BWBR0045731 NL - wet
Wijzigingswet Burgerlijk Wetboek Boek 2 (evenwichtiger maken verhouding aantal mannen en vrouwen in het bestuur en de raad van commissarissen van grote naamloze en besloten vennootschappen)

Deze wet werd op 29 september 2021 ondertekend en op 26 oktober 2021 gepubliceerd (Stb. 2021, 495).

 
Deze wet is gebaseerd op de overweging, dat het wenselijk is de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen in het bestuur en de raad van commissarissen van grote naamloze en besloten vennootschappen evenwichtiger te maken en dat daartoe Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dient te worden gewijzigd.

1.

Oorspronkelijk wetsvoorstel


2.

Wijzigingen van deze regeling

Ingelogde gebruikers zien hier de in werking getreden en de nog niet in werking getreden wijzigingen van deze wet, alsmede de nog bij de Tweede of de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstellen die deze wet beogen te wijzigen.

3.

Geldende tekst

Wet van 29 september 2021 tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het evenwichtiger maken van de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen in het bestuur en de raad van commissarissen van grote naamloze en besloten vennootschappen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen in het bestuur en de raad van commissarissen van grote naamloze en besloten vennootschappen evenwichtiger te maken en dat daartoe Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dient te worden gewijzigd;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

[Red: Wijzigt het Burgerlijk Wetboek Boek 2.]

Artikel II

Vijf jaar na inwerkingtreding wordt deze wet geëvalueerd.

Artikel IIb

In onderdelen B en D van artikel I zijn de voorgestelde artikelen 166 lid 4 en 276 lid 4 van toepassing op boekjaren die zijn aangevangen op of na 1 januari van het jaar waarin deze wet in werking treedt.

Artikel III

  • 1 Deze wet, met uitzondering van artikel IIA, treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en vervalt acht jaar na de datum van inwerkingtreding van de wet.
  • 2 Artikel IIA treedt in werking acht jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 29 september 2021

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming,

  • S. 
    Dekker

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

I.K. van Engelshoven

Uitgegeven de zesentwintigste oktober 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

4.

Tekst op wetten.overheid.nl

5.

Wetstechnische informatie