Vragen & antwoorden: Europese wetgeving inzake mediavrijheid

Met dank overgenomen van Europese Commissie (EC) i, gepubliceerd op vrijdag 16 september 2022.

Het doel van de Europese wetgeving inzake mediavrijheid is de pluriformiteit en onafhankelijkheid van de media op de eengemaakte EU-markt te beschermen, zodat de media gemakkelijker over de grenzen heen kunnen opereren zonder ongepaste inmenging.

De wetgeving zal de bestaande maatregelen op de audiovisuele markt aanvullen met duidelijke regels en waarborgen die voor meer onafhankelijkheid, transparantie en samenwerking tussen mediamarktdeelnemers zorgen en daardoor de economische ontwikkeling van die marktdeelnemers over de grenzen heen bevorderen.

  • Wat zijn de algemene voordelen van deze wetgeving voor de mediabedrijven?

De Europese wetgeving inzake mediavrijheid zal de pluraliteit van het Europese medialandschap beschermen door de redactionele vrijheid van de mediabedrijven te versterken en deze bedrijven te beschermen tegen ongerechtvaardigde, onevenredige en discriminerende nationale maatregelen. De mediabedrijven zullen ook de vruchten kunnen plukken van een eerlijkere en transparantere toewijzing van reclame-uitgaven van de overheid.

Deze gemeenschappelijke reeks regels voor alle mediaspelers in de EU zal zorgen voor meer rechtszekerheid en meer voorspelbaarheid wat betreft concentraties op de mediamarkt, waardoor het voor deze spelers gemakkelijker wordt om hun activiteiten uit te breiden tot de gehele Europese interne markt. De mediabedrijven zullen kunnen profiteren van eerlijke concurrentie en een beter rendement op investeringen in de digitale omgeving, bijvoorbeeld dankzij de nieuwe transparantieregels voor publieksmeting en de nieuwe waarborgen inzake het verwijderen van inhoud op zeer grote onlineplatforms.

  • Wat zijn de voordelen van deze wetgeving voor de aanbieders van publieke mediadiensten?

Publieke media spelen een bijzondere rol bij het waarborgen van de toegang van de burger tot informatie. Vanwege hun financieringsbron zijn publieke media echter bijzonder kwetsbaar voor politieke inmenging.

Daarom wordt in de wetgeving inzake mediavrijheid bijzondere aandacht besteed aan de publieke media en de uitdagingen waarmee zij worden geconfronteerd. Volgens de voorgestelde verordening moet de financiering van publieke media adequaat en stabiel zijn, zodat de redactionele onafhankelijkheid wordt gewaarborgd. In de wetgeving wordt ook bepaald dat aanbieders van publieke mediadiensten op onpartijdige wijze een veelheid aan informatie en meningen moeten laten zien. Om een grotere onafhankelijkheid van partijdige politieke beïnvloeding te waarborgen, wordt ten slotte bepaald dat het hoofd en de leden van de raad van bestuur van publieke media op een transparante, open en niet-discriminerende manier moeten worden benoemd en alleen in zeer specifieke omstandigheden kunnen worden ontslagen.

  • Wat zijn de voordelen van deze wetgeving voor journalisten en andere mediaprofessionals?

Journalisten en redacteuren zullen beter worden beschermd tegen ongepaste inmenging in de redactionele besluitvorming en zullen, in het geval van publieke media, de zekerheid hebben dat hun werkgever over toereikende en stabiele financiering beschikt om de werking in de toekomst te waarborgen, overeenkomstig zijn openbaredienstverleningstaak.

De wetgeving maakt ook duidelijk dat het gebruik van spyware tegen media, journalisten en hun familieleden verboden is. In diezelfde geest verduidelijken de voorgestelde regels dat journalisten niet mogen worden vervolgd wanneer zij de vertrouwelijkheid van hun bronnen beschermen.

De begeleidende aanbeveling bevat een catalogus van beste praktijken om de redactionele onafhankelijkheid te versterken, en spoort aan om journalisten bij de besluitvorming van mediabedrijven te betrekken en om opleidingsmogelijkheden aan te bieden.

De verordening en de aanbeveling vormen een aanvulling op de tot dusver door de Commissie ingediende maatregelen voor de bescherming van journalisten, zoals de aanbeveling over de veiligheid van journalisten en de voorgestelde richtlijn om journalisten en verdedigers van rechten te beschermen tegen misbruik van procesrecht (anti-SLAPP).

  • Welke vereisten zijn tot de media zelf gericht?

