Bijdrage debat uithuisplaatsingen

Met dank overgenomen van W.P.H.J. (René) Peters i, gepubliceerd op donderdag 12 mei 2022.

Vandaag sprak de Tweede Kamer over problemen met uithuisplaatsingen. Dit was mijn bijdrage:

Het is geen nieuwe maar wel een treurige conclusie. Armoede en geldproblemen spelen een rol in 40% van de meldingen bij de Raad voor de Kinderbescherming. Het is een van de grootste risicofactoren bij opvoedmoeilijkheden. Dat schreef de Raad in 2016. Maar eigenlijk weten we eigenlijk al honderd jaar. Als geldproblemen de oorzaak zijn van opvoedstress, dan is screenen op kindermishandeling niet de oplossing. Hulp bij bestaanszekerheid wel. Dat geldt voor kinderen van toeslagenouders. Dat geldt voor iedereen. Mijn oproep aan het kabinet is: neem de oorzaak van opvoedstress bij deze mensen weg. Werk aan een oplossing voor bestaanszekerheidsproblemen. Niet alleen voor gezinnen die in de problemen zijn gekomen door het schandaal met de toeslagen. Maar voor alle gezinnen binnen de jeugdbescherming. Eerst dit. Dan integrale hulp er in. Dus hulp het gezin in, en niet het kind er uit.

Keer op keer hoor ik dat uithuisplaatsingen van kinderen enkel vanwege schulden en ellende van ouders, eigenlijk uitgesloten zouden zijn. Maar onderschrijft de minister de stelling dat een uithuisplaatsing veel te vaak een armzalige oplossing voor arme mensen is? En is de minister het met het CDA eens dat hulp bij bestaanszekerheidsproblemen ongelofelijk veel leed kan besparen. En nog veel goedkoper is ook. En kan de minister uitleggen waarom dat niet op grote schaal gebeurt?

Ik geloof de minister wanneer hij stelt dat er hard gewerkt wordt aan een oplossing voor de kinderen van toeslagenouders. Al gaat dat nooit snel genoeg. Maar het probleem is groter. Als er oplossingen gevonden kunnen worden voor kinderen van toeslagenouders, dan kunnen er oplossingen gevonden worden voor alle gezinnen waarbij bestaanszekerheidsproblemen de grote achterliggende oorzaak van opvoedstress is. Is de minister bereid daar voor te zorgen? Graag een harde toezegging van de minister.

De Jeugdbeschermingsketen is de meest dure en ingewikkelde rotonde van Nederland. Van een melding bij veilig thuis, via de raad van de kinderbescherming en de jeugdrechter naar de gecertificeerde instelling, de gespecialiseerde jeugdhulp en dan het wijkteam. Enorme werkdruk, steeds wisselend personeel, veel kans op fouten die al dan niet worden gecorrigeerd en veel te laat de juiste hulp. De afgelopen jaren heb ik ieder debat gebruikt om deze rotonde aan te pakken. En minister Dekker is er mee aan de gang gegaan. Uiteindelijk gebeurde er wel wat, maar niks substantieels. Het CDA wil dat de keten nu wel stevig hervormd wordt en dat daarbij het belang van rechtsbescherming van ouders en kinderen vooropgesteld wordt. Ik heb daarvoor (weer) een motie. De zoveelste op dit punt. Kan de minister garanderen dat organisatiebelang geen enkele rol kan spelen bij de hervorming van de keten?

In de medische wereld is het duidelijk. Bij twijfel niet ingrijpen. Want ingrijpen is soms noodzakelijk, maar altijd ook schadelijk. Binnen de jeugdbescherming zijn we dit een beetje vergeten. In de politiek en media zijn we dat helemaal vergeten. Als er ergens iets verkeerd gaat met een kind, dan eisen we op hoge toon dat herhaling voorkomen wordt. Tegelijkertijd willen we dat er niet te vlug wordt ingegrepen. Deze dubbele boodschap maakt het werk van jeugdbeschermers extra ingewikkeld. Want in de beeldvorming grijp je altijd te vroeg of te laat in. Voor het CDA is de boodschap helder. Bij twijfel bied je misschien hulp, maar grijp je niet in. Geen maatregel dus. Want niet alles is te voorkomen. En ja, niets doen is dus wel een optie. Ik vraag de minister op deze stelling te reflecteren.

Informele zorg. Het CDA heeft een initiatief geschreven over de eigen ingebrachte mentor. De JIM. Gewoon een persoon die het vertrouwen heeft van de jongere in kwestie. Iemand met genoeg nabijheid om niet weg te gaan. En iemand met genoeg afstand om niet mee te huilen met de wolven in het bos. Een buurman, een trainer, een tante. Het maakt niet uit. Geef zo’n steunfiguur een belangrijke rol, gelijkwaardig aan die van de hulpverlener. Niet om taken van hulpverleners over te nemen. Maar om mee te besluiten wat het beste is voor het kind. Afgelopen weekend interviewde Coen Verbraak op radio1 een moeder en haar zoon die meer dan 4 jaar uit huis was geplaatst. Het jochie van 14 mocht uiteindelijk terug naar zijn moeder, nadat hij midden in de nacht weer was weggelopen en het gezinshuis aangaf dat hij niet langer te handhaven was. Thuis gaat het nu alweer 1.5 jaar goed, in samenwerking met een zelfgekozen mentor, de peetoom van de jongen. Uit onderzoek blijkt dan ook dat de inzet van zulke mensen zorgt voor betere besluiten, minder uithuisplaatsingen en effectievere hulp. Het CDA wil dat de inzet van een, een steunfiguur, de regel en niet de uitzondering is!

Is de minister bereid een uitgebreid onderzoek naar deze inzet te faciliteren. En een steunfiguur wettelijk te verplichten? Graag een reactie. En ook op dit punt heb ik (weer) een motie.

Een kind hoort thuis bij ouders. Hulp in huis, geen kind uit huis. Er moet niet alleen een oplossing komen voor kinderen van toeslagenouders. Maar voor alle kinderen en hun gezinnen waarbij het echte probleem een bestaanszekerheidsprobleem is. De Jeugdbeschermingsketen moet simpeler en effectiever en met nadruk op de rechtsbescherming van ouders en kinderen worden georganiseerd. We moeten als politiek de heldere boodschap meegeven dat niet alles voorkomen kan worden. En dat iedere professional de ruimte moet voelen om ook niet in te grijpen. En tenslotte zou er standaard gewerkt moeten worden met een steunfiguur uit de omgeving van het kind. Want dat werkt.