Uitvoeringsbesluit 2022/1843 - 29 september 2022 Machtiging van Zweden overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG verlaagde accijnstarieven toe te passen op benzine, ongemerkte gasolie en gelijkwaardige brandstoffen die als motorbrandstof worden gebruikt - Hoofdinhoud

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 254/56

Bij brief van 6 mei 2022 heeft Zweden op grond van artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG verzocht te worden gemachtigd om verlaagde accijnstarieven toe te passen op benzine, ongemerkte gasolie en gelijkwaardige brandstoffen die als motorbrandstof worden gebruikt. De Zweedse autoriteiten hebben op 19 en 24 mei 2022 aanvullende informatie en nadere toelichtingen bij hun verzoek verstrekt. Dat verzoek heeft betrekking op een periode van drie maanden.

Volgens de Zweedse autoriteiten strekt de toepassing van een verlaagd belastingtarief ertoe de sociale en economische gevolgen van de hoge detailhandelsprijzen van benzine, ongemerkte gasolie en gelijkwaardige brandstoffen die als motorbrandstof worden gebruikt, die het resultaat zijn van de uitzonderlijke geopolitieke situatie en zowel de gezinnen als de bedrijven rechtstreeks treffen, te verlichten. Aangezien Zweden een dunbevolkt land is en daardoor sterk afhankelijk is van auto’s, moeten de verlaagde accijnstarieven volgens hun beoordeling het effect van de stijging van de detailhandelsprijzen helpen beperken en op die manier de dagelijkse behoeften in verband met het verbruik van motorbrandstoffen helpen dekken.

De gevraagde machtiging zal naar verwachting de mededinging niet verstoren en evenmin de goede werking van de interne markt belemmeren. Gezien de korte looptijd van de maatregel en de uitzonderlijke omstandigheden in het licht van de geopolitieke situatie, in combinatie met uitzonderlijk hoge prijzen voor ruwe olie, wordt de gevraagde machtiging passend en evenredig geacht. De machtiging schept een evenwicht tussen de specifieke beleidsdoelstellingen van artikel 19, lid 1, derde alinea, van Richtlijn 2003/96/EG, met name het milieubeleid van de Unie, en de dringende noodzaak om betaalbare energie voor bedrijven en huishoudens te waarborgen. De belastingverlaging zou de hogere energiekosten gedeeltelijk compenseren en wordt niet gecombineerd met andere soorten belastingverlagingen.

Zweden moet derhalve, overeenkomstig het verzoek, worden gemachtigd om verlaagde accijnstarieven toe te passen op benzine, ongemerkte gasolie en gelijkwaardige brandstoffen die als motorbrandstof worden gebruikt.

Op grond van artikel 19, lid 2, van Richtlijn 2003/96/EG dient iedere uit hoofde van die bepaling verleende machtiging strikt beperkt in de tijd te zijn. Om evenwel toekomstige algemene ontwikkelingen van het bestaande juridische kader niet te ondergraven, is het passend te bepalen dat deze machtiging, indien de Raad op basis van artikel 113 of een andere bepaling van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie een gewijzigde algemene regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit invoert waaraan deze machtiging niet zou zijn aangepast, vervalt op de dag waarop die gewijzigde algemene regeling van toepassing wordt.

Dit besluit laat de toepassing van de Unieregels betreffende staatssteun onverlet,