De wetgeving bevat een reeks nieuwe rechten ter bescherming van de media, en ook een aantal zeer specifieke plichten. Het gaat dan onder meer om specifieke vereisten voor media die inhoud op het gebied van nieuws en actualiteit aanbieden, aangezien deze media een bijzonder belangrijke rol spelen bij het informeren van de burgers en het vormen van de publieke opinie.

Ten eerste moeten deze media transparant zijn over hun eigendom. Deze vereiste bouwt voort op bestaande EU-wetgeving voor ondernemingen in het algemeen (vennootschapsrecht en antiwitwasregels).

Ten tweede moeten die media passende maatregelen nemen om de onafhankelijkheid van individuele redactionele beslissingen te waarborgen en feitelijke of potentiële belangenconflicten openbaar te maken.

De media kunnen volledig zelf bepalen welke maatregelen volgens hen het beste passen bij hun bedrijfsmodel, omvang en andere specifieke kenmerken. Met het oog op transparantie, vertrouwen en het algemeen belang verplicht de voorgestelde wetgeving de media om rekening te houden met deze belangrijke beginselen - transparantie over eigendom en over feitelijke of potentiële belangenconflicten en de onafhankelijkheid van individuele redactionele beslissingen.

Het gaat er hier niet om te reguleren hoe de media zichzelf organiseren. De overgrote meerderheid van de media hebben al maatregelen op dit vlak ingevoerd.

De nieuwe raad speelt trouwens geen rol bij het toezicht op deze regels en mag niet worden beschouwd als een nieuw toezichthoudend orgaan voor de mediasector.

  • Hoe zal deze wetgeving het gebruik van spyware tegen journalisten reguleren?

De wetgeving verbiedt het gebruik van spyware tegen media, journalisten en hun familieleden. Dat is de regel. Eventuele uitzonderingen op deze regel (op grond van de nationale veiligheid, die onder de bevoegdheid van de lidstaat valt, of onderzoek naar gesloten lijsten van ernstige strafbare feiten, zoals terrorisme, kindermisbruik of moord) worden in deze wetgeving nauwkeurig omschreven. De wetgeving laat er geen misverstand over bestaan dat uitzonderingen per geval naar behoren moeten worden gemotiveerd, in overeenstemming moeten zijn met het Handvest van de grondrechten en bovendien alleen zijn toegestaan wanneer er geen ander passend onderzoeksinstrument bestaat. De wetgeving voorziet op dit vlak in concrete nieuwe garanties op EU-niveau.

Elke betrokken journalist krijgt het recht om bij een onafhankelijke rechtbank in de respectieve lidstaat om effectieve rechterlijke bescherming te verzoeken. Bovendien moet elke lidstaat een onafhankelijke autoriteit aanwijzen voor de behandeling van klachten van journalisten over het gebruik van spyware tegen hen. Deze onafhankelijke autoriteiten moeten binnen drie maanden na het verzoek een advies uitbrengen over de naleving van de wetgeving inzake mediavrijheid.

  • Wat is de rol van de Europese waakhond voor mediavrijheid? Hoe zal de Europese raad voor mediadiensten in de praktijk functioneren?

De Commissie stelt voor om een nieuwe Europese raad voor mediadiensten op te richten, bestaande uit nationale media-autoriteiten. De raad zal in de plaats komen van de Europese Groep van regelgevende instanties voor audiovisuele mediadiensten (ERGA), die is opgericht op grond van de richtlijn audiovisuele mediadiensten (AVMSD) van de EU. De raad moet bij de uitvoering van zijn taken volledig onafhankelijk optreden.

De raad zal:

  • de doeltreffende en consistente toepassing van de Europese wetgeving inzake mediavrijheid en het bredere kader van de EU-mediawetgeving bevorderen;
  • deskundig advies verstrekken over regelgevende, technische of praktische aspecten van mediaregelgeving;
  • adviezen uitbrengen over nationale maatregelen en concentraties op de mediamarkt die de werking van de interne markt voor mediadiensten kunnen beïnvloeden, onder meer doordat ze een impact hebben op de vrijheid en pluraliteit van de media;
  • de samenwerking en de doeltreffende uitwisseling van informatie, ervaringen en beste praktijken tussen nationale regelgevende instanties voor de media bevorderen.

De raad krijgt een specifieke rol toebedeeld in de strijd tegen desinformatie, waaronder buitenlandse inmenging en manipulatie van informatie. Ook zal de raad nationale maatregelen coördineren met betrekking tot mediadiensten die door buiten de Unie gevestigde aanbieders aan een doelpubliek in de Unie worden aangeboden en risico's inhouden voor de openbare veiligheid en defensie.

