Richtlijn toereikende minimumlonen in de Europese Unie - Hoofdinhoud
De Europese Commissie i wil ervoor zorgen dat werknemers beschermd worden door toereikende minimumlonen, ongeacht waar ze werken in de Europese Unie i. De Commissie heeft eind oktober 2020 een voorstel gedaan voor een richtlijn i die dit regelt. Dit voorstel is onderdeel van een van de speerpunten van het programma van Commissie-Von der Leyen i: het versterken van de sociale markteconomie. De richtlijn bevat minimumvoorschriften die moeten zorgen voor een toereikend wettelijk minimumloon in lijn met het nationaal recht en/of collectieve arbeidsovereenkomsten. Hoewel in alle 27 lidstaten i van de EU momenteel een minimumloon bestaat, is dit vaak te laag in vergelijking met andere lonen, of onvoldoende om een waardig leven te kunnen leiden. Te veel mensen leven dan ook onder de armoedegrens door een te laag minimumloon.
Om te toetsen of hun wettelijke minimumlonen daadwerkelijk voldoende zijn, mogen de lidstaten een pakket van goederen en diensten die nodig zijn om fatsoenlijk te leven als voorbeeld nemen en aan de hand hiervan vaststellen of het haalbaar is met het minimumloon dat ze in gedachten hadden. Landen mogen ook het minimumloon vaststellen op 60 procent van het mediaan brutoloon en 50 procent van het gemiddelde brutoloon. EU-landen zoals Denemarken, Italië, Cyprus, Oostenrijk, Finland en Zweden, waar het minimumloon uitsluitend via collectieve arbeidsovereenkomsten (cao's) wordt beschermd, hoeven deze regels niet in te voeren. Als de cao's echter minder dan 80 procent van de werknemers in een van deze landen beschermen, dan moet dit land zorgen voor een actieplan om dat percentage te verhogen.
Het voorstel van de Commissie voor de richtlijn voor toereikende minimumlonen is op 14 september 2022 goedgekeurd door het Europees Parlement. In juni 2022 bereikten het Parlement en de Raad al een voorlopig akkoord over de richtlijn. Op 4 oktober 2022 gaf de Raad vervolgens groen licht. De lidstaten hebben nu twee jaar de tijd om deze in nationaal recht om te zetten. Na vijf jaar zal de Commissie de richtlijn evalueren.
Inhoudsopgave
Toereikendheid van wettelijke minimumlonen
Lidstaten met wettelijke minimumlonen wordt verzocht een procedureel kader in te stellen om deze minimumlonen aan de hand van duidelijke criteria vast te stellen en aan te passen. Het wettelijk minimumloon wordt ten minste om de 2 jaar aangepast (of, voor landen die gebruikmaken van een automatisch indexeringsmechanisme, ten minste om de 4 jaar). De richtlijn schrijft de lidstaten echter geen specifieke ondergrens voor het minimumloon voor.
Bevordering van collectieve onderhandelingen over loonvorming
Een van de doelstellingen van de richtlijn is om ervoor te zorgen dat er voor meer werknemers collectieve onderhandelingen over loonvorming komen. Om dat doel te bereiken moeten landen ervoor zorgen dat sociale partners beter in staat zijn om collectieve onderhandelingen aan te gaan. Wanneer de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen bijvoorbeeld lager is dan 80%, moeten de lidstaten een actieplan opstellen om dat percentage te verhogen. Het actieplan moet een duidelijk tijdschema en specifieke maatregelen bevatten om de dekkingsgraad te verhogen.
Daadwerkelijke toegang tot bescherming door minimumlonen
In de richtlijn staat dat de lidstaten maatregelen moeten nemen om de toegang van werknemers tot bescherming door wettelijke minimumlonen te verbeteren. Het kan gaan om controles door arbeidsinspecties, gemakkelijk toegankelijke informatie over de bescherming door minimumlonen en het versterken van de capaciteit van handhavingsautoriteiten om maatregelen te nemen tegen werkgevers die zich niet aan de regels houden.
Het minimumloon is in sommige landen zo laag dat het niet voldoende is om fatsoenlijk van te kunnen leven. Daarom stelt de Commissie dat er ook afspraken gemaakt moeten worden over de hoogtes van de minimumlonen, bij voorkeur ongeveer 60 procent van wat er gemiddeld wordt verdiend in een land.
Als minimumlonen op een toereikend niveau worden vastgesteld, levert dat volgens de Commissie vele voordelen op. Betere arbeids- en levensomstandigheden – onder meer dankzij toereikende minimumlonen – komen uiteindelijk zowel de werknemers als de bedrijven in de Europese Unie ten goede en dragen bij aan een eerlijke arbeidsmarkt, verbetering van de productiviteit en economische en sociale vooruitgang, aldus de Commissie.
Afgezien van een positief sociaal effect, zou het ook de loonongelijkheid verminderen en meer stimulans bieden voor mensen om te gaan werken. Daarnaast helpen minimumlonen met het bestrijden van de loonkloof tussen mannen en vrouwen, aangezien vrouwen vaker dan mannen een minimumloon verdienen. Ook verbetert het de eerlijke concurrentieposit
ie van werkgevers die hun werknemers nu al fatsoenlijke lonen betalen. Wanneer de plannen van de Europese Commissie in alle landen worden opgevolgd, kunnen tien à twintig miljoen werknemers meer gaan verdienen volgens de berekeningen in het voorstel van de Commissie.
