Improved rail passenger rights adopted by Council

Met dank overgenomen van Raad van de Europese Unie (Raad) i, gepubliceerd op maandag 25 januari 2021.

Een hervorming van de rechten van treinreizigers in de EU i betekent betere rechten voor álle reizigers, en met name mensen met een handicap of beperkte mobiliteit. Ook het vervoeren van fietsen per trein wordt eenvoudiger. De Raad heeft vandaag de herziene regels aangenomen. Ze betreffen verder onder meer aangescherpte bepalingen over vervoer langs een andere route en doorgaande tickets, die meer bescherming bieden in geval van gemiste aansluitingen.

Deze verordening verbetert de toegankelijk­heid van personen met beperkte mobiliteit. Infrastructuur­beheerders en spoorweg­ondernemingen zullen aanpassingen moeten doorvoeren, zodat hun diensten geleidelijk aan toegankelijk worden voor iedereen. Nog een doorbraak is de verplichting om plaats voor fietsen te bieden in treinen, die normaal gesproken geen "deur-tot-deurdiensten" kunnen leveren. De integratie van zachte vervoers­wijzen zal de mobiliteit van passagiers verbeteren en trein­vervoer aantrekkelijker maken.

Pedro Nuno Santos, minister van Infra­structuur en Huis­vesting van Portugal en voorzitter van deze Raad

Belangrijkste wijzigingen ten opzichte van huidige regels

Reizigers zullen een uitgebreidere bescherming genieten voor een groter aantal verschillende spoorweg­diensten. Dat komt omdat veel uitzonderingen die volgens de huidige verordening toegelaten zijn, geleidelijk worden geschrapt.

De rechten van personen met een handicap of beperkte mobiliteit worden versterkt. De huidige uitzonderingen voor regionale treinen in verband met deze reizigers, zullen in 2023 namelijk volledig zijn afgeschaft. Vanaf dat moment geldt het recht op bijstand bij het in- en uitstappen voor alle regionale treinen en lange­afstands­treinen in de EU, mits opgeleid personeel aanwezig is. Andere verbeteringen zijn: het recht om in de trein een vervoers­bewijs te kopen als er geen toegankelijk alternatief is om dat van tevoren te doen, betere informatie­verstrekking, opleiding van personeel en duidelijkere compensatie­regels bij verlies van of schade aan mobiliteits­hulpmiddelen. De termijn voor het aanvragen van bijstand wordt teruggebracht van ten minste 48 uur naar 24 uur. Vrijwillige regelingen om de kennisgevings­termijn verder te verkorten worden aangemoedigd.

Ter bevordering van de groene mobiliteit zullen reizigers gemakkelijker hun fiets aan boord kunnen meenemen. Spoorwegondernemingen worden verplicht fiets­ruimtes te installeren en reizigers op de hoogte te brengen van de beschikbare capaciteit. Ten minste 4 plaatsen voor fietsen per trein wordt de algemene regel. Spoorweg­ondernemingen kunnen na raadpleging van het publiek tot een ander aantal besluiten op basis van de soort dienst, de omvang van de trein en de te verwachten vraag naar fietsen­vervoer. Is de vraag groter, dan kunnen de lidstaten het aantal plaatsen ook verhogen. De eisen inzake fietsplaatsen gelden wanneer een spoorweg­onderneming nieuw rollend materieel bestelt, of ouder rollend materieel ingrijpend vernieuwt.

Spoorweg­ondernemingen zullen worden aangemoedigd om het aanbod van doorgaande tickets uit te breiden. Dit zijn enkele vervoer­bewijzen die geldig zijn voor alle opeen­volgende deel­trajecten van een reis. Ze geven recht op vervoer langs een andere route en terugbetaling in geval van vertragingen of gemiste aansluitingen. Het aanbieden van doorgaande tickets zal verplicht zijn als aansluitende trein­verbindingen door dezelfde spoorweg­onderneming worden verzorgd - bijvoorbeeld bij een reis met overstap van een regionale naar een lange­afstands­verbinding.

Reizigers moet duidelijk worden meegedeeld of de vervoer­bewijzen die in één enkele transactie zijn gekocht, samen een doorgaand ticket vormen. Anders wordt er voor de aansprakelijkheid van de spoorweg­onderneming van uitgegaan dat die vervoerbewijzen doorgaande tickets zijn.

In de nieuwe regels zal de bescherming van reizigers in geval van vervoer langs een andere route naar hun eind­bestemming worden verduidelijkt en uitgebreid. De spoorwegexploitant moet de reiziger in alle omstandigheden langs een andere route proberen te vervoeren - ook wanneer daarvoor andere vervoers­wijzen nodig zijn. Slaagt de exploitant er niet in de beschikbare opties binnen 100 minuten aan de reiziger mee te delen, dan mag deze op eigen initiatief gebruik­maken van alternatief openbaar vervoer over land, en moet de spoorweg­onderneming de kostprijs daarvan terug­betalen.

De minimale vergoeding voor vertragingen blijft ongewijzigd (25% van de prijs van het vervoerbewijs voor een vertraging van 60 tot en met 119 minuten, en 50% voor een vertraging van 120 minuten of meer).

Een overmachtsclausule in verband met een vergoeding voor vertraagde trein­diensten zal zorgen voor juridische duidelijkheid en meer gelijkheid met andere vervoerswijzen, waarvoor deze clausules reeds bestaan. Spoorweg­ondernemingen zullen geen vergoeding hoeven te betalen voor vertragingen of annuleringen in omstandig­heden die zij niet hadden kunnen vermijden - zoals extreme weers­omstandig­heden, grote natuur­rampen of grote volksgezondheids­crises, waaronder pandemieën. Stakingen van spoorwegpersoneel vallen niet onder deze vrijstelling. Bovendien zal ook in geval van overmacht de verplichting van het vervoer langs een andere route gelden.

De verordening stelt een minimumniveau van bescherming vast, maar het staat spoorweg­ondernemingen vrij - en ze worden hierin aangemoedigd - om strengere regels ter bescherming van de rechten van reizigers in te voeren.

Werkwijze

Met de stemming heeft de Raad zijn standpunt in eerste lezing bepaald. De wetgevingstekst moet nu door het Europees Parlement in tweede lezing worden aangenomen alvorens in het Publicatieblad van de EU te worden bekendgemaakt. De herziene verordening zal 20 dagen na de bekendmaking ervan in werking treden. Zij wordt 2 jaar later van toepassing, behalve de voorschriften over plaatsen voor fietsen, die 4 jaar na de inwerking­treding van toepassing worden.

Voorafgaand aan de formele aanneming hadden het voorzitter­schap van de Raad en het Europees Parlement op 1 oktober 2020 een voorlopig akkoord over de tekst bereikt. De overeengekomen tekst werd door het Comité van permanente vertegenwoordigers op 21 oktober 2020 bevestigd.

Naar de bladzijde "Vergaderingen"


1.

Relevante EU dossiers