De wetgeving voorziet in een mechanisme voor wederzijdse bijstand indien een regelgevende instantie de hulp van een andere regelgevende instantie nodig heeft om risico's voor de interne markt of de openbare veiligheid aan te pakken.

Wat het toezicht op de regels voor aanbieders van publieke mediadiensten betreft, zij erop gewezen dat het aan elke lidstaat is om een of meer onafhankelijke autoriteiten of organen aan te wijzen. Dit hoeven niet noodzakelijk de regulerende instanties voor de media te zijn. Deze aanpak is bedoeld om rekening te houden met de specifieke nationale situatie op het gebied van toezicht op publieke media.

De raad is evenmin verantwoordelijk voor het toezicht op andere bepalingen van de wetgeving die gaan over de rechten en plichten van aanbieders van mediadiensten, waaronder perspublicaties.

  • Hoe zal de beoordeling van een concentratie op de mediamarkt in zijn werk gaan?

De wetgeving inzake mediavrijheid staat niet in de weg aan concentraties op de mediamarkt en stelt geen specifieke drempels vast voor die concentraties. Zij biedt echter wel een kader voor nationale regels en procedures voor de beoordeling van concentraties op de mediamarkt die een aanzienlijke impact kunnen hebben op de pluriformiteit van de media en de redactionele onafhankelijkheid.

Doel van het voorstel is te zorgen voor een goed functionerende interne mediamarkt. Zonder daarbij afbreuk te doen aan de toepasselijke mededingingsregels verplicht de verordening de lidstaten om concentraties van de mediamarkt te beoordelen die een aanzienlijke impact kunnen hebben op de pluriformiteit van de media en de redactionele onafhankelijkheid. Dit zal gebeuren op basis van vooraf vastgestelde criteria die rekening houden met een aantal elementen, waaronder de gevolgen voor de vorming van de publieke opinie, waarborgen voor de redactionele onafhankelijkheid en economische duurzaamheid.

De raad zal adviezen kunnen uitbrengen over ontwerpbeoordelingen van nationale regelgevende instanties met betrekking tot concentraties op de mediamarkt die de werking van de interne markt kunnen beïnvloeden. Hij kan ook advies uitbrengen wanneer een nationale autoriteit of instantie deze beoordeling niet heeft uitgevoerd of de raad niet heeft geraadpleegd.

  • Hoe reguleert deze wetgeving de nationale maatregelen die van invloed zijn op de media?

Deze wetgeving schrijft voor dat alle nationale maatregelen (wet- of regelgevende en bestuursrechtelijke maatregelen, bv. het verlenen van een licentie of toestemming) die van invloed kunnen zijn op de activiteiten van aanbieders van mediadiensten op de interne markt, gerechtvaardigd, evenredig, gemotiveerd, transparant, objectief en niet-discriminerend moeten zijn.

De raad kan op verzoek van de Commissie optreden door adviezen uit te brengen over nationale maatregelen, waaronder wetgevingsvoorstellen die op nationaal niveau worden aangenomen. De Commissie zal ook de mogelijkheid hebben om haar eigen adviezen over dergelijke maatregelen uit te brengen.

Bij inbreuken op de wetgeving zal de Commissie op grond van de bevoegdheden die haar door de Verdragen zijn verleend, kunnen ingrijpen, onder meer door een inbreukprocedure in te leiden.

  • Hoe zal deze wetgeving omgaan met overheidsreclame en waarom is dit belangrijk?

Overheidsreclame is een belangrijke bron van inkomsten in de mediasector en marktspelers moeten gelijke kansen hebben om daartoe toegang te krijgen.

Wat reclame van de overheid (nationale of regionale overheden of lokale overheden van steden met meer dan 1 miljoen inwoners) en van staatsbedrijven betreft, vereist de Europese wetgeving inzake mediavrijheid dat deze reclame op een transparante, objectieve, evenredige en niet-discriminerende manier aan media wordt toegewezen. Deze regel moet het risico dat overheidsgeld en andere staatsmiddelen worden ingezet voor partijdige belangen, tot een minimum beperken en eerlijke concurrentie op de interne mediamarkt bevorderen. Overheidsinstanties en staatsbedrijven zullen jaarlijks informatie moeten publiceren over hun reclame-uitgaven ten gunste van aanbieders van mediadiensten - onder meer bij welke aanbieders ze reclamediensten hebben gekocht en hoeveel ze daarvoor per aanbieder hebben uitgegeven.

  • Wat is het verband tussen deze wetgeving en de wetgeving inzake digitale diensten, als het gaat om het modereren van media-inhoud?

