Toepassing van het EU-recht in 2020: Bescherming van onze gemeenschappelijke regels en waarden tijdens een pandemie

Met dank overgenomen van Europese Commissie (EC) i, gepubliceerd op vrijdag 23 juli 2021, 14:00.

De Europese Commissie heeft vandaag het jaarverslag over de controle op de toepassing van het EU-recht goedgekeurd. Daarin wordt beschreven hoe de Commissie in 2020 de toepassing van het EU-recht heeft gemonitord en dat recht heeft gehandhaafd, en hoe de lidstaten op verschillende beleidsterreinen hebben gepresteerd. In het verslag wordt rekening gehouden met de uitbraak van de COVID-19-pandemie. Ook wordt uitgelegd welke maatregelen de Commissie heeft genomen om de rechten, vrijheden en bestaanszekerheid van mensen en bedrijven in de hele Unie te beschermen.

In totaal heeft de Commissie in 2020 903 nieuwe inbreukprocedures ingeleid. Dit is een stijging van 13 % ten opzichte van 2019, toen het aantal nieuwe zaken 797 bedroeg. Wat de lijst van het aantal nieuwe procedures wegens onjuiste omzetting of verkeerde toepassing van het EU-recht betreft, stonden Denemarken, Finland, Ierland en Nederland in 2020 onderaan en Bulgarije, Italië, Malta en Griekenland bovenaan.

Handhaving van de EU-wetgeving tijdens een pandemie

De doeltreffende handhaving van het EU-recht is belangrijk voor de Europese burgers omdat zij mede daardoor gebruik kunnen maken van de rechten en voordelen die het EU-recht hun biedt. Dit is des te duidelijker geworden tijdens de uitbraak van de COVID-19-pandemie, die een duidelijke impact had op de toepassing van het EU-recht. Zo voerden veel lidstaten unilateraal uitvoerbeperkingen in voor geneesmiddelen, beschermingsmiddelen en andere voor COVID-19 relevante producten. Waar nodig heeft de Commissie deze beperkingen aangepakt met spoedeisende inbreukprocedures. De Commissie heeft ook inbreukprocedures ingeleid tegen 11 lidstaten wegens het niet beschermen van de rechten van consumenten die pakketreizen hebben gekocht en geen passende compensatie hebben ontvangen nadat hun reis wegens COVID-19 was geannuleerd.

Hoewel de Commissie heeft gezocht naar manieren om de lasten voor de lidstaten bij de behandeling van inbreukprocedures te verlichten (bijvoorbeeld door langere antwoordtermijnen toe te passen), is de correcte toepassing van het EU-recht van het allergrootste belang, óók in tijden van crisis.

Prioritering van beleidsterreinen die belangrijk zijn voor het dagelijks leven van de Europeanen

De Commissie is in 2020 op alle beleidsterreinen strikt blijven waken over de toepassing van de EU-regels. Zij deed dat in de eerste plaats op gebieden waar de impact op het dagelijks leven van burgers en bedrijven het grootst is, zoals milieu, mobiliteit en vervoer, en energie. De helft van alle nieuwe zaken speelde op deze beleidsterreinen. Zo heeft de Commissie actie tegen lidstaten ondernomen vanwege niet-naleving van het EU-recht op het gebied van schone lucht en schoon drinkwater, het recht van reizigers op terugbetaling van geannuleerde reizen en veilig vervoer.

De handhaving van het EU-recht staat of valt met samenwerking. Daarom biedt de Europese Commissie de lidstaten door middel van sturing en dialoog actieve ondersteuning bij de uitvoering van het EU-recht. In 2020 publiceerde de Commissie een aantal specifieke richtsnoeren voor de verschillende beleidsterreinen. Het ging daarbij onder meer om EU-noodhulp bij grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van gezondheidszorg, gezondheid en veiligheid op het werk, passagiersrechten, luchtvaartveiligheid en een gecoördineerde economische respons op de COVID-19-uitbraak.

Terugdringen van te late omzetting van EU-richtlijnen

Burgers en bedrijven kunnen alleen ten volle gebruikmaken van de voordelen van het EU-recht als de lidstaten de Europese richtlijnen binnen de afgesproken termijnen in nationaal recht omzetten.

Meer dan de helft van alle inbreukprocedures in 2020 had te maken met de te late omzetting van richtlijnen. Dat aantal is fors toegenomen, van 406 in 2019 tot 599 in 2020. Ter vergelijking: in de afgelopen vijf jaar was 2016 het jaar met de meeste nieuwe zaken wegens te late omzetting (847). De Commissie is de lidstaten bij de tijdige en correcte omzetting blijven helpen aan de hand van richtsnoeren, speciale websites en de uitwisseling van beste praktijken tijdens vergaderingen van deskundigengroepen en workshops.

In de lijst van het aantal nieuwe zaken wegens te late omzetting stonden het Verenigd Koninkrijk*, Portugal, België en Cyprus bovenaan en Denemarken, Zweden, Ierland, Litouwen, Malta en Nederland onderaan.

Achtergrond

Naar aanleiding van een verzoek van het Europees Parlement brengt de Commissie sinds 1984 jaarlijks verslag uit over de controle op de toepassing van het EU-recht in het voorgaande jaar. Het Europees Parlement neemt vervolgens een resolutie aan over het verslag van de Commissie.

De Commissie geeft prioriteit aan problemen waarbij haar handhavingsmaatregelen werkelijk een verschil kunnen maken en voordelen opleveren voor burgers en bedrijven. In het kader van de bevoegdheidsverdeling tussen de Europese instellingen draagt de Commissie de algemene verantwoordelijkheid voor het initiëren van het wetgevingsproces. De Raad en het Europees Parlement beslissen over de voorstellen van de Commissie. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de tijdige en correcte toepassing, uitvoering en handhaving van het EU-recht in hun nationale rechtsorde. De Commissie maakt de cirkel rond: zodra haar voorstellen zijn goedgekeurd en EU-recht zijn geworden, ziet zij erop toe dat de lidstaten dit recht correct toepassen en neemt zij maatregelen indien dit niet het geval is.

Meer informatie

Jaarverslag over de uitvoering van het EU-recht op nationaal niveau

Website over het jaarverslag over de uitvoering van het EU-recht op nationaal niveau

Factsheet EU28

  • * 
    Op 1 februari 2020 is het terugtrekkingsakkoord met regelingen voor de ordelijke terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie in werking getreden en is het Verenigd Koninkrijk formeel een derde land geworden. Het terugtrekkingsakkoord voorzag in een overgangsperiode die op 1 februari 2020 begon en op 31 december 2020 afliep. Tijdens die overgangsperiode bleef het recht van de Unie, met inbegrip van inbreukprocedures, van toepassing op en in het VK, tenzij anders bepaald. Met de term “lidstaten” in het verslag wordt dus ook het Verenigd Koninkrijk bedoeld.