabeljauw uit de oostelijke Oostzee voorkomt, d.w.z. de ICES-gebieden 24-26. Omgekeerd wordt geen verbod opgelegd in gebieden met weinig kabeljauw uit het oostelijke deel van de Oostzee, d.w.z. de ICES-gebieden 27-32 en de ondiepe kustwateren van gebied 24.

De Commissie heeft evenredige maatregelen voorgesteld, met afwijkingen voor bijvangsten in twee soorten visserij. Pelagische visserijen gaan gepaard met zeer geringe onvermijdbare bijvangsten van kabeljauw, die niet aan boord kunnen worden gesorteerd. Dergelijke visserijen worden dan ook van het verbod vrijgesteld, omdat zij anders volledig zouden moeten worden stopgezet. Ook in kleinschalige kustvisserijen waarbij met passief vistuig wordt gevist op voornamelijk platvis zoals schol, bot en tarbot, wordt wat kabeljauw als bijvangst bovengehaald. Die vissers moeten een deel van zulke bijvangsten kunnen aanlanden en worden dus van het verbod vrijgesteld. Die bijvangsten moeten echter tot een minimum worden beperkt en de totale visserijinspanning mag niet toenemen. Daarom worden de toegestane bijvangsten beperkt tot 10% van de vangsten. Ook moet het aantal vaartuigen dat dergelijke bijvangsten mag aanlanden, stabiel blijven ten opzichte van de laatste 18 maanden.

De visserijen die onder het verbod vallen maar waarvoor geen afwijking geldt, moeten alle vangsten van kabeljauw uit het oostelijke deel van de Oostzee teruggooien.

Op welke gronden kan de Commissie deze drastische maatregelen nemen?

Volgens artikel 12 van de verordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (Verordening (EU) nr. 1380/2013) kan de Commissie, om dwingende redenen van urgentie, noodmaatregelen nemen als er aanwijzingen zijn dat de instandhouding van een bestand ernstig in gevaar komt. In dezelfde lijn bepaalt het meerjarenplan voor de visserij in de Oostzee dat de EU herstelmaatregelen moet nemen wanneer de biomassa van een bestand onder de veilige biologische grenzen ligt. Die maatregelen kunnen inhouden dat de gerichte visserij wordt opgeschort en dat de lidstaten en/of de Commissie noodmaatregelen nemen.

Het is al juli, waarom heeft de Commissie niet al eerder in het jaar noodmaatregelen genomen?

De Commissie kan alleen optreden op basis van wetenschappelijke gegevens. Die zijn in dit geval door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) gepubliceerd op 29 mei, waarna de Commissie snel actie heeft ondernomen.

Volgens de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) is de impact van de noodmaatregelen miniem. Is het dan wel de moeite waard om noodmaatregelen voor 2019 vast te stellen?

De ICES verwacht dat, als nu noodmaatregelen worden genomen, de biomassa van het bestand in 2020 ongeveer 4% hoger zal liggen dan wanneer geen actie wordt ondernomen. Zonder maatregelen schat de ICES dat de biomassa van het bestand in 2020 met 2% zal zijn gedaald. De ICES stelt ook duidelijk dat “bevissing, in welke mate dan ook, gericht is op de kleine resterende hoeveelheden kabeljauw van commercieel formaat (> 35 cm) en bijgevolg de structuur van het bestand en het voortplantingsvermogen aantast”. Wachten is dan ook geen optie en zou de uitgangspositie in 2020 alleen maar erger maken.

Volgens de ICES is de sterfte van kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee vooral te wijten aan andere factoren dan de visserij. Wat is dan nog het nut van een sluiting van de visserij?

Volgens ramingen van de ICES ligt de natuurlijke sterfte, die wordt veroorzaakt door andere factoren dan de visserij, inderdaad ongeveer drie keer zo hoog als de visserijsterfte. Er is dan ook duidelijk behoefte aan een bredere aanpak op lange termijn. Dit vormt echter geen excuus om niet op te treden tegen de factor die we volledig in de hand hebben en die in de loop der jaren heeft bijgedragen aan de huidige situatie, namelijk visserij.

Het kabeljauwbestand heeft behoefte aan maatregelen voor de lange termijn. Wat gebeurt er na het aflopen van de noodmaatregelen aan het einde van het jaar?

De situatie van het kabeljauwbestand in het oostelijke deel van de Oostzee vraagt inderdaad om een brede aanpak op lange termijn. Volgens de bestaande wetgeving kunnen noodmaatregelen slechts maximaal zes maanden worden toegepast, waarna ze eenmaal met nog eens ten hoogste zes maanden kunnen worden verlengd als nog steeds aan de voorwaarden wordt voldaan.

Wat de visserij betreft, voorziet het bestaande meerjarenplan uit 2016 in de nodige regels voor de langere termijn. Zolang een bestand zich niet binnen de biologisch veilige grenzen bevindt, moeten passende herstelmaatregelen worden genomen met het oog op een snelle terugkeer van het bestand naar biologisch veilige niveaus. Zolang dat niet het geval is, moeten de jaarlijkse quota in het onderste deel liggen van de op wetenschappelijk advies gebaseerde bandbreedtes, en moeten verdere herstelmaatregelen worden genomen. Voorbeelden van aanvullende maatregelen zijn een verdere verlaging van het quotum, seizoensgebonden of permanente sluitingen, en wijzigingen van de toegestane soorten vistuig of visserijtechnieken.

Hoeveel vloten en vaartuigen worden door deze noodmaatregelen getroffen?

Alle lidstaten aan de Oostzee nemen - in verschillende mate - deel aan de visserij op kabeljauw uit het oostelijke deel van de Oostzee. De noodmaatregelen hebben ook betrekking op de gebieden met een belangrijke aanwezigheid van kabeljauw in het zuidelijke deel van de Oostzee. De totale economische impact is naar verwachting gematigd, omdat de algehele afhankelijkheid van kabeljauw uit het oostelijke deel van de Oostzee laag is. Er zijn echter grote verschillen tussen de lidstaten onderling en tussen de verschillende vlootsegmenten. De gevolgen zullen zich vooral laten voelen in voornamelijk op kabeljauw gerichte visserijen die onvoldoende flexibel zijn om zich te heroriënteren en die al te kampen hebben met structurele problemen.

Kunnen de vissers worden gecompenseerd voor hun economische verliezen?

Het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) voorziet in de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden en binnen bepaalde grenzen de economische verliezen te compenseren die het gevolg zijn van de tijdelijke onmogelijkheid om te vissen (de zogenaamde “tijdelijke stopzetting”). Wie niet kan vissen als gevolg van noodmaatregelen van een lidstaat of van de Commissie, komt in aanmerking voor de compensatieregeling.

MEMO/19/4150

 

Contactpersoon voor de pers:

Voor het publiek: Europe Direct per telefoon 00 800 67 89 10 11 of e-mail