De Europese wetgeving inzake mediavrijheid bouwt voort op de wetgeving inzake digitale diensten. Het voorstel moet aanbieders van mediadiensten beter beschermen tegen het verwijderen van volgens de regels van de kunst geproduceerde media-inhoud door zeer grote onlineplatforms (meer dan 45 miljoen gebruikers in de EU). Als deze platforms inhoud ontoegankelijk willen maken, zullen ze de redenen daarvoor eerst aan de aanbieders van mediadiensten moeten meedelen. De voorgestelde waarborgen moeten ervoor zorgen dat deze vroegtijdige waarschuwing verloopt op een manier die in overeenstemming is met andere prioriteiten van de Commissie, zoals de bestrijding van desinformatie. De platforms moeten eventuele klachten van aanbieders van mediadiensten met voorrang behandelen. Om ongerechtvaardigde verwijdering van inhoud te voorkomen, voorziet het voorstel in een zinvolle en doeltreffende dialoog tussen de partijen en in verplichte jaarlijkse rapportage door zeer grote onlineplatforms.

Bovendien zal de Europese raad voor mediadiensten een gestructureerde dialoog organiseren tussen de zeer grote onlineplatforms, de mediasector en het maatschappelijk middenveld om de toegang tot een divers aanbod van onafhankelijke media op zeer grote onlineplatforms te bevorderen en toezicht te houden op de naleving van zelfreguleringsinitiatieven die tot doel hebben de samenleving te beschermen tegen schadelijke inhoud, waaronder desinformatie en buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging.

  • Wat zijn de verbanden tussen deze wetgeving en de richtlijn audiovisuele mediadiensten?

De Europese wetgeving inzake mediavrijheid bouwt voort op de herziene richtlijn audiovisuele mediadiensten, die bepaalde aspecten van de regelgeving van de lidstaten inzake audiovisuele mediadiensten coördineert. Het voorstel versterkt met name de samenwerking tussen de nationale regelgevende instanties voor de media, onder meer wat de bepalingen van de richtlijn audiovisuele mediadiensten betreft. Met de Europese wetgeving inzake mediavrijheid wordt een kader voor samenwerking en wederzijdse bijstand tussen deze regelgevende instanties ingesteld, alsook een nieuw mechanisme dat het gemakkelijker maakt om de naleving van de vereisten waaraan videoplatforms zich op grond van de richtlijn audiovisuele mediadiensten moeten houden, te handhaven. Daarnaast zal de Europese Groep van regelgevende instanties voor audiovisuele mediadiensten (ERGA), die in het kader van de richtlijn audiovisuele mediadiensten is opgericht, worden vervangen door de Europese raad voor mediadiensten. Deze raad zal de taken van ERGA in het kader van de richtlijn audiovisuele mediadiensten overnemen en krijgt daarnaast nog nieuwe taken in het kader van het voorstel. Zowel de verordening als de bijbehorende aanbeveling bouwt ook voort op de bepalingen van de richtlijn audiovisuele mediadiensten inzake transparantie van media-eigendom.

Daarnaast voert de voorgestelde Europese wetgeving inzake mediavrijheid een aantal nieuwe bepalingen in die verder gaan dan de richtlijn audiovisuele mediadiensten, bijvoorbeeld op het vlak van systemen voor publieksmeting, overheidsreclame en de bescherming van journalistieke bronnen. De Europese wetgeving inzake mediavrijheid heeft ook een breder toepassingsgebied en is niet beperkt tot audiovisuele media.

  • Wat houdt het nieuwe recht op aanpassing van het audiovisuele media-aanbod in?

De verordening voert een recht in op aanpassing van het media-aanbod op apparaten en interfaces die worden gebruikt om toegang te krijgen tot audiovisuele mediadiensten, zoals geconnecteerde tv's. Het houdt in dat gebruikers de standaardinstellingen voor, bijvoorbeeld, shortcuts voor hardware (zoals een afstandsbediening) en software, apps en zoekgebieden kunnen wijzigen en aan hun eigen voorkeuren kunnen aanpassen.

Fabrikanten en ontwikkelaars die dergelijke apparaten en gebruikersinterfaces in de handel brengen, zullen ervoor moeten zorgen dat die een functionaliteit bevatten waarmee gebruikers dit recht vrij en gemakkelijk kunnen uitoefenen.

De regels beletten de lidstaten niet om passende aandacht voor audiovisuele mediadiensten van algemeen belang te waarborgen (artikel 7 bis van de herziene richtlijn audiovisuele mediadiensten).

  • Waarom en hoe wordt de kwestie van publieksmeting behandeld in deze wetgeving?