In het voorstel van de Commissie is opgenomen dat lidstaten niet verplicht zijn om een wettelijk minimumloon in te voeren; er wordt dan ook geen gemeenschappelijk minimumloon ingevoerd. Wel geeft de Commissie zogenoemde indicatoren voor lidstaten om te gebruiken bij het vaststellen van minimumlonen. Daarnaast pleit de Commissie met de richtlijn voor een betere handhaving en een invoering van een jaarlijkse verplichting voor alle lidstaten om te melden hoe hun minimumlonen tot stand zijn gekomen. De lidstaten mogen wel zelf bepalen hoe ze de richtlijn uitwerken, met het oog op de specifieke situaties in hun eigen land. Het voorstel van de Commissie voor een richtlijn toereikende minimumloon is daarmee in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel i.
De Commissie stelt de volgende aanpassingen voor: in de lidstaten waar minder dan 70 procent van de lonen het resultaat is van collectieve onderhandelingen door sociale partners, wordt de lidstaten gevraagd een actieplan te presenteren om collectieve onderhandelingen te bevorderen. De lidstaten die wel een wettelijk minimumloon handhaven worden daarnaast geacht heldere criteria op te stellen voor het vast- en bijstellen van wettelijke minimumlonen. Hierbij verwacht de Commissie sterkere betrokkenheid van de sociale partners en beperkt gebruik van variaties en inhoudingen bij de vaststelling van het wettelijk minimumloon.
Eind september 2022 riep de Commissie de lidstaten op hun regelingen inzake minimuminkomen te moderniseren. Dit zou moeten gebeuren door
-
-voor toereikendere inkomenssteun te zorgen;
-
-het bereik en het gebruik van het minimuminkomen te verbeteren;
-
-de toegang tot inclusieve arbeidsmarkten, ondersteunende en essentiële diensten te verbeteren.
Europees Parlement
Het Europees Parlement verwelkomde het voorstel van de Europese Commissie en noemde het een belangrijke stap om te kunnen garanderen dat iedereen een waardig bestaan kan leiden en kan deelnemen aan de maatschappij in de gehele Europese Unie. Het EP benadrukte dat werkgevers geen kosten zouden moeten aftrekken van het minimumloon, zoals voor accommodatie, werkkleding, gereedschap, persoonlijke beschermingsmiddelen en andere uitrusting.
Op 25 november 2021 stemde het EP in met aangepaste richtlijnen, die als uitgangspunt dienden bij de onderhandelingen met de lidstaten over de richtlijn. Met betrekking tot de collectieve onderhandelingen in de lidstaten is uiteindelijk een dekkingsgraad van 80 procent overeen gekomen, nadat het EP niet instemde met een dekkingsgraad van 70 procent.
Lidstaten
Het voorstel van de Commissie werd destijds niet door alle lidstaten positief ontvangen. Verschillende landen vonden dat de Commissie zich hiermee te veel bemoeit met nationale zaken en zien de voorgestelde richtlijn als een aantasting van nationale bevoegdheden. Onder andere Bulgarije twijfelde of het voorstel in lijn is met het proportionaliteitsbeginsel i van de EU. Ook de noordelijke lidstaten zagen problemen wat betreft de bevoegdheid van de EU met deze richtlijn. Denemarken en Zweden vonden het voorstel in strijd met het subsidiariteitsbeginsel en hebben een subsidiariteitsbezwaar i ingediend tegen het voorstel. Uiteindelijk zijn de lidstaten tot concessies en compromissen gekomen en is het voorstel ook door de Raad van de EU goedgekeurd.
Raad van de EU
De Raad van de EU gaf groen licht aan een richtlijn over de toereikendheid van de wettelijke minimumlonen en sprak uit dat het zo bijdraagt tot fatsoenlijke arbeids- en leefomstandigheden voor werknemers in Europa. Minimumlonen en collectieve loonvorming zijn volgens de Raad krachtige instrumenten om ervoor te zorgen dat alle werknemers een loon verdienen waarmee een fatsoenlijke levensstandaard binnen handbereik ligt.
De Eerste en Tweede Kamer hebben de Europese bijdrage aan meer gelijkheid op sociaaleconomisch gebied in de Europese Unie als prioritair verklaard. Dit houdt in dat het kabinet extra aandacht heeft voor (onder andere) deze richtlijn. Momenteel is het voorstel van de Europese Commissie in behandeling bij de commissies in de Eerste en Tweede Kamer.
Zoals genoemd bestaat er in Nederland al een wettelijk minimumloon voor werknemers vanaf 21 jaar. Het kabinet heeft aangegeven de vaststelling van de hoogte van het minimumloon als een nationale bevoegdheid te zien en benadrukte daarom het feit dat dit voorstel van de Commissie een richtlijn is en niet bindend is. Deze bestaande bevoegdheidsverdeling tussen de EU en de lidstaten moet dan ook gerespecteerd blijven. Wat betreft het subsidiariteitsprincipe beoordeelde het kabinet het voorstel positief, wat betreft proportionaliteit was het kabinet echter deels negatief. Dit oordeel kwam voort uit de keuze van de Commissie voor een richtlijn als instrument. Een aanbeveling i was volgens het kabinet een geschikter instrument geweest. Het kabinet was wel positief over het feit dat de richtlijn voldoende ruimte laat voor de lidstaten om zelf invulling te geven aan regels rondom het wettelijk minimumloon.
Het kabinet was verder van mening dat om de toereikendheid van minimumlonen te beoordelen niet alleen naar het bruto loon in verhouding tot het meest voorkomende of gemiddelde bruto inkomen gekeken moet worden. Nederland heeft getracht in de onderhandelingen in te brengen dat er een indicator moet komen die kijkt naar netto minimumlonen.
Nu het Europees Parlement en de Raad de richtlijn hebben goedgekeurd, hebben de lidstaten twee jaar de tijd om deze in nationaal recht om te zetten. Na vijf jaar zal de Commissie de richtlijn evalueren.