Publieksmeting is een cruciaal instrument voor de media- en de reclamewereld. Het wordt gebruikt bij de berekening van de reclameprijzen en de toewijzing van de reclame-inkomsten en speelt daardoor een belangrijke rol voor de planning, productie of distributie van inhoud door aanbieders van mediadiensten.

Voortbouwend op de wetgeving inzake digitale markten schrijft de verordening voor dat de aanbieders van instrumenten voor publieksmeting gedetailleerde informatie over de gebruikte methodologie moeten verstrekken aan de aanbieders van mediadiensten en de adverteerders. De wetgeving inzake mediavrijheid verplicht de regelgevende instanties ook om het opstellen van gedragscodes bij aanbieders van publieksmetingsinstrumenten aan te moedigen om zo transparantie, inclusiviteit en non-discriminatie te bevorderen.

De nieuwe regels voor publieksmeting moeten voor de mediabedrijven eerlijke concurrentie en een beter rendement op investeringen in de digitale omgeving opleveren.

  • Waarom komt de Commissie met een verordening én een aanbeveling?

De Europese wetgeving inzake mediavrijheid bestaat uit een verordening met gemeenschappelijke regels en waarborgen die rechtstreeks toepasselijk zullen zijn in de hele Europese Unie zodra de verordening door het Europees Parlement en de Raad wordt aangenomen. De verordening gaat vergezeld van een aanbeveling met een catalogus van op vrijwilligheid gebaseerde beste praktijken die bij mediabedrijven en andere belanghebbenden in de mediasector zijn verzameld en met hen moeten worden besproken met het oog op verdere ondersteuning van de redactionele onafhankelijkheid. Doel hiervan is de media beter bestand te maken tegen druk. Daarnaast bevat de aanbeveling adviezen voor mediabedrijven en lidstaten om de transparantie van media-eigendom te verbeteren. De aanbeveling zal onmiddellijk van toepassing zijn en zal naar verwachting op korte termijn tot positieve ontwikkelingen op de interne mediamarkt leiden. Bovendien maakt een combinatie van een verordening en een aanbeveling het mogelijk rekening te houden met de specifieke kenmerken van zowel de regelgeving als de zelfregulering inzake media op EU-niveau en in de lidstaten.

  • Wanneer treedt deze wetgeving in werking?

In de volgende fase zullen het Europees Parlement en de lidstaten het voorstel voor een verordening van de Commissie bespreken volgens de gewone wetgevingsprocedure. Zodra de verordening door de medewetgevers wordt aangenomen, is ze verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten. De meeste bepalingen worden zes maanden na de inwerkingtreding van de verordening van toepassing. De bepalingen over de Europese raad voor mediadiensten worden drie maanden na de inwerkingtreding al van toepassing om de basis te leggen voor een succesvolle uitvoering.

  • Hoe zal deze wetgeving in de lidstaten worden gehandhaafd?

De wetgeving inzake mediavrijheid heeft de vorm van een verordening, wat betekent dat ze rechtstreeks toepasselijk is in alle lidstaten. Dit betekent dat vermeende inbreuken voor de nationale rechter kunnen worden gebracht. De Europese raad voor mediadiensten zal er samen met de Europese Commissie over waken dat zowel de Europese wetgeving inzake mediavrijheid als het bredere EU-wetgevingskader inzake media consistent wordt toegepast. Wat betreft nationale maatregelen die de werking van aanbieders van mediadiensten beïnvloeden, zullen de adviezen van de raad een belangrijke rol spelen als uitgemaakt moet worden of een lidstaat inbreuk op de Europese wetgeving inzake mediavrijheid heeft gepleegd. In de ernstigste gevallen zou de Commissie op grond van de bevoegdheden die haar door de Verdragen zijn verleend, kunnen ingrijpen, onder meer door een inbreukprocedure in te leiden.

De aanbeveling die bij het wetgevingsvoorstel hoort, is niet bindend. Dit neemt niet weg dat de Commissie toezicht zal houden op de uitvoering van de aanbeveling door de lidstaten, en in relevante fora besprekingen zal houden over de maatregelen van belanghebbenden om de aanbeveling op te volgen.

Meer informatie

Persbericht

Factsheet: Mediavrijheid en -pluriformiteit in de EU

Factsheet: Europese wetgeving inzake mediavrijheid

Voorstel voor een verordening en aanbeveling inzake de Europese wetgeving inzake mediavrijheid

Effectbeoordeling inzake de Europese wetgeving inzake mediavrijheid

Video van vicevoorzitter Jourová over de wetgeving inzake mediavrijheid